NL9100034A - Kantpersgereedschap, en een adaptor en een kantpers daarvoor. - Google Patents

Description

Kantpersqereedschap, en een adaptor en een kantpers daarvoor

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een kantpersgereedschap dat kan worden opgenomen in een opname van een kantpers.

Eén of een aantal kantpersgereedschappen wordt/worden in de onderbalk of in de bovenbalk van een kantpers geklemd, en vormen aldus het ondergereedschap, respectievelijk het bovengereedschap. De afzonderlijke kantpersgereedschappen moeten bij voorkeur in willekeurige combinaties gebruikt kunnen worden en moeten volledig uitwisselbaar en vervangbaar zijn.

Bij voorkeur zijn de kantpersgereedschappen zelf-positionerend en in de opname vorm- en krachtgesloten.

De uitvinding heeft betrekking op een kantpersgereedschap dat niet alleen horizontaal (in lengterichting van de boven-, respectievelijk onderbalk), maar ook verticaal (in het vlak van de boven-, respectievelijk onderbalk) uitwisselbaar is. Hierbij wordt overeenkomstig de uitvinding tevens vermeden dat, nadat de inklemming van het gereedschap is onderbroken, het kantpersgereedschap ongewild met name van de bovenbalk kan loskomen.

Het is kenmerkend voor het kantpersgereedschap volgens de uitvinding dat de bedienbare veiligheidsorganen zijn opgenomen in het kantpersgereedschap, zodat het niet nodig is de bovenbalk en eventueel de onderbalk over de gehele lengte te voorzien van veiligheidsorganen. Hierbij is er verder voor gezorgd, dat na het onderbreken van de inklemming van het gereedschap aan de bovenbalk, respectievelijk onderbalk het kantpersgereedschap horizontaal verplaatsbaar is, maar slechts verticaal uitwisselbaar na doelbewuste bediening van het veiligheidsorgaan.

Het kantpersgereedschap volgens de uitvinding wordt dan ook gekenmerkt doordat het opname-einde, dat bestemd is om te worden opgenomen in de opname van de kantpers en via een middendeel is verbonden met een gereedschapseinde, omvat tenminste één uit een zijvlak van het opname-einde steekbaar veiligheidsorgaan.

Na te zijn opgenomen in de opname zal het uit het zijvlak stekende veiligheidsorgaan liggen in een langsgroef die is aangebracht in de opname, waardoor het kantpers-gereedschap in verticale richting geborgd is tegen verschuiving.

Ofschoon de bediening van het veiligheidsorgaan elektrisch, pneumatisch, hydraulisch en zelfs op afstand kan plaatsvinden, heeft het voorkeur dat het veiligheidsorgaan mechanisch te bedienen is door de gebruiker die het kantpers-gereedschap in een opname wil brengen of eruit verwijderen. Derhalve heeft het voorkeur dat het veiligheidsorgaan is gekoppeld met een in het middendeel aangebracht bedienings-orgaan, en bij voorkeur ligt in een zijvlak van het middendeel.

Het bedieningsorgaan is ten allen tijde bereikbaar, indien verder bij voorkeur het bedieningsorgaan steekt uit een zijvlak van het middendeel.

Schade aan het gereedschap kan verder vermeden worden indien bij voorkeur het zijvlak van het opname-einde, waaruit het veiligheidsorgaan steekbaar is, en het zijvlak van het middendeel, waarin het bedieningsorgaan ligt, aan dezelfde zijde van het kantpersgereedschap zijn gelegen. Ook kan het voordelig zijn om direct te kunnen waarnemen of bij de bediening van het bedieningsorgaan het veiligheidsorgaan functioneert.

Volgens een andere uitvoeringsvorm is het mogelijk het veiligheidsorgaan te bedienen met bij voorkeur twee afzonderlijke bedieningsorganen die in dat geval elk zijn gelegen in een ander zijvlak van het middendeel.

Bij toenemende lengte van het kantpersgereedschap, heeft het voorkeur dat het kantpersgereedschap tenminste twee over de lengte van het kantpersgereedschap verspreid aangebrachte veiligheidsorganen bezit, in welk geval bij voorkeur elk veiligheidsorgaan bedienbaar is met een afzonderlijk bedieningsorgaan.

Het kantpersgereedschap volgens de uitvinding kan zowel een puntgereedschap als een groefgereedschap zijn. Beide kunnen afhankelijk van de te kanten produkten worden toegepast in zowel de bovenbalk als de onderbalk.

