NL192150C

NL192150C - Cassette met buigzame magneetschijf.

Info

Publication number: NL192150C
Application number: NL8103816A
Authority: NL
Original assignee: Sony Corp
Priority date: 1980-08-14
Filing date: 1981-08-14
Publication date: 1997-02-04
Also published as: AT373422B; IT1138911B; KR850002421Y1; CH656969A5; AU3727085A; BR8105208A; USRE32781E; MY8600247A; US4445157A; ATA355581A; GB2082372B; NL8103816A; HK79585A; AU7364981A; AU542885B2; CH653167A5; GB2082372A; FR2488714B1; NL192150B; JPS5738387U

Description

1 192150

Cassette met buigzame magneetschljf

De uitvinding heeft betrekking op een magneetschijfcassette, omvattende een huis met een bovenhelft en een onderhelft en een in het huis aangebrachte buigzame magneetschijf, welke magneetschijf is voorzien 5 van een in zijn midden daaraan bevestigd centreringskemorgaan, dat een buiten het vlak van de schijf uitstekend deel vertoont, waarbij ten minste de onderhelft van het huis een aandrijfopening vertoont, met een diameter die enigszins groter is dan een buitendiameter van het buiten het schijfvlak uitstekende deel van het centreringskemorgaan. Een dergelijke magneetschijfcassette is bekend uit het Britse octrooischrift 2.007.005.

10 Daarin wordt een magneetschijfcassette getoond met openingen in zowel de boven- als onderhelft van het huis, en een centreringskemorgaan met een relatief hoog middendeel dat naar boven en naar beneden uitsteekt in deze beide openingen. Doordat de hoogte van het centreringskemorgaan groter is dan de ruimte tussen de boven- en onderhelft van het cassettehuis, vertoont de schijf ook in ongebruikte toestand slechts een geringe speling in radiale richting, en wordt beschadiging van de omtreksrand door contact met de 15 zijwand van het huis voorkomen. De in dit Britse octrooischrift beschreven constructie heeft echter het nadeel dat het centreringskemorgaan of de naaf opgebouwd is uit verschillende onderdelen, die afzonderlijk vervaardigd en vervolgens met elkaar en de schijf verbonden dienen te worden. Dit kost relatief veel tijd en brengt derhalve aanzienlijke kosten met zich mee. Daarnaast is de bekende cassette voorzien van openingen in zowel zijn boven- als zijn onderhelft. Hierdoor kan altijd stof en vuil in het cassettehuis 20 binnendringen wanneer een cassette niet gebruikt wordt, ongeacht op welke zijde hij rust.

De uitvinding beoogt derhalve een verbeterde magneetschijfcassette van de hiervoor beschreven soort te verschaffen. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat het centreringskemorgaan uit één stuk vervaardigd en in hoofdzaak hoedvormig is, met een aan de schijf bevestigde ringvormige liggende flens, een daarmee verbonden, buiten het vlak van de schijf uitstekende ringvormige staande flens en een met de 25 staande flens verbonden bodem, waarbij de hoogte van de staande flens groter is dan de afstand tussen de bovenhelft en de onderhelft van het huis, en de bovenhelft van het huis tegenover de aandrijfopening gesloten is, en voorzien is van een ringvormig uitsteeksel met een diameter die eriigszjns kleiner is dan de binnendiameter van een door de staande flens en de bodem van het centreringskemorgaan bepaalde centreringsholte, zodanig dat een verplaatsing van de magneetschijf in radiale richting in het huis begrensd 30 en contact tussen een omtreksrandgedeelte van de schijf en een zijwand van het huis vermeden wordt.

Door gebruik te maken van een uit een stuk vervaardigde hoedvormig centreringsorgaan, wordèn de materiaal- en vervaardigingskosten daarvan aanzienlijk verlaagd. Bovendien kan met een dergelijke constructie volstaan worden met een opening in slechts één van de cassettehelften, waardoor het risico van binnendringen van stof en vuil verkleind wordt. Doordat bovendien het ringvormige uitsteeksel op de 35 bovenwand, het hoedvormig centreringsorgaan en de opening in de onderwand alle gelijk gericht zijn, wordt een relatief grote werkzame hoogte verkregen voor de centrering, terwijl daarentegen de daadwerkelijke constructiehoogte relatief gering is.

