NL8103820A - Cassette met buigzame magneetschijf en opneem- en/of weergeefinrichting daarvoor. - Google Patents

Cassette met buigzame magneetschijf en opneem- en/of weergeefinrichting daarvoor. Download PDF

Info

Publication number
NL8103820A
NL8103820A NL8103820A NL8103820A NL8103820A NL 8103820 A NL8103820 A NL 8103820A NL 8103820 A NL8103820 A NL 8103820A NL 8103820 A NL8103820 A NL 8103820A NL 8103820 A NL8103820 A NL 8103820A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
centering
disc
drive
pin
opening
Prior art date
Application number
NL8103820A
Other languages
English (en)
Other versions
NL194176B (nl
NL194176C (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL8103820A publication Critical patent/NL8103820A/nl
Publication of NL194176B publication Critical patent/NL194176B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL194176C publication Critical patent/NL194176C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B25/00Apparatus characterised by the shape of record carrier employed but not specific to the method of recording or reproducing, e.g. dictating apparatus; Combinations of such apparatus
    • G11B25/04Apparatus characterised by the shape of record carrier employed but not specific to the method of recording or reproducing, e.g. dictating apparatus; Combinations of such apparatus using flat record carriers, e.g. disc, card
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/02Details
    • G11B17/04Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit
    • G11B17/041Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit specially adapted for discs contained within cartridges
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/02Details
    • G11B17/022Positioning or locking of single discs
    • G11B17/028Positioning or locking of single discs of discs rotating during transducing operation
    • G11B17/0282Positioning or locking of single discs of discs rotating during transducing operation by means provided on the turntable
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/02Details
    • G11B17/022Positioning or locking of single discs
    • G11B17/028Positioning or locking of single discs of discs rotating during transducing operation
    • G11B17/032Positioning by moving the door or the cover
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B19/00Driving, starting, stopping record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor; Control thereof; Control of operating function ; Driving both disc and head
    • G11B19/20Driving; Starting; Stopping; Control thereof
    • G11B19/2009Turntables, hubs and motors for disk drives; Mounting of motors in the drive
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/0014Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture record carriers not specifically of filamentary or web form
    • G11B23/0021Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture record carriers not specifically of filamentary or web form discs
    • G11B23/0028Details
    • G11B23/0035Details means incorporated in the disc, e.g. hub, to enable its guiding, loading or driving
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • G11B23/03Containers for flat record carriers
    • G11B23/033Containers for flat record carriers for flexible discs
    • G11B23/0332Containers for flat record carriers for flexible discs for single discs, e.g. envelopes

Landscapes

  • Holding Or Fastening Of Disk On Rotational Shaft (AREA)
  • Feeding And Guiding Record Carriers (AREA)
  • Supporting Of Heads In Record-Carrier Devices (AREA)

