NL8503342A - Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van montagedelen. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van montagedelen. Download PDF

Info

Publication number
NL8503342A
NL8503342A NL8503342A NL8503342A NL8503342A NL 8503342 A NL8503342 A NL 8503342A NL 8503342 A NL8503342 A NL 8503342A NL 8503342 A NL8503342 A NL 8503342A NL 8503342 A NL8503342 A NL 8503342A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mounting
mounting parts
guide track
parts
gripper
Prior art date
Application number
NL8503342A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Sticht Walter
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sticht Walter filed Critical Sticht Walter
Publication of NL8503342A publication Critical patent/NL8503342A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23QDETAILS, COMPONENTS, OR ACCESSORIES FOR MACHINE TOOLS, e.g. ARRANGEMENTS FOR COPYING OR CONTROLLING; MACHINE TOOLS IN GENERAL CHARACTERISED BY THE CONSTRUCTION OF PARTICULAR DETAILS OR COMPONENTS; COMBINATIONS OR ASSOCIATIONS OF METAL-WORKING MACHINES, NOT DIRECTED TO A PARTICULAR RESULT
    • B23Q7/00Arrangements for handling work specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools, e.g. for conveying, loading, positioning, discharging, sorting
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23PMETAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; COMBINED OPERATIONS; UNIVERSAL MACHINE TOOLS
    • B23P19/00Machines for simply fitting together or separating metal parts or objects, or metal and non-metal parts, whether or not involving some deformation; Tools or devices therefor so far as not provided for in other classes
    • B23P19/001Article feeders for assembling machines
    • B23P19/004Feeding the articles from hoppers to machines or dispensers

Description

I · „„.'"..A
NL/33.239-tM/f.
Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van montagedelen.
De uitvinding betreft een werkwijze en een inrichting voor het toevoeren respectievelijk afnemen van montagedelen, die in een voorafbepaalde uitgerichte ligging aan een afneemplaats toegevoerd worden.
5 Er zijn reeds werkwijzen en inrichtingen voor het toevoeren en afnemen van montagedelen bekend, die ook als werkstuktoevoerinrichtingen, hanteringsinrichtingen of manipulatie-inrichtingen aangeduid worden. Bij een dergelijke inrichting voor het toevoeren respectievelijk afne-10 men van montagedelen - volgens DE-OS 30 35 191 - zijn meerdere rechtlijnige volgens een hoek ten opzichte van elkaar uitgerichte geleidingsbanen aangebracht, die een verstelling van een grijporgaan respectievelijk een grijpinrichting in de drie ruimtelijke richtingen mogelijk maken. Bij deze 15 inrichting wordt het xlichtstbij het hanteringstoestel liggende montagedeel na de toevoer uit een toevoerpot via een lineaire transporteur loodrecht op het transportvlak van de montagedelen opgeheven, in de opgeheven stand door het grijporgaan gegrepen en op een werkstuk neergezet, dat 20 op een werkstukdrager is gelegerd. Deze werkwijze en deze inrichting hebben in de praktijk goed voldaan. Er is echter gebleken, dat daarmee niet alle toepassingsgevallen bevredigend opgelost kunnen worden.
De uitvinding beoogt nu een werkwijze en een 25 inrichting van de bovengenoemde soort te verschaffen, die het toevoeren en afzonderen van montagedelen vereenvoudigt en een storingsvrije verder leiding van de montagedelen van een toevoertoestel naar een montagepositie aan het werkstuk vergemakkelijkt.
30 Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat met een transportkracht belaste montagedelen in een afzonderings- en respectievelijk of afneempositie gebracht worden, daarna het voor de afneemplaats aangebrachte montagedeel vastgehouden en het af te nemen montagedeel in zijn 35 uitgerichte en geleide ligging gegrepen en in de transport-richting van de volgende montagedelen daarvan verwijderd en naar een gereedstellingszone en respectievelijk of een ^ afgeefplaats getransporteerd wordt. Door het verloop van de -8503 3 42 i ? -2- werkwijze volgens de uitvinding wordt op verrassend eenvoudige wijze een eenvoudige en storingsvrije scheiding van een enkel montagedeel van de navolgende montagedelen bereikt. Doordat het montagedeel in zijn uitgerichte en 5 geleide ligging gegrepen, dus in zijn ligging ten opzichte van een grijpinrichting of dergelijke gefixeerd en gelijktijdig in de bewegingsrichting van de volgende montagedelen van deze volgende montagedelen verwijderd wordt, kunnen ook bramen, uitsteeksels of andere fouten aan montagedelen 10 het afnemen daarvan nauwelijks hinderen. Zou deze braam hinderlijk zijn voor het transport van de montagedelen in de transportrichting, dan zou dit montagedeel in de loop van de voorafgegane transportweg reeds afgescheiden worden. Verder is een loslaten van het af te nemen montagedeel van 15 het direct volgende montagedeel, ook wanneer deze bijvoorbeeld op grond van elektrische krachten of adhesie aan elkaar hechten, zonder beschadiging van de montagedelen eenvoudig mogelijk, daar het af te nemen montagedeel in de transportrichting van het volgende vastgehouden monta-20 gedeel verwijderd wordt. Gelijktijdig is deze verwijdering ook slechts daardoor mogelijk, dat het af te nemen montagedeel· gegrepen wordt en dus met een transportkracht respectievelijk een afdekkracht of loslaatkracht belast kan worden.
25 Volgens een verdere doelmatige handel wijze is het ook mogelijk, dat de montagedelen door andere met een transportkracht belaste montagedelen in een afzon-derings- en respectievelijk of afneemplaats verschoven worden en het tegen de transportrichting van de montagede-30 len aan het af te nemen montagedeel direct naburige montagedeel ten opzichte van een beweging in de transportrichting vastgehouden en het af te nemen montagedeel in die zones, waarin het langs een geleidingsbaan naar de afneemplaats geleid is, gegrepen wordt en bij voorkeur in een gereed-35 stellingszone voor afname door een grijpinrichting, in het bijzonder in een ten opzichte van de afneemplaats verdraaide respectievelijkverzwenkte ligging gebracht wordt. Deze oplossing maakt het mogelijk de afneemzone van direct daarop inwerkende trillingsbewegingen of dergelijke vrij 8 5 Θ 3 5 4 2 ί -3- te houden, daar de af te nemen montagedelen door de volgende montagedelen in de afneempositie geschoven worden. Een verder voordeel van deze oplossing is hierin te zien, dat het af te nemen montagedeel in die zones gegrepen wordt, 5 waarin het in de geleidingsbaan naar de afneemplaats geleid is, zodat de overgave respectievelijk het inlopen van de montagedelen in de afneempositie respectievelijk de grijpinrichting niet gehinderd wordti Bovendien worden storingen bij het afnemen van de montagedelen verhinderd, 10 daar deze tot in de afneemplaats in de zones, waarin ze gegrepen worden onberispelijk geleid zijn. Daarenboven is het gunstig, dat door deze, tussen de geleidingsbaan en de grijpinrichting voor de inbouw van de montagedelen liggende tussentransportweg de montagedelen in bepaalde draai- of 15 zwenkstanden ten opzichte van hun toevoerligging gebracht kunnen worden, om zo met de grijpinrichting in uiterst korte takttijden de zich in de gereedstellingszone in de juiste ligging bevindende montagedelen op werkstukken respectievelijk werkstukdragers te kunnen neerzetten.
20 Verder is het ook mogelijk, dat het mon tagedeel tussen de afneemplaats en respectievelijk of de gereedstellingszone beproefd en respectievelijk of getest wordt, waardoor deze tussentransportweg gelijktijdig voor het beproeven respectievelijk testen van de montagedelen 25 toegepast kan worden en daardoor bijna zonder takttijd verlies; onjuiste respectievelijk valse of foutieve montagedelen afgescheiden en de toevoer van dergelijke montagedelen naar de montagepositie aan het werkstuk respectievelijk werk-stukdrager verhinderd wordt.
30 Gunstig is het verder, wanneer de reeds uitgerichte montagedelen voor de afneemplaats in een zone van de transportinrichting opgeslagen worden en de montagedelen daarvoor in een daarvan onafhankelijke zone van de transportinrichting afgezonderd en uitgericht worden, daar 35 daardoor bij het afscheiden van foutieve respectievelijk beschadigde montagedelen in de loop van beproevingshande-lingen direct verdere montagedelen voor het afnemen gereed staan. Gunstig is het daarbij ook, dat de geleidingsbaan voor het afzonderen en uitrichten van de montagedelen 40 van de zone, waarin deze opgeslagen worden, gescheiden is S3 0 3 3 4 2 * ► * -4- respectievelijk onafhankelijk aangedreven is, daarbij een voldoend grote voorraad van de montagedelen in de opslag-zone de voor een geleidingsbaan voor het afzonderen en uitrichten geschakelde toevoerinrichting en de aan deze gelei-5 dingsbaan toegevoegde trillingsaandrijving en dergelijke stilgezet kan worden.
