NL9100797A - Voedingsbron met geschakelde modus voorzien van een ontlaadketen voor een hulpvermogensbron. - Google Patents

Description

UITTREKSEL

De uitvinding heeft betrekking op een vermogensvoedings-bron met geschakelde modus, welke volgens de uitvinding is voorzien van een ontlaad keten teneinde te veroorzaken dat de uitgangsspanning van een hulpvermogensbron, welke dient voor het leveren van vermogen voor een schakelsignaalgenerator en een beveiligingsketen, snel wordt gereduceerd bij het uitschakelen van de vermogens- bron.

Titel: Voedingsbron met geschakelde modus voorzien van een ontlaadketen voor een hulpvermogensbron.

De uitvinding heeft betrekking op een vermogenstoevoer-bron (hierna betiteld als SMPS), en meer in het bijzonder op een SMPS met een ontlaadketen om te veroorzaken, dat de uitgangsspanning van een hulpvermogensbron (voor het leveren van bedrijfsvermogen aan een schakelsignaalgenerator en een beveiligingsketen) snel afneemt bij het uitschakelen van de voedingsbron.

Een SMPS omvat een vermogenstoevoerinrichting voor het gelijkrichten van de netwisselspanning. De stroom in de primaire wikkeling van de schakeltransformator wordt overeenkomstig de gelijkgerichte uitgangsspanning van de secundaire wikkeling van de transformator in- en uitgeschakeld. Aangezien bij een dergelijke SMPS in het uitgangssignaal daarvan een geringe rimpel aanwezig is, wordt een dergelijke SMPS op grote schaal toegepast bij rekeninrichtingsstelsels of bij inrichtingen, waarin een nauwkeurige vermogensvoedingsbron nodig is.

Een dergelijke SMPS heeft in het algemeen geleid tot een pulsbreedtemodulatiemethode van het spanningsmodustype, doch deze verandert recentelijk in een dergelijke methode van het stroommodustype.

De bekende SMPS van het stroommodustype heeft het bezwaar, dat, in het geval, dat een persoon de vermogens— voedingsbron uitschakelt en daarna een ogenblik inschakelt of werkzaam wordt in responsie op een onjuiste werking van verschillende stelsels, die met de SMPS zijn verbonden, en derhalve het vermogen wordt uitgeschakeld, het aanzienlijk tijd vereist, om het stelsel opnieuw in bedrijf te stellen. De bekende SMPS van het stroommodustype zal hierna onder verwijzing naar fig. 1 gedetailleerd worden beschreven.

Zoals afgebeeld omvat de SMPS van het stroommodustype een primaire gelijkrichtketen 1 met een gelijkrichter BD1 van het brugtype voor een volledige gelijkrichting van een wisselspanning, welke via een plug PLl en een tussen de uitgang van de gelijkrichter BD1 en aarde verbonden condensator Cl wordt toegevoerd.

De uitgangsklem van de primaire gelijkrichtketen 1 is verbonden met een primaire wikkeling Til van een schakel-transformator Tl waarvan de secundaire wikkeling T12 (aan de belastingszijde') is verbonden met een secundaire gelijkricht-keten 2 voor het leveren van bedrijfsvermogen aan de belas-tingszijde, en voorzien is van een doorlaatdiode Dl en een condensator C2, welke tussen de anode van de diode Dl en aarde is verbonden.

Bovendien omvat de transformator Tl verder een secundaire hulpwikkeling T13 welke is verbonden met een hulpvermogens-bronketen 3 voor het verschaffen van een hulpvermogensbron en welke is voorzien van een doorlaatdiode D2 en een condensator C3, welke tussen de anode van de diode D2 en aarde is verbonden.