Description

T tJ/EA/SONY-1301 CASSETTE MET BUIGZAME MAGNEETSCHIJF EN OPNEEM— ΕΝ/OF WEERGEEFINRICHTING DAARVOOR.
De uitvinding heeft betrekking op een cassette voor een buigzame magneetschijf waarin een buigzame magneetschijf roteerbaar is opgenomen, en heeft eveneens betrekking op een opneem en/of weergeefinrichting daarvoor.
5 Als plaatsbepalings-(centreer-)eenheid voor een magneetschijf met concentrische of spiraalvormige registra-tiesporen, zijn tot nu toe bekend plaatsbepalingseenheden zoals getoond in fig. 1. Ter illustratie van een conventionele plaatsbepalingseenheid van deze soort wordt in fig. 1 een k.
10 schijfcassette 1 getoond, welke een omhulsel 4 omvat in de vorm van een rechthoekig parallellepipedum dat uit bovenste en onderste helften 2 en 3 bestaat en een buigzame plaatvormige magneetschijf (magnetisch blad) 5 roteerbaar daarin opneemt in een ruimte 4a van het omhulsel 4.
15 Aan het boven en onderoppervlak heeft de magneet schijf 5 bijvoorbeeld magnetische oppervlakkén terwijl eveneens een schijfaangrijpingsopening 6 in het centrale deel daarvan is gevormd. Anderzijds zijn in een bovenplaat 2a en een onderplaat· 3a van de schijfcassette 1 een paar bovenste 20 en onderste luchtinstroomopeningen 7 en 8 gevormd die wat plaats betreft overeenstemmen met de schijfaangrijpingsopening 6, terwijl de luchtuitstroomopeningen 9 en 10 op vier punten aan de omtrek van de ruimte 4a zijn gevormd, terwijl verder een paar bovenste en onderste kopinsteekopeningen 11 25 en 12 zijn aangebracht die gevormd worden door zich resp. radiaal van de ruimte 4a uitstrekkende openingen.
De schijfcassette t wordt door een geleidingsorgaan 14 aangebracht (geladen) in een bepaalde positie van een magneet opneem en/of of weergeefinrichting, en de magneetschijf 30 5 is bevestigd aan een schijfrotatie-as 17 die ingeklemd is tussen een aandrijfas 15 en een aandrukorgaan 16 ter plaatse van de schijfaangrijpingsopening 6, waardoor de magneetschijf 5 ten opzichte van de aandrijfas 15 wordt gepostioneerd.
8103820 _ ψ--~. _ - 2 -
Aan de andere kant wordt in de kopinsteekopening 12 onder de schijfcassette 1 een magneetkop 18 gestoken, die in contact gebracht wordt met het onderste magnetisch: oppervlak van de magneetschijf 5.
5 In een dergelijke toestand waarin een cassette is geladen, wordt de schijfrotatie-as 17 aangedreven door een motor 19 waardoor de magneetschijf 5 in de schijfcassette 1 wordt geroteerd, en in samenhangvdaarmee de magneetkop 18. in radiale richting van de magneetschijf 5 wordt bewogen ten -10 einde een gewenste registratie of weergeefbewerking uit te voeren.
In het geval dat de magneetschijf 5 echter een buigzame bladvormige schijf is, kan de schijfaangrijpingsope-ning 6 in de magneetschijf 5 gedeeltelijk beschadigd en gede-15 formeerd worden zoals wordt getoond in fig. 2, of het om- treksrandgedeelte van de opening 6 kan beschadigd worden door de aandrijfas 15, wanneer de magneetschijf 5 op de aandrijfas 15 wordt geplaatst. Wanneer de opening 6 op een dusdanige wijze is gedeformeerd of beschadigd, wordt het onmogelijk om 20 de magneetschijf 5 ten opzichte van de aandrijfas 15 met voldoende nauwkeurigheid te positioneren ofwel te centreren. Het gevolg is dat bij elke keer dat de magneetschijf 5 wordt aangebracht (geladen) de positie daarvan ten opzichte van de aandrijfas 15 varieert, hetgeen ongunstig is voor een hoge 25 weergeefnauwkeurigheid. Het getoonde conventionele plaatsbe-palingsmechanisme brengt een dergelijk ongemak met zich mee.
Alhoewel dit niet wordt getoond, is ook een plaats-bepalingseenheid bekend, waarin een versterkingsring van metaal of kunststof bevestigd is aan de centrale opening van de 30 magneetschijf, In dit geval is het echter moeilijk om een positieverschuiving van de magneetschijf in de geladen toestand te vermijden, dat wil zeggen enige mate van afwijking van het midden van de magneetschijf ten opzichte van de hartlijn van de aandrijfas, binnen de diametertollerantie van de 35 aandrijfas en die van de genoemde centrale opening.
Het conventionele plaatsbepalingssysteem zoals hierboven beschreven heeft dus het nadeel dat telkens wanneer de magneetschijf wordt geladen variaties in de positie daar- 8103820 - 3 - -> < van optreden., zodat het onmogelijk is om de magneetschijf altijd in dezelfde toestand ten opzichte van de aandrijfas te installeren, terwijl de plaatsverschuiving van het registra-tiespoor op de magneetschijf ten opzichte van de aandrijfas 5 groot is. Er treedt dus een merkbare spoorfout op hetgeen ongunstig is voor het toepassen van registratiesporen in hoge dichtheid.
Een doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een cassette voor een buigzame magneetschijf en 10 een opneem- en/of weergeefinrichting daarvoor, waarbij een buigzame magneetschijf die in de schijfcassette is opgenomen in een met grote nauwkeurigheid gepositioneerde toestand aan-gedreven kan worden.
Meer in het bijzonder is het een doel van de onderis havige uitvinding een cassette voor een buigzame magneetschijf te verschaffen en een opneem- en/of weergeefinrichting daarvoor, waarmee het mogelijk is om de spoorfouten te minimaliseren en daardoor op te nemen en weer te geven op resp. van sporen die in hoge dichtheid zijn aangebracht.
20 Volgens een aspect van de uitvinding omvat een cas sette voor een buigzame magneetschijf een buigzame magneetschijf; een omhulsel met een onderste helft en een bovenste helft voor het opnemen van de buigzame magneetschijf, waarbij het omhulsel een aandrijfgat heeft voor het daar doorheen 25 aandrijven van de buigzame schijf; en een in het midden van de buigzame magneetschijf bevestigde centreringskernschijf, waarbij deze centreringskernschijf een centreringsopening heeft voor het opnemen van een centreerpen van een aandrijf-inrichting, terwijl een aandrijf- en plaatsbepalingsinrich-30 ting voor het opnemen van een veerbelaste aandrijfpen van de aandrijfinrichting aanwezig is. Bovendien omvat een opneem-en/of weergeefinrichting voor een cassette van het type met een buigzame magneetschijf welke een omhulling heeft met een onderste helft en een bovenste helft voor het opnemen van de 35 magneetschijf, het omhulsel een aandrijfgat heeft in de onderste helft voor het daardoor aandrijven van de buigzame schijf; en een in het midden van de buigzame magneetschijf 8103820 ί»·.. . 4 ' - 4 - · bevestigde centreringskernschijf, welke centreringskernschij f een centreringsopening en een aandrijvings en plaatsbepa-lingsopening heeft; een centreerpen en een veerbelaste aan-drijfpen die aangebracht zijn op een rotatie-aandrij fschij f, 5 welke centreerpen in de centreeropening wordt gestoken en welke veerbelaste aandrijfpen in de aandrijf- en plaatsbepa-1ingsopening wordt gestoken bij bedrijf daarvan.
Andere doeleinden, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgen-10 de gedetailleerde beschrijving van kenmerkende uitvoeringsvormen zoals wordt getoond in de bijgevoegde tekeningen.
Fig. 1 is een langsdoorsnede in welke schematisch een conventionele schijfcassette in gelade toestand toont in een conventionele magneetopneem- en/of weergeefinrichting; 15 Fig. 2 is een vergrootte langsdoorsnede van een belangrijk deel van de in fig. 1 getoonde inrichting welke de samenwerking tussen een magneetschijf, een aandrijfas en een aandrukorgaan toont.
Fig. 3 is een perspectivisch aanzicht met uiteen 20 genomen delen van een schijfcassette volgens de uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Fig. 4 is een van onder gezien perspectivisch aanzicht van een bovenste helft van een cassette-omhulsel.
Fig. 5 is een bovenaanzicht van een centrerings-25 kernschijf gezien van een zijde met een uitsparing.
Fig. 6 is een van onderen gezien perspectivisch ~ aanzicht van de schij fcassette.
Fig. 7 is een langsdoorsnede van een belangrijk deel van de schijfcassette waarbij het centrale gedeelte 30 daarvan wordt getoond en delen zijn weggelaten.
Fig. 8 is een langsdoorsnede van een belangrijk deel van de schijfcassette waarbij geleidingsmiddelen worden getoond die een geleidingsgroef omvatten welke in het cassette omhulsel is gevormd en een palvormig uitsteeksel dat op 35 een sluiterorgaan is aangebracht wordt getoond.
Fig. 9 en fig. 10 zijn langsdoorsneden van een belangrijk deel van de schijfcassette welke een modificatie van de geleidingsmiddelen tonen.
8103820 ; £- - - 5 - ”' -
Fig. 11 is een langsdoorsnede van een belangrijk deel van de schijfcassette welke een het ongewenst wissen voorkomende nok op het omhulsel van de cassette toont.
Fig. 12 is een perspectivisch aanzicht met uiteen 5 genomen delen dat de schijfcassette toont en een belangrijk deel van een opneem- en/of weergeefinrichting volgens de uitvoeringsvorm van de uitvinding waarop de schijfcassette aangebracht moet worden. v
Fig. 13 is een bovenaanzicht van de bovengenoemde 10 inrichting waarbij een cassette-aandrukorgaan is weggenomen.
Fig. 14 is een bovenaanzicht van de inrichting met het cassette-aandrukorgaan.
Fig. 15 is een doorsnede volgens lijn XV-XV in fig.
14.
15 Fig. 16 is een doorsnede volgens lijn XVT-XVT in fig. 14.
Fig. 17 is een doorsnede volgens lijn XVII-XVII in fig. 14.
Fig. 18 is een perspectivisch aanzicht met uiteen-20 genomen delen dat een rotor van een motor, een afstandsstuk, een bladveer waaraan een veerbelaste aandrijfpen, een juk en een motordeksel wordt getoond.
Fig. 19 is een doorsnede volgens lijn XIX-XIX in • fig. 13.
25 Fig. 20 en fig. 21 zijn met fig. 19 overeenkomende doorsneden welke de werking van de veerbelaste aandrijfpen weergeven.
Fig. 22 is een perspectivisch aanzicht met uiteengenomen delen van een belangrijk deel van een koppenbewe-30 gingsmechanisme.
Fig. 23 is een perspectivisch aanzicht van een ro-tatiepositie detecterend mechanisme voor de motoras van een s tappenmotor.
Fig. 24 is een doorsnede volgens de lijn XXIV-XXIV 35 in fig. 22.
Fig. 25 is een doorsnede volgens de lijn XXV-XXV in fig. 24.
Fig. 26 is een langsdoorsnede van een belangrijk 8103820 /- £ $ ' - 6 - deel dat een samenwerking toont tussen^de het ongewenst wissen voorkomende nok van de schijfcassette en een detectie-or-gaan voor deze nok.
Fig. 27 is een schematisch zijaanzicht dat het 5 principe verduidelijkt van een correctiebewerking voor een binnenwaartse kromming van de bovenste en onderste platen van het cassette-omhulse1.
Fig. 28 is een bovenaanzicht van de centrerings-kernschijf in een gepositioneerde toestand waarbij de motoras 10 en de veerbelaste aandrijfpen resp. in de opening, voor de motoras en de opening voor de veerbelaste aandrijfpen zijn gestoken welke openingen beide in de centreringskernschijf zijn gevormd.
Fig. 29 en 30 zijn met fig. 28 overeenkomende bo-15 venaanzichten die elk een modificatie van de centreringskernschijf tonen.
Fig. 31 is een bovenaanzicht dat overeenkomt met fig. 29 en een modificatie toont van het plaatsbepalingsme-chanisme van de centreringskernschijf.
20 Fig. 32 is een bovenaanzicht van een juk dat een andere modificatie vormt van het plaatsbepalingsmechani sme van de centreringskernschijf.
Fig. 33 is een 1angsdoorsnede van een deel van een aandrijfmechanisme waarbij weer een andere modificatie van 25 het plaatsbepalingsmechanisme van de centreringskernschijf wordt verduidelijkt.
Aan de hand van fig. 3 tot en met fig. 28 zal een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden beschreven. In deze uitvoeringsvorm is een buigzame magneetschijfcassette met een 20 bladvormige buigzame magneetschi jf in een opneem- en/of weergeef inrichting aangebracht en wordt een opneem- en/of weergeef werking uitgevoerd. Eerst wordt hier een uiteenzetting gegeven over een schijfcassette 26 welke een buigzame magneetschi jf 21 en een cassette-omhulsel 22 omvat. Zoals in 22 fig. 3 wordt getoond, is de buigzame magneetschijf 21 bijvoorbeeld gevormd van een dunne schijfvormige kunststof folie met een dikte van o.4 mm, waarbij aan beide oppervlakken een magnetische laag uniform is aangebracht waarmee een opneem- .... 81 0 3 8 2 0 - 7 - f weergeefkop in contact kan worden gebracht. In het midden van de buigzame magneetschijf 21 is een cirkelvormige centreringsopening 21a gevormd (zie fig. 7)waarin een centrerings-kernschijf 23 is bevestigd die van een ferromagnetisch mate-5 riaal zoals ijzer is vervaardigd. De centreringskernschijf 23 is door persen vervaardigd van een platte schijf en omvat, zoals in fig. 3 en fig. 7 wordt getoond aan één zijde daarvan een centreringsholte 23a en aan de andere zijde daarvan is een schijfvormig bolgedeelte 23b gevormd, terwijl aan het 10 omtreksrahdgedeelte van de centreringskernschijf 23 een ringvormige verheven rand 23c is gevormd. De centreringskernschijf 23 heeft dus de vorm van een pan. Zoals in fig. 7 wordt getoond, is een ringvormige plaat welke aan weerszijden zelfklevend is verbonden met de verheven rand 23c van de cen-15 treringskernschijf 23 en het omtreksrandgedeelte van de cen-treringsopening 21a van de magneetschijf 21 is met de dubbelzijdig klevende plaat 27 verbonden, waardoor de centreringskernschijf 23 en de buigzame magneetschijf 21 tot één geheel met elkaar zijn verbonden.
20 Op een nagenoeg centraal deel van de centrerings kernschijf 23 is een vierkante centreringsopening 24 gevormd welke dient als opening voor het insteken van een motoras, en op een plaats die zich op een bepaalde afstand bevindt van de centreringsopening 24 is een rechthoekige aandrijf- en 25 plaatsbepalingsopening 25 gevormd die dienst doet als in-steekopening voor een plaatsbepalingspen. Zoals duidelijk in fig. 5 wordt getoond, ligt het midden van de centreringsopening 24 buiten het midden 02 van de centreringskernschijf 23 en de buigzame magneetschijf 21 en is over een 30 bepaalde afstand naar de aandrijf- en plaatsbepalingsopening 25 verschoven. De centreringsopening 24 en de aandrijf- en plaatbepalingsopening 25 zijn zodanig gevormd, dat een paar diagonale lijnen d^ en d2 van de centreringsopening 24 elk evenwijdig lopen aan korte en lange zijgedeelten 25b en 35 25a van resp. de aandrijf- en plaatsbepalingsopening 25. Bo vendien is de lengte van één zijde van de centreringsopening 24 enigszins groter dan de diameter van de motoras, zodat de motoras, wanneer deze in de centreringsopening 24 is gesto- 8103820 .* ft. ' - . 4 - 8 - ken, daarin enigszins speling heeft. Dé"reden waarom het midden van de centreringsopening 24 zich op een afstand bevindt van het midden van de centreringskernschijf 23 is, zoals later in details zal worden beschreven, dat het de bedoeling is 5 om het midden van de in de centreringsopening 24 van de cen-treringskernschijf 23 gestoken motoras samen te laten vallen met het midden van de buigzame magneetschij f 21 wanneer de : schijf cassette 26 op de opneem- evn/of weergeef inrichting is geïnstalleerd.
10 Het cassette-omhulsel 22 voor het opnemen van de buigzame magneetschijf 21 is anderzijds, zoals getoond wordt in fig. 3, samengesteld uit een bovenste helft 22a en een onderste helft 22b die, bijvoorbeeld, vervaardigd zijn van een door spuitgieten vervaardigd voorwerp van ABS-kunststof 15 dat een antistatisch middel bevat. De buitenomtreksgedeelten : van de bovenste en onderste helften 22a en 22b zijn aan elkaar gelast zodat een platte rechthoekige cassette wordt gevormd. Op een nagenoeg centraal deel van de onderste helft 22b is een cirkelvormige centreringsopening 23 gevormd als 20 aandrijfgat, en aan de omtreksrand van het aandrijfgafc 28 en aan het binnenoppervlak van de onderste helft 22b is als één geheel daarmee vormend een ringvormig uitsteeksel 29 aangebracht . Zoals in fig. 6 en 7 wordt getoond, is het bolle gedeelte 23b van de centrale kernschijf 23 met een lichte spe-25 ling in het aandrijfgat 28 gestoken. Op het binnenoppervlak van het centrale deel van de bovenste helft 22a is, zoals in fig. 4 en 7 wordt getoond, integraal een ringvormig uitsteeksel 30 gevormd, en eveneens om het uitsteeksel 30 is integraal een ringvormig uitsteeksel 31 gevormd dat concentrisch 30 is met het uitsteeksel 30. Het uitsteeksel 30 is hoger dan het uitsteeksel 31 en daardoor steekt, zoals in fig. 7 wordt getoond, het uitsteeksel 30 buiten het uitsteeksel 31 uit en dus naar het binnenoppervlak van de onderste helft 22b. Het ringvormige uitsteeksel 30 is met speling in de centrerings-35 holte 23a van de centreringskernschijf 23 gestoken.
Het cassettehuis 22, de bovenste en onderste helften 22a en 22b, de centreringskernschij f 23 en het ringvormige uitsteeksel 30 van de bovenste helft 22a hebben bijvoor- 8103820 £ — -9— . :· '·" beeld de volgende relatieve afmetingen. De dikte L·^ van het cassettehuis 22 is 3,4 mm, de dikte L2 van een bovenplaat 22c en van een onderplaat 22d van de bovenste en onderste helften 22a en 22b zijn elk resp. 0,8 mm, de dikte van 5 de bovenplaat 22c van de bovenste helft 22a van het gedeelte dat omgeven wordt door het uitsteeksel 30 is 1,0 mm, de hoogte Ii£ van het uitsteeksel 30 is 1,5 mm, de hoogte I«5 van de centreringskernschijf 23 is o^3 mm, de dikte Dg van de onderplaat 22d van de onderste helft 22b nabij de centre-10 ringsopening 28 is 1,3 mm, en de hoogte Ly van de centreringskernschijf 23 is 1,8 mm (zie fig. 7).