Volgens een verdere variant van de werkwijze volgens de uitvinding is het ook mogelijk, dat de montagedelen door trillingsbelasting over uitricht- res-10 pectievelijk afzonderingsinrichtingen getransporteerd en in een daarna aangebrachte zone van de geleidingsbaan met onafhankelijke trillingsbelasting opgeslagen en door deze in trilling gebrachte montagedelen de het dichtst bij de afneemplaats liggende montagedelen op een stilstaande ge-15 leidingsbaan geschoven worden, die meerdere geleidingsbaan-delen bezit, die ten opzichte van elkaar, in het bijzonder in de transportrichting van de montagedelen verstelbaar en voor het grijpen daarvan uitgevoerd zijn en dat het direct voor het verstelbare geleidingsbaandeel aangebrach-20 te montagedeel tijdens het grijpen van het laatste montage-deel en het afnemen daarvan vastgehouden wordt. Daardoor kan de transportkracht aan de verschillende omstandigheden in elke zone van de geleidingsbaan, waarin de montagedelen afgezonderd en uitgericht en in die, waarin ze getranspor-25 teerd en opgeslagen worden, aangepast worden. Daarenboven wordt de overgang van de montagedelen op de geleidingsbaan-delen voor het grijpen van de montagedelen vergemakkelijkt. Verder is het ook mogelijk, dat het afgenomen montagedeel tussen de afneemplaats en de gereedstellingszone in een 30 gewenste afgeefstand gedraaid en respectievelijk of gezwenkt wordt. Daardoor is het mogelijk, het montagedeel in een voorafbepaalde ligging in een gereedstellingszone te brengen, zodat in deze gereedstellingszone bepaalde afmetingen respectievelijk toleranties beproefd kunnen worden.
35 Volgens de werkwijze is het echter ook gunstig, wanneer de grijpinrichting bij zich in de sluitstand bevindende grijperbekken tussen twee in de afneemstand aan de grijperbekken toegevoegde aanslagen gebracht, de grijper-bekken aansluitend geopend en bij aanligging aan de aansla-40 gen in een tussenstand tussen de sluit- en openingstand ge- 8503342 -5- Λ \ houden worden, waarna een montagedeel aan een in de grijper-bekken aangebracht geleidingsbaandeel van de grijpinrichting toegevoerd, het volgende montagedeel vastgehouden, de grijperbekken in hun sluitstelling bewogen, het montagedeel 5 gegrepen en de grijpinrichting naar de gereestellingszone respectievelijk de afgeefplaats versteld wordt. Daardoor kan de openingswijdte van de grijperbekken van de grijpinrich-tingen ook bij grijpers, die slechts een vol geopende of gesloten eindstand bezitten, in een tussenstand begrensd 10 worden, waarin de grijperbekken zo ver gesloten zijn, dat het montagedeel tussen de grijperbekken ingeschoven kan worden, waarna het dan in de door de grijperbekken geleide zones gegrepen wordt. De grijperbekken kunnen dus in dit geval tevens als een deel van de geleidingsbaan uitgevoerd 15 zijn.
Voor het uitvoeren van de werkwijze van de uitvinding kan met voordeel een inrichting worden toegepast, die is voorzien van een transportinrichting voor de nontagedelen, een geleidingsbaan voor de afzonderlijk en 20 achter elkaar getransporteerde montagedelen en van een afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting.
Deze inrichting is gekenmerkt, doordat de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting een in wezen met de dwarsdoorsnedevorm van de geleidingsbaan overeenko-25 mende uitvoering en een inrichting voor het vasthouden van de montagedelen bezit en dat in een afneemstand de op de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting aangebrachte geleidingsbaandelen in de transportrichting gezien bij benadering met gelijke dekking met de geleidingsbaandelen 30 van de voorgeschakelde geleidingsbaan uitgevoerd en respectievelijk aangebracht zijn en de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting via een aandrijving in de transportrichting van de montagedelen ten opzichte van de voorgeschakelde geleidingsbaan verstelbaar aangebracht is. Het ver-35 rassende voordeel van de uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding ligt hierin, dat door het in de afneemstand met gelijke dekking met de voorafgeschakelde geleidingsbaan uitgevoerde en respectievelijk aangebrachte geleidingsbaandeel in verbinding met de aanbrenging van een vasthoudin-40 richting, die in dé langsrichting van de geleidingsbaan ver-i'l i . - y % -6- stelbaar is, het telkens laatste montagedeel in de transport-richting storingsvrij afgevoerd en aan de verdere verwerking toegevoerd kan worden.
Volgens een andere uitvoeringsvorm van de 5 inrichting volgens de uitvinding is gezorgd, dat aan de af-neem- respectievelijk afzonderingsinrichting in de afneem-en respectievelijk of afgeefstand en respectievelijk of in een zich daartussen bevindende gereedstellingszone een be-proevingsinrichting voor de montagedelen respectievelijk 10 verschillende transportwegen voor de montagedelen toegevoerd zijn. Door de beproevingsinrichting wordt verhinderd, dat montagedelen met onjuiste afmetingen, die tot foutieve respectievelijk gebrekkige producten zouden leiden, afgescheiden worden. Doordat de afneeminrichting op een tussen-15 transportweg tussen afneem- en afgeefplaats een gereedstellingszone bezit, is het bovendien mogelijk alnaargelang het resultaat van de beproeving van de montagedelen deze aan verschillende transportwegen voor verdere bewerking respectievelijk voor het afscheiden van schadelijke delen of voor 20 de nabewerking of dergelijke, toe te voeren.
Volgens de uitvinding is het verder echter ook mogelijk, dat de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting meerdelig uitgevoerd is en een vaststaand en een met de aandrijving gekoppeld verstelbaar geleidingsbaandeel 25 bezit, waarbij bij voorkeur de afneem- respectievelijk afzonder ings inrichting onafhankelijk van een daaraan voorgeschakelde, via een trillingsaandrijving in trilling te brengen geleidingsbaan ondersteund is. Daardoor kan de overgangszone tussen de verschillende geleidingsbaandelen juist 30 ingesteld en geproduceerd worden. Daarenboven wordt de over-gang van de montagedelen nog vergemakkelijkt, wanneer de afzonderings- respectievelijk afneeminrichting onafhankelijk van de via een vibrator in trilling gebrachte trillingsbaan gelegerd is.
35 Het is echter ook mogelijk, dat het ver stelbare geleidingsbaandeel in een slede gelegerd is, die op een parallel aan de transportrichting van de montagedelen verlopende geleidingskolom verschuifbaar geleid en met een aandrijving gekoppeld is, waardoor een rustige en nauwkeurige 40 geleiding van de ten opzichte van elkaar verstelbare gelei- 8503342
-7- ' .....'V
dingsbaandelen gewaarborgd is.
Volgens een bij voorkeur toegepaste eenvoudige verdere uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding is gezorgd, dat het verstelbare geleidingsbaandeel bij 5 voorkeur in de slede om een loodrecht op het transportvlak en respectievelijk of dwars op de transportrichting van de montagedelen verlopende as verzwenkbaar gelegerd en met een draai- en respectievelijk of zwenkaandrijving verbonden is. Daardoor kan de langsbeweging in de transportrichting van 10 de montagedelen tevens met een eventuele zwenk- respectievelijk draaibeweging aflopen.
Gunstig is het verder wanneer het verstelbare geleidingsbaandeel in een eindzone van een kraagarm aangebracht is, die met zijn andere eindzone met de draai-15 en respectievelijk, of zwenkaandrijving gekoppeld is, daar daardoor de ruimtebehoefte bij een gelijktijdig verdraaien respectievelijk verzwenken van de montagedelen klein gehouden kan worden.
Volgens een andere uitvoeringsvariant van 20 de inrichting volgens de uitvinding is gezorgd, dat het verstelbare geleidingsbaandeel van de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting op een grijpinrichting aangebracht is, die bij voorkeur ten opzichte van elkaar verstelbare grijperbekken bezit, die eventueel in de afneem -25 stand in een zich tussen de openings- en sluitstand bevindende tussenstand verstelbaar zijn, waardoor het verstelbare geleidingsbaandeel zelf tevens als grijpinrichting toepasbaar is. Daarenboven is het door de tussenstand mogelijk, dat het montagedeel ongehinderd in het verstelbare gelei-30 dingsbaandeel kan inlopen.