De uitgangsspanning van deze hulpvermogensbronketen 3 wordt als bedrijfsvermogen aangelegd aan een schakelsignaal-generator 4 en een beveiligingsketen 5. Het uitgangssignaal van de schakelsignaalgenerator 4 wordt toegevoerd aan de poortelektrode van een veldeffecttransistor FET1, die tussen de primaire wikkeling Til van de transformator Tl en aarde is verbonden, zodat de veldeffecttransistor FETl afwisselend wordt in- en uitgeschakeld.

Tussen de uitgang van de primaire gelijkrichtketen 1 en de vermogensbronaansluiting van de schakelsignaalgenerator 4 is een startweerstand Rs opgenomen. Deze startweerstand Rs vormt een toevoerbaan van een initiële voedingsbron voor het aandrijven van de schakelsignaalgenerator 4 bij de initiële werking daarvan.

Een spanningsdeler 8, voorzien van weerstanden RI, R2, die in serie zijn verbonden, bevindt zich tussen de uitgangsklem van de secundaire gelijkrichtketen 2 en aarde. De tussen de weerstand R2 van de spanningsdeler 8 en aarde aanwezige spanning wordt toegevoerd aan een spanningsfluctuatieaftast-sectie 6, en deze spanningsfluctuatieaftastsectie 6 drijft het lichtemitterende gedeelte van een optische koppelinrich-ting PCI aan, welke met de uitgangszijde is verbonden, en wel overeenkomstig het ingangssignaal uit de spanningsdeler 8.

Voorts is de uitgang van het lichtopvanggedeelte van de optische koppelinrichting PCI verbonden met de schakelsignaal-generator 4, zodat de schakelsignaalgenerator 4 de veldeffect-transistor FET1 overeenkomstig de bedrijfstoestand van de optische koppelinrichting PCI kan besturen, en is tevens verbonden met de beveiligingsketen.

De werking van de SMPS met de bovenomschreven constructie zal hierna gedetailleerd worden toegelicht.

De wisselspanning, welke aan de plug PL1 wordt aangelegd, wordt in de primaire gelijkrichtketen 1 gelijkgericht voor het leveren van een gelijkspanning.

De gelijkstroom uit de primaire gelijkrichtketen 1 vormt voor de schakelsignaalgenerator een initiële vermogensbron via de startweerstand Rs om de veldeffecttransistor FET1 aan te drijven en vloeit over de primaire wikkeling Til van de transformator Tl teneinde een spanning in de secundaire wikkeling T12 aan de belastingszijde en in de secundaire wikkeling T13 aan de hulpzijde te induceren. De wisselspanning, die in de secundaire wikkeling T13 van de hulpzijde wordt geïnduceerd, wordt via de hulpvermogensketen 3 tot een gelijkspanning gelijkgericht, welke gelijkspanning aan de vermogensbron-aansluiting van de schakelsignaalgenerator 4 en de beveiligingsketen 5 wordt toegevoerd, waardoor derhalve de schakelsignaalgenerator 4 normaliter het uitgangspulssignaal aan de veldeffecttransistor FET1 toevoert.

Derhalve wordt de veldeffecttransistor FET1 afwisselend in- en uitgeschakeld overeenkomstig de pulssignalen, welke afkomstig zijn uit de schakelsignaalgenerator, en deze herhalingen van de in/uit-werking van de veldeffecttransistor FET1 veroorzaken, dat de uitgangsspanning van de primaire gelijkrichtketen 1, die aan de primaire wikkeling Til van de transformator wordt aangelegd, wordt in- en uitgeschakeld.

De spanning wordt intermitterend in de secundaire wikkeling T12 aan de belastingszijde en in de secundaire wikkeling T13 aan de hulpzijde door de herhaalde werkingen geïnduceerd en de spanning, welke in de secundaire wikkeling T12 aan de belastingszijde wort geïnduceerd, wordt via de secundaire gelijkrichtketen 2 gelijkgericht, waardoor deze een bedrijfsvermogensbron voor de belastingszijde vormt.