Wanneer de schijfcassette 26 aangebracht wordt op de opneem- en/of weergeefinrichting zoals hierna zal worden beschreven, wordt de buigzame magneetschijf 21 nagenoeg cen-15 traal in de richting van de dikte van het cassette-omhulsel 23 bewogen zoals getoond wordt door de getrokken lijn in fig, 7, waarna deze wordt geroteerd. In dit geval is de afstand Dg tussen de rand 23c van de centreringskernschijf 23 en het binnenoppervlak van de bovenste helft 22a en de afstand 20 Lg tussen de buigzame magneetschijf 21 en het uitsteeksel 29 van de onderste helft 22b 0,4 mm. De afstand tussen de top van het uitsteeksel 30 van de bovenste helft 22a en een onderoppervlak 23d van de centreringsschijf 23 is 0,4 mm, en de afstand ^ tussen het buitenoppervlak van de onder-25 ste helft 22b en het onderoppervlak 23d van de centreringskernschijf 23 is 0,2 mm (zie fig. 7). Wanneer de schijfcas-sette 26 niet in gebruik is liggen de centreringskernschijf 23 en de buigzame magneetschijf 21 ten gevolge van hun eigen gewicht op de onderhelft 22b, bijvoorbeeld zoals getoond met 30 stippellijnen in fig. 7. In dit geval overlappen het topeind-gedeelte van het uitsteeksel 30 van de bovenste helft 22a en het uitsteeksel 29 van de onderste helft 22b elkaar met 0,4 mm (afstand Ι^2) zodat zelfs wanneer de centreringskernschijf 23 wordt bewogen, een deel van de centreringsholte 23a 35 van de centreringskernschijf 23 in ieder geval in contact komt met het uitsteeksel 30. Bovendien wordt de speling in de richting van het vlak van de centreringskernschijf 23 en dus van die van de buigzame magneetschijf 21 binnen een bepaald 8103820 » ? - 1Ö - gebied gehouden, zodat het uitsteeksel"30 en de centrerings-holte 23a van de centreringskernschij f 23 niet los van elkaar komen bij de verplaatsing van de centreringskernschijf 23. In het geval dat de schijfcassette 26 uit de in fig. 7 getoonde 5 toestand wordt omgekeerd, waardoor de centreringskernschijf 23 op de bovenste helft 22 komt te liggen ten gevolge van zijn eigen gewicht, komt het uitsteeksel 30 in een volledig passende toestand in de centreringsholte 23a van de centreringskernschi jf 23, zodat, zoals in het eerder genoemde ge-10 val, de mate van verplaatsing van de centreringskernschijf 23 en dus van de magneetschijf 21 binnen een bepaald gebied wordt gehouden.
In de schijfcassette 26 met de bovenomschreven constructie kan de mate van verplaatsing van de centreringskern- i-5 schijf 23 en van de buigzame magneetschijf 21 nauwkeurig geregeld wórden door het uitsteeksel 30 totdat de spleet tussen de bovenste en onderste platen 22c en 22d breder wordt dan 2,2 mm (de som van de elkaar overlappende lengte van 0,4 mm en de hoogte van de centreringskernschijf van 1,8 mm) terwijl 20 <3e bovenste en onderste helft 22a en 22b uit de in fig. 7 getoonde toestand naaf buiten worden bewogen namelijk in de richting waarin de bovenste plaat 22c en de onderste plaat 22d van elkaar af gaan.
Aan de binnenoppervlakken van de bovenste en ondet-25 ste helften 22a en 22b zijn vier gebogen ribben 33 en 34 in-' tegraal gevormd, welke zich resp. concentrisch uitstrekken met het aandrijfgat 28 op regelmatige onderlinge afstanden. Wanneer het cassette-omhulsel 22 is samengevoegd, bevinden de ribben 33 van de bovenste helft 22a en de ribben 34 van de onderste helft 22b zich op dezelfde omtrek, en tegelijkertijd zijn de ribben 33 en 34 nabij elkaar gepositioneerd op de vier hoeken van het cassette-omhulsel 22 waardoor in elke hoek één paar ribben wordt gevormd. De buigzame magneetschijf 21 is zodanig aangebracht dat deze omgeven wordt door deze 35 ribben 33 en 34. De ribben 33 liggen tegen het binnenopper- . vlak van de onderste plaat 22d van de onderste helft 22b aan en de ribben 3 4 tegen het binnenoppervlak van de bovenplaat 22c van de bovenste helft 22a. Daardoor wordt het cassette- 8103820 - 11 - prahulsel 22 dat plat is en zelfs door een kleine uitwendige kracht geraakkelijk gedeformeerd kan worden mechanisch versterkt* Om bovendien mogelijke beschadiging of slijtage van de buigzame magneet 21 te vermijden is een de raagneetschijf 5 beschermend niet-geweven vezelmateriaal 35 door lassen of dergelijke tussen de uitsteeksels 31 ên de ribben 33 aangebracht en eveneens tussen het uitsteeksel 29 en de ribben 34 in de bovenste en onderste helften 22a en 22b.
De afstand van het midden van het aandrijfgat 28 10 van de onderste helft 22b van de ribben 33 en 34 is enigszins groter dan de straal van de buigzame magneetschijf 21 zodat, zelfs wanneer de buigzame raagneetschijf 21 in het cassette-omhulsel 22 wordt verplaatst ten gevolge van de speling van de centreringskernschijf 23 in het aandrijfgat 28, de om-15 treksrand van de buigzame raagneetschijf 21 niet met de ribben 33 en 34 in contact komt.
In de bovenste en onderste helft 22a en 22b van het cassette-omhulsel 22 en het niet-geweven vezelmateriaal 35 zijn resp. openingen 36, 37 en 38 aangebracht met dezelfde 20 vorm en welke zich in een radiale richting van de buigzame magneetschijf 21 uitstrekken, waarbij de openingen 36, 37 en 38 elkaar onderling overlappen. Zoals later zal worden beschreven, wordt een magneetkop uit de opening 37 in de onderste helft 22b door de opening in het onderste vezelmateriaal 25 35 gestoken, terwijl een kopaandrukkussen uit de opening 36 in de bovenste helft 22a door de opening 38 in het bovenste ' vezelmateriaal 35 wordt gestoken. In fig. 3 zijn de verwij-zingscijfers 39a en 39b plaatsbepalingsuitsteeksels die met elkaar in aangrijping komen wanneer de bovenste en onderste 20 helften 22a en 22b worden samengevoegd.
Zoals in fig. 3 en fig. 6 wordt getoond, is aan elk van de buitenoppervlakken van de bovenste en onderste helften 22a en 22b een uitsparing 40 gevormd in resp. gedeelten waarin de kusseninsteekopening 36 en de kopinsteekopening 37 zijn 35 gevormd, en in de uitsparing 40 is een sluiter 44 gemonteerd met een U-vormige dwarsdoorsnede die vervaardigd is van aluminium, roestvast staal, een kunststof of dergelijke, zodanig dat deze in een bepaalde richting verschuifbaar is. In de 8103820 r< . ' - 12 - uitsparing 40 van de onderste helft 22b is, zoals in fig. 6 wordt getoond, een rechtlijnige geleidingsgroef 42 gevormd, die zich uitstrekt langs een zijrandgedeelte van het casset-te-omhulsel 22, terwijl ten opzichte van de geleidingsgroef 5 42 in de sluiter 41 een palvormig uitsteeksel 43, bijvoorbeeld op drie plaatsen is gevormd -door een deel van de sluiter 41 naar binnen te buigen door middel van een pers of dergelijke. Het palvormige uitsteeksel 43 van de sluiter 41 wordt in de geleidingsgroef 42 van de onderste helft 22b 10 gestoken, zodat de sluiter 41 door de geleidingsgroef 42 wordt geleid, die verschuifbaar is in de richting van de pijlen a en b in fig. 6. Het sluiterverschuivingsmechanisme is niet beperkt tot hetgeen hierboven is beschreven. Zoals in fig. 9 wordt getoond, kan een deel van de sluiter 41 bijvoor-15 beeld zodanig worden geperst of dergelijke dat een uitsteeksel 44a wordt gevormd dat binnenwaarts van de sluiter 41 uitsteekt en het uitsteeksel 44a kan verschuifbaar in de geleidingsgroef 42 worden opgenomen. Bovendien kan,' zoals in fig. 10 wordt getoond, een V-vormig uitsteeksel 44b worden gevormd 20 dat binnenwaarts van de sluiter 41 uitsteekt en dit uitsteeksel 44b kan verschuifbaar in de geleidingsgroef 42 worden opgenomen.
In het zijrandgedeelte van de onderste helft 22b waar de geleidingsgroef 42 is gevormd, is, zoals in fig. 6 25 wordt getoond, een sluitermontage- en demontage-uitsparing 56 gevormd, welke in verbinding staat met de geleidingsgroef 42, bijvoorbeeld op drie plaatsen. Wanneer de sluiter 41 wordt verschoven, bijvoorbeeld in de richting van pijl B in fig. 6 naar de met een streep- stippellijn aangegeven stand, komen 30 de uitsparing 56 en het palvormige uitsteeksel 43 van de sluiter 41 tegenover elkaar te liggen. In deze toestand kan de sluiter 41, wanneer daarop een trekkracht wordt uitgeoefend vanaf het cassette-omhulsel 22, gemakkelijk uit het cas-settedeksel 22 worden genomen.
35 In elk van de tegenover elkaar liggende plaatge- deelten 41a en 41b van de sluiter 41 is een opening 45 gevormd met ten minste nagenoeg dezelfde vorm als de kusseninsteek- en kopinsteekopeningen 36 en 37. Door de sluiter 41 8103820 £ * - 13 - ,.
langs de geleidingsgroef 42 te verschuiven kunnen de openin-gen 36 en 37 selectief geopend of gesloten worden. In het geval dat de sluiter 41 zich in een zodanig positie bevindt als aangeven met getrokken lijnen in fig. 6, komen de openin-5 gen 45 in de sluiter 41 en de openingen 36 en 37 in het cassette-omhulsel 22 over elkaar heen te liggen, dat wil zeggen, de openingen 36 en 37 worden geopend. Anderzijds worden de openingen 36 en 37, wanneer de sluiter 41 naar de met een streep- stippellijn in fig. 6 getoonde stand worden gescho-10 ven, bedekt en afgesloten met de sluiter 41.
In het zijgedeelte van het cassette-omhulsel 22 waar de sluiter 41 is aangebracht is een uitsparing 53 gevormd zoals in fig. 3 en fig. 6 wordt getoond, waarbij de uitsparing 53 geopend of gesloten wordt met de bovenbeschre-15 ven schuifbeweging van de sluiter 41. Dat wil zeggen, wanneer de opening 45 in de sluiter 41, de openingen 36 en 37 in het cassette-omhulsel 22 en de opening 38 van het vezelmateriaal 35 elkaar overlappen, is de uitsparing 53 geopend, terwijl wanneer de openingen 36, 37 en 38 met de sluiter 41 zijn be-20 dekt, de uitsparing 53 eveneens gesloten is. In het geval dat de uitsparing 53 is geopend, zoals later zal worden beschreien, kan het cassette-omhulsel 22 in de juiste positie in de opneem- en/of weergeefinrichting worden aangebracht, waarna een opname of weergaven uitgevoerd kan worden. In het geval 25 dat de uitsparing 53 door de sluiter 41 wordt afgesloten, zoals later zal worden beschreven, kan de schijfcassette 26 niet in de normale bedrijfstoestand in de inrichting worden gebracht, waardoor foutieve werking wordt voorkomen.
Om verder te voorkomen dat het cassette-omhulsel 22 30 in een foutieve richting wordt aangebracht, is op één bepaalde hoek van het cassette-omhulsel 22 een rechthoekige uitsparing 52 gevormd.
In deze uitvoeringsvorm is bovendien op één hoek van het cassette-omhulsel 22 een foutief wissen voorkomend 35 mechanisme aangebracht, zodat de op de buigzame magneetschijf 21 opgenomen informatie niet per ongeluk gewist kan worden.
Zoals in fig. 3 en fig. 11 wordt getoond, in daartoe een kanaalvormige uitsparing 46 op een bepaalde hoek van de onder- 8103820 j ___________j v, · - 14 - _ .·.· · ste helft 22b van het cassette-omhulsel 22 aangebracht,.terwijl in de uitsparing 46 een het ongewenst wissen voorkomende · nok 47 integraal met de onderste helft 22b is verbonden door middel van een dun gedeelte 49 dat gevormd wordt door een 5 V-vormige groef 48. Aan het binnenoppervlak van de zijde van. het vrije einde van de nok 47 is integraal een aanslag 50 gevormd die zich naar de bovenste plaat 22c van de bovenste helft 22a uitstrekt en het boveneinde van de aanslag 50 is in contact met het binnenoppervlak van de bovenplaat 22c. Zelfs 10 wanneer een kracht uitgeoefend wordt in de richting van de pijl C in figuur 11 wordt daardoor de nok 47 niet uit de onderste helft 22b losgemaakt. Indien het gewenst is om de nok 47 uit de onderste helft 22b los te maken ten einde het ongewenst wissen te voorkomen, kan een scharnierkracht worden 15 uitgeoefend in de richting van de pijl D in figuur 11, op het uiteinde van de nok 47, waardoor het dunne gedeelte 49 gemakkelijk doorgesneden kan worden ten einde de nok 47 door vouwen te verwijderen. De reden voor een dergelijke constructie is, dat in het dunne cassette-omhulsel 22 de ruimte be- . 20 perkt is voor het naar binnen drukken en af breken van de nok 47. De constructie volgens deze uitvoeringsvorm maakt het mogelijk, dat de nok 47 op zekere wijze en gemakkelijk afgebroken kan worden.
Op de twee hoekged.eelten aan de zijde van de ope-25 ning 37 van de onderste helft 22b in posities die buitenwaarts van de ribben 34 verschoven liggen, is een paar plaatsbepalingsgaten 51 gevormd voor de plaatsbepaling van het cassette-omhulsel 22, wanneer de schijfcassette 26 op de ópneem- en/of weergeefinrichting is aangebracht. In deze uit-30 voeringsvorm zijn bovendien uitsparingen 54 en 55 aangebracht voor automatische lading, welke uitsparingen een cirkelvormige doorsnede hebben en in beide zijgedeelten van het cassette-omhulsel 22 zijn aangebracht. In de uitsparingen 54 en 55 wordt een paar ondersteuningsstangen (niet getoond) van 35 een bepaald bewegingsmechanisme gestoken voor het vasthouden van het cassette-omhulsel 22 en het automatisch bewegen hiervan naar een bepaalde positie, indien dit gewenst is. Door deze uitsparingen 54 en 55 voor het automatisch laden te ge- 8103820 * - - 15 - bruiken wordt het mogelijk om de inrichting zo uit te voeren, dat de schijfcassette 26 automatisch verwisseld kan worden en bij de kwaliteitscontrole automatisch kan worden uitgenomen.
De volgende beschrijving aan de hand van de figuren 5 12 t/m 28 betreft de constructie van de opneem** en/of weer geef inrichting, waarop de schijfcassette 26 wordt toegepast.
Zoals in de figuren 12 t/m 14 wordt getoond, zijn op een chassis 61 van een opneem-^ en/of weergeef inrichting (hierna eenvoudig de "inrichting" genoemd) 60 vier cassette-10 opneempennen 63, 64, 65 en 66 .aangebracht voor het opnemen van de schijf cassette 26. Aan de boveneinden van de twee pennen 63 en 64 zijn integraal cassetteplaatsbepalingsuitsteek-sels 67 respektievelijk 63 gevormd die in het paar plaatsbe-palingsuitsteeksels 51 in het cassette-omhulsel 22 passen. De 15 cassette opnemende pennen 63, 64, 65 en 66 zijn respektievelijk aan hun boveneinden voorzien van opneemoppervlakken 63a, 64a, 65a en 66a, die even hoog zijn als het chassis 61.
Op het chassis 61 is een paar L-vormige steunor-ganen 69 en 70 bevestigd, waaraan een cassetteaandrukorgaan 20 72 is bevestigd door respektievelijk scharnieren 73 en 74.
-Het cassette-aandrukorgaan 72 heeft een plaatlichaam 72a,terwijl vier cassette-aandrukpennen 75, 76, 77 en 78 aan het on-deroppervlak van het plaatlichaam 72a zijn gemonteerd. Dat wil zeggen deze pennen 75 t/m 78 zijn, zoals in de figuren 15 25 t/m 17 wordt getoond, in vertikale richting verschuifbaar ondersteund door een in het plaatlichaam 72a gebrachte bus 79 en tegelijkertijd worden deze normaal in benedenwaartse richting onder een voorbelasting gehouden door een tussen de bus 79 en een veerschoen 80 aangebrachte drukschroefveer 81. De 30 schijfcassette 26 wordt dus naar de cassette-opneempennen 63, 64, 65 en 66 gedrukt door de cassette-aandrukpennen 75, 76, 77 en 78.
Zoals uit figuur 14 blijkt, wordt in deze uitvoeringsvorm de schijfcassette 26 aan zijn vier hoeken opga-35 nomen door de cassette-opneempennen 63, 64, 65 en 66. Anderzijds zijn de posities, waarin de cassette-aandrukpennen 75, 76, 77 en 78 van het cassette-aandrukorgaan 72 de schijfcassette 26 naar beneden houden, elk over een bepaalde afstand 8103820 ·=> a - --. . ’ .-16-.
van de plaatsen van de pennen 63, 64, 65 en 66 naar de centrale zijde van de schijfcassette 26 verplaatst. Dat wil zeggen de cassette-aandrukpennen 75 en 77 zijn nagenoeg op één lijn geplaatst, welke de cassette-opneempennen 63 en 65 on-5 derling verbindt en zijn tussen deze pennen 63 en 65 geplaatst en zodanig geconstrueerd, dat deze samenwerken met de ribben 33 en 34 van de schijfcassette 26. De cassette-aandrukpennen 76 en 78 en de cassette-opneempennen 64 en 66 zijn op overeenkomstige wijze aangebracht.
1° Op het chassis 61 is ook een aandrijfmechanisme 82 gemonteerd voor het roteren van de buigzame magneetschijf 21 in de schijfcassette 26. Op een nagenoeg centrale plaats van het door de cassetteopneempennen 63, 64, 65 en 66 omgeven gedeelte is een borstelloze motor 83 van een plat type gemon-teerd voor het roteren van de buigzame magneetschijf 21 in de schijfcassette 26. Zoals in figuur 18 wordt getoond, zijn aan het bovenoppervlak van een rotor 83a van de motor 83 een af-standsstuk 84 in de vorm van een gedeeltelijk uitgespaarde ringvormige schijf, een bladveerorgaan 86 waaraan een veerbe-20 laste- aandrijfpen 85 is bevestigd voor de plaatsbepaling (centrering) van de buigzame magneetschijf 21 in het casset-te-omhulsel 22, en een schijf vormig juk 90 met een ringvormige uitsparing 88 in het bovenoppervlak daarvan tezamen met een paar stelschroeven 91 vastgezet. Het bladveerorgaan 86 is 25 tussen het afstandsstuk 84 en het juk 90 geplaatst, en het afstandsstuk 84, het bladveerorgaan 86 en het juk 90 zijn verder vastgezet met een stelschroef 92, zodat deze onderdelen tezamen met een motoras 83b van de. motor 83 roteren.
In een nagenoeg centraal deel van het bladveeror-30 gaan 86 is, zoals in figuur 18 wordt getoond, een in het algemeen hoefijzervormige opening 94 gevormd. Een penonder-steuningsgedeelte 96 is integraal gevormd met een paar smalle L-vormige armgedeelten 95, waarbij het penondersteuningsge- . deelte 96 aan beide zijden wordt gedragen door het paar arm— 33 gedeelten 95. De aandrijfpen 85 is bevestigd aan het penon-dersteuningsgedeelte 96. De veerbelaste aandrijfpen 95 is, zoals in de figuren' 19 t/m 21 wordt getoond, gevormd door een schachtdeel 98 met een nagenoeg centraal aangebrachte flens 8103820 - 17 - 98a, een lager deel 99 dat over het boveneindgedeelte van de schacht.98 is aangebracht en bevestigd, en een cilindrisch gedeelte 101 dat roteerbaar ten opzichte van de schacht 98 is gemonteerd door middel van een tussen het lage gedeelte 99 en 5 het cilindrische gedeelte 101 aangebracht kogellager 100. Het schachtgedeelte 98 strekt zich uit door het penondersteu-ningsgedeelte 96 en aan het ondereindgedeelte van dat uitstekende deel van het schachtgedeelte 98 is een cilindrisch mon-tage-orgaan 102 bevestigd. Door de flens 98a van het schacht-10 gedeelte 98 en het montage-orgaan 102 wordt het penondersteu-ningsgedeelte 96 van het bladveerorgaan 86 op zijn plaats gehouden, waardoor de veerbelaste aandrijfpen 85 bevestigd is aan het penondersteuningsgedeelte 96. De pen 85 is in een zodanige toestand aangebracht dat het cilindrische gedeelte 15 101 van de pen 85 door een doorlopend gat 89 in de uitsparing 88 van het juk 90 is gestoken. De pen 85 kan daardoor in het doorgaande gat 89 in de richting van de pijl E in figuur 19 worden bewogen door de veerkracht van het bladveerorgaan 86 en in het bijzonder is deze scharnierend in de richting van 20 de pijlen F en G, die gecentreerd zijn op het armdeel 95 in figuur 19 (met andere woorden, deze is beweegbaar in radiale richting van het juk 90). De pen 85 is in een zodanige positie gemonteerd, dat de afstand in figuur 19 enigszins groter is dan de afstand S^ in figuur 28.