Opgemerkt wordt nog dat uit het Amerikaanse octrooischrift 4.175.274 een magneetschijfcassette bekend is met een gesloten bovenhelft en een onderhelft met een centreringsopening. Het betreft hier echter een 40 cassette waarvan het centreringsorgaan uit meerdere in dikterichting onderling vrij beweegbare delen is opgebouwd, terwijl voor het centreren bovendien gebruik gemaakt wordt van een uitsparing in de bovenwand van het cassettehuis, in plaats van een daarop aangebracht uitsteeksel.

Opgemerkt wordt tenslotte dat uit het Amerikaanse octrooischrift 4.194.228 een magneetschijfcassette bekend is, welke een gesloten bovenwand heeft, van waaruit een ringvormige flens omlaag reikt in een 45 ringvormige uitsparing van een cirkelvormig kernorgaan, met het doel om de radiale verplaatsing van de magneetschijf binnen de cassette te begrenzen, zodat de schijfomtrek niet met de binnenomtrek van het cassettehuis in contact kan komen. Deze bekende magneetcassette is van een ander type, omdat voorzien is in een bij gebruik te verwijderen stofkap, welke indien bevestigd, de magneetschijf met behulp van wrijvingsmiddelen tegen radiale verplaatsing vastklemt, zodat de hierboven beschreven voorziening als een 50 extra borging moet worden beschouwd, welke slechts kortstondig de enige begrenzing vormt, namelijk na verwijdering van de stofkap tot aan het moment van plaatsing op de aandrijving. De afmetingen van de ringvormige flens en de ringvormige uitsparing zijn hierbij zodanig op elkaar afgestemd dat wanneer de magneetschijf kortstondig op de onderwand van de cassette komt te rusten de begrenzingsfunctie wordt gehandhaafd.

Andere doeleinden, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving aan de hand van de tekening.

55 192150 2

Figuur 1 is een langsdoorsnede in welke schematisch een conventionele schijfcassette in geladen toestand toont in een conventionele magneetopneem- en/of weergeefinrichting; figuur 2 is een vergrootte doorsnede volgens lijn ll-ll van figuur 1; figuur 3 is een perspectivisch aanzicht met .uiteengenomen delen van een schijfcassette volgens de 5 uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 4 is een van onder gezien perspectivisch aanzicht van een bovenste helft van een cassette-omhulsel; figuur 5 is een bovenaanzicht van een centreringskemschijf gezien van een zijde met een uitsparing; figuur 6 is een van onderen gezien perspectivisch aanzicht van de schijfcassette; 10 figuur 7 is een langsdoorsnede van een belangrijk deel van de schijfcassette waarbij het centrale gedeelte daarvan wordt getoond en delen zijn weggelaten.

In figuur 1 wordt een tot de stand van de techniek behorende cassette opneem- en weergeefschijf 1 getoond, welke een plat cassetteomhulsel 4 omvat in de vorm van een rechthoekig parallellepipedum dat 15 bovenste en onderste helften 2 en 3 omvat, en waarin roteerbaar een bladvormige buigzame magneetschijf (magnetisch blad) 5 is opgenomen. Aan beide oppervlakken van de magneetschijf 5 is een magnetische laag gevormd, en op het centrale deel daarvan is met een kleefmiddel of dergelijke een centreringskemschijf 6 geplakt die uit een cirkelvormige plaat bestaat. In het centrale deel van de centreringskemschijf 6 is een insteekopening 7 voor een rotatie-as gevormd.

20 Wanneer de schijfcassette 1 is aangebracht (geladen) in een magnetische opneem- en/of weergeefinrichting (niet getoond) wordt een roterende wagen 8 in een opening 3a van de onderste helft 3 gestoken en wordt tegelijkertijd de rotatie-as 9 in de insteekopening 7 daarvoor gestoken, waarbij in deze toestand de centreringskemschijf 6 wordt aangetrokken en op de roterende wagen 9 wordt bevestigd door middel van een niet getoond aantrekkingsorgaan dat uit een magneet bestaat. In dit geval is de magneetschijf 5 gezien 25 in de richting van de dikte van de cassette in het midden van het omhulsel 4 aangebracht. Verder wordt de magneetkop 11 in een kopinsteekopening 10 gestoken die gevormd is in de onderhelft 3 waarna deze in contact gebracht wordt met het magnetische oppervlak van de magneetschijf 5.

