NL1003858C2 - Vleugelvloerelement van beton. - Google Patents

Description

Titel: Vleugelvloerelement van beton.

De uitvinding heeft betrekking op een geprefabriceerd vloerelement van beton, ten minste bestaande uit een vrijdragend balkvormig deel, voorzien van in langsrichting lopende, holle kanalen en daaraan evenwijdige wapenings-5 draden.

Dergelijke vloerelementen zijn uit de praktijk bekend onder de naam "kanaalplaatvloeren" en bijvoorbeeld weergegeven in figuur 1B van EP-B-0.634.966. De maximale breedte van deze holle vloerplaten is 1200 mm, omdat een 10 grotere breedte het aanbrengen van dwarswapening vereist, hetgeen bij de tot nu toe bekende productietechnieken problematisch is.

De toepassing van "kanaalplaatvloeren" in de woning- en utiliteitsbouw biedt, naast grote voordelen zoals de 15 snelheid van aanbrengen en het onmiddelijk begaanbaar zijn van de op een draagconstructie opgelegde vloerelementen, de volgende belangrijke nadelen: - de voegen of naden tussen aangrenzende vloerplaten moeten op de één of andere wijze worden gedicht. Dit leidt 20 zonder extra maatregelen, na verloop van tijd tot krimpscheuren.

- leidingen moeten op de vloer worden aangebracht, zij kunnen niet of vrijwel niet in de vloer worden weggewerkt.

- tengevolge van de maatvoering in ontwerpen kan 25 doorgaans niet een beperkt aantal qua breedte-afmeting gestandaardiseerde vloerplaten worden toegepast. Een breedte-aanpassing van holle vloerplaten is productie-technisch lastig uit te voeren. Het in de vloer aanbrengen van een grote uitsparing zoals bijvoorbeeld een trapgat en 30 dergelijke vergt aanvullende constructieve maatregelen, zoals bijvoorbeeld de toepassing van raveelijzers.

Een ander type geprefabriceerd vloerelement van beton is onder de naam "bekistingsvloerplaat" uit de praktijk bekend. Dit vloerelement bestaat uit een van langs- en 1003858 2 dwarswapening voorziene, relatief dunne en daardoor niet vrij dragende vloerplaat met buiten het bovenvlak uitstekende wapeningselementen. Deze vloerelementen worden als bekistingsvloer aangebracht, waarop vervolgens een laag 5 beton, met daarin aanvullende wapening, wordt gestort. De bekistingsvloer moet worden onderstempeld. De gehele vloer heeft geen doorgaande naden en blijft derhalve vlak, terwijl leidingen in de vloer kunnen worden weggewerkt. Het wijzigen van de breedte en/of de schuinte van de vloerelementen is 10 relatief eenvoudig en ook het in de vloer aanbrengen van uitsparingen, zoals bijvoorbeeld een trapgat is op betrekkelijk gemakkelijke wijze mogelijk. De onder-stempelingswerkzaamheden vertragen echter het bouwproces en de aldus samengestelde vloer is eerst na voldoende 15 uitharding van de in het werk gestorte beton begaanbaar en belastbaar.

De uitvinding beoogt een geprefabriceerd vloerelement te verschaffen, dat de bezwaren van de beide bovengenoemde, bekende vloerelementen ondervangt en de voordelen ervan in 20 zich verenigt. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een vloerelement van het bovenomschreven type te verschaffen, waarbij het balkvormige deel aan ten minste één zijde is voorzien van een zijwaarts uitstekende vleugel, waarvan het ondervlak strookt met het ondervlak van het 25 balkvormig deel, terwijl de dikte van de vleugel aanzienlijk geringer is dan die van het balkvormig deel.

Bij voorkeur is het balkvormig deel aan weerszijden voorzien van zijwaarts uitstekende vleugels, die van zowel langs- als dwarswapeningsdraden zijn voorzien, welke dwars-30 wapeningsdraden doorlopen in de onderste laag van het balkvormige deel.

Bij het aanbrengen van een uit geprefabriceerde vloerelementen opgebouwde vloer worden de vloerelementen met de zijranden van de vleugels tegen elkaar gelegd. Boven deze 35 vleugels ontstaat derhalve een kanaal, waarin allerlei soorten leidingen kunnen worden aangebracht, waarna deze ruimte in het werk wordt volgestort met beton. Het bovenvlak 1003858 3 van de in het werk gestorte beton kan, anders dan bij aan elkaar grenzende kanaalplaten, goed aansluiten op het bovenvlak van de aangrenzende balkvormige delen van de vloerelementen. Bij kleine vleugelbreedte kan een dwars-5 wapening achterwege blijven. De maximale vleugelbreedte wordt dan bepaald door de toelaatbare doorbuiging van de vleugels. Bij de bij voorkeur toegepaste brede vleugels, die bijvoorbeeld een breedte kunnen hebben van de helft van de breedte van het balkvormige deel, is zowel een langs- als 10 dwarswapening noodzakelijk. De dwarswapening, die bij de hierboven besproken kanaalvloerplaten om de aangegeven reden niet aanwezig is, kan bij de vloerelementen volgens de uitvinding wel worden aangebracht omdat de methode voor het vervaardigen daarvan in twee stappen is gesplitst. Tijdens 15 een eerste vorm-gietbewerking wordt een doorgaande laag gevormd met de dikte van de vleugels, in welke laag een wapening kan worden aangebracht, terwijl vervolgens in een tweede stap de bovenste laag van het balkvormige deel op de in de eerste stap gevormde onderste laag wordt aangebracht. 20 Verdere bijzonderheden van het vloerelement volgens de uitvinding zijn in de volgconclusies omschreven.

