NL9401835A - Bemestingsinrichting. - Google Patents

Description

Bernes tings inri cht ing

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het over de grond verspreiden of daarin injecteren van mest, welke inrichting omvat: een aan een voertuig te bevestigen of daaraan bevestigd gestel; een door dat gestel gedragen balk, die zich in hoofdzaak dwars op de rijrichting van het voertuig uitstrekt; en een aantal over de lengte van de balk verspreid aangebrachte en door die balk gedragen mestdoseerkoppen, die via leidingen en pompmiddelen verbindbaar zijn met een mestopslagreservoir.

Een dergelijke inrichting is in vele uitvoeringen bekend. Bekend is tevens het gebruik van hefmiddelen, die het gehele gestel kunnen opheffen, zodanig dat tijdens transport van de inrichting van of naar de werkplek onbedoeld lekken van mest wordt voorkomen. Het nadeel van dergelijke hefinrichtingen is, dat ze relatief zwaar en kostbaar zijn, daar ze immers in staat moeten zijn het totale gestel met alle daardoor gedragen onderdelen op te heffen.

Het is een doel van de uitvinding, een bemestingsinrichting van het genoemde type zodanig uit te voeren, dat het genoemde lekken even effectief wordt voorkomen, maar de daarvoor benodigde voorzieningen aanzienlijk eenvoudiger en goedkoper zijn.

In verband daarmee vertoont de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk dat de balk door middel van eerste aandrijfmiddelen aan zichzelf evenwijdig kantelbaar is tussen een werkstand, waarin de mestdoseerkoppen op of in de grond mest kunnen afgeven en een ruststand, waarin de mestdoseerkoppen een verhoogde positie innemen.

Bij voorkeur wordt de inrichting zodanig uitgevoerd dat de mestdoseerkoppen door armen, bijvoorbeeld veerkrachtige metalen stroken, worden gedragen.

Het meest effectief is die uitvoering, waarin de armen zich in de ruststand althans min of meer verticaal uitstrekken.

Teneinde verder de spoorbreedte tijdens transport zo gering mogelijk te doen zijn verdient die uitvoering de voorkeur, waarin de balk door scharnieren gedragen eindzones vertoont, die door middel van tweede aandrijfmiddelen zwenkbaar zijn tussen een werkstand, waarin ze met het vaste middendeel van de balk gealigneerd zijn, en een ruststand, waarin ze ten opzichte van dat middendeel ingeklapt zijn.

Het moge duidelijk zijn, dat de eerste en de tweede aandrijfmiddelen in principe van elk geschikt type kunnen zijn. Ze zullen in het algemeen zijn ingericht om te werken op basis van een beschikbare energievorm, zoals elektrische energie of hydraulische druk.

Om de balk te kunnen kantelen en/of de eindzones te kunnen inklappen over een hoek in de orde van grootte van 180°, zal de daarvoor geschikte constructie bijvoorbeeld gebruik kunnen maken van een lineaire motor, bijvoorbeeld een hydraulische cilinder, waarvan de effectieve werklijn een hoek maakt met de betreffende kantel- en zwenkhartlijnen. Op zichzelf zijn dergelijke stangenconstructies bekend.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande figuren. In de tekening tonen: figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een bemestingsinrichting volgens de uitvinding in werkpositie; en figuur 2 een corresponderend aanzicht van de inrichting volgens figuur 1 in ruststand.

Figuur 1 toont een inrichting 1 voor het in de grond 2 injecteren van mest. De inrichting omvat een gestel 3, dat in deze uitvoering met bouten 4 aan een voertuig 5 is bevestigd. Het gestel draagt een balk 6, die zich in hoofdzaak dwars op de rijrichting 7 van het voertuig 5 uitstrekt. Verder omvat de inrichting 1 een aantal over de lengte van de balk verspreid aangebrachte en door middel van veerkrachtige metalen stroken 8 gedragen mestdoseerkoppen 9, die via leidingen 10 en niet-getekende pompmiddelen zijn verbonden door een met het voertuig 5 gedragen mestopslag-reservoir 11.