25 Een bovendeel 83c van de motoras 83b van de motor 83 is in het algemeen bolvormig en het bovendeel 83c van de motoras 83b wordt op een bepaalde hoogte ingesteld. Zoals later in detail zal worden beschreven komt, in het geval dat de bovenplaat 22c van het cassette-omhulsel 22 naar de onder-30 plaat 22d doorbuigt wanneer de schijfcassette 26 in de inrichting 60 wordt aangebracht, het bovendeel 83c in contact met het binnenoppervlak van de bovenplaat 22c, ten einde de binnenwaartse doorbuiging daarvan te corrigeren.
Verder zijn in de uitsparing 88 van het juk 90 vier 35 paren magneten 104 bevestigd met een kleefmiddel of dergelijke, op nagenoeg gelijke afstanden in omtreksrichting. Aan het bovenoppervlak van binnen- en buitenflenzen 90a, 90b van het juk 90 zijn respektievelijk smeermiddelbladen 105, 106 8105820 4 *3 - 18 - ,.-- aangebracht die bestaan uit een teflonvel of dergelijke met koolstof. Zoals in fig. 19 tot en met fig. 21 wordt getoond, zijn de bovenoppervlakken van de smeermiddelbladen 105 en 106 (d.w.z. de ondersteuningsoppervlakken.voor de centrerings-5 kernschijf 23) zodanig aangebracht dat deze in één vlak liggen en boven de bovenoppervlakken van de magneten 104. Het cylindrische gedeelte 101 van de pen 85 steekt omhoog uit van het bovenoppervlak van de smeermiddelbladen 105 en 106.
In .fig. 12 en fig. 13 wordt met het verwijzingscij-10 fer 107 een motordeksel aangegeven met een 'in het bovenopper-vlak daarvan gevormde opening 107a. In de opening 107a is het juk 90 roteerbaar aangebracht en de op het juk 90 geplakte smeermiddelbladen 105 en 106 steken omhoog van het bovenoppervlak van het motordeksel 107 uit.
*5 Hierna zal een uiteenzetting worden gegeven van een kopbewegingseenheid in de inrichting 60..
De kopbewegingseenheid omvat een kopsteun 110 waarop door middel van een montageplaat 109 een magneetkop 108 is bevestigd en een transportschroef 112 die om zijn hartlijn 20 door een stappenmotor 111 wordt aangedreven. Zoals in fig. 12 tot en met fig. 14 wordt getoond, is de stappenmotor 111 aan een vertikaal stuk 113 van het chassis 61 vastgeschroefd, en een motoras 111a van de stappenmotor 111 is direkt gekoppeld met de transportschroef 112. Het andere einde van de trans-25 portschroef 112 is bevestigd aan een chassisdeel 117. De transportschroef 112 is horizontaal ten opzichte van het chassis 61 aangebracht.
In deze uitvoeringsvorm is de kopsteun 110 zodanig geconstrueerd, dat deze langs de hartlijn van de transport-20 schroef 112 kan bewegen. D.w.z. een paar montagesteunen 114, 115 voor een geleidingsas zijn op het chassis 61 aangebracht. Een geleidingsas 116 met een cirkelvormige doorsnede is met beide einden aan de montagesteunen 114 en 115 bevestigd. De geleidingsas 116 die evenwijdig aan de transportschroef 112 is
*3C
aangebracht strekt zich uit door de kopsteun 110 en wordt m deze toestand gedragen door een aan de kopsteun 110 bevestigde bus 118. De kopsteun 110 is daardoor verschuifbaar terwijl deze geleid wordt door de geleidingsas 116, in de richting 8103820 jr « - 19 - van de pijlen S en T in fig, 12 en fig. 24.
Integraal met de Jcopsteun 110 is, zoals in fig. 12 en fig. 22 wordt getoond, een paar naaldvormige steunen 120 gevormd die tegenover elkaar op een afstand van elkaar zijn 5 aangebracht. De transportschroef 112 strekt zich uit door een in het vertikale deel van de kopsteun 110 gevormde opening 121 en is tussen het paar naaldvormige montagedelen 120 aangebracht. In de bovenoppervlakkeh van het paar montagedelen 120 zijn V-vormige groeven 122a resp. 122b gevormd, waarbij 10 de V-vormige groeven 122a en 122b een helling hebben die o-vereenkomt met de spoed van het van schroefdraad voorziene gedeelte van de transportschroef 112 in de richting loodrecht op de hartlijn van de transportschroef 112 en zich uitstrekkend langs dezelfde rechte lijn. Een naaldvormige deel 124 is 15 tussen het paar montagedelen 120 gespannen waarbij de einddelen daarvan in de V-vormige groeven 122a en 122b zijn gestoken. Bovendien is deze, zoals in fig. 24 wordt getoond, zonder speling tussen en langs twee schroefdraadgangen (d.w.z. in de voet van de schroefdraad) van de transportschroef 112 20 gelegd. Boven het naaldvormige orgaan 124 is een borgplaat 125 aangebracht die op het bovenoppervlak van de .montagesteun 120 is bevestigd met een paar stelschroeven 126, waardoor het naaldvormige orgaan 124 aan de montagesteun 120 is bevestigd in de hierboven beschreven toestand. Zoals bovendien in fig.
25 25 wordt getoond, is aan het onderoppervlak van één montage steun 120 met een schroef 126 een bladveer 127 bevestigd, en door een veerkrachtige terugstelkracht van het vrije einde van de bladveer 127 wordt de transportschroef 112 normaal naar het naaldvormige orgaan 124 en de borgplaat 125 toege-30 dwongen. Het naaldvormige orgaan 124 en het van schroefdraad voorziene deel van de transportschroef 112 raken daardoor nooit van elkaar los, en het naaldvormige orgaan 124 wordt zonder speling in een schroefdraadgang gehouden.
Zoals in fig. 12 en fig. 24 wordt getoond, is op de 35 kopsteun 110 scharnierend een kussenondersteuningsorgaan 129 gemonteerd, dat een van vilt of dergelijk gevormd kussen 128 draagt. Meer in het bijzonder is op de kopsteun 110 een paar 8 1 0 3 8 2 0 ·'.·*- * ' .- 20 - tegenover elkaar staande vertikale steunen 130 gemonteerd dié zich in de richting loodrecht op het chassis 61 uitstrekken, en aan elk van de vertikale delen 130 is een lager 131 bevestigd (zie fig. 12 en fig. 13). Bovendien zijn scharnieren 132 5 aan het kussenondersteuningsorgaan 129 bevestigd welke worden ondersteund door de lagers 131, terwijl tussen een vertikaal deel 130 en de kopsteun 110 een schroefdrukveer 133 is aangebracht. De kopsteun 110 wordt daardoor normaal om de scharnieren 132 in de richting van de pijl H in de figuren 12 en 10 24 gedwongen, namelijk in de richting waarin het kussen 128 in drukcontact komt met de magneetkop 108. Wanneer de schijf-cassette 26 niet in de inrichting 60 is aangebracht, wordt de kopsteun 110 in de richting van de pijl I in figuur 12 gedwongen tegen de kracht van de schroefdrukveer 133 in door 15 middel van een bepaald, niet getoond dwingmechanisme, zoals een electromagneet, zodat het kussen 128 zich op een afstand bevindt van de magneetkop 108. Dat wil zeggen de in figuur 12 getoonde toestand van de inrichting 60 is de toestand waarin de schijf cassette 26 niet is aangebracht of niet in bedrijf 20 is. Wanneer de schijf cassette 26 is aangebracht of in bedrijf is, wordt de kopsteun 110 in de richting van de pijl H gescharnierd door de kracht van de schroefdrukveer 133. Het gevolg is dat, zoals in figuur 24 wordt getoond, de bij de opening en 36 en 37 in het cassette-omhulsel 22 onbedekte mag-25 neetschijf 21 tussen het kussen 128 en de magneetkop 108 wordt vastgehouden.
Zoals in figuur 23 te zien is, is een schijf 135 van een kunsthars of dergelijke coaxiaal aan het andere einde van de motoras 111a van de stappenmotor 111 bevestigd en is 30 op een deel van het omtreksoppervlak van de schijf 135 een reflector 136 gemonteerd. Anderzijds is een uit een licht uitzendend element en een licht ontvangend element (fotosen-sor) bestaande detector 137 aangebracht nabij het buitenom-treksoppervlak van de schijf 135. Een rotatiestand van de 35 motoras 111a van de stappenmotor 111 wordt door de werking van de detector 137 en de reflector 136 gedetecteerd. Bovendien is een detectiemechanisme 137a voor het detecteren van een bewegingsstand van de kopsteun 110 ten opzichte van de 8103820 • V ^ s - 21 - *' :v·’ transportschroef 112 nabij de beide einden van de transport-schroef 112 gemonteerd. Op basis van detectie van signalen door dit detectiemechanisme 137a en de detector 137 worden de start- en stopstanden van de motoras 111a bepaald zoals later 5 zal worden besproken. Het gevolg is dat de magneetkop 108 slechts over een afstand bewogen kan worden die gewenst is voor de opname of weergave van signalen op respektievelijk van de magneetschijf 121 door devmagneetkop 108 (namelijk binnen een bepaald bewegingsgebied). Het verwijzingscijfer 10 138 in figuur 12 is een optische pulsgenerator voor de de tectie van een rotatiefase van de borstelloze motor 83 van het platte type.
Zoals in de figuren 12 en 26 wordt getoond, is op de cassette-opneempen 65 een detectie-orgaan 140 gemonteerd 15 voor het detecteren van een het ongewenst wissen voorkomende nok, zodanig dat deze beweegbaar is langs de hartlijn van de pen 65, waarbij het detectieorgaan 140 aan één einde voorzien is van een omhoog uitstekend detectiedeel 143. Het detectie-orgaan 140 wordt normaal in de richting omhoog belast door 20 een schroefdrukveer 141 en wordt door een aan het boveneinddeel van de pen 65 gemonteerde aanslag 142 vastgehouden. Anderzijds is een detector 144 die bestaat uit een licht uitzendend element en een licht ontvangend element (geen van beiden getoond) aan het chassis 61 bevestigd. De detector 144 25 is zodanig geconstrueerd dat het andere eindgedeelte van het detectieorgaan 140 tussen het licht uitzendende en het licht ontvangende element kan bewegen bij een benedenwaartse beweging van het detectie-orgaan 140. Dat wil zeggen dat, wanneer het detectie-orgaan 140 tegen de aanslag 142 aan gehouden 30 wordt door de schroefdrukveer 141, bevindt het andere eindgedeelte van het detectie-orgaan 140 zich op een afstand boven het licht uitzendende en het licht ontvangende element. Wanneer het-detectiedeel 143 van het detectie-orgaan 140 door de het ongewenste wissen voorkomende nok 47 van het cassette-om-35 hulsel 22 naar beneden is gedrukt, komt het andere einddeel van het detectie-orgaan 140 tussen het licht uitzendende en het licht ontvangende element, tegen de kracht van de schroefdrukveer 141 in, waardoor in het bovenomschreven 8103820 ' - 22 - geval de opname kan worden uitgevoerd. In het andere geval wordt een opname verhinderd.
In deze uitvoeringsvorm zijn, ten einde het foutief aanbrengen (laden) van de schijfcassette in de inrichting 60 5 te voorkomen, het foutief laden verhinderende uitsteeksels 146 en 147 op de chassiszijde aangebracht tegenover het kanaalvormige uitgespaarde gedeelte 53 en het driehoekige uit-
V
gespaarde gedeelte 52, beiden respektievelijk in de cassette 26.
10 Hierna zal de werking van de inrichting 60 met de bovenomschreven constructie worden beschreven.
De sluiter 41 van de schijfcassette 26 die in de inrichting 60 aangebracht moet worden, wordt eerst in de richting van pijl A in figuur 6 verschoven totdat de openin— 15 gen 36 en 37 van de schijfcassette 26 en de opening 45 van de sluiter 41 elkaar overlappen, waardoor de openingen 36 en 37 worden geopend en tegelijkertijd het kanaalvormige uitgespaarde gedeelte 53 van de schijfcassette 26 wordt geopend. Daarna wordt de schijfcassette 26 in de inrichting 60 aange-20 bracht door middel van een niet getoond cassettelaadmechanis-me. In dit geval kunnen, zoals in figuur 14 wordt getoond, de het onjuist laden voorkomende uitsteeksels 146 en 147 van het chassis 61 in het kanaalvormige uitgespaarde gedeelte 53 steken respektievelijk in het driehoekige uitgespaarde ge-25 deelte 52 van de schijfcassette 26, zodat het cassette-omhul-sel 22 in de normale laadstand kan wórden gebracht en de schijfcassette 26 op de cassetteopneempennen 63, 64, 65 en 66 wordt geplaatst door middel van het cassettelaadmechanisme.
In dit geval zijn de uitsteeksels 67 en 68 van de cassette-30 opneempennen 63 en 64 respektievelijk in de plaatsbepalings-gaten 51 in het cassetteomhulsel 22 gestoken, waardoor de plaatsbepaling van de schijfcassette 26 in dè richting van zijn vlak geschiedt, dat wil zeggen in langs- en dwarsrich-ting. Tegelijkertijd beweegt het cassette-aandrukorgaan 72 35 scharnierend om de scharnieren 73 en 74 in samenwerking met het cassettelaadmechanisme, waardoor dus de pennen 75, 76, 77 en 78 van het cassette-aandrukorgaan 72 de schijfcassette elastisch neerwaarts kunnen dwingen ten gevolge van de voor 8103820 -23- belastingskracht van de schroefdrukveren 81. De schijfcassefr-te 26 wordt dienovereenkomstig veerkrachtig tussen de pennen 63, 64, 65 en 66 en de pennen 75, 76, 77 en 78 van het aan-drukorgaan 72 vastgehouden, waarbij de plaatsbepaling van de 5 schijfcassette 26 in hoogterichting wordt verkregen.
Wanneer de schijfcassette 26 wordt aangebracht, in het geval dat de uitsparing 53 bedekt is met de sluiter 41, of in het geval dat de driehoekige uitsparing 52 zich niet in de normale stand bevindt (dat wil zeggen in het geval dat de 10 laadrichting van de schijfcassette 26 onjuist is), wordt de schijfcassette 26 niet in de beschreven normale laadstand gebracht, omdat hoekdelen van de sluiter 41 en de schijfcas-sefcte 26 tegen de uitsteeksels 146 en 147 aan zullen komen. Daardoor wordt de hierboven beschreven laadbeweging niet uit-15 gevoerd en kan dus geen opname of weergave worden bereikt.
Het is daardoor volledig onmogelijk dat de magneetkop 108 beschadigd zal worden bij het in contact komen met de sluiter 41, die de opening 37 van de schijfcassette 26 bedekt.
In de juiste toestand wordt het gedeelte van de 20 schijfcassette 26, waarin de openingen 36 en 37 zijn gevormd tussen de magneetkop 108 en het kussen 128 gestoken. In samenwerking met de laadbeweging van de schijfcassette 26 door middel van het niet getoonde laadmechanisme wordt het kussen-ondersteuningsorgaan 129 scharnierend in de richting van de 25 pijl h in de figuren 12 en 24 bewogen, onder invloed van de schroefdrukveer 133, met het gevolg dat een deel van de buigzame magneetschijf 21 dat vrijgelaten wordt door de opening 45 in de sluiter 41, de openingen 36 en 37 in het cassette-omhulsel 22 en de opening 38 in het niet-geweven vezelmateri-aal 35 tussen de magneetkop 108 en het kussen 128 wordt vastgehouden.
Wanneer in dit geval de het ongewenst wissen verhinderende nok 47 van de schijfcassette 26 niet verwijderd is, wordt het detectordeel 143 van het detectieorgaan 140, 25 zoals met een streep- stippellijn in figuur 26 is aangegeven, naar beneden gedrukt tegen de kracht van de schroefdrukveer 141 in door de nok 47, waardoor het vrije zicht tussen het licht uitzendende en het licht ontvangende element van de 8103020 - 24 - detector 144 wordt onderbroken» Het gevolg is dat de inrichting 60 gereed is om een opneem- en weergeefbewerking te verrichten op basis van een bepaald signaal van de detector 144. In het geval darentegen dat de nok 47 verwijderd is, kan het 5 uiteinde van het detectordeel 143 van het detectie-orgaan 140 in de uitsparing 46 van het cassettedeksel 22 dringen.
Het detectie-orgaan 140blijft daardoor in de bovenste stand onder invloed, van de werking van -de schroefdrukveer 141, zodat' het vrije zicht tussen het licht uitzendende en het ont-10 vangende element van de detector 144 niet wordt onderbroken en de inrichting 60 dus in een toestand wordt gehouden waarin geen opname of weergave kan geschieden op basis van een bepaald signaal van de detector 144.
Gelijk met een dergelijke laadverrichting van de 15 schijfcassette 26 wordt de motoras 83 in de centreringsope-ning 24 van de centreringskernschijf 23 gestoken die in het aandrijfgat 28 van de onderste helft 22b van de schijfcassette .26 is opgenomen. Wanneer in dit geval de bovenplaat 22c van de geladen schijfcassette 26 naar de onderplaat 22d toe 20 is gebogen, zoals met een streep- stippellijn in fig. 27 is aangegeven, komt de bolvormige top 83c van de motoras 83b in contact met ongeveer het midden van het binnenoppervlak van de bovenplaat 22c. Het gevolg is dat in de richting van de pijlen J en K in fig. 27 een kracht wordt uitgeoefend op de 25 bovenplaat 22c, door de pennen 75, 76, 77 en 78. Het gevolg is dat, wanneer de laadverrichting van de schijfcassette 26 voorbij is, de deformatie (binnenwaartse buiging) van de bo-. venplaat 22 reeds gecorrigeerd is en de bovenplaat 22a vlak is zoals aangegeven is met een getrokken lijn in fig. 27.
30 Wanneer de schijfcassette 26 is geladen liggen de drukplaten van de pennen 75, 76, 77 en 78 van het aandrukor-gaan 72 op de diagonale lijnen van de pennen 63, 64, 65 en 66 zoals eerder werd opgemerkt en bevinden deze zich op de met de ribben 33 en 34 van de schijfcassette 26 overeenkomende 35 posities. Indien de onderplaat 22d van de schijfcassette 26 binnenwaarts gedeformeerd is, d.w.z. naar de bovenplaat 22c toe zoals aangegeven met een punt- streeplijn in fig. 27, 8103820 - 25 - ' ' ondervindt de onderplaat 22d een kracht in de richting van de pijlen L· en M door de ribben 33 van de bovenhelft 22a en de ribben 34 van de onderhelft 22b, waardoor dus de deformatie van de onderplaat 22d word.t gecorrigeerd en de onderplaat 22d 5 vlak wordt zoals aangegeven met een getrokken lijn in fig.
