NL1020183C2 - Werkwijze voor het aanbrengen van een hijshaak in een geprefabriceerd betonelement zoals een kanaalplaatvloer. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze voor het aanbrengen van een hijshaak in een geprefabriceerd betonelement zoals een kanaalplaatvloer.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een hijshaak in een geprefabriceerd betonelement waarin tenminste een zich in hoofdzaak evenwijdig aan een oppervlak van het betonelement uitstrekkend kanaal is opgenomen, waarbij de werkwijze 5 omvat: • het via een doorgang naar het kanaal in een tenminste nabij de doorgang gelegen deel van het kanaal plaatsen van een onverhard betonachtig materiaal; • het in het onverharde betonachtige materiaal plaatsen van het 10 hijsanker.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit de praktijk.

De bekende werkwijze wordt toegepast voor het met behulp van een hijsinrichting kunnen verplaatsen van bijvoorbeeld een zogenaamde kanaalplaatvloer. Dergelijke kanaalplaatvloeren worden veel gebruikt in de 15 woning- en uitiliteitsbouw. Met name in kanaalplaatvloeren met breedte-afmetingen die afwijken van standaard breedte-afmetingen worden hijshaken volgens de bekende werkwijze aangebracht ten behoeve van het verplaatsen en stapelen in de fabriek. Hiertoe worden met name bij niet gestandaardiseerde platen in de regel kort na het vormen van de betonnen 20 plaat plaatselijk openingen in het nog verse beton van een van de oppervlakken gemaakt voor het vormen van de doorgang naar een of meerdere van de kanalen. Vervolgens wordt via de doorgang in het nabij de doorgang gelegen deel van het kanaal een betonachtig materiaal met een bepaalde vloeibaarheid gegoten of geperst. De hijshaak wordt in dit 25 onverharde betonachtige materiaal geplaatst. Deze werkzaamheden worden handmatig verricht en zijn daarmee niet in voldoende mate reproduceerbaar.

102'* 83 2

Een probleem daarbij is dat elke keer na het aanbrengen van een hijshaak moeilijk is vast te stellen in welke mate de verankering van de hijshaak tegemoet komt aan gestelde veiligheidseisen. Als gevolg daarvan mogen de platen slechts worden gehesen tot op een zodanige hoogte dat het 5 duidelijk is dat niemand zich onder de plaat kan bevinden. Voordat een dergelijke kanaalplaatvloer of andersoortig betonelement mag worden afgeleverd op de plaats waar de plaat wordt gemonteerd, moeten volgens voorschriften maatregelen worden genomen om ontoelaatbaar en onverantwoord gebruik van de hijshaak tijdens de montage onmogelijk te 10 maken. Dit gebeurt veelal door de buiten de oppervlakken uitstekende delen van de hijshaak af te slijpen.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwijze voor het zodanig aanbrengen van een hijshaak in een betonelement met kanalen, dat de hijshaak op een ten opzichte van de bekende werkwijze 15 veiligere en repoduceerbaardere wijze verankerbaar is in het betonelement.

Het genoemde doel is bereikt met de werkwijze volgens de uitvinding welke het kenmerk heeft dat de werkwijze tevens omvat het in een vooraf bepaalde hoeveelheid doseren van het onverharde betonachtige materiaal.

20 Vooraf kan worden bepaald welke hoeveelheid onverhard betonachtig materiaal nodig is voor het verkrijgen van een aan veiligheidsnormen tegemoetkomende verankering van de hijshaak. Deze bepaling kan zijn gedaan aan de hand van eerder uitgevoerde tests met dergelijke combinaties van bijvoorbeeld een kanaalplaatvloer, een hijshaak 25 en een hoeveelheid betonachtig materiaal voor verankering van de hijshaak. Door het doseren, oftewel in een vooraf bepaalde hoeveelheid aanleveren van het onverharde betonachtige materiaal, kan, bijvoorbeeld op grond van de eerder uitgevoerde tests, vooraf eenvoudig worden bepaald of de hijshaak verankerbaar is volgens de gestelde veiligheidseisen. Bovendien is althans 30 een belangrijk deel van de werkwijze in hoge mate reproduceerbaar.

<.

3

Een nadere uitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt in dat het doseren omvat: het vullen van een reservoir met de vooraf bepaalde hoeveelheid onverhard betonachtig materiaal en het volledig legen van het reservoir.