In een dergelijke toestand verandert aangezien de spanning, welke wordt aangelegd tussen weerstanden R12 van de spanningsdeler 8 en aarde, aan de spanningsfluctuatieaftast-sectie 6 wordt toegevoerd, de spanningsfluctuatieaftast— sectie 6 de helderheid van het lichtemitterende gedeelte van de optische koppelinrichting PCI overeenkomstig de niveau-variatie van het bedrijfsvermogen, dat uit de secundaire gelijkrichtketen 2 aan de belastingszijde wordt geleverd. Het 1ichtopvanggedee11e detecteert de helderheid van het lichtemitterende gedeelte, dat door de schakelsignaalgenerator 4 en de beveiligingsketen 5 wordt ontvangen.

Derhalve bestuurt de schakelsignaalgenerator 4 de bedrijfscyclus van de veldeffecttransistor FET1 overeenkomstig de niveauvariatie van het aan de belastingszijde toegevoerde bedrijfsvermogen, waardoor het bedrijfsvermogen, welke aan de belastingszijde wordt geleverd, op een bepaald niveau wordt gehouden. Indien de niveauvariatie van het bedrijfsvermogen te groot is om te worden bestuurd, beëindigt de beveiligingsketen 5 de werking van de schakelsignaalgenerator 4, zodat het bedrijfsvermogen voor de belasting niet tot een excessief niveau kan stijgen, waardoor de met de belastingszijde verbonden inrichting tegen beschadigingen wordt beveiligd.

Bij een dergelijke SMPS van het stroommodustype zal wanneer het vermogen weer wordt ingeschakeld naar een momentane uitschakeling, die een gevolg is van een plotselinge vermogensonderbreking of wanneer de gebruiker het vermogen uitschakelt wanneer de werking van de beveiligingsketen 5 tengevolge van een abnormale werking van de belastingszijde leidt tot een beëindiging van de schakelhandeling van de schakelsignaalgenerator 4, een elektrische restlading in de condensator C3 van de hulpvermogensketen 3 aanwezig blijven.

Derhalve werkt de SMPS pas tot de elektrische restlading is gereduceerd tot een spanning, welke kleiner is dan een bepaald niveau, aangezien de beveiligingsketen 5 blijft werken zelfs nadat de vermogensschakelaar opnieuw is ingeschakeld. Derhalve doet zich het bezwaar voor, dat het ongeveer 5-7 sec. neemt om de elektrische restlading van de condensator C3 af te voeren en de SMPS opnieuw in bedrijf te stellen.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een SMPS met een ontlaadketen van een hulpvermogensbron voor het beëindigen van de werking van de beveiligingsketen, doordat de elektrische restlading in een minimale tijd wordt afgevoerd, waardoor een snelle herinschakeling van de met de SMPS verbonden inrichting mogelijk wordt gemaakt.