Gunstig is het verder wanneer de grijperbekken in een draagkop gelegerd zijn, waaraan een cilindervormig huis aansluit en die via verbindingsinrichtingen met een aanslagplaat en respectievelijk of een spaninrichting 35 draaivast gekoppeld is, waarbij bij voorkeur in de van de draagkop afgekeerde eindzone van het cilindervormige huis een opneemplaats voor een aandrijforgaan, bijvoorbeeld een tandwiel en respectievelijk of een verstelbare aanslagin-richting aangebracht is. Daardoor kunnen de voordelen van 40 een eenvoudige bevestiging van het cilindervormige huis met Λ *, . \ ., ·>
* V
-8- de voordelen van. de verdraaiingszekere bevestiging verbonden worden.
Het is echter ook mogelijk, dat tussen de beide grijperbekken een deze in de openingsrichting belas-5 tende veerinrichting en een de sluit- en respectievelijk of openingsstand vastleggende, in het bijzonder instelbare, aanslaginrichting aangebracht is en dat aan de beide grijperbekken een loodrecht op de bewegingsrichting van de grijperbekken uitgerichte sluitaandrijving toegevoegd is. Daardoor 10 is de belasting van een aandrijving slechts gedurende die tijdsduur vereist, terwijl een montagedeel door de grijperbekken vastgehouden wordt.
In dit verband is het verder van voordeel, wanneer de grijperbekken dwars op de transportrichting 15 van de montagedelen verstelbaar zijn en daaraan in de af-neemstand de openingsbeweging ervan begrenzende, in het bijzonder instelbare aanslagen toegevoegd zijn, daar daardoor zonder extra besturingsinrichting een tussenstand van de grijperbekken mogelijk is.
20 Gunstig is het, wanneer de grijper bekken van de grijpinrichting een ondersteuning voor grij-perinzetstukken bezitten en om evenwijdig aan elkaar verlopende assen zwenkbaar gelegerd zijn, waarbij aan de ondersteuningen van tegenoverliggende einden van de grijperbekken 25 een spreiddoorn toegevoegd is, die met een sluitaandrijving, bijvoorbeeld een cilinderzuigerinrichting, gekoppeld is, daar daarmee een universele toepassing van de grijpinrich-ting voor de meest verschillende montagedelen mogelijk is en alleen de grijpinzetstukken aan de afzonderlijke montage-30 delen respectievelijk de geleidingsbaan aangepast moeten worden.
Verder is het ook mogelijk, dat het aandrijforgaan, bijvoorbeeld het tandwiel ingrijpt in een verder tandwiel van een draaiaandrijving, bijvoorbeeld een 35 draaicilinder, die op een draagplaat, aangebracht is, die op een het cilindervormige huis legerend draagblok bevestigd is, waardoor een directe aandrijfverbinding tussen de gr ij pinrichting en de draaiclinder verkregen kan worden.
Volgens een andere uitvoeringsvariant 40 van de inrichting volgens de uitvinding is gezorgd, dat op q> 7 ) ά ·' -- ‘J "V £, -sirw -.
-9- het draagblok geleidingsorganen voor aan. de grijpinrichting toegevoegde aanslagblokken aangebracht zijn, waardoor het draagblok tevens voor de legering van de aanslagelementen en voor de eindstandpositionering van de zwenkbeweging benut 5 kan worden.
Verder kunnen ook aan de grijperbekken en respectievelijk of de grijperinzetstukken respectievelijk de instelbare aanslagblokken en dergelijke stuwdrukdetectie-inrichtingen aangebracht zijn, waardoor de afzonderlijke 10 standen van de grijpinrichting en daarvan onafhankelijk ook het aanwezig zijn van montagedelen gecontroleerd kan worden.
Verder is het ook mogelijk, dat de spaninrichting in een aan de opneemopening van het cilindervormige huis van de grijpinrichting loodrechte richting êên 15 ongeveer gelijke dwarsdoorsnedevorm bezit als de naar de spaninrichting toegekeerde kopzijde van de draagkop van de grijpinrichting en eventueel onder tussenschakeling van een aanslagplaat met een ongeveer met de buitenafmetingen van de draagkop overeenkomend overgangsdeel aan een cilinder-20 vormig huis aansluit, dat in wezen met het cilindervormige huis van de grijpinrichting overeenkomt en dat in een draag-lichaam voor het opnemen van het cilindervormige huis gelegerd is, waarvan de buitenafmetingen in wezen met het draagblok voor het opnemen van de grijpinrichting overeenkomt, 25 dat de draagplaat voor de daaraan toegevoegde draaiaandrij-ving legert, waardoor onder toepassing van een groot aantal gelijksoortige onderdelen de meeste verschillende bewegings-verlopen op deze tussentransportweg van de montagedelen van de geleidingsbaan naar een afgeefpositie mogelijk zijn.
30 Tenslotte is het ook mogelijk, dat een
kopzijde van de spaninrichting en respectievelijk of het draaglichaam respectievelijk -blok voor het opnemen van montageplaten voor ondersteuningen van leidingen uitgevoerd is en dat het draaglichaam respectievelijk -blok op een 35 draagplaat met een uniform boorbeeld gelegerd is, waaraan overeenkomstige boringen op een bevestigingsplaat van een hanteringsinrichting toegevoegd zijn, waardoor de aanbrenging van de verzorgingsleidingen voor aandrijving, detectie-organen en dergelijke, belangrijk vergemakkelijkt en een 40 verhindering van de grijpbeweging door deze leidingen tijdens t? Λ * i ». „ Λ -J
**· V -10- de draal-, zwenk- of verplaatsingsbewegingen verhinderd wordt.
De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin uitvoeringsvoorbeelden 5 zijn afgebeeld.
Fig. 1 toont een inrichting volgens de uitvinding voor het toevoeren respectievelijk afnemen van montagedelen in de zone van de afzonderings- respectievelijk afneeminrichting op vereenvoudigde schematische wijze 10 afgebeeld; fig. 2 toont de aanbrenging van een inrichting volgens de uitvinding voor het toevoeren respectievelijk afnemen van montagedelen in de loop van een machine-installatie voor het uitrichten en afzonderen van 15 in stapelvorm aangevoerde montagedelerji en de montage ervan op werkstukken, die zijn aangebracht op werkstukdra-gers; fig. 3 toont de inrichting voor het toevoeren respectievelijk afnemen van montagedelen in zijaan-20 zicht volgens de lijn III-III in fig. 4 doorgesneden met zich in een gereedstellingszone bevindende grijpinrichting en een aan de montagedelen in deze gereedstellingszone toegevoegde beproevingsinrichting; fig. 4 toont een bovenaanzicht op de 25 inrichting voor het toevoeren respectievelijk afnemen van montagedelen gedeeltelijk doorgesneden volgens de lijnen IV-IV in fig. 3; fig. 5 toont een grijpinrichting met een zuiggrijperinzetstuk in zijaanzicht doorgesneden en in ver-30 eenvoudigde schematische afbeelding; fig. 6 toont een inrichting voor het toevoeren respectievelijk afnemen van montagedelen met een grijpinrichting, die een kraagarm heeft; fig. 7 toont de inrichting volgens fig.
35 6 in kopaanzicht en gedeeltelijk doorgesneden volgens de lijn VII-VII in fig. 6; fig. 8 toont de inrichting volgens fig.
6 en 7 in bovenaanzicht.
In fig. 1 is een inrichting 1 voor het 40 toevoeren respectievelijk afnemen van montagedelen 2-6 af- 3503342 - -11- gebeeld. De montagedelen 2-6 zijn alle gelijksoortig uitgevoerd. Ze worden alleen daarom voorzien van verschillende verwijzingscijfers om naderhand de afloop van de werkwijze volgens de uitvinding eenvoudiger te kunnen beschrijven.
5 Deze inrichting 1 voor het toevoeren respectievelijk afnemen van montagedelen 2-6 omvat een transportinrichting 7 met een geleidingsbaan 8 voor deze montagedelen 2-6. Na de transportinrichting 7 is een afneem- respectievelijk af-zonderingsinrichting 9 in de transportinrichting - pijl 10-10 aangebracht. Het transport van de montagedelen 2-6 in de transportrichting - pijl 10 - geschiedt in de zone van de geleidingsbaan 8 door de schematisch aangeduide trillings-aandrijving 11, die als trillingsopwekker een elektro-maaneet kan bevatten.