27.
Zoals boven uiteen gezet kan, zelfs wanneer de bo-ven— en onderplaten 22c en 22d béide binnenwaarts gebogen (gedeformeerd) zijn, deze verbuiging (deformatie) in bevredi-10 gende mate worden gecorrigeerd. Het gevolg is dat de ruimte binnen het cassette-omhulsel 22 in de geladen toestand altijd constant gehouden kan worden en dat er geen vrees bestaat dat de rotatie van de magneetschijf 21 wordt gehinderd en de buigzame magneetschijf 21 kan met een relatief klein aan-15 drijfkoppel worden aangedreven.
Gelijk met het eerder beschreven laden van de schijfcassette 26 wordt de centreringskernschijf 23 door de magneten 104 van het juk 90 aangetrokken en op de smeermid-delbladen 105 en 106 gelegd die resp. aan de bovenoppervlak-20 ken van de flenzen 90a en 90b van het juk 90 zijn gekleefd. Indien in dit geval de plaats van de aandrijf- en plaatsbepa-lingsopening 25 in de centreringskernschijf 23 en die van de veerbelaste pen 85 niet samenvallen, wordt de pen 85 door de centreringskernschijf 23, ten gevolge van de tussen de cen-25 treringskernschijf 23 en de magneten 104 werkende aantrekkingskracht naar beneden gedrukt. Zoals met de getrokken lijn in fig. 20 wordt getoond wordt de pen 85 ten gevolge daarvan naar beneden gedwongen tegen de terugstelkracht van de blad-veer 86 in, in het bijzonder het armgedeelte 95. Wanneer in 30 een dergelijke toestand de inrichting 60 in de opneem- of weergeefstand wordt geschakeld en de motoras 83b van de motor 83 wordt geroteerd, roteert de pen 85 tezamen met de bladveer 86 en het juk 90 ten opzichte van de centreringskernschijf 23. Op dit moment wordt de buigzame magneetschijf 21 tussen 33 de magneetkop 108 en het kussen 128 vastgehouden zoals eerder werd opgemerkt, waardoor een belastingskoppel wordt uitgeoefend op de magneetschijf 21. Het gevolg is dat, zelfs wanneer een wrijvingskracht wordt uitgeoefend tussen de smeermiddel- 8103820 - 26 - bladen 105 en 106 van het juk 90 en de-centreringskernschijf 23 wordt uitgeoefend en tussen deze laatste en de pen 35, de centreringskernschijf 23 niet wordt geroteerd en de pen 85 rond beweegt ten opzichte van de stilstaande centreringskern-5 schijf 23. Wanneer daarna de aandrijf- en plaatsbepalingsope-ning 25 in de centreringskernschijf 23 wordt bereikt, zoals aangegeven met een stippel- streeplijn in fig. 28, komt het cilindrische deel 101 van de pen>85 in de opening 25 ten gevolge van de veerkracht van de bladveer 86. Wanneer daarna de 10 motoras 83b in de richting van de pijl N roteert, wordt de pijl 85 verder rondbewogen en komt het cilindrische deel 101 van de pen 85 eerst in contact met een plaatsbepalingsrand a die zich van een paar lange randen van de opening 25 het verst van de motoras 83b bevindt. Daarna beweegt de pen 85 15 verder rond en komt in contact met een aandrijf rand 25b van de opening 25 terwijl het cilindrische deel 101 van de pen 85 met het kogellager 100 wordt geroteerd, daar een door de mag-neetkop 108 en het kussen 128 veroorzaakte houdkracht en een door het verschil in centreringskernschijf 23 veroorzaakte 20 traagheidskracht als een belastingskoppel op de magneetschijf 21 en de centreringskernschijf 23 worden uitgeoefend. Aangezien de in fig. 19 getoonde afstand S1 langer is dan de in fig. 28 getoonde afstand S2 wordt in dit geval, zoals eerder werd opgemerkt, de pen 85 in een onder een hoek staande stand 25 gebracht door torsie deformatie van het armdeel 95 van de bladveer 86, zoals weergegeven in fig. 21. Het gevolg is dat de hartlijn van de pen 85 nu onder een kleine hoek staat ten opzichte van de vertikale richting in fig. 21, zodat normaal op de centreringskernschijf 23 een kracht wordt uitgeoefend ' 30 in de richting van pijl P in fig. 21 en fig. 28 door het cilindrische deel 101 van de pen 85 ten gevolge van de meegevende veerkracht van het armdeel van de bladveer 86.
Alhoewel het op de buigzame magneetschijf 21 door de magneetkop 108 en het kussen 128 uitgeoefende belastings-35 koppel klein is kan door de voorziening in deze uitvoeringsvorm van het kogellager 100 tussen het schachtdeel 98 en het cilindrische deel 101 de pen 85 op zekere wijze naar de met een getrokken lijn in fig. 28 aangegeven bepaalde, stand 8103820 - 27 - bewegen, zelfs wanneer de vormgevingsnauwkeurigheid van de insteekopeningen 24 en 25 in de centreringskernschijf 23 niet zo groot is.
Wanneer de centreringskernschijf 23 in de richting 5 van pijl P wordt bewogen, worden twee van de vier zijden van de motorasinsteekopening 24 welke zich het verst van de aandrijf- en plaatsbepalingsopening 25 bevinden in drukcontact gebracht met de motoras 83b op tftee punten, en wordt de centreringskernschijf 23 gepositioneerd. Het midden van de op de 10 'centreringskernschijf 23 aangebrachte buigzame magneetschijf 21 bevindt zich daardoor nagenoeg op de hartlijn van de motoras 83b. Wanneer de motoras 83b roteert en de pen 85 rondbewogen wordt in de richting van pijl N in fig. 28, drukt in deze toestand het cilindrische deel 101 van de pen 85 tegen 15 de aandrijfrand 25b van de opening 25, zodat de centreringskernschijf 23 en dus de magneetschijf 21 in de richting van de pijl N worden geroteerd. Daar de buigzame magneetschijf 21 concentrisch met de motoras 33b is gepositioneerd, zoals eerder werd beschreven, wordt in dit geval de schijf in een ten 20 minste nagenoeg gecentreerde toestand geroteerd-
Hierna wordt een uiteenzetting gegeven van de werking van het kopbewegingsmechanisme. Wanneer de inrichting 60 wordt omgeschakeld, bijvoorbeeld naar de weergeefstand in een geladen toestand van de schijfcassette 26, op de hierboven 25 beschreven wijze, roteert de buigzame magneetschijf 21 eerst op de eerder beschreven wijze. Tijdens deze rotatie wordt een opgenomen informatie uitgelezen door de magneetkop 108 die in schuifcontact is met het registratie-oppervlak van de buigzame magneetschijf 21, en een in de uitgelezen informatie opge-30 nomen synchronisatiesignaal wordt toegevoerd aan een aandrijf schakeling voor de stappenmotor. Telkens wanneer een dergelijk synchronisatiesignaal wordt gegeven, wordt een bepaalde aandrijfstroom door de genoemde aandrijfschakeling aan de stappenmotor 111 toegevoerd waardoor de motoras 111a in de 35 richting van pijl Q in fig. 12 en fig. 24 wordt geroteerd, in stappen van een bepaalde rotatiehoek (bijvoorbeeld 15 graden). Tegelijkertijd met deze rotatie van de motoras 111a wordt het naaldvormige orgaan 124 dat zonder speling in een 8103820 V, ' r .- . ' - 28 - schroefdraadgang van de transportschroef 112 is gestoken in de richting van de pijl S bewogen door de transportschroef 112. Daardoor wordt de kopsteun 110 tezamen met het naaldvormige orgaan 124 door de geleidingsas 116 geleid en stapsge-5 wijze intermitterend naar het volgende cirkelvormige regi-stratiespoor bewogen, namelijk bij elke rotatie van de buigzame magneetschijf 21 in de. richting van de pijl S. Het gevolg is dat de magneetkop 108 en '•het kussenondersteuningsor-g.aan 129 die beide aan de kopsteun 110 zijn gemonteerd met 10 elkaar en met de buigzame magneetschijf. 21 daartussen verschuiven en intermitterend in de langsrichting bewegen in de kop- en kusseninsteekopeningen 38 en 37 in de schijfcassette, namelijk in radiale richting van de buigzame magneetschijf 21.
15 Daar de spoed van de transportschroef 112 in deze uitvoeringsvorm relatief klein is en de stappenmotor 111 een relatief grote rotatiehoek (bijvoorbeeld ongeveer 15 graden) per stap heeft, is zelfs wanneer dé onderlinge afstand van de registratiesporen op de buigzame magneetschijf 21 klein is, 20 het mogelijk om de magneetkop 108 met grote nauwkeurigheid ten opzichte van het te reproduceren registratiepoort positioneren. Dit is zo omdat zelfs wanneer stappenmotoren dezelfde mechanische nauwkeurigheid hebben in een rotatie van één enkele stap, de verhouding van deze mechanische nauwkeurigheid 25 ten opzichte van de rotatiehoek van één stap kleiner is bij een stappenmotor met een grote rotatiehoek, waardoor de magneetkop 108 met een grote nauwkeurigheid bewogen kan worden.
Tijdens de boven beschreven beweging ondervindt de transportschroef 112 een in fig. 24 en fig. 25 benedenwaarts 30 gerichte kracht van het naaldvormige orgaan 124. Omdat echter een belasting naar het naaldvormige orgaan 124 toe ten alle tijden op de transportschroef 112 wordt uitgeoefend door middel van de bladveer 127, zullen de schroefdraad van de transportschroef 112 en het naaldvormige orgaan 124 nooit los van 35 elkaar komen.
Op deze wijze beweegt de magneetkop 108 stapsgewijze en radiaal van de buitenste omtrekszijde naar het middelpunt van de magneetschijf 21 bij elke rotatie van de motoras 8103820 - 29 - 83b in schuifcontact met de buigzame magneetschijf 21, namelijk telkens wanneer een in elk cirkelvormig registratiespoor opgenomen synchronisatiesignaal wordt toegevoerd. Wanneer de kopsteun 110 naar een bepaalde positie is bewogen en de mag-5 neetkop 108 de binnenste eindrand van het magnetische oppervlak van de buigzame magneetschijf 21 heeft bereikt, wordt de positie van de kopsteun 110 gedetecteerd door het detectieme-chanisme 137a. Wanneer de detector 137 en de reflector 136 dan tegenover elkaar zijn gekomen ten gevolge van de rotatie 10 van de motoras 111a van de stappenmotor 111, wordt de rotatie van de motoras 111a in de richting van pijl N gestopt onder invloed van detectiesignalen van het bovenbeschreven detec-tiemechanisme 137 en de detector 137. Wanneer in het omgekeerde geval de transportschroef 112 in de richting van pijl •*•5 r in fig. 1 2 en fig. 24 is geroteerd door middel van de stappenmotor 111, is de magneetkop 108 van de radiale centrale zijde van de buigzame magneetschijf 21 naar de buitenste om-trekszijde (in de richting van pijl T in fig. 12 en fig. 24} bewogen. Wanneer deze de buitenste eindrand van het magneti-20 sche oppervlak heeft bereikt, wordt de rotatie van de motoras 111a in de richting tegengesteld aan de eerder genoemde richting van de pijl N gestopt.
Bij de bovenbeschreven verrichting wordt de op het registratieoppervlak van de buigzame magneetschijf 21 opgeno-men informatie weergegeven. Bij het opnemen wordt dezelfde verrichting uitgevoerd als hierboven beschreven."
Bij de buigzame magneetschijfcassette 26 en de opneem- en/of weergeefinrichting 60 zoals hierboven beschreven, drukt de veerbelaste aandrijfpen 85 tegen de plaatsbepalings- 30 rand 25a van de aandrijf- en plaatsbepalingsopening 25 in de centreringskernschijf 23 ten einde de centreringskernschijf 23 radiaal buitenwaarts te dwingen en voor te belasten (in fig. 28 in de richting van P). De motoras 83b komt daarbij in drukcontact met de twee zijden 24a en 24b van een V-vormige 35 hoek van de centreringsopening 24 in de centreringskernschijf 23 ten einde de plaatsbepaling (d.w.z. de centrering) van de centreringskernschijf 23 en dus van de magneetschijf 21 te verzorgen, zodat de motoras 83b en de centreringskernschijf 8103820 V ^ ...... - ' .
v> ' - 30 - 23 altijd in een constante onderlinge relatie worden gebracht wanneer de raagneetschijf 21 wordt geladen. Zelfs wanneer de plaatsnauwkeurigheid van de insteèkopening 24 slecht is, zal toch elke centreringskernschijf 23 een intrinsieke excentri-5 citeit hebben. Wanneer alleen de diameter van de motoras 83b met een grote nauwkeurigheid wordt afgewerkt, kan daardoor elke centreringskernschij f 23 met dezelfde excentriciteit worden gepositioneerd telkens wanneer de schijfcassette wordt geladen. Het gevolg is dat de spoorfout in vergaande mate 10 onderdrukt kan worden daar de magneetschijf 21 in precies dezelfde stand gecentreerd kan worden bij de opname en de weergave. Wanneer de diameter„van de motoras 83b bijvoorbeeld afgewerkt wordt met een nauwkeurigheid van + 0,002 mm, wordt de spoorfout ook beperkt tot het gebied van + 0,002 mm. Het 15 gevolg is dat het mogelijk wordt om opname en weergave uit te voeren met hoge registratiedichtheid.
•Bij een conventionele schijfcassette is in de bovenplaat van het cassette-omhulsel een indexgat gevormd en is tegenover het indexgat een detector geplaatst welke een rota-20 tiestand van de magneetschijf 21 detecteert. In deze uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is daarentegen de positionele relatie (rotatie-fase) tussen de motoras 83b en de magneetschijf 21 altijd een één-op-één relatie zelfs wanneer de magneetschijf 21 naderhand weer wordt geladen. Wan-25 neer een pulsgenerator of dergelijke wordt aangebracht voor het detecteren van een rotatiestand van de motoras 83b wordt het dus onnodige om een dergelijk indexgat aan te brengen zoals in de conventionele schijfcassette, waardoor de eerder ! genoemde detector dus onnodig wordt. Bovendien geschiedt bij 30 deze uitvoeringsvorm het laden van de magneetschijf 21 niet . door de .magneetschijf van boven en onder het cassette-omhulsel in te klemmen zoals in de bekende techniek, maar door een aantrekkelijke fixatie van de centreringskernschijf 23 op het juk 90 aan de zijde van het cassette-omhulsel 22 van dé on-35 derste helft 22b, zodat het mogelijk wordt de inrichting 60 plat uit te voeren. Zelfs in het geval van een relatief klein cassette-omhulsel, wordt het mogelijk om een relatief groot etiket op het oppervlak daarvan aan te brengen.
8103820 - 31 -
Daar bovendien de magneetschijf 21 en de centreringskernschijf 23 door een rotatiekracht van de pen 85 worden geroteerd, kan de magnetische aantrekkingskracht van de magneten 104 relatief klein zijn, zodat er geen vrees behoeft 5 te bestaan dat de geregistreerde signalen op de magneetschijf 21 door deze magnetische flux worden gewisd.
Alhoewel de kenmerkende uitvoeringsvormen van de uitvindng hier in detail zijn beschreven aan de hand van de bijgevoegde tekeningen zal het duidelijk zijn dat de uitvin-10* ding niet tot deze uitvoeringsvormen beperkt is en dat verschillende wijzigingen en modificaties aangebracht kunnen worden zonder het kader en de geest van de uitvinding te verlaten.
De vorm en de positie van de openingen 24 en 25 in 15 de centreringskernschijf 23 kunnen bijvoorbeeld worden gewijzigd; voor een effectieve overbrenging van het rotatiekoppel van de centreringskernschijf 23 door de motoras 83b en de pen 85 kan de centreringsopening 24 (motorasinsteekopening) in de centreringskernschijf 23 bijvoorbeeld in de positie zoals 20 getoond in fig. 29 worden gevormd enigszins geroteerd in de rotatierichting (in de door de pijl N getoonde richting) van de motoras 83b, uit de in fig. 28 getoonde stand. Zoals bovendien in fig. 30 wordt vertoond kan de plaatsbepalingsrand 25a van de aandrijf- en plaatsbepalingsopening 25 onder een 25 hoek staan en kan de aandrijfpen 85 bij de scharnierbeweging in de getoonde stand worden gebracht waardoor deze in contact kan komen met de schuine plaatsbepalingsrand 25a. In dit geval staat de pen 85 sterker schuin dan getoond wordt in fig. 21 ten gevolge van de elasticiteit van het armgedeelte 95 van 30 het bladveerorgaan 86, zodat de centreringskernschijf 23 in de richting van pijl P wordt belast met een grotere kracht (elastische kracht).
. In deze uitvoeringsvorm wordt de centreringskernschijf 23 radiaal buitenwaarts gedwongen ( in de richting van 33 pijl P) door de pen 85. In tegenstelling daarmee kan de centreringskernschijf 23 radiaal binnenwaarts worden gedwongen •door de pen 85, zoals in fig. 31 wordt getoond. Bovendien is de vorm van de openingen 24 en 25 niet beperkt tot een vier- 810 3 s 2 o ·♦«·*. « ” - - . - 32 - .
hoekige, maar deze kunnen veelhoekig/ zoals vijfhoekig of zeshoekig zijn.
Om de peri 85 scharnierend naar de positie te bewegen waarin deze in de opening 25 kan steken wordt in deze 5 uitvoeringsvorm bovendien het gewenste belastingskoppel bereikt met de door de magneetkop 108 en het kussen 128 veroorzaakte houdkracht; de rotatiesnelheid van de motor 83 kan echter tijdens het centreren van de magneetschijf 21 worden vergroot, waardoor de resulterende traagheidskracht op gun- 10 stige wijze kan worden gebruikt. Ook is het mogelijk om de centreringskernschijf 23 tegen te houden zonder een dergelijk belastingskoppel te gebruiken. Zoals in fig. 32 wordt getoond kan een bladveer 150 met een aan zijn uiteinde bevestigd gewicht 151 en met de pen 85 op een tussenliggend deel schar-15 nierend aan een scharnier 125 worden gemonteerd dat aan het achterste gedeelte van het juk 90 is gemonteerd in een van zijn hartlijn af belaste stand. De pen 85 kan radiaal buitenwaarts worden gedwongen (in de richting van pijl P) van de centreringskernschijf 23 en daardoor kan deze laatste worden 20 tegengehouden. Zoals in fig. 33 wordt getoond kan de constructie bovendien zodanig zijn, dat een aan het uiteinde daarvan aangebrachte plaatsbepalingspen 153 met een toelopende deel 153a aan de rotor 83a van de motor. 83 wordt gemonteerd door middel van een veer 154, waarbij het toelopende 25 deel 153a in de opening 25 gestoken kan worden die gevormd is in de centreringskernschijf 23, waarbij de centreringskernschijf 23 in de richting van de pijl P wordt gedwongen ten gevolge van de kracht van de veer 154 welke kracht overgebracht wordt op de plaatsbepalingsrand 25a van de opening 25 30 Vxa het toelopende deel 153a. .·
In deze uitvoeringsvorm worden de magneten 104 bovendien gebruikt voor het op het juk 90 bevestigen van de centreringskernschijf 23, maar ook kan een ander mechanisch montagemechanisme worden gebruikt voor hetzelfde doel en in 35 dit geval is het niet nodig om magnetisch materiaal voor de centreringskernschijf 23 te gebruiken.
8103820

