BE1020733A5 - Prefabbetonelement voor het vervaardigen van een schermwand. - Google Patents

Description

Prefabbetonelement voor het vervaardigen van een schermwand

De uitvinding heeft betrekking op een prefabbetonelement voor het vervaardigen van een schermwand, in het bijzonder een geluidswerende wand of een keerwand, en op een werkwijze voor het vervaardigen van een prefabbetonelement.

Prefabbetonelementen voor het vervaardigen van een schermwand zijn bekend. Ook het vormen van prefabbetonelementen voor geluidswerende wanden door het aanbrengen van geluidsabsorberende platen aan de naar de geluidsbron toegekeerde zijde van de prefabbetonelementen is bekend. Bij wijze van voorbeeld wordt verwezen naar DE 4 4 19 537 Al, DE 296 08 449 UI, DE 20 2011 105 513 UI, of KR 100 746 535.

Verder is het gebruik van een met geluidsabsorberend materiaal gevulde schanskorf voor het oprichten van een geluidswerende wand bekend. Zo wordt in DE 20 2011 005 024 UI een geluidswerende schanskorf beschreven die bestaat uit een draadroosterkorf met zijwanden, een bodemwand, en optioneel een afdekwand, waarbij het inwendige van de draadroosterkorf tussen twee tegenoverliggende langszijwanden in drie kamers onderverdeeld is, waarbij de middelste kamer met een betonkern gevuld is, de aan de van het geluid afgekeerde zijde van de schanskorf liggende kamer met een steenslagvulling gevuld is, en de aan de naar het geluid toegekeerde zijde van de schanskorf liggende kamer met een lavasteenvulling gevuld is. De betonkern ontstaat daarbij door het inbrengen van beton in de middelste kamer, nadat de beide buitenste kamers met respectievelijk steenslag en lavavulling gevuld worden en zo als bekisting dienen.

In DE 20 2010 016 533 Ul wordt een als geluidswerende wand fungerende schanswand beschreven die uit ten minste twee gevulde schanskorven bestaat en ten minste één monolithische betonkern heeft die zich uitstrekt over één of meerdere schanskorven, waarbij voor het oprichten van de schanswand eerst lege schanskorven gestapeld, naast elkaar geschikt en met elkaar verbonden worden, waarna een bekisting voor het vormen van de betonkern ingezet wordt, om vervolgens het vulmateriaal in de holle ruimte tussen een buitenzijde van een bekistingselement en de schanskorf in te brengen, waarna de betonkern gegoten wordt en voor het begin van het binden ten minste een bekistingselement verwijderd wordt, zodanig dat het pas gestort beton ten minste gedeeltelijk in het bereik van het vulmateriaal komt, waardoor een geluidsabsorberende grenslaag tussen de betonkern en het vulmateriaal ontstaat. Een geschikte werkwijze voor het vervaardigen van een muur uit ter plaatse gestort beton gebruikmakend van een schans wordt in EP 1 775 388 A2 beschreven.

Ook in DE 10 2007 037 339 Al wordt een schanskorf met een geluidsdempende monolithische laag uit beton beschreven, welke tussen twee tegenoverliggende langszijwanden in drie kamers onderverdeeld is, waarbij de beide buitenste kamers met bij voorkeur geluidsabsorberend steenmateriaal gevuld zijn en waarbij in de holle ruimte van de middelste kamer na het vullen van de buitenste kamers met steenmateriaal, pas gestort beton gegoten wordt, waarbij de beide buitenste met steenmateriaal gevulde kamers als bekisting fungeren. Voor het oprichten van een geluidswerende wand worden meerdere schanskorven naast of boven elkaar aangebracht, welke telkens buitenste kamers hebben die met steenmateriaal gevuld zijn, waarna in de holle ruimte van de middelste kamer pas gestort beton gegoten is, zodanig dat na het uitharden van het beton tussen de lagen steenmateriaal een monolithische dragende betonwand wordt gevormd.

In DE 10 2006 051 707 Al wordt een sterk absorberende schanswand beschreven die gevormd wordt uit meerdere in hoofdzaak bakvormige, boven en naast elkaar aangebrachte draadkorven, waarbij zich over de volledige lengte van de betonwand in het inwendige daarvan een monolithische betonkern uitstrekt die enerzijds omgeven is door een laag uit natuursteen en anderzijds door een laag uit vulstof.

In DE 10 2010 004 266 Al wordt een schans voor het bouwen van een geluidswerende wand beschreven, waarbij aan één buitenzijde of aan beide buitenzijden een geluidswerend element uit een geluidsabsorberend materiaal, bij voorkeur gas of lavabeton, aangebracht is. Nabij de randen van de buitenzijden van de geluidswerende elementen zijn verbindingselementen aangebracht om enerzijds het geluidswerend element aan de schanskorf te bevestigen en om anderzijds naburige geluidswerende elementen met elkaar te verbinden.