Een ander aspect van de onderhavige uitvinding heeft betrekking op een adaptor die kan worden toegepast teneinde een bestaande kantpers geschikt te maken voor het gebruik van de hiervoor beschreven kantpersgereedschappen volgens de uitvinding. De adaptor volgens de uitvinding is voorzien van een opname die omvat tenminste één langsgroef voor het opnemen van een veiligheidsorgaan van een in de opname opgenomen kantpersgereedschap volgens de uitvinding.

Ingeval de kantpersgereedschappen asymmetrisch zijn, heeft het voorkeur dat de opname is voorzien van twee tegenover elkaar gelegen langsgroeven.

Een ander aspect van de uitvinding heeft betrekking op een kantpers volgens de uitvinding die geschikt is voor het gebruik van de kantpersgereedschappen volgens de uitvinding. Een dergelijke kantpers volgens de uitvinding is voorzien van een opname die omvat tenminste één langsgroef voor het opnemen van het veiligheidsorgaan van een in de opname opgenomen kantpersgereedschap volgens de uitvinding. Bij voorkeur is eveneens de opname van dit kantpersgereedschap voorzien van twee tegenover elkaar gelegen langsgroeven.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een kantpers die is voorzien van een adaptor volgens de uitvinding, waarin kantpersgereedschappen volgens de uitvinding kunnen worden opgenomen.

Genoemde en andere kenmerken van het kantpersgereedschap, de adaptor en de kantpers volgens de uitvinding zullen hierna louter ter illustratie verder verduidelijkt worden aan de hand van niet-limitatieve uitvoerings-voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekeningen.

In de tekeningen is: figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een kantpers volgens de uitvinding; figuur 2 een doorsnede over de lijn II-II uit figuur 1; figuur 3 en 4 elk een perspectivisch aanzicht van kantpersgereedschappen volgens de uitvinding? figuur 5 een variant van de doorsnede uit figuur 2; figuur 6 een variant van detail VI uit figuur 2; figuur 7 op grotere schaal een variant van detail VII uit figuur 6; figuur 8 op grotere schaal een perspectief van de doorsnede uit figuur 7; en figuur 9 een variant van figuur 7.

Figuur 1 toont een kantpers 1 volgens de uitvinding met een bovenbalk 2 en een onderbalk 3. De bovenbalk 2 is voorzien van een reeks puntgereedschappen 4 volgens de uitvinding en de onderbalk 3 is voorzien van een reeks groefgereedschappen 5 volgens de uitvinding. Voor het overige bezit de kantpers 1 een bekende constructie, waarvoor verwezen wordt naar NL-88.01808.

Zoals getoond in figuur 2, is een opname 6 met behulp van klemstukken 7 vastgeklemd aan de bovenbalk 2.

De opname 6 is voorzien van een sleuf 8, waarin een opname-einde 9 van het kantpersgereedschap 4 vorm- en kracht-gesloten is opgenomen. Het opname-einde 9 is via een middendeel 10 verbonden met een gereedschapseinde 11.

Zoals getoond in figuur 3, bezit het asymmetrische puntgereedschap 4 een drukvlak 12, een referentievlak 13 aan het zijvlak 14 en een referentievlak 15 aan het zijvlak 16. Met behulp van een bekende klemeenheid 17 die omvat een aantal naast elkaar gelegen, reciprocerend beweegbare klem-pennen 20 die aangrijpen op een klemvlak 21 van het puntgereedschap 4 wordt het gereedschap 4 gepositioneerd en gecentreerd, doordat bij het klemmen het drukvlak 12 en het referentievlak 15 aan gaan liggen in de opname 6. Het zal duidelijk zijn dat voor de klemeenheid 17 iedere geschikte mechanische, pneumatische, elektrische, hydraulische of dergelijke klemeenheid kan worden gebruikt voor het inklemmen van het puntgereedschap in de opname 6.

De sleuf 8 van de opname 6 is verder voorzien van twee tegenover elkaar gelegen langsgroeven. Tot in de langsgroef 22 steekt uit een veiligheidsorgaan 24 volgens de uitvinding. Het veiligheidsorgaan is verschuifbaar in een boring 25 en naar buiten toe gedrongen door een veer 26. Via een in een kanaal 27 gelegen stang 28 is het veiligheidsorgaan 24 verbonden met een bedieningsorgaan 29 dat ligt in het middendeel 10 van het puntgereedschap 4 en in het zijvlak 14, dat is afgekeerd van het zijvlak 16 waaruit het veiligheidsorgaan 24 steekt.