5 Dit biedt de mogelijkheid voor een eenvoudige controle. Immers als het reservoir leeg is, dan zal er voldoende onverhard betonachtig materiaal zijn aangeleverd voor een veilige verankering van de hijshaak. Bij voorkeur vindt het doseren geautomatiseerd plaats zodat een met menselijk handelen gepaard gaande natuurlijke variatie in de hoeveelheid onverhard 10 betonachtige materiaal wordt uitgesloten. Het doseren kan bijvoorbeeld plaatsvinden met behulp van een transportschroef. Het automatiseren verhoogt bovendien de reproduceerbaarheid en daarmee de betrouwbaarheid van de werkwijze.

Een bijzondere uitvoeringsvorm van de methode volgens de 15 uitvinding heeft het kenmerk dat de werkwijze omvat: het controleren van het volledig legen van het reservoir.

Hierdoor is het mogelijk om er zeker van te zijn dat het onverharde betonachtige materiaal volledig is aangeleverd en derhalve in een tenminste nabij de doorgang gelegen deel van het kanaal terecht kan komen. Dit 20 brengt met zich dat de verankering aan de gestelde veiligheidseisen kan voldoen. Een verankering die voldoet aan de gestelde veiligheidsnormen biedt in zijn algemeenheid het voordeel dat de hijshaak ook bij de montage mag worden gebruikt en het derhalve niet meer nodig is om ter voorkoming van ontoelaatbaar en onverantwoord gebruik van de hijshaak, de hijshaak 25 af te slijpen voordat deze vanuit de fabriek naar de montageplaats wordt getransporteerd. Wanneer de verankering van de hijshaken aan gestelde veiligheidseisen voldoet, is het huidige gebruik van hijsklemmen in het algemeen en is in het bijzonder de noodzaak van speciale hijsmiddelen en hijsmethoden voor platen die afwijken van bijvoorbeeld de standaard 30 breedte-afmetingen, overbodig geworden. Ook het gebruik van onder de

J

·. :.· . ' ·' ; 4 platen en de veiligheidsklemmen aan te brengen veiligheidskettingen kan achterwege worden gelaten. Dit heeft als belangrijk voordeel dat de montage handelingen eenvoudiger en sneller kunnen plaatsvinden. Een verankering die voldoet aan de gestelde veiligheidseisen kan bovendien met 5 zich brengen dat de hijshaak ook voor constructieve doeleinden wordt gebruikt. Hierbij valt te denken aan het constructief verbinden van bouwdelen, bevestigen van tijdelijke schoren en veiligheidsvoorzieningen en voor het bevestigen van "life"-lijnen van uitvoerend personeel op het moment dat andere voorzieningen nog ontbreken.

10 Bij voorkeur vindt het controleren van het volledig legen van het reservoir automatisch plaats. Zo kan het reservoir bijvoorbeeld elektronisch worden gewogen. Bij een na het legen van het reservoir bepaald gewicht dat hoger is dan het gewicht van het reservoir zelf zal het duidelijk zijn dat het reservoir niet geheel leeg is. De weeginrichting kan in dat geval een signaal 15 afgeven om aan te geven dat het reservoir niet geheel leeg is. Hierop kunnen maatregelen worden genomen die zijn gericht op het voorkomen van een onveranderde voortgang van het in het betonelement aanbrengen van de hijshaak.

Voor een nadere uitvoeringsvorm geldt dan ook dat de werkwijze 20 tevens omvat: het automatisch onderbreken van het via de doorgang plaatsen van het betonachtige materiaal en/of het plaatsen van het hijsanker indien het reservoir niet volledig is geleegd. Dit biedt de mogelijkheid om te voorkomen dat een te kort aan onverhard betonachtig materiaal wordt gebruikt voor de verankering van het hijsanker.

25 Een dergelijke uitvoeringsvorm omvat in het bijzonder: het zonodig met in het reservoir achtergebleven betonachtig materiaal aanvullen van een reeds uit het reservoir geleegde hoeveelheid betonachtig materiaal voor het via de doorgang naar het kanaal in het nabij de doorgang gelegen deel van het kanaal kunnen plaatsen van de vooraf bepaalde hoeveelheid van het 30 betonachtige materiaal.

102 c1£3 5

Een werkwijze volgens deze uitvoeringsvorm leidt tot een garantie met betrekking tot bijvoorbeeld de hoeveelheid onverhard betonachtig materiaal die in een kanaal van bijvoorbeeld een kanaalplaatvloer is opgenomen voor het verankeren van de hijshaak.