De hierboven genoemde uit de stand van de techniek bekende oplossingen hebben het nadeel dat voor het oprichten van een schermwand, in het bijzonder een geluidswerende wand of een keerwand, verhoudingsgewijs respectievelijk veel natuursteenmateriaal en schaalabsorberend materiaal nodig is, de schermwand met betrekking tot de hoogte ervan breed uitgevoerd is, en het oprichten van de schermwand vergelijkenderwijs ingewikkeld is.

Uitvoeringsvormen van de uitvinding hebben als doel een prefabbetonelement voor het vervaardigen van een schermwand, in het bijzonder een geluidswerende schermwand, te verschaffen, welke op een eenvoudige wijze het oprichten van een vergelijkenderwijs hoge schermwand bij een kleine breedte van de schermwand mogelijk maakt. Het is een verder doel van de uitvinding om een prefabbetonelement te verschaffen dat op eenvoudige wijze het oprichten van een schanswand mogelijk maakt.

Dit doel wordt door de uitvinding opgelost door een prefabbetonelement voor het vervaardigen van een schermwand, dat de in conclusie 1 genoemde maatregelen heeft. Voordelige uitvoeringsvormen van prefabbetonelementen worden in de conclusies 2-17 beschreven.

Andere uitvoeringsvormen van de uitvinding hebben als doel een werkwijze te verschaffen voor het vervaardigen van een prefabbetonelement waarmee op eenvoudige wijze een schermwand kan worden opgebouwd. Dit doel wordt bereikt door de werkwijze van conclusie 18. Voordelige uitvoeringsvormen worden beschreven in de conclusies 19-22.

Een uitvoeringsvorm van een prefabbetonelement voor het vervaardigen van een schermwand omvat een in hoofdzaak loodrecht staande wandplaat en een zich aan het ondereinde van de wandplaat aansluitende, in hoofdzaak horizontaal liggende voetplaat. De wandplaat en de voetplaat staan zo in de vorm van een L in hoofdzaak loodrecht op elkaar, en is aan de van de voetplaat afgekeerde zijde van de wandplaat een schanskorf aangebracht. Deze uitvoering van de schanskorf gebeurt door een op een afstand tegenover de van de voetplaat afgekeerde zijde van de wandplaat aangebrachte draadrooster die bevestigd is aan afstandhaken die aangebracht zijn aan de van de voetplaat afgekeerde zijde van de wandplaat. De met een steenlaag en/of vulstof vulbare holle ruimte van de schanskorf wordt dus enerzijds door de wandplaat en anderzijds door de draadrooster begrensd. Aan de overige vier zijden van de schanskorf kunnen eveneens draadroosters aangebracht zijn, maar dit is voor het vervaardigen van een schermwand volgens de uitvinding respectievelijk niet noodzakelijk en niet voor alle zijden en alle prefabbetonelementen voor het vervaardigen van de schermwand nodig, zoals verder nog verduidelijkt zal worden.

Een bijzonder voordeel van uitvoeringsvormen van de uitvinding bestaat daarin dat de met een steenlaag en/of vulstof gevulde holle ruimte van de schanskorf in hoofdzaak slechts één draadrooster vereist waarbij het aanbrengen van verdere draadroosters aan verdere zijden van de genoemde holle ruimte mogelijk is.

De draadrooster is bij voorkeur parallel gericht aan de wandplaat, zodanig dat de holle ruimte de vorm van een bak heeft. De afstandhaken zijn in dit geval even lang uitgevoerd.

Bij een andere eveneens voordelige uitvoering reikt de draadrooster in de richting van het vrije boveneinde van de wandplaat. Deze holle ruimte versmalt zich in de richting van het bovenste vrije einde van de wandplaat. De lengte van de afstandshaken neemt in dit geval af in de richting van het bovenste vrije einde van de wandplaat.

Op voordelige wijze ligt de verhouding van de hoogte van de wandplaat tot de breedte van de voetplaat tussen 2:1 tot 6:1 en bedraagt de afstand van de draadrooster van de wandplaat tussen 0,2 tot 0,6 m. Op die manier kunnen met vergelijkenderwijs kleine vlakken van de voetplaat tot 8 m hoge schermwanden opgericht worden, die een hoge stabiliteit hebben en geen bijzondere fundering vereisen. Het plaatsen van de prefabbetonelementen voor het oprichten van een schermwand kan op een geprepareerde ondergrond met een drukvastheid ^ 150 kN/m2 gebeuren.

De afstandhaken zijn bij voorkeur vast aangebracht in de wandplaat. De afstandhaken zijn bij voorkeur in de wandplaat gebetonneerd, en zo verankerd in de wandplaat. Deze afstandhaken zijn verdeeld aangebracht over het vlak van de wandplaat, zodanig dat deze zowel over het vlak van de draadrooster verdeeld zijn als langs de randbereiken in de draadrooster grijpen en deze op een afstand van de wandplaat houden. Een haak van de afstandhaken is zodanig uitgevoerd dat deze rond een draadroosterstaaf grijpt en bij het uitoefenen van een vanaf de wandplaat op de draadrooster gerichte kracht de overeenstemmende draadroosterstaaf veilig in de haken gedrukt wordt.