Op soortgelijke wijze is de onderbalk 3 voorzien van een opname 30 met een van twee langsgroeven 31 en 32 voorziene sleuf 33 voor het opnemen van het groefgereedschap 5.

In de langsgroef 31 steekt uit een veiligheidsorgaan 34 van het groefgereedschap 5, dat bedienbaar is door middel van een bedieningsorgaan 35. Een niet getoond kanaal waarin een staaf is gelegen, die het bedieningsorgaan 35 met het veiligheidsorgaan 34 verbindt, is bereikbaar via een verwijderbaar deksel 36. Met behulp van een bekende klemeenheid 37 is door een reeks klempennen 38 die aangrijpen op het klemvlak 39 het groefgereedschap 5 geklemd en gepositioneerd in de opname 30.

In figuur 4 is een variant van het groefgereedschap 5 getoond. Het groefgereedschap 5' bezit naast het drukvlak 40 tevens twee schouders 41 en 42 die in plaats van het vlak 40 als drukvlakken 41, 42 kunnen worden toegepast. Duidelijk blijkt opnieuw dat het opname-einde 9 is voorzien van het veiligheidsorgaan 34 volgens de uitvinding.

In figuur 3 is verder een kort puntgereedschap 4' getoond dat derhalve is voorzien van slechts één veiligheidsorgaan 24 volgens de uitvinding, en derhalve ook met slechts één bedieningsorgaan 29.

Op overeenkomstige wijze toont figuur 4 een relatief kort groefgereedschap 51’ met slechts één veiligheidsorgaan 34.

In het algemeen kunnen de kantpersgereedschappen 4 en 5 volgens de uitvinding een zodanige lengte bezitten totdat hun gewicht te groot wordt voor verticaal uitwisselen. Een maximaal gewicht bij handmatig uitwisselen bedraagt circa 10-15 kg. De lengte van de gereedschappen is daardoor meestal beperkt tot bijvoorbeeld 40-60 cm.

Het verticaal wisselen van het kantgereedschap 4 volgens de uitvinding geschiedt als volgt. Na het wegnemen van de klemkracht van de klempennen 20, rust het kant gereedschap 4 met de veiligheidsorganen 24 in de langsgroef 22 van de opname 6. Door het indrukken van het bedienings-orgaan 29 wordt het veiligheidsorgaan 24 tot binnen het zijvlak 16 teruggetrokken en kan het opname-einde 9 de opname 6 verlaten doordat de klempennen 20 tijdelijk terugveren, terwijl het klemvlak 21 langs de pen verschuift. Het zal duidelijk zijn, dat na het wegnemen van de klemkracht het gereedschap 4 horizontaal (loodrecht op het vlak van de tekening) verplaatsbaar is, waarbij de veiligheidsorganen 24 optreden als geleidingspennen.

Op overeenkomstige wijze kan het groefgereedschap 5 uitgewisseld worden.

In principe zou voor het groefgereedschap 5 kunnen worden afgezien van het veiligheidsorgaan 34 volgens de uitvinding voor het in figuur 2 getoonde gebruik op de onderbalk 3.

Figuur 5 toont evenwel een situatie waarbij het groefgereedschap 5 wordt toegepast aan de bovenbalk 2 en nu samenwerkt met een ander puntgereedschap 43 volgens de uitvinding dat is aangebracht in de opname 30.

Het puntgereedschap 43 is eveneens voorzien van een veiligheidsorgaan 44 dat steekt tot in de langsgroef 31 en bedienbaar is met het bedieningsorgaan 45 dat met het veiligheidsorgaan 44 in hetzelfde zijvlak 46 van het puntgereedschap 43 is gelegen.

Figuur 6 wijkt in die zin van de situatie die is getoond in figuur 2 af, dat een ander type bovenbalk 2' wordt gebruikt. Desondanks kan het puntgereedschap 4 volgens de uitvinding worden gebruikt, doordat gebruik gemaakt wordt van een adaptor 47 volgens de uitvinding. De adaptor bezit een variabel adaptordeel 48 dat telkens aanpasbaar is aan de bovenbalk 2 of 2' en een adaptordeel 49 volgens de uitvinding dat is voorzien van de twee langsgroeven 22 en 23. De adaptordelen 48 en 49 kunnen één geheel vormen of met verbindingsmiddelen onderling zijn verbonden. Aldus is het mogelijk om bestaande kantpersen op eenvoudige wijze aan te passen aan de kantpersgereedschappen 4 en 5 volgens de uitvinding.