8 15 Aan de zich op de geleidingsbaan bevin dende montagedelen 6 zijn voor de zijwaartse- en hoogte-geleiding geleidingsbaandelen 12 en aan de bovenzijde van de montagedelen 6 is aanvullend een geleidingsbaandeel 13 toegevoegd, dat verhindert, dat de montagedelen 6 langs de 20 vertikale geleidingswanden van de geleidingsbaandelen 12 omhoog lopen en uit de geleidingsbaan springen respectievelijk over elkaar schuiven. De afneem- respectievelijk afzonder ings inrichting 9 omvat vaststaande geleidingsbaandelen 14 en 15, waarvan de functie in wezen overeenkomt 25 met die van de geleidingsbaandelen 12 en 13, terwijl verder verstelbare geleidingsbaandelen 16 zijn aangebracht, die in hun werking met de geleidingsbaandelen 12 overeenkomen en in de transportrichting - pijl 10 - ten opzichte van de geleidingsbaandelen 14 verstelbaar zijn. De geleidingsbaan-30 delen 14 en 15 zijn vast ondersteund op een grondplaat 17. Deze ondersteunt ook de trillingsaandrijving 11. De voortbeweging van de met de geleidingsbaandelen 14 en 15 geleide montagedelen 5 geschiedt door de in de zone van de geleidingsbaan 8 aan de trillingsvoortschuifbeweging onderworpen 35 montagedelen 6, die de montagedelen 5 op de stilstaande geleidingsbaandelen 14 en 15 zo ver naar voren schuiven, dat ze de ligging van het in de tekening met 4 aangeduide montagedeel innemen. Bij de getoonde stand van de afneem-respectievelijk afzonderingsinrichting 9 is het met 4 aange-40 duide montagedeel via een inrichting 18 voor het vasthouden Λ ;* i-'H -7 *' Λ ij -¾ ** / -ïV "V1 W J Sm -12- van de montagedelen ten opzichte van een voorwaartse beweging in de transportrichting - pijl 10 - gefixeerd. Het verstelbare geleidingsbaandeel 16 is langs een parallel aan de transportrichting - pijl 10 - verlopende geleidingskolom 19 ver-5 stelbaar. De geleidingsbaandelen 16 zijn in grijper—inzet-stukken 20 van ten opzichte van elkaar beweegbare grijper-bekken 21 van een grijpinrichting 22 aangebracht. De grijp-inrichting 22 is in een langs de geleidingskolommen 19 en dus in de transportrichting van de montagedelen 2-6 - pijl 10 10 - verstelbare sleden 23 gelegerd. Met een aandrijving kan de slede 23 uit de in volle lijnen getekende afneemstand voor het montagedeel 2, waarin dit bijvoorbeeld met een grijp-inrichting 24 van een hanteringsinrichting afgenomen en op een werkstuk gemonteerd kan worden, in de met streepjeslij -15 nen getekende stand gebracht worden, waarin de geleidingsbaandelen 16 in lijn liggend met de geleidingsbaandelen 14 aangebracht zijn.
Bevindt zich de grijpinrichting 22 in de met streepjeslijnen getekende stand, waarin de verstelbare 20 geleidingsbaandelen 16 in lijn liggen met de vaststaande geleidingsbaandelen 14, dan wordt een stempel 25 van een inrichting 18 voor het vasthouden van het montagedeel 4 omhoog geheven, zodat dit montagedeel 4 door de montagedelen 6, die aan de aandrijfkracht respectievelijk voort-25 schuifkracht van de trillingsaandrijving 11 onderworpen zijn naar de afneemplaats getransporteerd wordt en zich dan in de ligging van het met volle lijnen getekende montagedeel 3 bevindt. De grootte van de voortschuifbeweging van het montagedeel wordt door een aanslag 26, die bijvoorbeeld op 30 het geleidingsbaandeel 15 aangebracht kan zijn, begrensd.
Zoals uit de stand van de grijperbekken 21 respectievelijk van de grijperinzetstukken 20 in de afneemstand van de grijpinrichting 22 te zien is, bevinden de grijperinzetstukken 20 zich in een in geringe mate geopende stand, zodat het mon-35 tagedeel ongehinderd tot aanligging tegen de aanslag 26 door de werking van de volgende montagedelen 6 voortgeschoven kan worden. In de zone van de afneemplaats van het montagedeel 3 is bijvoorbeeld in het geleidingsbaan 15 een mondstuk 27 aangebracht, dat met een leiding 28 verbonden is.
40 Via een stuwdrukdetectie-inrichting kan zo worden vastgesteld 8303342 -13- of het montagedeel 3 zich op de afneemplaats bevindt, waarna de grijperbekken 21 naar elkaar toe bewogen worden en dus het montagedeel 3 grijpen. Daartoe kan bijvoorbeeld tenminste in één van de beide grijperinzetstukken 20 eveneens 5 een mondstuk 27 zijn aangebracht, dat weer via een leiding 28 samenwerkt met een stuwdrukdetectie-inrichting om vast te stellen of het montagedeel 3 respectievelijk 2 eenduidig gegrepen is. De stand van de grijperinzetstukken 20 is daarbij in het bereik van de afneemstand van de grijpinrich- 10 ting 22 met streepjeslijnen en in het bereik van de afgeef- stand in volle lijn getekend. Is het montagedeel 2 met de volgende grijpinrichting 24 gegrepen, dan worden de grijperinzetstukken 20 respectievelijk de grijperbekken 21 naar de in de afgeefstand met streepjes aangegeven positie uit 15 elkaar bewogen en het montagedeel 2 kan in zijn montagerespectlevelijk aflegpositie gebracht worden. Zoals uit een afstand 29 tussen de met strepen en streeppunten aangegeven stand van de grijperinzetstukken 20 in het bereik van de afneemstand van de grijperinrichting 22 en een af-20 stand 30 tussen de in volle lijnen en de met streepjeslijnen getekende stand van de grijperinzetstukken 20 in het bereik van de in volle lijnen getekende afgeefstand van de grijpinrichting 22 te zien is, is de afstand 30 tussen de sluit- en openingsstand van de grijperinzetstuk-25 ken 20 belangrijk groter dan de afstand 29 tussen de in het bereik van de afneemstand getekende tussenstand van de grijperinzetstukken 20 en de aan het montagedeel 2-6 aanliggende stand daarvan. Deze verschillende openingsbreedte tussen de grijperinzetstukken 20 respectievelijk de grijper-30 bekken 21 is dus aangebracht om bijvoorbeeld de afname van de montagedelen 2 door de volgende grijpinrichting 24 niet te hinderen, terwijl in het bereik van de afneemstand van de grijpinrichting 22 - in streepjeslijnen getekende stand - de grijperinzetstukken 20 juist zo ver geopend moe-35 ten zijn, dat de montagedelen 2-6 zonder hinder in de ge-leidingsbaandelen 16 kunnen inlopen. Daarbij moet zeker worden gesteld, dat de geleidingsbaandelen 16 zo dicht bij elkaar zijn, dat de montagedelen 2-6 zowel wat de hoogte als de zijde betreft, geleid zijn. Dit wordt in het onderha-40 vige uitvoeringsvoorbeeld door een tussenstand van de grij- 8503342 -14- perbekken 21 respectievelijk de grijpers respectievelijk de grijperinzetstukken 20 bereikt.
De afloop van de werkwijze volgens de uitvinding onder toepassing van de bovenbeschreven afneem-5 respectievelijk afzonderingsinrichting 9 is alsvolgt:
De montagedelen 2-6 worden door de tril-lingstransportbeweging, die door middel van de trillings-aandrijving 11 opgewekt wordt, langs de geleidingsbaan 8 in de richting van de afneem- respectievelijk afzonderings-10 inrichting getransporteerd. De montagedelen 2-6 worden daarbij door de met deze montagedelen 6 uitgeoefende voort-schuifkracht op de stilstaande geleidingsbaandelen 14 en 16 voorwaarts geschoven. Op dit tijdstip bevindt zich de grijpinrichting 22 in de afneemstand - met streepjes gete-15 kende afbeelding - waarin de geleidingsbaandelen 16 in lijn liggen met de geleidingsbaandelen 14. De aan elkaar evenwijdige, tegenoverliggende loodrechte vlakken van de geleidingsbaandelen 14 respectievelijk 16 bezitten een grotere afstand 31 dan een lengte 32 van de montagedelen 2-6, dat 20 wil zeggen de grijperbekken 21 respectievelijk grijpè-r.-- inzetstukken 20 bevinden zich tussen de openings- en sluit-stand. De montagedelen^.worden in het bereik van' de geleidingsbaandelen 14 en 16 door de werking van de volgende, door trilling belaste montagedelen 6,zo ver naar voren 25 geschoven, tot een montagedeel 3 tegen de aanslag 26 aanligt. Wordt met een mondstuk 27 via een stuwdrukdetectie-inrichting vastgesteld, dat het montagedeel 3 aanwezig is, dan worden de grijperinzetstukken 20 respectievelijk de grijperbekken 21 in hun sluitstand bewogen en het montage-30 deel 3 gegrepen. Gelijktijdig wordt de stempel 25 van de inrichting 18 voor het vasthouden van de navolgende montagedelen 4 naar buiten bewogen en tegen het montagedeel 4 geperst, zodat dit in zijn stand.ten opzichte van de geleidingsbaandelen 14 en 15 gefixeerd wordt.