Bij een voordelige uitvoeringsvorm reikt de draadrooster tot over het bovenste vrije einde van de wandplaat en is boven het bovenste vrije einde van de wandplaat een schanskorf gevormd die het bovenste vrije einde van de wandplaat afdekt. De schanskorf strekt zich eveneens uit over de volledige van de voetplaat afgekeerde zijde van de wandplaat en over het bovenste vrije einde van de wandplaat. Bij een complete vulling van de zo gevormde schanskorf met een laag uit natuursteen en/of vulstof blijven aan deze zijde van de schermwand, i.e. de zichtzijde, geen zichtbare betonvlakken over.

Een schermwand kan bijvoorbeeld vervaardigd worden door een naast elkaar schikken van meerdere prefabbetonelementen. Op de hiervoor beschreven wijze kan de draadrooster zich ook bij elk buitenste prefabbetonelement van de schermwand over telkens de buitenste dwarszijde uitstrekken en kan hier een afdekkende schanskorf gevormd zijn die telkens de dwarszijde afdekt, zodanig dat de schanskorf zich over de buitenste dwarszijden van de buitenste prefabbetonelementen van de schermwand uitstrekt.

Bij voorkeur wordt langs de dwarszijde van de wandplaat een zich over de volledige hoogte van de wandplaat uitstrekkende groef gevormd. Bij het naast elkaar schikken van prefabbetonelementen voor het vervaardigen van een schermwand kan deze groef met een verbindings- of dichtingselement gevuld worden, zodanig dat een onafgebroken schermwand ontstaat.

Het bijzonder voordeel van uitvoeringsvormen van de uitvinding is daarin gelegen dat een schermwand met een klein aantal arbeidsstappen opgesteld kan worden. Het is niet nodig om ter voorbereiding van de schermwand ondersteunende en stabiliserende kolommen of soortgelijk te plaatsen of om in naast en boven elkaar aangebrachte schansen een ter plaatse gestort beton aan te brengen. Als voorbereidende werkzaamheden is enkel het verschaffen van een op passende wijze verdichte ondergrond met passende afmetingen uit grind- of steenslag nodig. De prefabbetonelementen worden voor het maken van een schermwand enkel naast elkaar geschikt. Daarna worden de op elkaar aansluitende kanten van de draadroosters van aangrenzende prefabbetonelementen met elkaar verbonden.

Opgemerkt wordt dat het ook mogelijk is om een aantal prefabbetonelementen zonder draadrooster naast elkaar te plaatsen en om vervolgens een draadrooster aan te brengen dat zich uitstrekt voor meer dan één prefabbetonelement. De gevormde schans kan aan de onderzijde, d.w.z. in de richting van het stelvlak van de prefabbetonelementen, open zijn. De schans wordt vanaf de bovenkant met een laag uit natuursteen en/of vulstof gevuld. Aansluitend kan de bovenzijde van de schans indien gewenst met een draadrooster afgesloten worden. Door middel van een prefabbetonelement volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding is het vervaardigen van een optisch vanaf de zichtzijde als schanswand werkende schermwand, in het bijzonder een geluidswerende schermwand, mogelijk, welke een hoogte tot 8 m kan hebben en daarbij toch smal opgebouwd wordt.

Een ander bijzonder voordeel van een uitvoeringsvorm van de schermwand volgens de uitvinding bestaat erin dat deze op eenvoudige wijze demonteerbaar is, dit wil zeggen weer in enkelvoudige prefabbetonelementen opgedeeld kan worden, welke dan op een gewenste andere locatie met weinig arbeidsstappen en op eenvoudige wijze terug gebruikt kunnen worden voor het opbouwen van een schermwand.

Aangezien voor het vervaardigen van een schermwand volgens de uitvinding ter plaatse geen betonwerkzaamheden uitgevoerd moeten worden, is de demontage zeer eenvoudig en mogelijk zonder afval.

Volgens een ander aspect van de uitvinding heeft het prefabbetonelement een opstaand, de schermwand vormend wandelement. In een zijde van het wandelement zijn afstandhouders verankerd. De afstandhouders steken over een afstand uit deze zijde, en een draadrooster is op de genoemde afstand van de zijde bevestigd is aan de meerdere afstandhouders. Tussen de draadrooster en het wandelement is een laag uit natuursteen en/of vulstof aanbrengbaar, zodanig dat het uitzicht verkregen wordt van een typische schanskorf. Een dergelijke uitvoering heeft het voordeel dat een schermwand op eenvoudige wijze modulair opgebouwd kan worden, zonder dat ingeboet moet worden op stevigheid. Het voorzien van afstandhouders zal ervoor zorgen dat gewerkt kan worden met hoge wandelementen zonder dat complexe voorzieningen nodig zijn.