Claims (8)

1. Buigzame-magneetschijfcassette met : (A) een buigzame magneetschijf; en (B) een omhulsel met een onderste helft en een bovenste helft voor het opnemen van de buigzame magneetschijf, waarbij het 5 omhulsel een aandrijfopening heeft in zijn onderhelft voor het daardoorheen aandrijven van dè buigzame schijf, gekenmerkt door (C) een in het midden van de buigzame magneetschijf (21) bevestigde centreringskernschijf (23), welke centreringskern- 10 schijf (23) een centreringsopening (24) omvat voor het opnemen van een centreerpen (motoras 83b) van een aandrijfinrichting (aandrijfmechanisme 82), en een aandrijf- en plaatsbepa-lingsopening (25) voor het opnemen van een veerbelaste aan— drijfpen (85) van de aandrijfinrichting (82).
2. Buigzame-magneetschijfcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de centreringsopening (24) van de centreringskernschijf (23) een V-vormige hoek (24a en 24b) heeft, en dat de veerbelaste aandrijfpen (85) een elastische kracht uitoefend op de centreringskernschijf (23) in de rich- 20 ting waarin de V-vormige hoek (24a en 24b) van de centreringsopening (24) tegen de centreringsplaatsbepalingspen (83b) aangedrukt wordt, in de aangedreven toestand.
3. Buigzame-magneetschijfcassette volgens conclusie T, met het kenmerk, dat de aandrijf- en plaatsbepalingsope- 25 ning (25) van de centreringskernschijf (23)een tegenover elkaar onder nagenoeg een rechte hoek liggende aandrijfrand (25b) en plaatsbepalingsrand (25a) heeft.
4. Buigzame-magneetschijfcassette volgens conclusie 2, met: het kenmerk, dat de plaatsbepalingsrand (25a) van de 30 aandrijf- en plaatsbepalingsopening (25) van de centreringskernschijf (23) verwijd is in de richting tegengesteld aan de rotatierichting van de buigzame magneetschijf (21), zodat de veerbelaste aandrijfpen (85) gemakkelijk in de aandrijf- en plaatsbepalingsopening (25). gestoken kan worden bij het aan- 35 brengen van de buigzame magneetschijfcassette (26) op de aandrijf inrichting (82). 8103820 ff - * - - 34 -
5. Opneem- en/of weergeefinrichting voor een buig- - zame-magneetschij fcassette van het type met (A) een buigzame magneetschijf; (B) een omhulsel met een onderhelft en een bovenhelft voor 5 het opnemen van de.buigzame magneetschijf, waarbij het omhulsel een aandrij fopening heeft in de onderhelft voor het daardoorheen aandrijven van de buigzame schijf; en (C) een in het midden van de buigzame magneetschijf bevestigde centreringskernschijf, welke een centreringsopening en een ' 10 aandrijf- en plaatsbepalingsopening omvat, gekenmerkt door (D) een centrerings- plaatsbepalingspen (motoras 83b) en een veerbelaste aandrijfpen (85) op een roteerbare aandrijfschijf (bladveerorgaan 86 en juk 90), waarbij de centreringsplaats-bepaiingspen 83b bij bedrijf in de centreringsopening (24) en 15 de veerbelaste aandrijfpen (85) bij bedrijf in de aandrijf-en plaatsbepalingsopening (25) wordt gestoken.
6. Opneem- en/of weergeefinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de veerbelaste aandrijfpen (25) een kracht uitoefent op de centreringskernschijf (23) in de 2.0 richting waarin een V-vormige hoek (24a en 24b) van de centreringsopening (24) bewogen wordt naar de centreringsplaats-bepalingspen (83b).
7. Opneem- en/of weergeefinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de centreringsplaatsbepalingspen 25 (83b) zodanig is uitgevoerd dat deze de bovenhelft (22a) op tilt wanneer de cassette in de juiste positie is geladen ten einde een ruimte tussen de bovenhelft (22a) en de onderhelft (22b) van hét omhulsel (22)te vergroten.
8. Opneem- en/of weergeefinrichting volgens conclu-20 sie 5, met het kenmerk, dat de rotatie-aandrijfschijf (86 en 90. een permanente magneet (104) draagt, zodat de centreringskernschijf (23) magnetisch op de rotatie-aandrijfschijf (86 en 90) wordt vastgeklemd, wanneer deze in de juiste positie is geladen. . 8103820
NL8103820A 1980-08-14 1981-08-14 Cassette met buigzame magneetschijf en opneem- en/of weergeefinrichting daarvoor. NL194176C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP11196980A JPS5736473A (en) 1980-08-14 1980-08-14 Rotating driving device
JP11196980 1980-08-14