35 Het geleidingsbaandeel 15 strekt zich, zoals uit de tekening duidelijk te zien is, uit over de zone, waarin zich in de tekening het montagedeel 4 bevindt tot in de zone van de afneemstand van de grijperinzetstukken 20. Evenzo kan het montagedeel 3 in deze zone nog met 40 een voorbij het eind van de vaststaande geleidingsbaandelen 8503342 -15- 14 uitstekend onderste geleidingsbaandeel voorzien zijn, dat de montagedelen in die stand, waarin zich het montage-deel 3 inde tekening bevindt, van onderen af en tussen de grijperinzetstukken 20 ondersteunt om bijvoorbeeld bij 5 sterke trillingen of slagen aan een montagemachine of bij andere milieu-invloeden het omlaagvallen van het montage-deel 3 te vermijden. Alleen voor de goede orde wordt nogmaals vastgehouden, dat alleen om redenen van een betere overzichtelijkheid de grijperinzetstukken 20 respectieve-10 lijk de grijpinrichting 22 in streepjeslijnen afgebeeld zijn, waarbij in de stand, waarin zich in de tekening het montagedeel 3 bevindt, slechts dan een montagedeel kan inlopen, wanneer zich de grijperinzetstukken 20 in de met streepjeslijnen afgeheelde stand bevinden. Door de 15 verlenging van het geleidingsbaandeel 15 voorbij het eind van de geleidingsbaandelen 14 in de richting van de ge-leidingsbaandelen 16 en eventueel de aanvullend onder de montagedelen aangebrachte geleidingsbaandelen wordt gewaarborgd, dat alleen zich in de gewenste stand bevindende 20 montagedelen in de grijpinrichting 22 kunnen inlopen.
Daarna wordt het montagedeel 3 door een verplaatsing van de grijpinrichting 22 gemeenschappelijk met de slede 23 langs de geleidingskolommen 19 in de transportrichting - pijl 10 - van het montagedeel 4 af 25 bewogen en bijvoorbeeld in de in fig. 1 in volle lijnen getekende stand gebracht. In deze stand is het mogelijk de afmetingen van het montagedeel te beproeven respectievelijk het montagedeel 2 door een daarachter aangebrachte grijpinrichting 24 van een hanteringsinrichting te 30 grijpen en in een montage- respectievelijk aflegpositie te brengen. De voordelen van deze werkwijze volgens de uitvinding liggen vooral hierin, dat het afnemen van de montagedelen 3 respectievelijk 2 door bramen, die bijvoorbeeld voorbij het volgende montagedeel uitsteken, niet .35 gehinderd kan worden, daar het af nemen van het zich in de afneemstand bevindende montagedeel door een beweging in de transportrichting - pijl 10 - geschiedt en een in de richting van het zich in de afneemplaats bevindende montagedeel 3 uitstekende braam van het montagedeel 4 deze af-40 neembeweging niet kan hinderen. Gelijktijdig wordt gewaar- 8503342 -16- borgd, dat door het grijpen van het uit de afneemstand in de afgeefstand te brengen montagedeel 2 respectievelijk 3 de ligging daarvan ten opzichte van de grijpinrichting 22 gefixeerd wordt en deze zich bij het verwijderen vanaf het 5 volgende montagedeel 4 - ook wanneer dit bijvoorbeeld door olieresten, adhesie of elektromagnetische krachten aanhecht -niet veranderen respectievelijk het montagedeel niet omlaag kan vallen.
In fig. 2 is een deel van een volauto-10 matische montagemachine 33 en een inrichting 1 voor het toevoeren en afnemen van montagedelen 2 afgebeeld. De inrichting 1 voor het afnemen en toevoeren van montagedelen 2 omvat een transportinrichting 34, waarmee uit een ongeordende hoeveelheid montagedelen 2 in een bunker deelhoe-15 veelheden afgenomen en aan een daarachter aangebrachte transportinrichting 7 toegevoerd worden. Deze transportinrichting 7 omvat een zone 35, waarin door middel van uitricht- respectievelijk afzonderingsinrichtingen 36 de montagedelen 2 in een rij gebracht worden, waarin zich 20 alle montagedelen 2 in een voorafbepaalde gewenste ligging bevinden. In een zone 37 worden de aangetransporteerde montagedelen 2 opgeslagen, waarbij detectieorganen 38, 39 langs de geleidingsbaan 8 aangebracht zijn, die een mini-mumvulstand respectievelijk een maximumvulstand in de zone 25 37 van de transportinrichting 7 vaststellen. Is de zone 37 van de transportinrichting 7 tot aan het detectieorgaan 39 met montagedelen 2-6 gevuld, dan kan via het detectieorgaan 39 het verdere transport van montagedelen door de transportinrichting 34 en het uitrichten respectievelijk afzonderen 30 van de montagedelen 2 in de zone 35 van de transportinrichting 7 onderbroken worden. Wordt de minimale vulstand, die met het detectieorgaan 38 gecontroleerd wordt, onderschreden, dan kunnen de bovengenoemde inrichtingen weer ingeschakeld worden om verdere montagedelen 2 in de gewenste uitgerichte 35 ligging aan te transporteren. De zones 35 en 37 van de transportinrichting 7 zijn telkens onafhankelijk van elkaar via trilaandrijvingen 11 op grondplaten 17 ondersteund.
Op de grondplaat 17, die ook de trillingsaandrijving 11 van de zone 37 van de transportinrichting 7 ondersteunt, is een 40 afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting 40 aangebracht.
8503342 -17-
Beze is direct op de grondplaat 17 ondersteund en bestaat uit een vaststaand geleidingsbaandeel 41 en een verstelbaar geleidingsbaandeel 42. Het verstelbare geleidingsbaandeel 42 is op een grijpinrichting 43 aangebracht. De grijpinrich-5 ting 43 is in een slede 44 via een draaiaandrijving 45 om een langsas 46 van de grijpinrichting 43 verdraaibaar.
De slede is bovendien langs geleidingskolommen 47 door middel van een aandrijving 48 in de transportrichting -pijl 10 - van de montagedelen 2 verschuifbaar en kan dus 10 uit de met streepjes aangeduide stand, waarin de gelei-dingsbaandelen 41 en 42 in lijn liggen, naar de met volle lijnen getekende stand van de grijpinrichting 43 versteld worden. Gelijktijdig kan met de draaiaandrijving 45 de grijpinrichting 43 om de langsas 46 in verschillende hoek -15 standen gedraaid worden.
Het in de grijpinrichting 43 afgeheelde mon-tagedeel 2 kan uit de zich in de afgeefstand bevindende grijpinrichting 43 door een verdere grijpinrichting 24 afgenomen worden , die bijvoorbeeld een deel van een han-20 teringsinrichting 49 is. Door middel van deze grijpinrichting 24, die over de hanteringsinrichting 49 langs kolom-geleidingen 50, 51 in tenminste twee loodrecht op elkaar staande assen verstelbaar is, kan het montagedeel 2 op een werkstuk 52 neergelegd respectievelijk gemonteerd 25 worden. Het werkstuk 52 is op zijn beurt op een werkstuk-drager 53 bevestigd, die langs een geleidingsinrichting 54 door middel van rolaandrijvingen 55 voorwaarts bewogen kan worden. Voor het vasthouden en positioneren van de werkstukdragers 53 in de zone van de hanteringsinrichting 30 49 is een afzonderingsinrichting 56 aangebracht. De uitvoe ring van de geleidingsinrichting 54 en de rollenaandrijving 55, die op machinetafels van een uit meerdere dergelijke machinetafels samengestelde montagemachine 33 zijn aangebracht, kan geschieden volgens het DE-OS-33 04 091, het 35 DE-OS 34 11 452 en het DE-OS 27 56 422 van dezelfde uitvinder.