De balk 6 is door middel van scharnieren 12,13 scharnierbaar gedragen door het gestel 3. De co-lineaire hartlijnen van de scharnieren 12,13 strekken zich evenwijdig aan de lengterichting van de balk uit. Aldus is de balk 6 evenwijdig aan zichzelf kantelbaar. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van eerste aandrijfmiddelen. Deze omvatten een hydraulische cilinder 14, die aangrijpt aan een stangenconstructie 15 die een kanteling over circa 180° mogelijk maakt, zoals met pijl 16 is aangeduid.

Stroomopwaarts ten opzichte van de mestdoseerkoppen 10 zijn op zichzelf bekende sleuvensnijders 17 geplaatst, hierop heeft de uitvinding op zichzelf evenwel geen betrekking.

In de figuren is niet weergegeven, dat de bevestiging van het gestel 3 aan het voertuig 5 zodanig kan zijn uitgevoerd, dat binnen zekere grenzen een accommodatie aan de breedte van het voertuig kan plaatsvinden. Hiertoe kan bijvoorbeeld van schuifbare klepverbindingen gebruik worden gemaakt.

Figuur 1 toont de werksituatie, waarin de bemestingsinrichting sleuven vormt en mest in de grond injecteert via de mestdoseerkoppen 9. De daartoe gewenste, omlaag gerichte drukkracht op de sleuvensnijders 17 wordt verzorgd door de krachtige fixatie door de cilinder 14 van de balk 6 in de getoonde stand, waardoor de metalen stroken 8 in de gelegenheid zijn, door veerkrachtige doorbuiging de gewenste kracht op de snijders 17 uit te voeren. Hierdoor kunnen deze sleuvensnijders 17 tevens een onregelmatig oppervlak van de grond 2 volgen.

Figuur 2 toont de ruststand van de inrichting 1, waarbij door aangepaste bekrachtiging van de cilinder 14 met kanteling conform pijl 16 van de balk 6 de metalen stroken of armen 8 in e~n in hoofdzaak verticale positie zijn gebracht. In deze positie is effectief het lekken van mest uit de mestdoseerkoppen 9 tijdens transport voorkomen.

In deze stand is zichtbaar, dat de balk 6 bestaat uit drie delen, namelijk een door het gestel 3 gedragen middendeel 20 en twee door middel van scharnieren 21,22 daarmee verbonden eindzones 18,19. Door middel van tweede aandrijfmiddelen, bestaande uit hydraulische cilinders 23,24 en stangenmechanismen 25,26 kunnen de eindzones 18,19 in deze ruststand naar binnen worden geklapt conform pijlen 27,28.

Uit figuur 2 zal duidelijk zijn, dat hierdoor een effectieve reductie van de spoorbreedte wordt gerealiseerd.

Zowel het stangenmechanisme 15 als de stangenmechanismen 25 en 26 zijn zodanig uitgevoerd, dat onder invloed van respectievelijk de cilinders 14,23 en 24 een beweging over ongeveer 180° mogelijk is.

Claims (4)

1. Inrichting voor het over de grond verspreiden of daarin injecteren van mest, welke inrichting omvat: een aan een voertuig te bevestigen of daaraan bevestigd gestel; een door dat gestel gedragen balk, die zich in hoofdzaak dwars op de rijrichting van het voertuig uitstrekt en een aantal over de lengte van de balk verspreid aangebrachte en door die balk gedragen mestdoseerkoppen, die via leidingen en pompmiddelen verbindbaar zijn met een mestopslagreservoir; met het kenmerk dat de balk door middel van eerste aandrijfmiddelen aan zichzelf evenwijdig kantelbaar is tussen een werkstand, waarin de mestdoseerkoppen op of in de grond mest kunnen afgeven en een ruststand, waarin de mestdoseerkoppen een verhoogde positie innemen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de mestdoseerkoppen door armen, bijvoorbeeld veerkrachtige metalen stroken, worden gedragen.

3. Inrichting volgens de conclusies 1 en 2, met het kenmerk dat de armen zich in de ruststand althans min of meer verticaal uitstrekken.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de balk door scharnieren gedragen eindzones vertoont, die door middel van tweede aandrijfmiddelen zwenkbaar zijn tussen een werkstand, waarin ze met het vaste middendeel van de balk gealigneerd zijn, en.een ruststand, waarin z· ten opzichte van dat middendeel ingeklapt zijn.