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8103820A true NL8103820A (nl) 1982-03-01
NL194176B NL194176B (nl) 2001-04-02
NL194176C NL194176C (nl) 2001-08-03

Family

ID=14574670

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8103820A NL194176C (nl) 1980-08-14 1981-08-14 Cassette met buigzame magneetschijf en opneem- en/of weergeefinrichting daarvoor.

Country Status (27)

Country Link
US (1) US4445155A (nl)
JP (1) JPS5736473A (nl)
KR (2) KR880002403B1 (nl)
AT (1) AT373706B (nl)
AU (2) AU542644B2 (nl)
BE (1) BE889940A (nl)
BR (1) BR8105207A (nl)
CA (1) CA1190319A (nl)
CH (2) CH656736A5 (nl)
DD (1) DD202962A5 (nl)
DE (1) DE3131889A1 (nl)
DK (1) DK163615C (nl)
ES (2) ES504733A0 (nl)
FR (1) FR2488713B1 (nl)
GB (2) GB2081959B (nl)
HK (2) HK99985A (nl)
IT (1) IT1138910B (nl)
KE (1) KE3585A (nl)
MX (1) MX151445A (nl)
MY (2) MY8600329A (nl)
NL (1) NL194176C (nl)
NO (1) NO164507C (nl)
NZ (1) NZ197970A (nl)
PH (1) PH20782A (nl)
SE (1) SE453337B (nl)
SU (1) SU1080763A3 (nl)
ZA (1) ZA815291B (nl)