5 Een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door dat het in het onverharde betonachtige materiaal plaatsen van de hijshaak plaatsvindt met behulp van een verplaatsbare houder waarmee een deel van de hijshaak losmaakbaar is verbonden.

10 Bij voorkeur vindt het plaatsen van de hijshaak automatisch plaats.

Zo kan bijvoorbeeld de houder met de daaraan losmaakbaar verbonden hijshaak automatisch boven een positie op het oppervlak van het betonelement worden gehangen om van daaruit in het, of zelfs met het, onverharde betonachtige materiaal in het kanaal te worden geplaatst. Na 15 het in het onverharde betonmateriaal aanbrengen kan de houder van de hijshaak worden losgekoppeld. De houder is dan opnieuw bruikbaar voor het plaatsen van een volgende hijshaak op een andere positie. De hijshaken worden, zij het op onderling verschillende posities, allen op een zelfde wijze, met een zelfde oriëntatie in het onverharde betonmateriaal geplaatst. Deze 20 oriëntatie kan uiteraard zo worden gekozen dat de verankering daarmee aan de gestelde veiligheidseisen voldoet. Bij het automatisch plaatsen is de reproduceerbaarheid hoog en derhalve is het mogelijk om vooraf te bepalen dat de verankering ook in dit opzicht aan de gestelde veiligheidseisen zal voldoen.

25 Een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze omvat: het door een oppervlak van het betonelement drukken van de vooraf bepaalde hoeveelheid van het betonachtige materiaal voor het vormen van de doorgang en voor het via de doorgang naar het kanaal in het tenminste nabij de doorgang gelegen deel van het kanaal plaatsen van het onverharde 30 betonachtige materiaal.

6

Dit biedt het voordeel dat het vormen van de doorgang en het via de doorgang in het nabij de doorgang gelegen deel van het kanaal plaatsen van het onverharde materiaal in een stap plaatsvindt. Dit versnelt en vereenvoudigt het aanbrengen van de hijshaak. De dosis van het 5 onverharde materiaal is in dit geval bij voorkeur zodanig vooraf bepaald dat er tezamen met het uit het oppervlak gedrukte betonmateriaal voldoende materiaal aanwezig is voor de verankering van het hijsanker.

Een voordelige variant van de werkwijze omvat: het trillen van de houder van de hijshaak tijdens althans een deel van het plaatsen van het 10 hijsanker in het onverharde betonachtige materiaal.

Dit brengt met zich dat het onverharde betonmateriaal met een relatief lichte druk verder wordt verdicht. Hierdoor wordt voorkomen dat bijvoorbeeld een zijdelings ongesteunde scheidingswand tussen kanalen vervormd. Dit verhoogt eveneens de reproduceerbaarheid van de 15 verankering. In het bijzonder wanneer dit tegelijkertijd plaatsvindt met het in het nabij de doorgang gelegen deel van het kanaal plaatsen van het onverharde betonachtige materiaal, kan de werkwijze voor het bijvoorbeeld in een kanaalplaatvloer aanbrengen van een hijshaak, snel, eenvoudig en betrouwbaar worden uitgevoerd.

20 Een nog voordeligere variant van de werkwijze omvat: het aanbrengen van een constructieve hijshaak. Dit biedt de mogelijkheid dat de haak tevens kan worden gebruikt voor montage van het betonelement.

Voorts kan gelden dat de werkwijze tevens omvat: het zodanig in het geprefabriceerde betonelement aanbrengen van de 25 hijshaak dat de hijshaak geheel tussen de buitenoppervlakken van het betonelement bevindt.

Dit biedt het voordeel dat het niet meer nodig is om na gebruik de hijshaken af te slijpen. De door de nokken gevormde open ruimte die zich bevindt tussen het bovenste deel van de hijshaak en de in het kanaal 30 aangebrachte hoeveelheid betonachtig materiaal, kan, nadat deze ruimte 7 eerst is benut voor het aanbrengen van bevestigingsmiddelen voor het hijsen en of het monteren van het betonelement, verder worden opgevuld met een cementachtige laag die in lijn komt te liggen met het oppervlak van het betonelement.