Opgemerkt wordt dat het wandelement voorzien kan zijn van een voet, bijvoorbeeld in de vorm van een voetplaat, maar dat dit geen vereiste is. Een stel naast elkaar geplaatste wandelementen zou bijvoorbeeld ook met hun achterzijde, i.e. de zijde die afgekeerd is van de draadrooster, bevestigd kunnen worden tegen een metalen balk of frame.

De genoemde afstand tussen de draadrooster en de zijde van het wandelement is bij voorkeur groter dan 5cm, nog meer bij voorkeur groter dan 10 cm, en meest bij voorkeur groter dan 15 cm.

De afstandhouders omvatten bij hun uiteinden bij voorkeur haken zodanig dat de draadrooster vastgehaakt kan worden in de haken. Op die manier kan de draadrooster eenvoudig geplaatst worden.

Een afstandhouder is bij voorkeur gevormd met een langwerpig afstanddeel en een langwerpig verankeringsdeel dat een hoek maakt met het langwerpig afstanddeel. De afstandhouder is dan zodanig aangebracht in het wandelement dat het afstanddeel uitsteekt uit de zijde van het wandelement en dat het verankeringsdeel verzonken is in het wandelement.

Het langwerpig afstanddeel is bij voorkeur langer dan 15 cm en het langwerpig verankeringsdeel is bij voorkeur langer dan 5 cm, meer bij voorkeur langer dan 10 cm.

Een afstandhouder is bij voorkeur gevormd met een langwerpig afstanddeel dat aan haar uiteinde voorzien is van een draadopnamekanaal met een vernauwde opening, waardoor een draad van de draadrooster drukbaar is. Op die manier kan een draadrooster eenvoudig vastgezet worden op een afstand van het wandelement. Het draadopnamekanaal is bij voorkeur ingericht voor het opnemen van één of twee draden. Door het mogelijk te maken dat twee draden opneembaar zijn in het draadopnamekanaal kunnen twee aangrenzende draadroosters met hun aangrenzende horizontale einddraden aangebracht worden in dezelfde rij afstandhouders, en dus goed op elkaar aansluiten. De draadopnamekanalen zijn bij voorkeur zo gericht dat daarin horizontale draden van de draadrooster opneembaar zijn. Het is echter ook mogelijk om de afstandhouders een kwartslag verdraaid aan te brengen zodat verticale draden van de draadrooster opneembaar zijn.

Bij voorkeur zijn ten minste negen afstandhouders voorzien die regelmatig verspreid aangebracht zijn over de genoemde zijde van het wandelement.

Een uitvoeringsvorm van een werkwijze voor het vervaardigen van een prefabbetonelement omvat de volgende stappen. Een betonmengsel wordt in een bekisting gegoten ter vorming van een wandelement, waarbij een bovenoppervlak van het gegoten betonmengsel bedoeld is om een opstaande zijde van het wandelement te vormen. In het wandelement worden afstandhouders verankerd door deze met hun uiteinden in het nog niet uitgeharde beton aan te brengen zodanig dat de afstandhouders over een afstand uitsteken uit het bovenoppervlak. Vervolgens laat men het beton uitharden, waarna een draadrooster bevestigd kan worden aan de uiteinden van de afstandhouders zodanig dat de draadrooster zich op de genoemde afstand van de zijde van het wandelement bevindt. Een afstandhouder is bij voorkeur gevormd met een langwerpig afstanddeel en een verankeringsdeel dat een hoek maakt met het langwerpig afstanddeel. De afstandhouder wordt dan bij voorkeur zodanig aangebracht 'in het beton dat het afstanddeel uitsteekt uit het bovenoppervlak en dat het verankeringsdeel verzonken is in het beton. Op die manier kan een zeer stevige verankering in het beton worden verkregen. Verder begrijpt de vakman dat voorafgaand aan het aanbrengen van de afstandhouders ook nog een wapening aangebracht kan worden in het beton.

Ten slotte heeft de uitvinding betrekking op een afstandhouder of afstandhaak, bij voorkeur voor gebruik in een prefabbetonelement volgens een hierboven beschreven uitvoeringsvorm of voor gebruik in een werkwijze volgens een hierboven beschreven uitvoeringsvorm. De afstandhouder of -haak omvat een langwerpig afstanddeel en een langwerpig verankeringsdeel dat een hoek maakt met het langwerpig afstanddeel, bij voorkeur een nagenoeg loodrechte hoek. Het langwerpig afstanddeel is aan zijn uiteinde voorzien van een haakelement, bij voorkeur in de vorm van een draadopnamekanaal met een vernauwde opening, waardoor een draad van de draadrooster drukbaar is, een en ander zodanig dat de draad niet eenvoudig uit het draadopnamekanaal verwijderd kan worden. Het langwerpig afstanddeel is bij voorkeur langer dan 15 cm en het langwerpig verankeringsdeel is bij voorkeur langer dan 5 cm, nog meer bij voorkeur langer dan 10 cm. Het draadopnamekanaal is bij voorkeur gevormd en afgemeten voor het daarin kunnen opnemen van twee horizontale draden van een draadrooster.