Families Citing this family (96)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS606938Y2 (ja) * 1980-08-14 1985-03-07 ソニー株式会社 記録再生用デイスクカセツト
JPS57195674U (nl) * 1981-06-05 1982-12-11
AU544979B2 (en) * 1981-06-19 1985-06-27 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Information disk cartridge
NL8105096A (nl) * 1981-11-11 1983-06-01 Philips Nv Informatieschijfcassette.
JPS606946Y2 (ja) * 1981-11-25 1985-03-07 ソニー株式会社 磁気デイスク装置
JPS5910178U (ja) * 1982-07-13 1984-01-23 日立マクセル株式会社 デイスクカ−トリツジ
CH655594B (nl) * 1982-07-19 1986-04-30
DE3378389D1 (en) * 1982-08-05 1988-12-08 Hitachi Maxell Recording disc cartridge
JPS5928876U (ja) * 1982-08-14 1984-02-22 ソニー株式会社 磁気シ−トジヤケツト
JPS5936371A (ja) * 1982-08-23 1984-02-28 Mitsubishi Electric Corp フレキシブルデイスク記憶装置の磁気ヘツド移動装置
JPS5950034U (ja) * 1982-09-21 1984-04-03 ソニー株式会社 情報記録シ−ト
JPS5963877U (ja) * 1982-10-22 1984-04-26 ソニー株式会社 磁気シ−トジヤケツト
JPS5974581U (ja) * 1982-11-06 1984-05-21 日立マクセル株式会社 デイスクカ−トリツジ
EP0111217A3 (en) * 1982-11-26 1984-10-17 Tabor Corporation Apparatus for disk memory
US4549240A (en) * 1982-11-26 1985-10-22 Verbatim Corporation Write protection device
JPS5989482U (ja) * 1982-12-08 1984-06-16 ソニー株式会社 磁気シ−トジヤケツト
US4748530A (en) * 1983-01-24 1988-05-31 Magnetic Peripherals, Inc. Disk cover collar
JPS59135570U (ja) * 1983-02-28 1984-09-10 ソニー株式会社 デイスクカセツト
JPS59175073A (ja) * 1983-03-24 1984-10-03 Nakamatsu Yoshiro 媒体
JPS59215024A (ja) * 1983-05-23 1984-12-04 Fuji Photo Film Co Ltd フレキシブル磁気ディスク
USH79H (en) * 1983-05-23 1986-07-01 Magnetic recording disk cartridge
JPS6089867A (ja) * 1983-10-24 1985-05-20 Citizen Watch Co Ltd フロッピディスクドライブのインデックス信号検出装置
JPS60117464A (ja) * 1983-11-30 1985-06-24 Teac Co 磁気デイスク駆動装置
JPS60116649U (ja) * 1984-01-17 1985-08-07 アルプス電気株式会社 デイスク支持装置
US4675763A (en) * 1984-02-03 1987-06-23 Teac Corporation Magnetic disk drive with a disk leveling mechanism
JPS60164953A (ja) * 1984-02-06 1985-08-28 Sony Corp デイスクの回転駆動装置
KR890003561B1 (ko) * 1984-02-08 1989-09-23 티악크 가부시끼가이샤 디스크 장치
JPS60185254A (ja) * 1984-03-02 1985-09-20 Teac Co デイスク駆動装置
US4626942A (en) * 1984-03-02 1986-12-02 Teac Corporation Power-saving data transfer apparatus with a flexible magnetic disk or the like
JPS60163547U (ja) * 1984-04-09 1985-10-30 ティアック株式会社 磁気デイスク回転装置
DE3585395D1 (de) * 1984-04-12 1992-03-26 Yamaha Corp Plattengehaeuse.
EP0159668B1 (en) * 1984-04-20 1991-05-29 Hitachi, Ltd. Apparatus for positioning magnetic head
US4698714A (en) * 1984-04-28 1987-10-06 Sony Corporation Flexible magnetic disc cassette
JPH0782727B2 (ja) * 1984-04-28 1995-09-06 ソニー株式会社 磁気ディスクカセット
JPS60243868A (ja) * 1984-05-18 1985-12-03 Teac Co 磁気デイスク駆動装置
JPS619866A (ja) * 1984-06-22 1986-01-17 Seiko Epson Corp 回転駆動装置
JPS6139280A (ja) * 1984-07-31 1986-02-25 Hitachi Maxell Ltd デイスクカ−トリツジ
JPS6139279A (ja) * 1984-07-31 1986-02-25 Hitachi Maxell Ltd デイスクカ−トリツジ
JPS61158085A (ja) * 1984-12-28 1986-07-17 Toshiba Corp 磁気記録媒体とその製造方法
AU585295B2 (en) * 1984-12-31 1989-06-15 Sony Corporation Recording and/or reproducing device for the flexible magnetic disk
JPH0422431Y2 (nl) * 1985-01-24 1992-05-22
JPH0424533Y2 (nl) * 1985-02-05 1992-06-10
KR940009470B1 (ko) * 1985-02-16 1994-10-13 히다찌마구세루 가부시기가이샤 디스크 카트리지 및 디스크 구동장치
US4794481A (en) * 1985-02-19 1988-12-27 Matsushita Electric Industrial Co. Ltd. Apparatus for loading and driving an information recording medium encased in a cartridge
JPS61158677U (nl) * 1985-03-25 1986-10-01
KR950000953B1 (ko) * 1985-05-09 1995-02-06 히다찌마구세루 가부시기가이샤 디스크 카트리지
JPH0319088Y2 (nl) * 1985-06-03 1991-04-23
JPH0743865B2 (ja) * 1985-07-23 1995-05-15 ソニー株式会社 デイスクの回転駆動装置
US4644521A (en) * 1985-08-14 1987-02-17 Laser Magnetic Storage International Company Optical memory cartridge and drive apparatus
JPS6242173U (nl) * 1985-08-30 1987-03-13
JPS6242176U (nl) * 1985-08-30 1987-03-13
US4896237A (en) * 1985-08-30 1990-01-23 Sony Corporation Magnetic tape cartridge compatible with disk drive and tape drive mechanism therefor
US4823214A (en) * 1985-09-19 1989-04-18 Laser Magnetic Storage International Company Disk drive for cartridge disks
US4745500A (en) * 1985-09-19 1988-05-17 Laser Magnetic Storage International Company Disk drive for cartridge disks
JPS6285667A (ja) * 1985-10-07 1987-04-20 Matsushita Electric Ind Co Ltd Pm型ステツピングモ−タ
US4739426A (en) * 1985-10-23 1988-04-19 Kabushiki Kaisha Toshiba Disk drive system
US4618060A (en) * 1985-11-07 1986-10-21 Tarter Norman D Floppy disc casing with optional write-protect capability
US4752847A (en) * 1985-11-19 1988-06-21 Eastman Kodak Company Storage disk drive mechanism
JPH077588B2 (ja) * 1985-12-28 1995-01-30 ソニー株式会社 テ−プカセツトのセンタコア
JPH0682506B2 (ja) * 1986-03-07 1994-10-19 日立マクセル株式会社 デイスクカ−トリツジ
JPH0734552Y2 (ja) * 1986-05-12 1995-08-02 ソニー株式会社 ディスクカートリッジ
CA1311840C (en) * 1986-11-06 1992-12-22 Tsuneo Nemoto Sliding shutter arrangement for disk cassette
JPS62188081A (ja) * 1987-01-14 1987-08-17 Hitachi Maxell Ltd 磁気デイスク収納体
JPH0222842Y2 (nl) * 1987-07-15 1990-06-20
US4814926A (en) * 1987-09-28 1989-03-21 Polaroid Corporation Flexible disk cassette
US4941066A (en) * 1988-05-11 1990-07-10 Shape Inc. Injection molded center core for a recording disc and related method of manufacture
US5461523A (en) * 1988-08-12 1995-10-24 Canon Denshi Kabushiki Kaisha Disc unit having a drive motor and a chucking assembly for holding a disc therewith
JPH02141956A (ja) * 1988-11-22 1990-05-31 Sony Corp デイスクの回転駆動装置
JPH02198064A (ja) * 1989-01-25 1990-08-06 Toshiba Corp フロッピーディスク装置のディスク駆動制御装置
JPH01287881A (ja) * 1989-02-25 1989-11-20 Hitachi Maxell Ltd デイスクカートリツジ
US5077726A (en) * 1989-04-05 1991-12-31 Bernoulli Optical Systems Company Optical disc cartridge with a flexible storage medium
JPH0214458A (ja) * 1989-05-15 1990-01-18 Seiko Epson Corp 回転駆動装置
JPH0214481A (ja) * 1989-05-19 1990-01-18 Hitachi Maxell Ltd ディスクカートリッジ
US5689388A (en) * 1989-06-15 1997-11-18 Canon Denshi Kabushiki Kaisha Reduced-height magnetic disk drive unit, and disk mounting device for the unit
US5060106A (en) * 1989-11-13 1991-10-22 Laser Magnetic Storage International Company Disk cartridge including door opening mechanism and improved hub assembly
US5327243A (en) * 1989-12-05 1994-07-05 Rasterops Corporation Real time video converter
KR100252370B1 (ko) * 1990-02-14 2000-04-15 기타지마 요시토시 3.5인치용의디스크카트리지
US5177656A (en) * 1991-02-05 1993-01-05 Hoechst Celanese Corporation Flexible magnetic disc cassettes with integrally molded wear button
US5212614A (en) * 1991-02-05 1993-05-18 Hoechst Celanese Corporation Flexible magnetic disc cassettes with separable cassette cases
US5200871A (en) * 1991-02-05 1993-04-06 Hoechst Celanese Corporation Flexible magnetic disc cassettes with integrally molded drag fingers
US5164871A (en) * 1991-02-05 1992-11-17 Hoechst Celanese Corporation Shutters with integrally molded spring elements for flexible magnetic disc cassettes
US5214555A (en) * 1991-04-12 1993-05-25 Hoechst Celanese Corporation Central hubs for flexible magnetic data discs formed of magnetically soft polyacetal compositions
JP3036108B2 (ja) * 1991-04-25 2000-04-24 ソニー株式会社 ディスクカートリッジ
JP2548308Y2 (ja) * 1991-07-10 1997-09-17 日立マクセル株式会社 デイスクカートリツジ
JPH0680551B2 (ja) * 1991-07-29 1994-10-12 セイコーエプソン株式会社 磁気ディスク駆動装置
AU662745B2 (en) * 1991-07-31 1995-09-14 Sony Corporation Disc cartridge
JP2516161Y2 (ja) * 1992-01-17 1996-11-06 ティアック株式会社 ディスク装置
US5815344A (en) 1992-02-17 1998-09-29 Sony Corporation Disc cartridge loading apparatus
JP2556308Y2 (ja) * 1992-10-13 1997-12-03 富士写真フイルム株式会社 磁気ディスクカートリッジ
US5425629A (en) * 1993-08-30 1995-06-20 Taniyama; Yoshihiko Apparatus for molding mini-compact disk cartridge shells
JP3062049B2 (ja) * 1995-07-14 2000-07-10 株式会社三協精機製作所 ディスクチャッキング装置
JP3426810B2 (ja) * 1995-10-13 2003-07-14 株式会社東芝 ディスクカートリッジ装置及びその表示ラベル
US6525900B2 (en) * 1997-01-31 2003-02-25 Mitsubishi Denki Kabushiki Kaisha Flexible recording system, flexible disk drive and recording disk
US6584056B1 (en) * 1998-11-30 2003-06-24 Sony Corporation Disk recording and/or reproducing device
JP2001339911A (ja) * 2000-05-26 2001-12-07 Alps Electric Co Ltd インデックス信号出力装置およびfdd装置
US9278023B2 (en) 2012-12-14 2016-03-08 Zoll Circulation, Inc. System and method for management of body temperature

Family Cites Families (25)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3416150A (en) * 1965-08-02 1968-12-10 Data Disc Inc Magnetic recording disc cartridge
US3593327A (en) * 1968-10-24 1971-07-13 Singer Co Memory-disc cartridge with loading mechanism
FR2073651A5 (nl) * 1969-12-23 1971-10-01 Licentia Gmbh
US3729201A (en) * 1970-12-18 1973-04-24 Ibm Miniature disc dictation machine featuring absolute synchronized disc-transducer driving arrangement
US3724652A (en) * 1971-06-14 1973-04-03 Singer Co Twin disc pack
US3797035A (en) * 1972-06-23 1974-03-12 Ibm Recording media orientation
FR2196104A5 (nl) * 1972-08-07 1974-03-08 Sagem
US3947893A (en) * 1972-11-10 1976-03-30 Arvin Industries, Inc. Recording cassette including compliant magnetic recording disc having flexible support means
US3867724A (en) * 1973-12-10 1975-02-18 Ibm Head drive apparatus
US4060839A (en) * 1976-01-07 1977-11-29 Texas Instruments Incorporated Flexible information storage disc
DE2700298A1 (de) * 1976-01-07 1977-09-08 Texas Instruments Inc Anordnung zum aufzeichnen und/oder lesen von informationen
NL7609375A (nl) * 1976-08-24 1978-02-28 Philips Nv Opspaninrichting voor een roterend aandrijfbare informatiedragende plaat.
IT1073290B (it) * 1977-03-04 1985-04-13 Olivetti & Co Spa Apparecchiatura per registrare e o leggere informazioni binarie su un disco magnetico flessibile di piccole dimensioni
US4152740A (en) * 1977-03-16 1979-05-01 Arvin Industries, Inc. Magnetic disc recorder and cassette
US4120012A (en) * 1977-04-18 1978-10-10 Information Terminals Corporation Diskette door
GB1525849A (en) * 1977-06-29 1978-09-20 Ibm Record disc cartridge
US4149207A (en) * 1977-10-25 1979-04-10 International Business Machines Corporation Cartridge and flexible magnetic disk assembly
US4216511A (en) * 1977-11-03 1980-08-05 Texas Instruments Incorporated Flexible magnetic recording disc with cartridge having a latching drive member
US4166622A (en) * 1978-02-13 1979-09-04 Rager Edgar A Centering collar for a disk hub
US4340286A (en) * 1978-08-04 1982-07-20 Eastman Kodak Company Photographic film unit
US4224648A (en) * 1978-10-16 1980-09-23 Control Data Corporation Disc centering
US4274119A (en) * 1978-12-26 1981-06-16 Discovision Associates Recording disk cover and player apparatus for removing cover
US4296448A (en) * 1979-06-04 1981-10-20 Texas Instruments Incorporated Recording cartridge having a flat smoothing plane with a raised portion
US4352135A (en) * 1980-06-03 1982-09-28 Burroughs Corporation Floppy pack with improved spacer means
HU180372B (en) * 1980-07-29 1983-02-28 Budapesti Radiotechnikai Gyar Casette information recorder

Also Published As

Publication number Publication date
HK47086A (en) 1986-06-27
JPS5736473A (en) 1982-02-27
CH653166A5 (de) 1985-12-13
CH656736A5 (de) 1986-07-15
ES8301546A1 (es) 1982-12-01
ES8306281A1 (es) 1983-05-01
DK163615B (da) 1992-03-16
MX151445A (es) 1984-11-22
FR2488713A1 (fr) 1982-02-19
ES504733A0 (es) 1982-12-01
KR880002403B1 (ko) 1988-11-04
AU560138B2 (en) 1987-04-02
US4445155A (en) 1984-04-24
MY8700032A (en) 1987-12-31
IT1138910B (it) 1986-09-17
DK163615C (da) 1992-08-17
ES514569A0 (es) 1983-05-01
DK359981A (da) 1982-02-15
JPS6341148B2 (nl) 1988-08-16
AU542644B2 (en) 1985-02-28
KR880002404B1 (ko) 1988-11-04
NO164507B (no) 1990-07-02
AU3850785A (en) 1985-06-06
GB2146483A (en) 1985-04-17
FR2488713B1 (fr) 1988-03-25
SE8104847L (sv) 1982-02-15
NL194176B (nl) 2001-04-02
PH20782A (en) 1987-04-14
DE3131889C2 (nl) 1990-12-06
ATA355381A (de) 1983-06-15
BE889940A (fr) 1982-02-12
HK99985A (en) 1985-12-20
ZA815291B (en) 1982-08-25
AU7364781A (en) 1982-02-18
CA1190319A (en) 1985-07-09
MY8600329A (en) 1986-12-31
IT8123504A0 (it) 1981-08-13
BR8105207A (pt) 1982-04-27
DD202962A5 (de) 1983-10-05
SE453337B (sv) 1988-01-25
NL194176C (nl) 2001-08-03
KR860000655A (ko) 1986-01-30
NZ197970A (en) 1986-01-24
NO164507C (no) 1990-10-10
AT373706B (de) 1984-02-10
KE3585A (en) 1986-01-17
GB2081959A (en) 1982-02-24
GB8403754D0 (en) 1984-03-14
GB2081959B (en) 1985-06-26
DE3131889A1 (de) 1982-05-13
GB2146483B (en) 1985-10-02
NO812730L (no) 1982-02-15
SU1080763A3 (ru) 1984-03-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL194176C (nl) Cassette met buigzame magneetschijf en opneem- en/of weergeefinrichting daarvoor.
NL8103816A (nl) Cassette met buigzame magneetschijf.
NL8103819A (nl) Cassette met buigzame magneetschijf en opneem- en/of weergeefinrichting daarvoor.
US6614748B2 (en) Mounting assembly for mounting a disk drive upon a turntable of a disk drive assembly
KR100302531B1 (ko) 디스크기록및재생장치
JPH0935353A (ja) 光磁気ディスク装置
US4932019A (en) Disk player having a vibration dissipating device
KR20020037359A (ko) 광픽업장치 및 기록 및/또는 재생장치
KR890006303Y1 (ko) 디스크 구동장치
GB2142766A (en) Recording and/or reproducing apparatus for magnetic disc cassettes
KR890003560B1 (ko) 자기 디스크(disk)구동장치
JPS6211425B2 (nl)
JPS633020Y2 (nl)
US5029157A (en) Disk player having a pickup securing device
KR850002420Y1 (ko) 기록재생장치
JPS6144304Y2 (nl)
US6259582B1 (en) Chucking device in FDD
JPH09106618A (ja) ディスク装置
JP3343939B2 (ja) 記録及び再生装置
JPH047033B2 (nl)
JPH08111076A (ja) 光ピックアップ装置の組立方法及び円盤状記録媒体の記録再生装置
JPH0248988B2 (nl)
JPH0442754B2 (nl)
NZ211054A (en) Flexible magnetic disk:preventing radial displacement during rotation
JPH05325108A (ja) 外部磁界発生装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20010814