In een dergelijke geladen toestand wordt de centreringskemschijf 6 samen met de roterende wagen 9 geroteerd door middel van een aandrijfeenheid zoals een motor 12, waarna de magneetschijf 5 in de 30 schijfcassette 1 wordt geroteerd. In combinatie daarmee wordt de magneetkop 11 in radiale richting van de magneetschijf 5 bewogen (namelijk in de richting van pijl a in figuur 27), waardoor een gewenste opneem-of weergeefverrichting wordt uitgevoerd.

Ten einde te voorkomen dat het omtreksrandgedeelte van de magneetschijf 5 tegen de bovenste en onderste helften 2 en 3 aankomen en daardoor worden gebogen is in de schijfcassette 1 van deze soort 35 een ringvormig uitsteeksel 13 aan het binnenoppervlak van de bovenhelft 2 gevormd om de verplaatsing van de centreringskemschijf ten opzichte van het cassetteomhulsel 4 te beperken. De schijfcassette heeft bijvoorbeeld de volgende relatieve afmetingen van het cassetteomhulsel 4, het uitsteeksel 13, de centreringskemschijf 6 en de magneetschijf 5. De dikte €·, van het cassetteomhulsel 4 is 3,4 mm, de plaatdikte van de bovenhelft 2 is 0,8 mm, de plaatdikte i3 van het centreringsopeningsgedeelte 3a van de onderbelft is 40 1,3 mm, de hoogte van het uitsteeksel 13 is 0,5 mm, de afstand £s tussen de magneetschijf 5 en het uitsteeksel 13 en de afstand l5 tussen de magneetschijf 5 en een ringvoimig uitsteeksel 14 van de ondeibelft 3 zijn elk 0,4 mm, de dikte £6 van de centreringskemschijf 6 is 0,5 mm, en de afstand (7 tussen het binnenoppervlak van de bovenhelft 3 en de centreringskemschijf 6 is 0,4 mm (zie figuur 2). De magneetschijf 5 is dus in het midden in de richting van de dikte van het cassetteomhulsel 4 aangebracht.

45 Wanneer de schijfcassette 1 echter niet in een magnetische opneem- en/of weergeefinrichting is opgenomen, dat wil zeggen, wanneer de schijfcassette 1 niet in gebruik is, bewegen de magneetschijf 5 en de centreringskemschijf 6 naar de onderbelft 3 ten gevolge van hun eigen gewicht zoals aangegeven met een stippelstreeplijn in figuur 2, waardoor een streep van ongeveer 0,3 mm wordt gevormd tussen het boveneinde van het uitsteeksel 13 van de bovenhelft 2 en het bovenoppervlak van de centreringskemschijf 50 6. Bij aanwezigheid van deze spleet wordt de beweging van de centreringskemschijf 6 niet alleen langer beperkt door het uitsteeksel 13, dat wil zeggen de centreringskemschijf 6 en de magneetschijf 5 bewegen vrij in horizontale richting in het cassetteomhulsel 4, zodat het omtreksrandgedeelte van de magneetschijf 5 tegen de zijwand van het cassetteomhulsel 4 aan kan bewegen en daardoor kan worden gebogen.

Wanneer de omtreksrand van de magneetschijf 5 eenmaal is gebogen, is het niet langer mogelijk om een 55 goede opname en weergave nabij het omgebogen omtreksrandgedeelte uit te voeren.

Dit nadeel kan worden overwonnen door de dikte (s van de centreringskemschijf 6 groter te maken en daardoor de overiappingslengte (a tussen het uitsteeksel 13 en de centreringskemschijf 6 ten zijde van het 3 192150 aanbrengen van de schrijfcassette 1 groter te maken, maar dit kan niet worden uitgevoerd vanwege de resulterende zeer kleine ruimte (in het bijzonder in de richting van de dikte) in het cassetteomhulsel 4 en, zoals eerder opgemerkt, vanwege de eis dat de magneetschijf 5 in het midden in de richting van de dikte van het cassetteomhulsel 4 moet zijn aangebiacht.