Zoals de vereenvoudigde en schematische afbeelding van de grijpinrichtingen 43 en 24 reeds toont, kunnen deze grijpinrichtingen in wezen gelijksoortig uitge-40 voerd zijn, waardoor voor een dergelijke complexe montage- 8503342 -18- machine met een groot aantal gelijksoortige onderdelen, respectievelijk gelijke bouwgroepen, kan worden volstaan.
In fig. 3 is de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting 40 op grotere schaal afgeheeld. De 5 grijpinrichting 43 bevindt zich in zijn ten opzichte van de afneemstand over 90° verdraaide afgeefstand. Ten opzichte van elkaar verstelbare grijperbekken 57 zijn om aan elkaar evenwijdig verlopende assen 58, die op hun beurt in een draagkop 59 zijn ondersteund, draaibaar gelegerd. Voor het 10 grijpen respectievelijk vasthouden van de montagedelen 2 zijn in de grijperbekken 57 grijperinzetstukken 60 bevestigd, waarvan de vorm telkens aan de verschillende buitenvorm van de montagedelen 2 respectievelijk aan de uitvoering van de voor deze aangebrachte geleidingsbaan 8 aangepast is. In 15 de tegenover de grijperinzetstukken 60 liggende eindzones van de grijperbekken 57 zijn steunrollen 61 aangebracht, die op draaiassen 62, die in de grijperbekken 57 vastgehouden zijn, draaibaar gelegerd zijn. Tussen de assen 58 en de grijperinzetstukken 60 is een veerinrichting 63 aangebracht, 20 die een drukveer 64 omvat. Door de werking van deze drukveer 64 worden de grijperbekken 57 tegen de werking van een spreiddoorn 65 in de richting van de met streepjeslijnen aangeduide openingsstand gedrukt. Moet nu een montagedeel 2 gegrepen respectievelijk vastgehouden worden, dan wordt 25 de spreiddoorn 65 in kogelgeleidingen 66 via een sluitaan-drijving 67, bijvoorbeeld een cilinderzuigerinrichting 68, in de richting van de grijperbekken 57 geschoven. Door de in de eindzone van de spreiddoorn aangebrachte schuine vlakken 69 - bij voorkeur kan het naar de grijperbekken 57 30 toegekeerde eind van de spreiddoorn 65 ook conisch uitgevoerd zijn - worden de beide steunrollen 61 dwars op de voortschuifrichting - pijl 70 - uit elkaar gedrukt en de grijperbekken 57 met de grijperinzetstukken 60 tegen de werking van de drukveer 64 in de in volle lijnen getekende 35 stand samengedrukt, zodat het montagedeel 2 gegrepen wordt.
De kogelgeleidingen 66 voor de spreiddoorn 65 zijn in een aan de draagkop 59 aansluitend cilindervormig huis 71 bevestigd. De beide kogelgeleidingen 66 zijn via een afstandsbus van elkaar geplaatst en in de langsrich-40 ting in een binnenboring van het cilindervormige huis 71 via €? <3 U Q Q “i* L
-19- borgringen gepositioneerd. Aan de naar het cilindervormige huis 71 toegekeerde kopzijde van de draagkop 59 is een aan-slagplaat 72 toegevoegd, die een aanslag 73 draagt, waarvan de werking aan de hand van fig. 4 nog nader toegelicht zal 5 worden. De aanslagplaat 72 is via een verbindingsinrichting, bijvoorbeeld paspen 75 met de draagkop 59 draaibaar gekoppeld.
Het cilindervormige huis 71 is in de van de draagkop 59 afgekeerde eindzone voor het opnemen van een 10 aandrijforgaan, bijvoorbeeld een tandwiel 76, uitgevoerd.
Het is echter op gelijke wijze ook mogelijk een riem- respectievelijk tandriemschijf aan te brengen. In het cilindervormige huis 71 is als koppelingdeel een groef 77 aangebracht, waarin voor de spelingvrije draaiverbinding tussen 15 het tandwiel 76 en het cilindervormige huis 71 een veer 78 is ingezet. De positionering van het tandwiel 76 in de langsrichting van het cilindervormige huis - pijl 70 -geschiedt door middel van moer en tegenmoer 7 9, die op een uitwendige schroefdraad 80 van het cilindervormige huis 71 20 ondersteund zijn. Via het tandwiel 76 wordt gelijktijdig een binnenring van een wentelleger 81 gepositioneerd, dat via een afstandshuls de binnenring van een verder wentelleger 81 dat zijnerzijds weer via een afstandshuls op'de aanslagplaat 72 steunt, in zijn ligging op het cilindervormige 25 huis 71 positioneert. De buitenringen van de wentellegers 81 zijn in een draagblok 82 gelegerd, dat op de slede 44, die langs geleidingskolommen 47 in de langsrichting van de geleidingsbaan 8 verschuifbaar is, bevestigd is. Voor het verschuiven van de slede 44 langs de geleidingskolommen 47 30 is een aandrijving 48 met de slede 44 verbonden. De afgeef-stand van de grijpinrichting 43 wordt door een aanslag 83 en de afneemstand door een aanslag 84, die telkens in de zone van de geleidingszuilen 47 instelbaar aangebracht en aan de slede 44 toegevoegd zijn, vastgelegd. Voor het ver-35 draaien van het cilindervormige huis 71, respectievelijk draagkop 59 en daarmee de grijperbekken 57 met het montage-deel 2 uit de met streepjes getekende afneemstand in de zone van de geleidingsbaan 8 respectievelijk de vaststaande geleidingsbaandelen 41 van de afneem- respectievelijk afzon-40 deringsinrichting 40 naar de in volle lijnen getekende af-
C J V v -J
-20- geefstand staat het tandwiel 76 in Ingrijping met een verder tandwiel 85, een draaiaandrijving 86, die in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld door een. draaicilinder 87 gevormd is.
De draaicilinder 87 is ondersteund op een aan het draagblok 5 82 gelegerde draagplaat 88.
Zoals beter uit fig. 4 te zien is, is het draagblok 82 en de slede 44 in één stuk uitgevoerd, en op twee aan. elkaar evenwijdig verlopende geleidingskolommen 47 via kogelgeleidingen 89 geleid. Op het draagblok 82 zijn 10 instelbare aanslagblokken 90 en 91 aangebracht. De aanslag-blokken 90 en 91 bezitten boringen 92, die uitmonden in het aanslagvlak. Aan het aanslagblok 90 is voor het vastleggen van de draaistand van het cilindervormige huis 71 in de naar de vaststaande geleidingsbaandelen 41 toegekeerde eindstand een 15 aanslag 93 en aan het aanslagblok 91 de aanslag 73 toegevoegd. Door de aanbrenging van deze aanslagen 73 en 93 op de aanslagplaat 72 wordt een draaihoek van het cilindervormige huis van 90° ingesteld. Ligt nu een aanslag 73 respectievelijk 93 tegen één van de aanslagblokken 90 respectie-20 velijk 91 aan, dan kan via de boring 92 en een achter deze aangebrachte stuwdrukdetectie-inrichting de betreffende stand van de grijpinrichting 43 gedetecteerd worden. Verder is uit deze afbeelding de legering van de assen 58 in^cle draagkop 59 respectievelijk grijperbekken 57 beter te zien.
25 Verder is zichtbaar, dat de spreiddoorn 65 in de naar de steunrollen 61 toegekeerde eindzone lessenaardakvormig uitgevoerd is.
Naar de vaststaande geleidingsbaandelen 41 toegekeerde aanslagen 94, die bijvoorbeeld door instel-30 baar gelegerde, met contramoeren geborgde schroefdraadpennen met binnenboring gevormd zijn, dienen om de grijperbekken 57 respectievelijk de grijperinzetstukken 60 bij teruggetrokken spreiddoorn 65 in een zich tussen de openings- en sluitstand bevindende tussenstand te houden. Daarin zullen de grijper-35 inzetstukken 60 met de daarop aangebrachte geleidingsbaandelen 42 een in geringe mate grotere afstand bezitten dan de te grijpen afmeting van de montagedelen 2, zodat deze montagedelen 2 door de navolgende montagedelen storingvrij in de grijpinrichting 43 geschoven kunnen worden. Het aan-40 liggen van de grijperbekken 57 tegen de aanslagen 94 kan door 8503342 -21- de daarin aangebrachte inwendige boringen via stuwdrukdetec-tie-inrichtingen gecontroleerd worden.