5 De uitvinding wordt thans toegelicht aan de hand van een tekening. Hierin tonen: figuur la, lb en lc bij wijze van voorbeeld schematisch en in doorsnede een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding; en toont 10 figuur 2 bij wijze van voorbeeld in doorsnede een voortbrengsel van de werkwijze volgens de uitvinding; en figuur 3 bij wijze van voorbeeld het hijsen van een voortbrengsel van de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur la toont een doorsnede van een betonnen kanaalplaatvloer 15 1 die is voorzien van twee tegenover elkaar gelegen oppervlakken 2. Tussen de oppervlakken 2 bevinden zich kanalen 3 die zich evenwijdig aan de oppervlakken 2 uitstrekken. Figuur la toont voorts een voorraadhouder 4 die in de regel zal zijn opgenomen in een verrijdbaar machineframe (niet getoond). In de voorraadhouder 4 is aardvochtige mortel 5 opgenomen.

20 Onder de voorraadhouder 4 bevindt zich een aanleveringsorgaan zoals bijvoorbeeld de transportschroef 6 of een transportband (niet getoond). Figuur la toont voorts een reservoir 7 dat is voorzien van een afdichtorgaan 9. Het reservoir 7 met het afdichtorgaan 9 is bevestigd aan een weegorgaan 8. Vanuit de voorraadhouder 4 kan het reservoir 7 met behulp van de 25 transportschroef 6 worden gevuld met een vooraf bepaalde hoeveelheid aardvochtig mortel. Deze hoeveelheid kan aan de hand van vele factoren vooraf zijn bepaald. Hierbij spelen bijvoorbeeld de dimensies van de kanalen 3 en de materiaaleigenschappen van het onverharde betonachtige materiaal, in dit geval de aardvochtige mortel, een rol. De gewenste 30 hoeveelheid kan met behulp van berekeningen en/of testen vooraf zijn 8 bepaald. Een belangrijk criterium voor het bij de werkwijze vooraf vast stellen van de aan het reservoir 7 toe te voeren hoeveelheid aardvochtige mortel wordt gevormd door de veiligheidseisen waar de verankering van de hijshaak 25 aan dient te voldoen. Het weegorgaan 8 is bij voorkeur voorzien 5 van een controle-orgaan waarin een data-base is opgeslagen met voor elke gangbare combinatie van de bovengenoemde factoren de vooraf bepaalde hoeveelheid mortel. Na het in het niet getoonde controle-orgaan invoeren van de gegevens van de kanaalplaatvloer 1 en bijvoorbeeld het aantal aan te brengen hijshaken 25, geeft het weegorgaan 8 aan de hand van de data-base 10 aan wanneer het reservoir 7 is gevuld met de vereiste vooraf bepaalde hoeveelheid 10. Hierbij wordt tijdig een signaal aan de transportschroef 6 gegeven zodat het aanleveren van de aardvochtige mortel 5 op tijd wordt gestopt. Op deze wijze wordt in dit voorbeeld de aardvochtige mortel 5 gedoseerd.

15 Met behulp van het niet getoonde verrijdbare machineframe wordt een geleidingskoker 17 langs een langsrand van de betonnen plaat 1 verplaatst tot een positie waarvandaan door een verplaatsing van de geleidingskoker 17 dwars over de betonnen plaat 1 de geleidingskoker 17 terecht kan komen boven een gewenste positie 20 op een van de 20 oppervlakken 2. Zo wordt ook het reservoir 7, indien nodig, over de betonnen plaat 1 verplaatst. Eenmaal aangekomen boven een gewenste positie van de geleidingskoker 17, wordt het dichtorgaan 9 aan de onderzijde 21 van het reservoir 7 geopend.

Figuur lb toont een verplaatsbare houder 11 die is voorzien van 25 scharnierbare delen 13 en 14 waaraan nokken 12 zijn bevestigd. Een hijshaak 25 is in de houder 11 tussen de nokken 12 mechanisch gekoppeld. In het met een onderbroken lijn 22 omgeven deel van figuur lb wordt een zijaanzicht van de houder 11 met de hijshaak 25 getoond. De hijshaak 25 wordt in dit voorbeeld tussen de scharnierbare delen 13 en 14 geklemd door 30 deze uit een sluitstand te nemen, vervolgens de hijshaak 25 tussen de delen ^ O '} 'T ^ 9 13 en 14 te plaatsen en de delen 13 en 14 wederom in de sluitstand te brengen.

De houder 11 met de daaraan mechanisch gekoppelde hijshaak 25 wordt boven de geleidingskoker 17 geplaatst. De houder 11 kan daartoe 5 verticaal verplaatsbaar met de geleidingskoker 17 zijn verbonden. Het afdichtorgaan 9 wordt van een tussen het reservoir 7 en de bovenzijde 28 van de geleidingskoker 17 door bijvoorbeeld wegschuiving verwijderd. Door het wegen van het reservoir 7 met weegorgaan 8 wordt gecontroleerd of al het betonachtige materiaal in de geleidingskoker 17 is terecht gekomen.