Volgens de uitvinding wordt voorzien in een vermogens-voedingsbron met geschakelde modus welke is voorzien van: een primaire gelijkrichtketen, welke is verbonden met een wisselstroomvermogensbron voor het gelijkrichten van een wisselspanning tot een gelijkspanning, een schakeltransformator, welke met een uitgangsklem van de primaire gelijkrichtketen is verbonden, een secundaire gelijkrichtketen, die met de schakeltransformator is verbonden om een schakeluitgangssignaal uit de schakeltransformator tot een gelijkspanning gelijk te richten, een spanningsdeler, welke is opgenomen tussen een uitgangsklem van de secundaire gelijkrichtketen en aarde, een spanningsfluctuatieaftastsectie werd ontvangen van een ingangsspanning uit de spanningsdeler en het bepalen van de fluctuatie van de uitgangsgelijkspanning, een schakelsignaalgenerator voor het opwekken van schakelsignalen overeenkomstig een uitgangssignaal van de spanningsfluctuatieaftastsectie, een beveiligingsketen voor het detecteren of de aan de belasting toegevoerde uitgangsgelijkspanning normaal of abnormaal is overeenkomstig het uitgangssignaal van de spanningsfluctuatieaftastsectie, en het beëindigen van de werking van de schakelsignaalgenerator wanneer de spanning abnormaal is, een hulpvermogensbronketen, die met de schakeltrans-formator is verbonden om een spanning, geïnduceerd uit de transformator gelijk te richten en een bedrijfspanning aan de schakelsignaalgenerator en de beveiligingsketen toe te voeren, een schakeltransistor welke is opgenomen tussen de schakeltransformator en aarde voor het herhaaldelijk uitvoeren van schakelhandelingen overeenkomstig de schakelsignalen van de schakelsignaalgenerator, een wisselstroomvermogensuitschakeldetectieketen, die met een ingangsklem van de wisselspanningsvermogensbron is verbonden om te detecteren of het wisselstroomvermogen al dan niet aanwezig is, en een ontlaadketen voor het vormen van een ontlaadsbaan voor de elektrische restlading, welke door de hulpvermogensbronketen wordt vastgehouden overeenkomstig de wisselstroom-vermogensuitschakelsignalen uit de wisselstroomvermogens-uitschakeldetectieketen.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: fig. 1 een schema ter illustratie van een voorbeeld van een bekende SMPS; en fig. 2 een schema van een uitvoeringsvorm van een SMPS volgens de uitvinding.

Thans zal een voorkeursuitvoeringsvorm van een SMPS volgens de uitvinding worden toegelicht.

Fig. 2 toont een schema van een constructie van een uitvoeringsvorm van een SMPS van het stroommodustype volgens de uitvinding. De in fig. 2 afgebeeld SMPS bezit een opbouw, welke in het algemeen overeenkomt met die van de bekende SMPS, doch verschilt daarin, dat zijn toegevoegd (a) een wissel-stroomvermogensuitschakeldetectieketen (aangegeven met de verwijzing 17) en (b) een ontlaadketen (aangegeven door de verwijzing 18).

De algemene opbouw van de keten behoudens wat betreft de wisselstroomvermogensuitschakeldetectieketen 17 en de ontlaadketen 18 is dezelfde als die volgens fig. 1, zodat gedetailleerde toelichting daarop zal worden weggelaten.

De wisselstroomvermogensuitschakeldetectieketen 17 volgens de uitvinding omvat een wisseistroomvermogens-uitschakelmonitor 170 om te controleren of het wisselstroomvermogen, dat aan de wisselstroomingangsklem wordt toegevoerd, al dan niet aanwezig is, en een omkeerketen 172 om het uitgangssignaal van de wisselstroomvermogensuitschakelmonitor 170 om te keren.

De wisselstroomvermogensuitschakelmonitor 170 omvat een weerstand R13, een zenerdiode ZD, een in de doorlaatrichting verbonden diode D13 en een parallelketen bestaande uit een condensator C14 en weerstand R14, welke keten in serie tussen een klem van de plug PLU, die het wisselstroomvermogen ontvangt, en aarde is verbonden, waarbij wisselstroom-vermogensuitschakelcontrolesignalen uit het verbindingspunt A van de diode D13 en de weerstand R14 worden geleverd.

De omkeerketen 172 omvat een NPN—transistor TR11 van het gemeenschappelijke emittortype, een weerstand om de basis-stroom R14 te begrenzen, welke weerstand is opgenomen tussen de basis van de transistor TR11 en het verbindingspunt A, en een weerstand R16, welke zich bevindt tussen de collector van de transistor TR11 en de uitgangsklem van de primaire gelijk-richtketen 11.

Deze omkeerketen 172 ontvangt het uitgangssignaal van de wisselstroomvermogensuitschakelmonitor 170 via de basisweerstand R15 en keert het uitgangssignaal van de wissel-stroomvermogensuitschakelmonitor 170 vanuit het verbindingspunt van de collector en de weerstand R16 om.