Verdere bijzonderheden, kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de navolgende beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld met verwijzing naar de bijbehorende tekeningen. De tekeningen tonen in:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een prefabbetonelement, in

Figuur 2 een perspectivisch aanzicht van een prefabbetonelement met een over het bovenste vrije einde van de wandplaat aangebrachte schanskorf, in

Figuur 3 een ander perspectivisch aanzicht van een prefabbetonelement met een over het bovenste vrije einde van de wandplaat aangebrachte schanskorf, in

Figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een prefabbetonelement met een over het bovenste vrije einde en aan een dwarszijde van de wandplaat aangebrachte schanskorf, in

Figuur 5 een ander perspectivisch aanzicht van een prefabbetonelement met een over het bovenste vrije einde en een aan de dwarszijde van de wandplaat aangebrachte schanskorf, in en in

Figuren 8 en 9 zijaanzichten van twee uitvoeringsvormen van een afstandshouder die geschikt is voor gebruik in de uitvinding.

Het in figuur 1 getoond prefabbetonelement 1 bestaat uit een in hoofdzaak loodrecht staande wand 2 en een zich aan een ondereinde van de wandplaat 2 aansluitende, in hoofdzaak horizontaal liggende voetplaat 3. Zowel de wandplaat 2 als de voetplaat 3 bestaan uit gewapend beton. De hoogte h van de wandplaat is 2,5 m, de breedte b van de voetplaat 0,9 m. Langs de beide dwarszijden van de wandplaat 2 is telkens een zich over de volledige hoogte van de wandplaat 2 uitstrekkende groef 4 gevormd. Aan de van de voetplaat 3 afgekeerde zijde van de wandplaat 2 zijn afstandhaken 5 aangebracht waarin een draadrooster 6 opgehangen is. De afstandhaken 5 zijn in hoofdzaak gelijkmatig over de van de voetplaat 3 afgekeerde zijde van de wandplaat 2 verdeeld en ook langs de randen van de wandplaat 2 aangebracht en even lang uitgevoerd. De haken zijn in de wandplaat 2 ingebetonneerd. De draadrooster 6 wordt door de afstandhaken 5 op een afstand gehouden tegenover de van de voetplaat 3 afgekeerde zijde van de wandplaat, welke afstand overeenstemt met de lengte van de haken, zodanig dat de draadrooster evenwijdig is aan deze zijde van de wandplaat 2. Door het aanbrengen van afstandhaken 5 verdeeld over het vlak van de van voetplaat 3 afgekeerde zijde van de wandplaat 2 en in het bijzonder ook langs de randbereiken van de wandplaat 2, wordt de draadrooster 6 veilig verankerd. De afstandshaken steken bij voorkeur over een afstand uit ten opzichte van de wandplaat die groter is dan 5cm, meer bij voorkeur groter dan 10 cm, en nog meer bij voorkeur groter dan 15 cm. De draadrooster 6 en de van de voetplaat 3 afgekeerde zijde van de wandplaat 2 begrenzen een schanskorf 7 waarvan de holle ruimte met een steenlaag en/of vulstof vulbaar is. De draadrooster 6 is in het getoonde voorbeeld tweedelig uitgevoerd en bestaat uit een bovenste draadroosterdeel 6.1 en een onderste draadroosterdeel 6.2, welke aan hun aansluitkant door draadlussen 8 met elkaar verbonden zijn. Het in figuur 1 getoond prefabbetonelement 1 kan als betonnen prefabbasiselement voor het bouwen van een schermwand gezien worden.

Figuur 2 toont een verdere uitvoering van het in figuur 1 getoond prefabbetonelement 1 met een tot over het bovenste vrije einde van de wandplaat 2 reikend draadrooster 6 en een over het bovenste vrije einde van de wandplaat 2 gevormde schanskorf 9. De schanskorf 9 wordt enerzijds gevormd door het verlengde van het draadroosterdeel 6.1 tot over het bovenste vrije einde van de wandplaat 2 en anderzijds door een aan het bovenste vrije einde van de wandplaat 2 aangebrachte, in hoofdzaak loodrecht uitstekend draadroosterdeel 6.3 en een draadroosterdeel 6.4 dat de beide draadroosterdelen 6.1 en 6.3 verbindt en in hoofdzaak horizontaal aangebracht is. Het draadroosterdeel 6.3 is vast verbonden met het bovenste vrije einde van de wandplaat 2. Het draadroosterdeel 6.4 is verwijderbaar aangebracht. Het draadroosterdeel 6.4 is telkens aan de aansluitkant voor de draadroosterdelen 6.1 en 6.3 door middel van draadlussen 8 met de draadroosterdelen 6.1 en 6.3 verbindbaar.

Figuur 3 toont een uitvoering van de voorheen beschreven uitvoering van het prefabbetonelement 1 met een over het bovenste vrije einde van de wandplaat 2 aangebrachte schanskorf 9, gezien vanaf de zijde van de wandplaat op het ondereinde waarvan de voetplaat 3 aansluit.