10 Zonodig blokkeert de voortgang van de werkwijze en/of wordt een signaal afgeven totdat door bijvoorbeeld handmatig kloppen alle mortel uit het reservoir 7 is. Het afgegeven signaal kan bijvoorbeeld het niet meer kunnen wegleiden van het reservoir 7 inhouden. Vervolgens wordt de hijshaak 25 tezamen met de vooraf bepaalde hoeveelheid aardvochtige mortel 10 door 15 het oppervlak 2 gedrukt, waarbij bij voorkeur de houder 11 met de hijshaak 25 ter verdere verdichting van de mortel, gedurende althans een deel van een neerwaartse beweging in trilling wordt gebracht. De houder 11 met de hijshaak 25 wordt bij voorkeur zoals getoond in figuur lc zover neerwaarts gedrukt dat de hijshaak 25 zich bij voorkeur tot net onder het oppervlak 2 20 bevindt en de nokken 12 van de houder 11 na loskoppeling van de hijshaak 25 een open ruimte 18 achterlaat onder een bovenste punt van de hijshaak 25. In deze open ruimte 18 kan een hijsmiddel 16 met daaraan een bevestigingsmiddel 26 worden gestoken voor het bevestigen van een niet getoonde hijsinrichting aan de hijshaak 25.

25 Figuur 2 toont een situatie waarbij de in de betonnen plaat 1 aangebrachte hijshaak 25 tevens voor constructieve doeleinden wordt aangewend. Zo kan de betonnen kanaalvloerplaat 1 worden bevestigd aan een muurdeel 24. Een tijdelijke opstand 27 kan eventueel als randbeveiliging worden bevestigd.

^ M ; 'V Cy 10

Figuur 3 toont een situatie waarbij de betonnen kanaalplaatvloer 1 die is voorzien van vier hijshaken 25, met behulp van een viersprong 16 wordt gehesen.

Op het hierboven besproken voorbeeld zijn vele varianten mogelijk.

5 Zo kan, in geval van een dik bovendek 29 boven het kanaal de bodemloze geleidingskoker 17 worden voorzien van een snijrand 30 om bij het positioneren of tijdens de neergaande beweging van de houderll met de hijshaak 25, het bovendek 29 te verzwakken. In plaats van het maken van een doorgang in het oppervlak 2 naar het onder het oppervlak 2 gelegen 10 kanaal 3 door middel van het door het oppervlak 2 drukken van het betonachtige materiaal 10 en de hijshaak 25, is het ook mogelijk om eerst de doorgang aan te brengen en vervolgens de vooraf bepaalde hoeveelheid mortel 10 in de doorgang en het nabij de doorgang gelegen deel van het kanaal 3 te plaatsen. In dit geval kan het betonelement al zijn verhard 15 wanneer de doorgang wordt gemaakt. Deze plaatsing kan tegelijkertijd met de hijshaak 25 plaatsvinden. De hijshaak 25 kan echter ook later in het onverharde betonachtige materiaal 10, zoals bijvoorbeeld aardvochtige mortel, worden gedrukt.

De volgorde van de stappen behoeft niet geheel te zijn zoals 20 hierboven omschreven. Zo kan bijvoorbeeld zoals gesteld eerst een doorgang worden gemaakt die vervolgens wordt gevuld met mortel. Het is ook denkbaar dat de hijshaak 25 eerst in de doorgang wordt geplaatst en dat daarna de mortel in de doorgang wordt geplaatst. Het is ook mogelijk dat een bovenzijde van het kanaal 13 vrij is van betonmateriaal 29. Met andere 25 woorden, het kanaal 13 is als een soort goot in het oppervlak 2 van het betonelement aanwezig. In dat geval is de doorgang uiteraard al aanwezig. Bij voorkeur is de doorgang relatief klein ten opzichte het kanaal 3 zodat ook door deze vormgeving een verankeringseffect kan worden verkregen.