Derhalve levert de wisselstroomvermogensuitschakel-detectieketen 17 een uitgangssignaal met hoog niveau wanneer het wisselstroomvermogen niet aanwezig is, doch wanneer het wisselstroomvermogen normaal aanwezig is, levert deze keten een uitgangssignaal met laag niveau, dat wil zeggen, dat het detectiesignaal niet wordt afgeleverd.

Bovendien omvat de ontlaadketen 18 een NPN-transis-tor TR12 van het gemeenschappelijke emittortype, waarvan de basis met de uitgangsklem van de omkeerketen 172 is verbonden, waarvan de collector is verbonden met de uitgangsklem van de hulpvermogensketen 13 en waarvan de emittor is geaard. Wanneer derhalve het wisselstroomvermogensuitschakeldetectiesignaal van de wisselstroomvermogensuitschakeldetectieketen 17 aan de ontlaadketen 18 wordt toegevoerd, wordt de transistor TR12 ingeschakeld om een ontlaadbaan te vormen teneinde de elektrische restlading, die door de condensator C13 van de hulp-vermogensketen 13 wordt vastgehouden, af te voeren.

Thans zal de gehele werking van de SMPS met een constructie waarbij de uitgangsspanning van de hulpvermogensketen 13 volgens de uitvinding wordt gereduceerd, nader worden toegelicht .

Een aan de plug PLU aangelegde wisselspanning wordt in de primaire gelijkrichtketen 11 tot een gelijkspanning gelijkgericht. Deze gelijkspanning wordt toegevoerd aan de primaire wikkeling Till van de schakeltransistor T welke via de schakelveldeffecttransistor FET11 is geaard. De schakel-signaalgenerator 14 bevindt zich reeds in de ingeschakelde toestand door het aangelegde initiële vermogen via de startweerstand Rs, en de schakelveldeffecttransistor FET11 herhaalt de in- en uit-toestand overeenkomstig het besturingssignaal van de schakelsignaalgenerator 14, dat aan de poort wordt toegevoerd. Derhalve wordt het rechthoekige golfuitgangssignaal aan de secundaire wikkeling T112 aan de belastingszijde en aan de secundaire wikkeling T113 van de hulpzijde toegevoerd, waardoor de spanning wordt geïnduceerd. De in de secundaire wikkeling T113 aan de hulpzijde geïnduceerde spanning wordt opnieuw gelijkgericht door de hulpvermogensketen 13 teneinde als het gelijkstroombedrijfs-vermogen aan de schakelsignaalgenerator 14 en de beveili-gingsketen 15 te worden toegevoerd, terwijl de in de secundaire wikkeling T112 aan de belastingszijde geïnduceerde spanning opnieuw door de secundaire gelijkrichter 12 wordt gelijkgericht teneinde als gelijkstroombedrijfsvermogen aan de belastingszijde te worden toegevoerd.

Bovendien levert de gelijkstroombedrijfsspanning, die aan de belasting wordt toegevoerd, nadat de spanningsfluctuatie-aftastsectie 16 de rimpels detecteert, het uitgangssignaal in evenredigheid met de rimpels voor de schakelsignaalgenerator 14 en de beveiligingsketen 15 via de optische koppelinrich-ting PC11. De schakelsignaalgenerator 14 bestuurt de werking van de schakelveldeffecttransistor FET11 overeenkomstig de rimpels van de uitgangsspanning teneinde het mogelijk te maken, dat de bedrijfsgelijkspanning op een regelmatige wijze aan de belasting wordt toegevoerd, terwijl de beveiligingsketen 15 veroorzaakt, dat de werking van de schakelsignaalgenerator 14 wordt beëindigd in het geval, dat het aan de belasting toegevoerde gelijkstroombedrijfsvermogen abnormaal is. Bij het bovenbeschreven bedrijfsproces wordt in het geval, dat het gelijkstroombedrijfsvermogen voor de belasting normaal is, de wisselspanning, welke vanuit een klem van de plug PLU via de weerstand R13 aan de wisselspanningsuitschakelmonitor 170 wordt toegevoerd, via de weerstand R13 en de zenerdiode ZD zodanig bestuurd, dat deze een constant niveau heeft, en de spanning wordt via de diode 13 en de condensator C14 gelijkgericht en geëgaliseerd.