Bij de kantpersgereedschappen 4 en 5 bevinden de veiligheidsorganen en bedieningsorganen zich aan van elkaar afgekeerde zijvlakken. Bij het puntgereedschap 43 liggen het veiligheidsorgaan en het bedieningsorgaan aan hetzelfde zijvlak.

Figuur 7 toont een andere opbouw van het bovenste deel 50 van een kantpersgereedschap 51. Het veiligheidsorgaan 52 is geleid in een boring 53 en wordt naar buiten toe gedrongen door een spiraalveer 54 aangebracht rond een pen 55. Het bedieningsorgaan 56 is geleid in een boring 57, en het bedieningsorgaan 58 ligt achter het bedieningsorgaan 56.

Beide bedieningsorganen 56, 58 zijn via een draaistuk 72 gekoppeld. Via het koppelstuk 59 is het bedieningsorgaan 56 direkt en het bedieningsorgaan 58 indirekt gekoppeld met het veiligheidsorgaan 52. Aldus is het veiligheidsorgaan bedienbaar vanaf het zijvlak 60 en vanaf het daarvan afgekeerde zijvlak 61.

Zoals getoond in figuur 8, worden de pennen 55 en 62 gebruikt voor het met een deksel 63 afsluiten van de kamer 64.

Tenslotte toont figuur 9 het bovenste deel 65 van een kantgereedschap 66, waarbij het veiligheidsorgaan 67 en zijn bedieningsorgaan 68 gelegen zijn aan hetzelfde zijvlak 69.

Het veiligheidsorgaan is naar buiten gedrongen door een veer 70 en via een koppelelement 71 gekoppeld met zijn bedieningsorgaan 68.

Claims (15)

1. Kantpersgereedschap met een in een opname van een kantpers op te nemen opname-einde, dat via een middendeel is verbonden met een gereedschapeinde, omvattende tenminste één tot uit een zijvlak van het opname-einde steekbaar veiligheidsorgaan.

2. Kantpersgereedschap volgens conclusie 1, waarin het veiligheidsorgaan is gekoppeld met een in het middendeel aangebracht bedieningsorgaan.

3. Kantpersgereedschap volgens conclusie 2, waarin het bedieningsorgaan ligt in een zijvlak van het middendeel.

4. Kantpersgereedschap volgens conclusie 3, waarin het bedieningsorgaan steekt uit een zijvlak van het middendeel.

5. Kantpersgereedschap volgens conclusie 3 of 4, waarin het zijvlak van het opname-einde, waaruit het veiligheidsorgaan steekbaar is, en het zijvlak van het middendeel, waarin het bedieningsorgaan ligt, aan dezelfde zijde van het kantpersgereedschap zijn gelegen.

6. Kantpersgereedschap volgens conclusie 3-5, waarin het bedieningsorgaan van het veiligheidsorgaan in de beide zijvlakken van het middendeel zijn gelegen.

7. Kantpersgereedschap volgens conclusie 1-6, omvattende tenminste twee over de lengte van het kantpersgereedschap verspreid aangebrachte veiligheidsorganen.

8. Kantpersgereedschap volgens conclusie 7, waarin elk veiligheidsorgaan bedienbaar is met een afzonderlijk bedieningsorgaan.

9. Kantpersgereedschap volgens conclusie 1-8, waarin het kantpersgereedschap een puntgereedschap is.

10. Kantpersgereedschap volgens conclusie 1-8, waarin het kantpersgereedschap een groefgereedschap is.

11. Adaptor die is voorzien van een opname die omvat tenminste één langsgroef voor het opnemen van een veiligheidsorgaan van een in de opname opgenomen kantpersgereedschap volgens één van de conclusies 1-10.

12. Adaptor volgens conclusie 11, waarin de opname is voorzien van twee tegenover elkaar gelegen langsgroeven.

13. Kantpers die is voorzien van een opname die omvat tenminste één langsgroef voor het opnemen van een veiligheidsorgaan van een in de opname opgenomen kantpers-gereedschap volgens conclusie 1-10.

14. Kantpers volgens conclusie 13, waarin de opname is voorzien van twee tegenover elkaar gelegen langsgroeven.

15. Kantpers volgens conclusie 13 of 14, waarin de opname is opgenomen in een in de kantpers geklemde adaptor volgens conclusie 11 of 12.