Al deze varianten zijn door de vakman eenvoudige tot uitvoering te 30 brengen. De vloeibaarheid en vochtigheid van de mortel zal een 1020103 11 doorslaggevende rol kan spelen voor het bepalen van de optimale volgorde van de stappen. In elk geval dient er sprake te zijn van een onverhard betonmateriaal dat wordt gebruikt voor het verankeren van de hijshaak 25. De aardvochtige mortel, mortel en dergelijk vallen onder het begrip 5 onverhard betonmateriaal. In het algemeen is dit betonmateriaal van eenzelfde soort als het betonmateriaal waar het betonelement uit is vervaardigd. Het gebruik van een andere betonsoort is echter niet uitgesloten. Zo is het mogelijk om een krimparm of krimpvrij betonachtig materiaal te gebruiken. Zelfs betonachtige materialen die uitzetten tijdens 10 het uitharden zijn denkbaar.

De kanaalplaatvloer kan elke gewenste afmeting hebben. Het aantal kanalen kan per plaat verschillen. Zo kan ook de doorsnede van de kanalen per plaat verschillen. De vooraf bepaalde hoeveelheid onverhard betonmateriaal dat voor verankering van de hijshaak wordt gebruikt wordt 15 onder meer bepaald door de afmetingen en andere karakteristieken van de kanaalplaatvloer. De uitvinding beperkt zich voorts niet tot het gebruik bij kanaalplaatvloeren. De werkwijze kan worden uitgevoerd ten behoeve van het hijsen van elke geprefabriceerd betonelement dat is voorzien van dergelijke kanalen. De hijshaak kan ook worden aangebracht voor 20 constructieve doeleinden zoals weergegeven in figuur 2.

Al dergelijke varianten worden geacht tot de uitvinding te behoren.

' ' a

Claims (12)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een hijshaak in een geprefabriceerd betonelement waarin tenminste een zich in hoofdzaak evenwijdig aan een oppervlak van het betonelement uitstrekkend kanaal is opgenomen, waarbij de werkwijze omvat: 5. het via een doorgang naar het kanaal in een tenminste nabij de doorgang gelegen deel van het kanaal plaatsen van een onverhard betonachtig materiaal; • het in het onverharde betonachtige materiaal plaatsen van het hijsanker, 10 met het kenmerk dat, de werkwijze tevens omvat • het in een vooraf bepaalde hoeveelheid doseren van het onverharde betonachtige materiaal.

2 Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het doseren omvat: 15. het vullen van een reservoir met de vooraf bepaalde hoeveelheid onverhard betonachtig materiaal en het volledig legen van het reservoir.

3 Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het doseren geautomatiseerd plaatsvindt.

20. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de werkwijze omvat: • het controleren van het volledig legen van het reservoir.

5 Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het controleren van het volledig legen van het reservoir automatisch 25 plaatsvindt. /' f

6 Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de werkwijze omvat: • het automatisch onderbreken van het via de doorgang plaatsen van het betonachtige materiaal en/of het plaatsen van het hijsanker 5 indien het reservoir niet volledig is geleegd.

7 Werkwijze volgens een der conclusie 4-6, met het kenmerk, dat de werkwijze omvat: • het zonodig met in het reservoir achtergebleven betonachtig materiaal aanvullen van een reeds uit het reservoir geleegde 10 hoeveelheid betonachtig materiaal voor het via de doorgang naar het kanaal in het nabij de doorgang gelegen deel van het kanaal kunnen plaatsen van de vooraf bepaalde hoeveelheid van het betonachtige materiaal.

8 Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het 15 kenmerk, dat het in het onverharde betonachtige materiaal plaatsen van de hijshaak plaatsvindt met behulp van een verplaatsbare houder waarmee een deel van de hijshaak losmaakbaar is verbonden.

9 Werkwijze volgens conclusies 8, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens omvat: 20. het trillen van de houder van de hijshaak tijdens althans een deel van het plaatsen van het hijsanker in het onverharde betonachtige materiaal.

10 Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het plaatsen van de hijshaak automatisch plaatsvindt. 25 11 Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de werkwijze omvat: • het door een oppervlak van het betonelement drukken van de vooraf bepaalde hoeveelheid van het betonachtige materiaal voor het vormen van de doorgang en het via de doorgang naar het kanaal in het tenminste nabij de doorgang gelegen deel van het kanaal plaatsen van het onverharde betonachtige materiaal.

12 Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de werkwijze omvat: 5. het aanbrengen van een constructieve hijshaak.

13 Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de werkwijze tevens omvat: • het zodanig in het geprefabriceerde betonelement aanbrengen van de hijshaak dat de hijshaak zich geheel binnen de buitenoppervlakken 10 van het betonelement bevindt. 10 2 0 i -5 3