Men verkrijgt uit het verbindingspunt A van de diode D13 en de weerstand R14 een constante uitgangsspanning. Deze uitgangsspanning wordt via de weerstand R15 van de omkeer-keten 172 aan de basis van de transistor TR11 aangelegd, waardoor de transistor TR11 wordt ingeschakeld. Derhalve bevindt de basis van de transistor TR12 in de ontlaadketen 18 zich op een lager potentiaal en wordt deze transistor TR12 uitgeschakeld. Derhalve wordt geen ontlaadbaan voor het afvoeren van de in de condensator C13 van de hulpvermogens-keten 13 vastgehouden elektrische lading verschaft. Derhalve zal de uitgangsspanning van de hulpvermogensketen 13 steeds aan de schakelsignaalgenerator 14 en de beveiligingsketen 15 worden toegevoerd, zodat de SMPS normaal blijft werken.

Bij een dergelijke normale werking beëindigt echter wanneer zich een momentane energieonderbreking voordoet of een abnormale toestand in de belasting optreedt, de beveiligingsketen 15 direct de werking van de schakelsignaalgenerator 14, zoals boven is toegelicht. Derhalve wordt de schakelveld-effecttransistor FET11 uitgeschakeld en wordt in de secundaire wikkeling T112 van de schakeltransformator T geen spanning geïnduceerd. Dientengevolge wordt de toevoer van het gelijk-stroomvermogen aan de belasting, die met de uitgang van de secundaire gelijkrichtketen 12 is verbonden, beëindigd.

Wanneer de gebruiker de energiebron onderbreekt, omdat hij de onderbreking van de energietoevoer kent, levert de wisselstroomvermogensuitschakeldetectieketen 170 een wisselstroomvermogensuitschakeldetectiesignaal aan de ontlaadketen 18. Zoals gedetailleerd is toegelicht, is de capaciteit van de condensator C14 in de wisselstroomvermogens— uitschakelmonitor 170, die met een klem van de plug PLU is verbonden, slechts voldoende om een voorspanning tussen de basis en de emittor van de transistor aan te leggen, zodat de in de condensator C14 vastgehouden elektrische lading direct via de weerstand R14 zal worden afgevoerd. Derhalve zal geen voldoende spanning voor het aandrijven van de transistor TRll uit het verbindingspunt A van de diode D13 en de condensator C14 worden verkregen.

Als gevolg daarvan wordt de transistor TRll in de omkeerketen 172 uitgeschakeld. De afvlakcondensators Cll van de primaire gelijkrichtketen 11 heeft een capaciteit, welke relatief groter is dan die van de condensator C14 van de wisselstroomvermogensuitschakelmonitor 170 of de afvlak-condensator C13 van de hulpvermogensketen 13, en de tijdconstante daarvan voor ontlading wordt groter ingesteld dan die van de condensator Cll of C13. Derhalve wordt de transistor TR12 van de ontlaadketen 18 door de in de condensator Cll vastgehouden elektrische lading ingeschakeld. Als gevolg daarvan wordt de in de condensator C13 vastgehouden elektrische restlading snel via de transistor TR12 naar aarde afgeleid.

Als gevolg daarvan neemt de uitgangsspanning van de hulpvermogensketen 13 snel af en wordt de energietoevoer voor de beveiligingsketen 15 en de schakelsignaalgenerator 14 beëindigd, waardoor de werking van de beveiligingsketen ophoudt. Derhalve keert de SMPS naar de initiële toestand terug.