5 Aan de hand van figuur 3 tot en met figuur 7 zal een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden beschreven. In deze uitvoeringsvorm is een buigzame magneetschijfcassette met een bladvormige buigzame magneetschijf in een opneem- en/of weergeefinrichting aangebracht en wordt een opneem- en/of weergeefwerking uitgevoerd. Eerst wordt hier een uiteenzetting gegeven over een schrijfcassette 26 welke een buigzame magneetschijf 21 en een cassetteomhulsel 22 omvat. Zoals in figuur 3 wordt getoond, is de 10 buigzame magneetschijf 21 bijvoorbeeld gevormd van een dunne schijfvoimige kunststof folie met een dikte van 0,4 mm, waarbij aan beide oppervlakken een magnetische laag uniform is aangebracht waarmee een opneemweeigeefkop in contact kan worden gebracht. In het midden van de buigzame magneetschijf 21 is een cirkelvormige centreringsopening 21a gevormd (zie figuur 7) waarin een centreringskemschijf 23 is bevestigd die van een ferromagnetisch materiaal zoals ijzer is vervaardigd. De centreringskemschijf 23 is 15 door persen vervaardigd van een platte schijf en omvat, zoals in figuur 3 en figuur 7 wordt getoond aan één zijde daarvan een centreringsholte 23a en aan de andere zijde daarvan is een schijfvormig bolgedeelte 23b gevormd, terwijl aan het omtreksrandgedeelte van de centreringskemschijf 23 een ringvormige verheven rand 23c is gevormd. De centreringskemschijf 23 heeft dus de vorm van een pan. Zoals in figuur 7 wordt getoond, is een ringvormige plaat welke aan weerszijden zelfklevend is verbonden met de verheven rand 20 23c van de centreringskemschijf 23 en het omtreksrandgedeelte van de centreringsopening 21a van de magneetschijf 21 is met de dubbelzijdig klevende plaat 27 verbonden, waardoor de centreringskemschijf 23 en de buigzame magneetschijf 21 tot één geheel met elkaar zijn veibonden.

Op een nagenoeg centraal deel van de centreringskemschijf 23 is een vierkante centreringsopening 24 gevormd welke dient als opening voor het insteken van een motoras, en op een plaats die zich op een 25 bepaalde afstand bevindt van de centreringsopening 24 is een rechthoekige aandrijf- en plaatsbepalings-opening 25 gevormd die dienst doet als insteekopening voor een plaatsbepalingspen. Zoals duidelijk in figuur 5 wordt getoond, ligt het midden 01 van de centreringsopening 24 buiten het midden 02 van de centreringskemschijf 23 en de buigzame magneetschijf 21 en is over een bepaalde afstand naar de aandrijf-en plaatsbepalingsopening 25 verschoven. De centreringsopening 24 en de aandrijf- en plaatsbepalings-30 opening 25 zijn zodanig gevormd, dat een paar diagonale lijnen d, en d2 van de centreringsopening 24 elk evenwijdig lopen aan korte en lange zijgedeelten 25b en 25a van respectievelijk de aandrijf- en plaatsbepalingsopening 25. Bovendien is de lengte van één zijde van de centreringsopening 24 enigszins groter dan de diameter van de motoras, zodat de motoras, wanneer deze in de centreringsopening 24 is gestoken, daarin enigszins speling heeft. De reden waarom het midden van de centreringsopening 24 zich 35 op een afstand bevindt van het midden van de centreringskemschijf 23 is, zoals later in details zal worden beschreven, dat het de bedoeling is om het midden van de in de centreringsopening 24 van de centreringskemschijf 23 gestoken motoras samen te laten vallen met het midden van de buigzame magneetschijf 21 wanneer de schijfcassette 26 op de opneem- en/of weergeefinrichting is geïnstalleerd.

Het cassetteomhulsel 22 voor het opnemen van de buigzame magneetschijf 21 is anderzijds, zoals 40 getoond wordt in figuur 3, samengesteld uit een bovenste helft 22a en een onderste helft 22b die, bijvoorbeeld, vervaardigd zijn van een door spuitgieten vervaardigd voorwerp van ABS-kunststof dat een antistatisch middel bevat. De buitenomtreksgedeelten van de bovenste en onderste helften 22a en 22b zijn aan elkaar gelast zodat een platte rechthoekige cassette wordt gevormd. Op een nagenoeg centraal deel van de onderste helft 22b is een cirkelvormige centreringsopening 28 gevormd ais aandrijfgat, en aan de 45 omtreksrand van het aandrijfgat 28 en aan het binnenoppervlak van de onderste helft 22b is als één geheel daarmee vormend een ringvormig uitsteeksel 29 aangebracht. Zoals in figuur 6 en 7 wordt getoond, is het bolle gedeelte 23b van de centrale kemschijf 23 met een lichte speling in het aandrijfgat 28 gestoken. Op het binnenoppervlak van het centrale deel van de bovenste helft 22a is, zoals in figuur 4 en 7 wordt getoond, integraal een ringvormig uitsteeksel 30 gevormd, en eveneens om het uitsteeksel 30 is integraal 50 een ringvormig uitsteeksel 31 gevormd dat concentrisch is met het uitsteeksel 30. Het uitsteeksel 30 is hoger dan het uitsteeksel 31 en daardoor steekt, zoals in figuur 7 wordt getoond, het uitsteeksel 30 buiten het uitsteeksel 31 uit en dus naar het binnenoppervlak van de onderste helft 22b. Het ringvormige uitsteeksel 30 is met speling in de centreringsholte 23a van de centreringskemschijf 23 gestoken.