Zoals verder in fig. 3 nog getoond is, kan in de zone van de afneemstand de grijpinrichting 43 5 respectievelijk ook in een gereedstellingszone tussen de afneem- en afgeefstand een beproevingsinrichting 95 aangebracht zijn. Deze beproevingsinrichting 95 omvat zoals schematisch aangeduid een beproevingsdoorn 96, waarmee de maatvoering van een boring 97 gecontroleerd wordt. Daartoe 10 is in de beproevingsdoorn 96 een boring 98 aangebracht, via welke door middel van een stuwdrukdetectie-inrichting het aanliggen van de beproevingsdoorn 96 in de boring 97 vastgesteld kan worden. Bezit de boring 97 een te kleine diameter dan kan de beproevingsdoorn 96 niet daarin gevoerd 15 worden en er wordt dienovereenkomstig een stoorsignaal aan de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting afgegeven. Hetzelfde geschiedt, wanneer de boring 97 een te grote diameter bezit, daar zich dan tussen de beproevingsdoorn 96 en de boring 97 geen stuwdruk kan opbouwen. Bij het optre-20 den van een dergelijk foutsignaal wordt het foutieve mon-tagedeel aan een uitschottransportweg toegevoerd en de grijpinrichting 43 naar de afneemstand in de zone van de geleidingsbaan 8 terugbewogen om een verder montagedeel te halen. Dit ook repeteren genoemde bewegingsverloop maakt 25 het mogelijk in snelle volgorde behoorlijke montagedelen in de zone van een volgende grijpinrichting te brengen, zodat de montagehandeling aan een vol automatische montagemachine niet onderbroken wordt.
In fig. 5 is verder getoond, dat de 30 grijpinrichting 43 inplaats van de grijperbekken 57 ook een zuiggrijperinzetstuk 99 kan bezitten, waarin de geleiding sbaandelen 42 aangebracht kunnen zijn. De in deze geleidingsbaandelen 42 geleide montagedelen 2 worden daarbij door een via een leiding 100 opgebouwd vacuüm gegrepen en 35 in hun positie op de grijpinrichting 43 gehouden. Inplaats van de spreiddoorn 65 in fig. 3 en 4 treedt dan een zuiger-stang, waarmee het zuiggrijperinzetstuk 99 in verschillende hoogteliggingen gebracht respectievelijk ingesteld kan worden.
40 In de fig. 6-8 is een verdere uitvoerings- 63 0 3 3 4 2 -22- t variant voor de aanbrenging van een aan een afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting 101 toegevoegde grijpin-richting 102 getoond. De grijpinrichting 102 bestaat zoals de grijpinrichting 43 in. fig. 3 uit een cilindervormig 5 huis 71 en een draagkop 59, waarin de' grijperbekken 57 gelegerd zijn. Derhalve worden voor gelijke onderdelen de gelijke verwijzingscijfers als in fig. 3 toegepast. De bediening van de grijperbekken 57 geschiedt eveneens met een spreiddoorn 65, zoals dit aan de hand van de in fig. 3 be-10 schreven uitvoering toegelicht w*erd. Voor de bediening van de grijperbekken 57 dient de sluitaandrijving 67.
De in de grijperbekken 57 ingezette grijperinzetstukken 60 zijn echter zo uitgevoerd, dat de vaststaande geleidings-baandelen 42 voor de montagedelen 2 ten opzichte van de 15 langsas van het cilindervormige huis 71 zijwaarts versprongen zijn.
Het cilindervormige huis 71 is in een spaninrichting 103 vastgeklemd, die in een ten opzichte van de opneemopening van het cilindevormige huis 71 lood-20 rechte richting onder tussenschakeling van een in zijn buitenafmetingen in wezen met de draagkop 59 overeenkomend overgangsdeel 104 een cilindervormig huis 105 bezit, dat met het cilindervormige huis 71 in de afmetingen overeenkomt. Dit cilindervormige "ituis 105 is in een spaninrich-25 ting 103 ingespannen, die weer via het overgangsdeel 104 met een cilindervormig huis 105 - zoals beter uit fig. 7 te zien is - verbonden is. Dit cilindervormige huis 105 is in een draaglichaam 106 door middel van wentellegers 107 gelegerd. De positionering van de binnenringen van de 30 wentellegers 107 geschiedt via een tandwiel 108, dat via de in het cilindervormige huis aangebrachte groef en een veer daarmee in draaiverbinding staat en via moeren 109 in de langsrichting van het cilindervormige huis 105 gepositioneerd is. Via een afstandshuls is dan de binnenring van 35 het verdere wentelleger 107 en deze via verdere tussenstukken op een aanslagplaat 110 ondersteund, die via een verbindingsinrichting 74 overeenkomstig de bij fig. 3 beschreven uitvoeringsvorm met de spaninrichting 103 in draaiverbinding gekoppeld kan zijn. Aan een op deze aan- 40 slagplaat aangebrachte aanslag 111 zijn aanslagblokken
Zi K (S X X 6 o -23- 112, 113 toegevoegd, die aan het draaglichaam 106 in daarvoor aangebrachte groeven aangebracht zijn. Het tandwiel 108 grijpt, zoals beter uit fig. 6 zichtbaar is, in een tandwiel 114, dat met een zwenkaandrijving 115, die bijvoor-5 beeld door een draaicilinder 116 gevormd kan zijn, gekoppeld is. Deze zwenkaandrijving 115 is op een draagplaat 117 aan-gebracht, die aan het draaglichaam 106 bevestigd is. Via een montageplaat 118 is de grijpaandrijving 102 op een slede 119 overeenkomstig de slede 44 in fig. 2 langs geleidings-10 kolommen 47 verrijdbaar.
Door de excentrische aandrijving van de geleidingsbaandelen 42 ten opzichte van de langsmiddenas van het cilindervormige huis 71, dat de grijperbekken 57 legert en waarvan de excentrische aanbrenging ten opzichte 15 van het cilindrische huis 105, dat het tandwiel 108 legert, wordt, zoals beter in fig. 7 en 8 te zien is, bereikt, dat bij een verschuiving van de slede 119 langs de geleidings-kolommen 47 en een gelijktijdige verzwenking met de zwenkaandrijving 115 de grijper zich slechts over een geringe 20 afstand van vaststaande geleidingsbaandelen 41 van de af-neem- respectievelijk afzonderingsinrichting 101 verwijdert en zowel van opzij als van boven en onderen vrij toegankelijk is. Dit bewerkt, dat, zoals in fig. 7 is afgebeeld, door middel van beproevingsinrichtingen 120, 121, die een 25 beproevingsdoorn respectievelijk een afstandsmal bezitten, de dikte van het werkstuk door de beproevingsdoorn op de beproevingsinrichting 121 en de maatvoering respectievelijk de in lijn liggende aanbrenging van meerdere achter elkaar aangebrachte boringen door middel van de beproevingsdoorn 30 van de beproevingsinrichting 120 eenvoudig vastgesteld kan worden. Door een verdere verzwenking over 90° is het dan mogelijk, de montagedelen 2 uit de aan de beproevingsinrichtingen 120, 121 toegevoegde gereedstellingszone naar een afneemstand te zwenken. Daarin kan het montagedeel met 35 een navolgende grijpinrichting, bijvoorbeeld de grijpin-richting 24 volgens fig. 2 afgenomen en aan een verdere verwerking toegevoerd worden. Belangrijk is, dat deze uitstekende aanbrenging van de grijperinzetstukken respectievelijk van de de grijperinzetstukken dragende grijpinrich-40 ting door middel van in wezen gelijksoortige onderdelen 8503342 -24- geschiedt en dus met weinig verschillende afzonderlijke onderdelen volstaan kan worden.
Uitsluitend voor de goede orde wordt er nog op gewezen, dat bij de grijpinrichting 102 een spreiddoorn 5 122 in een met een zuigerstang 123 van de sluitaandrijving 67 verbonden opneemdeel gehangen kan worden, om zo snel daarmee tot een gelijkvormige beweging in de langsrichting van de spreiddoorn 122 gekoppeld te worden. De de sluitaandrijving 67 vormende cilinderzuigerinrichting is daarbij 10 via een klokvormig vasthouddeel 124 aan de buitenschroefdraad van het cilindervormige huis 71 geschroefd en met een contramoer 125 geborgd. AlnaargelaïKj. va» de ligging respectievelijk bevestigingsplaats van het Iclokvormige vasthouddeel 124 op de buitenschroefdraad van het cilinder-15 vormige huis 71 kan ook de slag van de sluitaandrijving 67 en daarmee de openingsbreedte van de grijper in zijn stukken 60 in hun geopende stand vooraf ingesteld worden.
Bij de uitvoeringsvorm van de grijpinrichting 43 volgens fig. 3 en 4 is daarentegen de spreiddoorn 20 65 via een vrijloopinrichting 126 met de zuigerstang van de sluitaandrijving 67 gekoppeld, waardoor de draaibewegingen van de grijpinrichting 43 niet op de zuigerstang en de zuiger van de sluitaandrijving 67 overgebracht worden.