Uitvoeringsvormen van het vloerelement volgens de uitvinding worden aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin toont: 25 figuur 1 - een vloerelement volgens een eerste uitvoeringsvorm, figuur 2 - een vloerelement volgens een tweede uitvoeringsvorm, die in vergelijking met het vloerelement volgens figuur 1 een aanzienlijk grotere breedte heeft, 30 figuur 3 - een isometrische tekening van een vloerelement met een uitvoeringsdetail volgens de uitvinding, en figuur 4 - een voorbeeld van een uit vloerelementen volgens de uitvinding opgebouwd vloerveld met een daarin 35 aangebracht trapgat.

Het vleugelvloerelement 1, zoals weergegeven in figuur 1, bestaat uit een in het midden gelegen balkvormig 1003858 4 deel 2 met aan weerszijden aangevormde vleugels 3. De breedte B van het balkvormig deel bedraagt bijvoorbeeld 600 mm, terwijl de breedte b van de vleugels 300 mm is. in het balkvormig deel 2 zijn vier holle kanalen 4 aangebracht 5 ter materiaal- en gewichtsbesparing. In het bovenste deel 9 van het balkvormige deel 2 zijn evenwijdig aan de kanalen 4 langswapeningsdraden 5 aangebracht. Het ondervlak 11 van de vleugels 3 strookt met het ondervlak van het balkvormige deel 2. De dikte D van het balkvormige deel kan bijvoorbeeld 10 180-200 mm bedragen en de vleugeldikte d is 50-70 mm. De dikte maten D en d zijn afhankelijk van de gewenste mate van brandwerendheid van het vloerelement 1, of andere bouwfysische en constructieve eisen.

Onder toepassing van een vorm-gietproces wordt in een 15 eerste stap een laag beton gevormd ter breedte van het vleugelvloerelement 1 ter plaatse van de vleugels 3. In deze eerste laag wordt zowel een langswapening 6 als ook dwars-wapening 7 aangebracht. Op het bovenvlak 12 van deze eerste laag wordt vervolgens de bovenlaag 9 van het balkvormige 20 deel 2 gevormd. Uit het bovenvlak 12 van de vleugels 3 steken wapeningselementen 10 uit ter ondersteuning van aanvullende wapening en opneming van mogelijke schuifkrachten in de in het werk te storten beton voor het opvullen van de ruimte, die wordt begrensd door twee tegen 25 elkaar aanliggende vleugels 3 van naburige vleugelvloerelementen 1 en de opwaarts gerichte zijkanten van de balkvormige delen 2 van die vleugelvloerelementen 1.

Het vleugelvloerelement als weergegeven in figuur 2 onderscheidt zich van het vleugelvloerelement volgens 30 figuur 1 doordat zowel de breedte B van het balkvormige deel 2 en de breedte b van de vleugels 3 met een factor 2 is vergroot. In het balkvormige deel 2 is dan ook het aantal in langsrichting lopende kanalen 4 verdubbeld.

De breedte b van de vleugels kan gemakkelijk worden 35 aangepast en deze breedte kan ook nul bedragen, zodat slechts één zijwaarts uitstekende vleugel aan het balkvormige deel 2 is aangevormd. Men kan de vleugels 3 ook 1003858 5 in langsrichting een zekere schuinte geven indien zulks gewenst is. De lengte van het vleugelvloerelement 1 kan willekeurig worden gekozen. In principe zullen de lengte van het balkvormige deel 2 en van de vleugels 3 gelijk zijn. Een 5 schuin verlopend eindvlak is mogelijk. Men kan de bovenlaag 9 van het balkvormige deel 2 een kortere lengte geven dan de vleugels zoals weergegeven in figuur 3, waarin de vleugels in langsrichting over een afstand h, althans aan één zijde, uitsteken buiten het uiteinde van het balkvormige deel 2.

10 Dit lengteverschil h is uitermate nuttig bij vleugelvloerlementen, die ter plaatse van een uitsparing in de vloer, bijvoorbeeld een trapgat, worden toegepast, doordat zulks de mogelijkheid verschaft een in dwarsrichting verlopende wapening aan te brengen, die in de in het werk te 15 storten beton wordt opgenomen.