Figuur 4 toont een verdere uitvoeringsvorm van het in figuren 1-3 getoonde prefabbetonelement 1 met een langs een dwarszijde van de wandplaat 2 gevormde schanskorf 10. De schanskorf 10 wordt door telkens zijdelingse verlengdelen van de draadroosterdelen 6.1 en 6.2 tot over de wandplaat 2 gevormd, waarbij de zijdelings tot over de wandplaat 2 uitstekende bereiken van de draadroosterdelen 6.1 en 6.2 twee keer telkens rechthoekig omgeslagen gevormd zijn. De vrije zijdelingse kanten van de over de wandplaat 2 uitstekende bereiken van de draadroosterdelen 6.1 en 6.2 zijn vast met de dwarszijde van de wandplaat 2 verbonden.

Figuur 5 toont een uivoering van de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm van het prefabbetonelement 1 met een langs een dwarszijde van de wandplaat 2 gevormde schanskorf 10 vanaf een zijde van de wandplaat waaraan een onderste einde van de voetplaat 2 aansluit.

Door het naast elkaar schikken van meerdere prefabbetonelementen 1 kan een schermwand gebouwd worden. Daarbij hebben de telkens binnenin gelegen, zich perspectivisch in de diepte uitstrekkende prefabbetonelementen 1 de in figuren 2 en 3 getoonde en voorheen beschreven vorm, terwijl het verdere prefabbetonelement 1 de in figuren 4 en 5 getoonde en voorheen beschreven vorm heeft. De prefabbetonelementen 1 zijn voor het bouwen van de schermwand op een door een verdichte steenslaglaag gevormde ondergrond met een draagvermogen van ongeveer 170 kN/m2 in langsrichting zodanig op een lijn opgesteld, dat ze telkens met hun dwarszijde op elkaar aansluiten. In de groeven 4 die zich in de dwarszijde over de volledige hoogte van de wandplaat 2 uitstrekken zijn dichtingselementen ingebracht. De op elkaar aansluitende dwarse kanten van de draadrooster 6.1 tot 6.4 zijn telkens door draadlussen met elkaar verbonden, waarbij deze verbinding gebeurt na het opstellen van de prefabbetonelementen op de ondergrond. Voor het vullen van de door de schanskorven 7, 9 en 10 gevormde gezamenlijke schanskorf wordt na het opstellen van de prefabbetonelementen de respectievelijke draadroosterdelen 6.4 afgenomen en wordt vervolgens de holle ruimte van de gezamenlijke schanskorf met een steenlaag gevuld. Volgens een alternatief kan ook afgezien worden van het door de fabrikant eerst aanbrengen van de draadroosterdelen 6.4. Na het volledig vullen van de gezamenlijke schanskorf met een steenlaag, worden de bovenste draadroosterdelen 6.4 opgelegd en langs de aansluitkanten met de draadroosterdelen 6.1 en 6.3 door middel van draadlussen 8 verbonden met de draadroosterdelen 6.1 en 6.3.

Een zoals voorheen beschreven en uit prefabbetonelementen volgens de uitvinding opgebouwde schermwand kan een hoogte hebben tot 8 m waarbij de breedte, dit is de breedte b van de voetplaat 3, aanzienlijk, dit is tot een factor 6, kleiner is. De schermwand kan op eenvoudige wijze gebouwd worden. Er zijn geen ingewikkelde funderingen noch betonneerwerkzaamheden nodig. De voetplaten 3 van de opgestelde prefabbetonelementen kunnen indien gewenst met grond afgedekt zijn, waarbij de hoogte van de op de voetplaten aangebrachte grond kan reiken tot de hoogte van de wandplaat. De schanskorf van een schermwand die opgebouwd is uit prefabbetonelementen volgens de uitvinding heeft in vergelijking met de uit de stand van de techniek bekende schanskorven een met betrekking tot de respectievelijke hoogte een aanzienlijk kleiner volume van de holle ruimte, zodanig dat voor het vullen van de schanskorf een verhoudingsgewijs kleinere hoeveelheid stenen of ander vulmateriaal nodig is.

De zijde van de schermwand waaraan de schans gevormd is, is de zichtzij de van de schermwand . Indien de schermwand als geluidswerende wand fungeert, zal deze zijde wijzen naar de geluidsbronlocatie, waarbij de schans met een geluidsabsorberend materiaal gevuld wordt.

Een voorheen beschreven schermwand kan uiteraard ook als decoratieve wand fungeren, waarbij de schans dan met een optisch aantrekkelijke steenlaag gevuld wordt.

Figuur 8 illustreert een uitvoeringsvorm van afstandhouder 5, hierboven ook genaamd afstandshaak 5, die bedoeld is om verankerd te worden in een zijde van het wandelement 2.