Zoals boven gedetailleerd is beschreven zal, wanneer de voedingsbron voor de SMPS wordt onderbroken, de ontlaad-transistor worden ingeschakeld door de spanning, welke wordt vastgehouden in de condensator in de primaire gelijkrichtketen teneinde de elektrische restlading, die in de condensator van de hulpvermogensketen overblijft, af te voeren, waardoor wordt belet, dat de werking van het stelsel wordt vertraagd, zoals in het conventionele geval na het uitschakelen van het vermogen.

Claims (4)

1. Vermogensbron met geschakelde modus voorzien van: een primaire gelijkrichtketen, welke met een wissel-stroomvoedingsbron is verbonden om een wisselspanning tot een gelijkspanning gelijk te richten, een schakeltransformator, welke met een uitgangsklem van de primaire gelijkrichtketen is verbonden, een secundaire gelijkrichtketen, die met de schakeltrans-formator is verbonden om een schakeluitgangssignaal uit de schakeltransformator tot een gelijkspanning gelijk te richten, een spanningsdelen, welke is opgenomen tussen een uitgangsklem van de secundaire gelijkrichtketen en aarde, een spanningsfluctuatieaftastsectie voor het ontvangen van een ingangsspanning uit de spanningsdeler en het vaststellen van de fluctuatie van de uitgangsgelijkspanning, een schakelsignaalgenerator voor het opwekken van schakelsignalen overeenkomstig een uitgangssignaal van de spanningsfluctuatieaftastsectie, een beveiligingsketen voor het detecteren van het feit of de aan de belasting toegevoerde uitgangsgelijkspanning normaal of abnormaal is overeenkomstig het uitgangssignaal van de spanningsfluctuatieaftastsectie en welke keten de werking van de schakelsignaalgenerator beëindigt wanneer de uitgangsgeli jkspanning abnormaal is, een hulpvermogensbronkketen, die met de schakeltransformator is verbonden om de door de transformator geïnduceerde spanning gelijk te richten en een bedrijfsspanning aan de schakelsignaalgenerator en de beveiligingsketen toe te voeren, een schakeltransistor welke is opgenomen tussen de schakeltransformator en aarde om een aantal malen schakel-handelingen overeenkomstig schakelsignalen uit de schakelsignaalgenerator uit te voeren, een wisselstroomvermogensuitschakeldetectieketen, die met een ingangsklem van de wisselstroomvoedingsbron is verbonden om te detecteren of het wisselstroomvermogen al dan niet aanwezig is, en een ontlaadketen voor het vormen van een ontlaadbaan voor de in de hulpvermogensbronketen vastgehouden elektrische rest-lading overeenkomstig de wisselstroomvermogensuitschakel-signalen uit de wisselstroomvermogensuitschakeldetectieketen.

2. Vermogensbron met geschakelde modus volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wisselstroomvermogensuitschakel-detectieketen is voorzien van wisselstroomvermogensuitschakel-controleorganen om te controleren of het aan de wisselstroom-ingangsklemmen aangelegde wisselstroomvermogen al dan niet aanwezig is, en een omkeerketen om een uitgangssignaal van de wisselstroomvermogensuitschakelcontroleorganen om te keren.

3. Vermogensbron met geschakelde modus volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de wisselstroomvermogensuitschakel-controleorganen zijn voorzien van een weerstand, een zener-diode, een in de doorlaatrichting verbonden diode, en een parallelketen bestaande uit een condensator en een weerstand, welke parallelketen tussen een van de wisselstroomingangs-klemmen en aarde is verbonden, en waarbij een uitgangssignaal uit de wisselstroomvermogensuitschakelcontroleorganen uit het verbindingspunt van de diode en de condensator wordt afgenomen.

4. Vermogensbron met geschakelde modus volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hulpvermogensbronketen voorts is voorzien van een afvlakcondensator en de ontlaadketen is voorzien van een transistor met gemeenschappelijke emittor, waarbij de collector van de transistor is verbonden met de afvlakcondensator van de hulpvermogensbronketen, de basis van de transistor is verbonden met de uitgangsklem van de omkeerketen, en de emittor is geaard.