In figuur 4 is bij wijze van voorbeeld een uit vleugel-vloerelementen opgebouwd vloerveld 20 weergegeven, waarvan de afmetingen 8300 x 5330 mm bedragen. In de vloer is een trapgat 26 uitgespaard, waarvan de afmetingen 2060 x 1050 mm 20 bedragen. De vloer 20 is opgebouwd uit vijf vleugel- vloerelementen 22-25, die met hun eindranden rusten op een rondlopende steunrand 21 van een draagconstructie, die bijvoorbeeld door muren wordt gevormd. De buitenste vloer-elementen 22 rusten met hun lange zijden eveneens op deze 25 rand 21.

De beide vloerelementen 22 hebben een balkvormig deel met een breedte B van 600 mm, waarop één enkele zijvleugel aansluit met een breedte van 130 mm. Het daarop aansluitende vloerelement 23 heeft een balkvormig deel met een breedte B 30 van 1200 mm, waarop aan weerszijden vleugels met een breedte van 600 mm zijn aangebracht. Het vloerelement 24 heeft een balkvormig deel met eveneens een breedte van 1200 mm en aan weerszijden aangebrachte vleugels met een breedte van 600 mm. De vleugels respectievelijk de onderlaag 8 van het 35 balkvormig element lopen door tot aan het trapgat, het bovenste deel 9 van het balkvormig element eindigt op zekere afstand van de eindrand van de vleugels. Het vloerelement 24 1003858 6 is derhalve van het type als weergegeven in figuur 3. Aansluitend aan het vloerelement 24 is het vloerelement 25 aangebracht, waarvan de breedte van het balkvormige deel 2 eveneens 1200 mm bedraagt, aan weerszijden voorzien van 5 vleugels met een breedte van 420 mm. Alle balkvormige delen van de vloerelementen 22-25 hebben derhalve een breedte van 600 respectievelijk 1200 mm. De vleugelbreedte van de vloerelementen 22 en 25 is aangepast aan de ontwerpdiepte van de vloer en de situering van het trapgat 26. Een 10 uiteinde van het vloerelement 24 vindt geen steun op de rondlopende rand 21 en moet derhalve op een andere wijze tijdelijk worden ondersteund, bijvoorbeeld door de eventueel ondersteunde bekisting van het in het werk uit de kisten trapgat 26.

15 Nadat de vloerelementen 22-25 zijn geplaatst, met de vleugelranden tegen elkaar en de noodzakelijke leidingen in de boven de vleugels gelegen ruimten zijn aangebracht worden deze ruimten volgestort met beton, dat op de hoogte van de aangrenzende vloerelementen wordt afgestreken. Tevoren 20 worden nabij het trapgat de wapeningselementen 27 aangebracht ter verkrijging van een stevige ondersteuning van het uiteinde van het vloerelement 24 door de naburige vloerelementen 23 en 25. De wapeningselementen 27 kunnen de vorm hebben van zogenaamde verborgen consoles danwel van een 25 doorlopende raveelstrook. De gearceerde gebieden in fig. 4 geven de in het werk gestorte beton aan. De in die gearceerde gebieden aanwezige streeplijnen geven de plaats aan waar naburige vloerelementen met de vleugelranden tegen elkaar aanliggen.

1003858

Claims (6)

1. Geprefabriceerd vloerelement van beton, ten minste bestaande uit een vrijdragend balkvormig deel, voorzien van in langsrichting lopende, holle kanalen en daaraan evenwijdige wapeningsdraden 5 met het kenmerk dat het balkvormige deel (2) aan ten minste één zijde is voorzien van een zijwaarts uitstekende vleugel (3) waarvan het ondervlak (11) strookt met het ondervlak van het balkvormig deel (2), terwijl de dikte (d) van de vleugel (3) 10 aanzienlijk geringer is dan die (D) van het balkvormig deel (2).

2. Vloerelement volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het balkvormige deel (2) aan weerszijden is voorzien van zijwaarts uitstekende vleugels (3), die van zowel langs- als 15 dwarswapeningsdraden (6,7) zijn voorzien, welke dwars- wapeningsdraden (7) doorlopen in de onderste laag (8) van het balkvormige deel (2).

3. Vloerelement volgens één der conclusies 1-2 met het kenmerk dat de aan weerszijden uitstekende vleugels (3) een 20 ongelijke, respectievelijk variërende breedte hebben.

4. Vloerelement volgens één der conclusies 1-3 met het kenmerk dat de vleugels (3) zijn voorzien van opwaarts gerichte, boven het bovenvlak (12) van de vleugels (3) uitstekende wapeningselementen (10), die aan de onderzijde 25 zijn verbonden met de langs- respectievelijk dwarswapening (6,7) van die vleugels (3).

5. Vloerelement volgens één der conclusies 1-4 met het kenmerk dat één uiteinde van het balkvormige deel (2) gelegen boven het bovenvlak (12) van de vleugels (3) eindigt 30 op afstand (h) van de naburige rand van de vleugels (3).

6. Vloerelement volgens één der conclusies 1-5 met het kenmerk dat de breedte (b) van de vleugels (3) de helft van de breedte (B) van het balkvormige deel (2) bedraagt. 1003858