De afstandhouder heeft bij zijn uiteinden een haak 53 waarin een draad van de draadrooster 6 vastgehaakt kan worden. De afstandhouder is gevormd met een langwerpig afstanddeel 51 en een langwerpig verankeringsdeel 52 dat een hoek, bij voorkeur een ongeveer loodrechte hoek, maakt met het langwerpig afstandsdeel. De afstandhouder 5 wordt zodanig aangebracht in de wandplaat 2 dat het afstanddeel 51 uitsteekt uit de zijde van het wandelement 2 en dat het verankeringsdeel 52 verzonken is in het wandelement 2. Het langwerpig afstanddeel 51 heeft bij voorkeur een lengte DA die groter is dan 15 cm en het langwerpig verankeringsdeel heeft bij voorkeur een lengte DV die langer is dan 5 cm, meer bij voorkeur langer dan 10 cm. Het langwerpig afstanddeel 51 is aan zijn uiteinde voorzien van een draadopnamekanaal 54 met een vernauwde opening 55, waardoor een draad van de draadrooster 6 drukbaar is. Het draadopnamekanaal 54 is bij voorkeur ingericht voor het opnemen van één of twee draden. Door het mogelijk te maken dat twee draden opneembaar zijn in het draadopnamekanaal 54 kunnen twee aangrenzende draadroosterdelen 6.1, 6.2 met hun horizontale einddraden aangebracht worden in dezelfde rij afstandhouders, zie figuur 1. De draadopnamekanalen 54 zijn bij voorkeur zo gericht dat daarin horizontale draden van de draadrooster opneembaar zijn. Het is echter ook mogelijk om de afstandhouders 5 een kwartslag verdraaid aan te brengen zodat verticale draden van de draadrooster opneembaar zijn. Verder worden typisch twee types afstandhouders 5, 5' voorzien, zie figuren 8 en 9. Op die manier kunnen de afstandhouders zowel dicht bij de bovenrand als bij de onderrand van de wandplaat 2 aangebracht worden.

De vakman begrijpt dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen en dat vele modificaties denkbaar zijn binnen het kader van de uitvinding, dat enkel bepaald wordt door de hierna volgende conclusies.

Verwijzingscijfers 1 - prefabbetonelement 2 - wandplaat 3 - voetplaat 4 - groef 5 - afstandhaken/afstandhouders 6 - draadrooster 6.1 - draadroosterdeel 6.2 - draadroosterdeel 6.3 - draadroosterdeel 6.4 - draadroosterdeel 7 - schanskorf 8 - draadlussen 9 - schanskorf 10 - schanskorf 11 - schermwand b - breedte van de voetplaat h - hoogte van de wandplaat V - verhouding h:b 51 - afstanddeel 52 - verankeringsdeel 53 - haak 54 - opnamekanaal 55 - vernauwde opening DA - lengte afstanddeel DV - lengte verankeringsdeel

Claims (24)

1. Prefabbetonelement (1) voor het vervaardigen van een schermwand (11) met een opstaand, de schermwand (11) vormend wandelement (2), met het kenmerk, dat afstandhouders (5) verankerd zijn in een zijde van het wandelement (2), welke afstandhouders over een afstand uitsteken uit deze zijde, en dat een draadrooster (6) op de genoemde afstand van de zijde bevestigd is aan de meerdere afstandhouders, een en ander zodanig dat een laag uit natuursteen en/of vulstof aanbrengbaar is tussen de draadrooster en het wandelement; en dat de afstandhouders bij hun uiteinden haken omvatten, en dat de draadrooster vastgehaakt is in de haken.

2. Prefabbetonelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke afstandhouder gevormd is met een langwerpig afstanddeel (51) en een langwerpig verankeringsdeel (52) dat een hoek maakt met het langwerpig afstanddeel, en dat de afstandhouder zodanig aangebracht is in het wandelement dat het afstanddeel uitsteekt uit de zijde van het wandelement en dat het verankeringsdeel verzonken is in het wandelement.

3. Prefabbetonelement (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de genoemde afstand groter is dan 5 cm, bij voorkeur groter dan 10 cm, en nog meer bij voorkeur groter dan 15 cm.

4. Prefabbetonelement (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de haak U-vormig is met een eerste been in het verlengde van de afstandhouder waarin een indeuking is voorzien, en een tweede been, waarbij de indeuking gericht is naar het tweede been, welke indeuking een opnameruimte voor een draad van het draadrooster begrenst.

5. Prefabbetonelement volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het langwerpig afstanddeel (51) langer is dan 15 cm.

6. Prefabbetonelement volgens conclusie 2 of 4, met het kenmerk, dat het langwerpig verankeringsdeel langer is dan 5 cm, bij voorkeur langer dan 10 cm.

7. Prefabbetonelement volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke afstandhouder (5) gevormd is met een langwerpig afstanddeel (51) dat aan zijn uiteinde voorzien is van een draadopnamekanaal (54) met een vernauwde opening (55), waardoor een draad van de draadrooster (6) drukbaar.is.