Het cassettehuis 22, de bovenste en onderste helften 22a en 22b, de centreringskemschijf 23 en het 55 ringvormige uitsteeksel 30 van de bovenste helft 22a hebben bijvoorbeeld de volgende relatieve afmetingen. De dikte L, van het cassettehuis 22 is 2,4 mm, de dikte L2 van een bovenplaat 22c en van een onderplaat 22d van de bovenste en onderste helften 22a en 22b zijn elk respectievelijk 0,8 mm, de dikte L3 van de 192150 4 bovenplaat 22c van de bovenste helft 22a van het gedeelte dat omgeven wordt door het uitsteeksel 30 is 1,0 mm, de hoogte L4 van het uitsteeksel 30 is 1,5 mm, de hoogte Ls van de centreringskemschijf 23 is 0,3 mm, de dikte L6 van de onderplaat 22d van de onderste helft 22b nabij de centreringsopening 28 is 1,3 mm, en de hoogte L7 van de centreringskemschijf 23 is 1,8 mm (zie figuur 7).

5 Wanneer de schrijfcassette 26 is aangebracht wordt op de opneem· en/of weergeefinrichting zoals hierna zal worden beschreven, wordt de buigzame magneetschijf 21 nagenoeg centraal in de richting van de dikte van het cassetteomhulsel bewogen zoals getoond wordt door de doorgetrokken lijn in figuur 7, waarna deze wordt geroteerd. In dit geval is de afstand L8 tussen de rand 23c van de centreringskemschijf 23 en het binnenoppervlak van de bovenste helft 22a en de afstand Lg tussen de buigzame magneetschijf 21 en het 10 uitsteeksel 29 van de onderste helft 22b 0,4 mm. De afstand L10 tussen de top van het uitsteeksel 30 van de bovenste helft 22a en een binnenonderoppervlak van de centreringsschijf 23 is 0,4 mm, en de afstand L1t tussen het buitenoppervlak van de onderste helft 22b en het onderoppervlak 23d van de centreringskemschijf 23 is 0,2 mm (zie figuur 7). Wanneer de schrijfcassette 26 niet in gebruik is liggen de centreringskemschijf 23 en de buigzame magneetschijf 21 ten gevolge van hun eigen gewicht op de onderhelft 22b, 15 bijvoorbeeld zoals getoond met stippellijnen in figuur 7. In dit geval overlappen het topeindgedeelte van het uitsteeksel 30 van de bovenste helft 22a en het uitsteeksel 29 van de onderste helft 22b elkaar met 0,4 mm (afstand L12) zodat zelfs wanneer de centreringskemschijf 23 wordt bewogen, een deel van de centrerings-holte 23a van de centreringskemschijf 23 in ieder geval in contact komt met het uitsteeksel 30. Bovendien wordt de speling in de richting van het vlak van de centreringskemschijf 23 en dus van die van de buigzame 20 magneetschijf 21 binnen een bepaald gebied gehouden, zodat het uitsteeksel 30 en de centreringsholte 23a van de centreringskemschijf 23 niet los van elkaar komen bij de verplaatsing van de centreringskemschijf 23. In het geval dat de schrijfcassette 26 uit de in figuur 7 getoonde toestand wordt omgekeerd, waardoor de centreringskemschijf 23 op de bovenste helft 22a komt te liggen ten gevolge van zijn eigen gewicht, komt het uitsteeksel 30 in een volledig passende toestand in de centreringsholte 23a van de centreringskemschijf 25 23, zodat, zoals in het eerder genoemde geval, de mate van verplaatsing van de centreringskemschijf 23 en dus van de magneetschijf 21 binnen een bepaald gebied wordt gehouden.