8. Prefabbetonelement (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wandplaat (2) een in hoofdzaak loodrecht staande, de schermwand (11) vormende wandplaat (2) is, en dat de wandplaat (2) voorzien is van een op het ondereinde van de wandplaat (2) aansluitende, in hoofdzaak horizontaal liggende voetplaat (3), waarbij aan de van de voetplaat (3) afgekeerde zijde van de wandplaat (2) een schanskorf (7) voor het opnemen van een laag uit natuursteen en/of vulstof aangebracht is, welke schanskorf (7) gevormd is door het draadrooster (6).

9. Prefabbetonelement (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afstandhaken (6) ingebetonneerd zijn in de wandplaat (2).

10. Prefabbetonelement (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draadrooster (6) evenwijdig aan de wandplaat (2) aangebracht is.

11. Prefabbetonelement (1) volgens één der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de draadrooster (6) in de richting van het bovenste vrije einde van de wandplaat (2) naar de wandplaat (2) toeloopt, zodanig dat de door de draadrooster (6) en de wandplaat (2) begrensde holle ruimte in de richting van het bovenste vrije einde van de wandplaat (2) smaller wordt.

12. Prefabbetonelement (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de verhouding (V) van de hoogte (h) van de wandplaat (2) ten opzichte van de breedte (b) van de voetplaat (3) tussen 2:1 < V < 6:1 ligt en dat de afstand van de draadrooster (6) van de wandplaat (2) tussen 0,2 m tot 0,6 m is.

13. Prefabbetonelement (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draadrooster (6) tot over het bovenste vrije einde van de wandplaat (2) reikt en dat over het bovenste vrije einde van de wandplaat (2) een schanskorf (9) gevormd is die het bovenste vrije einde van de wandplaat afdekt.

14. Prefabbetonelement (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de dwarszijden van de wandplaat (2) een zich over de volledige hoogte (h) van de wandplaat (2) uitstrekkende groef (4) gevormd is.

15. Prefabbetonelement volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afstandhouders ten minste negen afstandhouders omvatten die verspreid aangebracht zijn over de genoemde zijde van het wandelement.

16. Prefabbetonelement (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een deel van de draadrooster (6) evenwijdig aan de wandplaat (2) aangebracht is.

17. Prefabbetonelement (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draadrooster (6) tot over een bovenste einde van het wandelement (2) reikt en dat over het bovenste einde van het wandelement (2) een schanskorf (9) gevormd is die het bovenste einde afdekt.

18. Werkwijze voor het vervaardigen van een prefabbetonelement voor een schermwand, omvattende: - het gieten van een betonmengsel in een bekisting ter vorming van een wandelement, waarbij een bovenoppervlak van het gegoten betonmengsel bedoeld is om een opstaande zijde van het wandelement te vormen; - het in het wandelement verankeren van afstandhouders door deze met hun uiteinden in het nog niet uitgeharde beton aan te brengen zodanig dat de afstandhouders over een afstand uitsteken uit het bovenoppervlak; - het laten uitharden van het beton; - het koppelen van een draadrooster aan de uiteinden van de afstandhouders zodanig dat de draadrooster zich op de genoemde afstand van de zijde van het wandelement bevindt.

19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de afstandhouders afstandshaken omvatten, en dat de draadrooster vastgehaakt wordt in de afstandshaken.

20. Werkwijze volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat elke afstandhouder gevormd is met een langwerpig afstanddeel en een verankeringsdeel dat een hoek maakt met het langwerpig afstanddeel, en dat de afstandhouder zodanig aangebracht wordt in het beton dat het afstanddeel uitsteekt uit het bovenoppervlak en dat het verankeringsdeel verzonken is in het beton.

21. Werkwijze volgens één der conclusies 18-20, met het kenmerk, dat elke afstandhouder gevormd is met een langwerpig afstanddeel dat aan zijn uiteinde voorzien is van een opnamekanaal voor een draad met een vernauwde opening, en dat draden van de draadrooster door de vernauwde openingen van de afstandhouders in het opnamekanalen daarvan gedrukt worden.

22. Afstandhouder of afstandhaak, bij voorkeur voor gebruik in een prefabbetonelement volgens één der conclusies 1-17 of voor gebruik in een werkwijze volgens één der conclusies 18-21, omvattende een langwerpig afstanddeel (51) en een langwerpig verankeringsdeel (52) dat een hoek maakt met het langwerpig afstanddeel, waarbij het langwerpig afstanddeel (51) aan zijn uiteinde voorzien is van een draadopnamekanaal (54) met een vernauwde opening (55), waardoor een draad van de draadrooster (6) drukbaar is.

23. Afstandhouder of afstandhaak volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het langwerpig afstanddeel (51) langer is dan 15 cm en dat het langwerpig verankeringsdeel langer is dan 5 cm, bij voorkeur langer dan 10 cm.

24. Afstandhouder volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, dat het draadopnamekanaal afgemeten is voor het daarin kunnen opnemen van twee horizontale draden van een draadrooster.