In de schrijfcassette 26 met de bovenomschreven constructie kan de mate van verplaatsing van de centreringskemschijf 23 en van de buigzame magneetschijf 21 nauwkeurig geregeld worden door het uitsteeksel 30 totdat de spleet tussen de bovenste en de onderste platen 22c en 22d breder wordt dan 2,2 30 mm (de som van de elkaar overlappende lengte van 0,4 mm en de hoogte van de centreringskemschijf van 1,8 mm) terwijl de bovenste en onderste helft 22a en 22b uit de in figuur 7 getoonde toestand naar buiten wordt bewogen namelijk in de richting waarin de bovenste plaat 22c en de onderste plaat 22d van elkaar af gaan.

Aan de binnenoppervlakken van de bovenste en onderste helften 22a en 22b zijn vier gebogen ribben 33 35 en 34 integraal gevormd, welke zich respectievelijk concentrisch uitstrekken met het aandrijfgat 28 op regelmatige onderlinge afstanden. Wanneer het cassetteomhulsel 22 is samengevoegd, bevinden de ribben 33 van de bovenste helft 22a en de ribben 34 van de onderste helft 22b zich op dezelfde omtrek, en tegelijkertijd zijn de ribben 33 en 34 nabij elkaar gepositioneerd op de vier hoeken van het cassetteomhulsel 22 waardoor in elke hoek één paar ribben wordt gevormd. De buigzame magneetschijf 21 is zodanig 40 aangebracht dat deze omgeven wordt door deze ribben 33 en 34. De ribben 33 liggen tegen het binnenoppervlak van de onderste plaat 22d van de onderste helft 22b aan en de ribben 34 tegen het binnenoppervlak van de bovenplaat 22c van de bovenste helft 22a. Daardoor wordt het cassetteomhulsel 22 dat plat is en zelfs door een kleine uitwendige kracht gemakkeiijk gedeformeerd kan worden mechanisch versterkt. Om bovendien mogelijke beschadiging of slijtage van de buigzame magneet 21 te vermijden is 45 een de magneetschijf beschermend niet-geweven vezelmateriaal 35 door lassen of dergelijke tussen de uitsteeksels 31 en de ribben 33 aangebracht en eveneens tussen het uitsteeksel 29 en de ribben 34 in respectievelijk de bovenste en onderste helften 22a en 22b.

De afstand van het midden van het aandrijfgat 28 van de onderste helft 22b van de ribben 33 en 34 is enigszins groter dan de straal van de buigzame magneetschijf 21 zodat, zelfs wanneer de buigzame 50 magneetschijf 21 in het cassetteomhulsel 22 wordt verplaatst ten gevolge van de speling van de centreringskemschijf 23 in het aandrijfgat 28, de omtreksrand van de buigzame magneetschijf 21 niet met de ribben 33 en 34 in contact komt.

Claims

5 192150

1. Magneetschijfcassette, omvattende een huis met een bovenhelft en een onderhelft en een in het huis aangebrachte buigzame magneetschijf, welke magneetschijf voorzien is van een in zijn midden daaraan 5 bevestigd centreringskemorgaan, dat een buiten het vlak van de schijf uitstekend deel vertoont, waarbij ten minste de onderhelft van het huis een aandrijfopening vertoont, met een diameter die enigszins groter is dan een buitendiameter van het buiten het schijfvlak uitstekende deel van het centreringskemorgaan, met het kenmerk, dat het centreringskemorgaan (23) uit één stuk vervaardigd en in hoofdzaak hoedvormig is, met een aan de schijf (21) bevestigde ringvormige liggende flens (23c), een daarmee verbonden, bieten hel 10 vlak van de schijf (21) uitstekende ringvormige staande flens (23b) en een met de staande flens (23b) verbonden bodem (23d), waarbij de hoogte (L7) van de staande flens (23b) groter is dan de afstand tussen de bovenhelft (22a) en de onderhelft (22b) van het huis (22), en de bovenhelft (22a) van het huis (22) tegenover de aandrijfopening (28) gesloten is, en voorzien is van een ringvormig uitsteeksel (30) met een diameter die enigszins kleiner is dan de binnendiameter van een door de staande flens (23b) en de bodem 15 (23d) van het centreringskemorgaan (23) bepaalde centreringsholte (23a), zodanig dat een verplaatsing van de magneetschijf (5) in radiale richting in het huis (22) begrensd, en contact tussen een omtieksrand-gedeelte van de schijf (5) en een zijwand van het huis (22) vermeden wordt.

2. Magneetschijfcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ringvormige uitsteeksel (30) uitsteekt in de aandrijfopening (28). Hierbij 4 bladen tekening