Natuurlijk is het in het kader van de uit-25 vinding mogelijk inplaats van de hierboven beschreven grijpinrichtingen respectievelijk grijperbekken, grijper-inzetstukken en dergelijke, alsmede de daarmee in samenhang beschreven draai- en zwenkaandrijvingen elke willekeurige anders gevormde grijp- respectievelijk vasthoudinrichting 30 voor montagedelen voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding toe te passen. Zo is het zonder meer mogelijk ook parallelgrijpers, zuiggrijpers of grijpers die via andere fluïdum of elektrische krachten een vast-houdkracht op de montagedelen uitoefenen toe te passen.
35 Verder is de werkwijze volgens de uitvinding ook bij andere transportinrichtingen dan de afgebeelde geleidingsbanen met trillingsaandrijving toepasbaar. Zo is het mogelijk de werkwijze volgens de uitvinding voor montagedelen toe te passen, die bijvoorbeeld door middel van transportbanden 40 aangetransporteerd worden, waarin deze in een stuwtraject 8503342 -25- voor de afneemzone opgevangen en daarna volgens de werkwijze volgens de uitvinding afgezonderd worden.
Om een storingsvrije verzorging van de afzonderlijke aandrijvingen met druklucht respectievelijk 5 vacuüm en een eenvoudige vervaardiging van de leidingaan-sluitingen bij controleorganen en andere inrichtingen van de grijpinrichtingen te waarborgen, zijn bijvoorbeeld aan de van het overgangsdeel 104 afgekeerde zijde van de spaninrichting 103 en op het draaglichaam 106 montageplaten 10 127, 128 aangebracht, die volgens een roostermaat van de bevestigingsdelen voor elektrische, respectievelijk druk-luchtleidingen van in het rooster aangebrachte boringen 129 voorzien zijn. Zoals in fig. 7 is getoond, kunnen daarmee de leidingen 130 tussen de roterende en vaststaande 15 delen aan de hand van deze montageplaten 127 en 128 zo geleid worden, dat door de rotatie van de zich verschillend bewegende machinedelen de leidingen 130 noch ingeklemd noch beschadigd kunnen worden. Bovendien wordt daardoor een overzichtelijk leidingsverloop en dus een snelle op-20 heffing van beschadigingen en een vereenvoudigd onderhoud bereikt.
S " Ύ λ λ v» **» j 'j 'J ;·

Claims (142)

1. Werkwijze voor het toevoeren respectievelijk afnemen van montagedelen, die in een voorafbe-paalde uitgerichte ligging aan een afneemplaats toegevoerd worden, met het kenmerk, dat met een transport- 5 kracht belaste montagedelen (2-6) in een afzonderings- en respectievelijk of afneempositie gebracht worden, daarin het voor de afneemplaats aangebrachte montagedeel (4) vasthouden en het af te nemen montagedeel (3) in zijn uitgerichte en geleide ligging gegrepen en in de transport- 10 richting van de volgende montagedelen daarvan verwijderd en naar een gereedstellingszone en respectievelijk of een afgeefplaats getransporteerd wordt.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de montagedelen (2-6) door andere 15 met een transportkracht belaste montagedelen in een afzonderings- en respectievelijk of afneemplaats geschoven worden en het tegen de transportrichting van de montagedelen aan het af te nemen montagedeel (3) direct naburige montagedeel (4) ten opzichte van een beweging in de trans- 20 portrichting (10) vastgehouden en het af te nemen montagedeel (3) in die zones, waarin het langs een geleidingsbaan (8) naar de afneemplaats geleid is, gegrepen wordt en bij voorkeur in een gereedstellingszone voor de afname door een grijpinrichting (24) in het bijzonder in een ten opzichte 25 van de afneemplaats verdraaide respectievelijk verzwehkte ligging gebracht wordt.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het montagedeel (2,3) tussen de afneemplaats en respectievelijk of de gereed- 30 stellingszone beproefd en respectievelijk of getest wordt.
4. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3,met het kenmerk, dat de reeds uitgerichte montagedelen (2-6) voor de afneemplaats in een zone (37) van de transportinrichting opgeslagen worden, en dat de 35 montagedelen (2-6) daarvoor in een daarvan onafhankelijke zone (35) van de transportinrichting (7) afgezonderd en uitgericht worden.
5. Werkwijze volgens een der conclusies 8503342 -27- 1-4, met het kenmerk, dat de montagedelen (2-6) door trlllingsbelasting over uitricht- respectievelijk af-zonderingsinrichtingen (36) getransporteerd en in een daarna aangebrachte zone (37) van de geleidingsbaan (8) met 5 onafhankelijke trillingsbelasting opgeslagen en door deze in trilling gebrachte montagedelen (6) de het dichtst bij de afneemplaats liggende montagedelen (3-5) op een stilstaande geleidingsbaan geschoven worden, die meerdere geleidings-baandelen (14? 15, 16; 41, 42) bezit, die ten opzichte 10 van elkaar, in het bijzonder in de transportrichting (10) van de montagedelen (2-6) verstelbaar en voor het grijpen daarvan uitgevoerd zijn en dat het direct voor het verstelbare geleidingsbaandeel (16, 42) aangebrachte montage-deel (4) tijdens het grijpen van het laatste montagedeel 15 (3) en het afnemen daarvan vastgehouden wordt.
6. Werkwijze volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het afgenomen montagedeel (2, 3) tussen de afneemplaats en de gereed-stellingszone in een gewenste afgeefstand gedraaid en 20 respectievelijk of gezwenkt wordt.
7. Werkwijze volgens een der conclusies 1-6,met het kenmerk, dat de grijpinrich-ting (22, 43, 102) bij zich in de sluitstand bevindende grijpbekken (21, 57) tussen twee in de afneemstand aan de 25 grijperbekken toegevoegde aanslagen (94) gebracht, de grijperbekken (21, 57) aansluitend geopend en bij aanlig-ging tegen de aanslagen (94) in een tussenstand tussen de sluit- en openingsstand gehouden worden, waarna een montagedeel (2,3) aan een in de grijperbekken aangebracht gelei-30 dingsbaandeel (16, 42) van de grijpinrichting (22, 43, 102) toegevoerd, het volgende montagedeel (4) vastgehouden, de grijperbekken (21, 57) in hun sluitstand bewogen, het montagedeel (2,3) gegrepen en de grijpinrichting in de gereed-stellingszone respectievelijk in de afgeefstand versteld 35 wordt.
8. Inrichting voor het toevoeren respectievelijk afnemen van montagedelen met een transportinrichting voor de montagedelen, een geleidingsbaan voor de afzonderlijk en achter elkaar getransporteerde montagedelen 40 en met een afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting w Ó Ö <& • » -28- voor het uitvoeren, van de werkwijze volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting (9) een in wezen met de dwarsdoorsnedevorm van de geleidingsbaan (8) overeenkomende 5 uitvoering en een inrichting (18) voor het vasthouden van de montagedelen (2-6) bezit en dat in een afneemstand de op de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting (9) aangebrachte geleidingsbaandelen (16, 42) in de transport-richting (10) gezien bij benadering met gelijke dekking 10 met de geleidingsbaandelen (14, 15, 41) van de daarvoor aangebrachte geleidingsbaan (8) uitgevoerd en respectievelijk of aangebracht zijn en de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting (9) via een aandrijving (48) in de transportrichting (10) van de montagedelen (2-6) ten op-15 zichte van de daarvoor aangebrachte geleidingsbaan (8) verstelbaar aangebracht is.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat aan de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting (9) in de afneem- en res-20 pectievelijk of afgeefstand en respectievelijk of in een zich daartussen bevindende gereedstellingszone een beproe-vingsinrichting (95, 120, 121) voor de montagedelen (2-6) respectievelijk verschillende transportwegen voor de montagedelen (2-6) toegevoegd zijn.
10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9,met het kenmerk, dat de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting (9) meerdelig uitgevoerd is en een vaststaand en een met de aandrijving (48) gekoppeld verstelbaar geleidingsbaandeel (14, 15, 41; 16, 42) bezit, 30 waarbij bij voorkeur de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting (9) onafhankelijk van een daarvoor aangebrachte, via een trillingsaandrijving (11) in trilling brengbare geleidingsbaan (8) ondersteund is.
11. Inrichting volgens een der conclu-35 sies 8-10, met het kenmerk, dat het verstelbare geleidingsbaandeel (16, 42) in een slede (44) gelegerd is, die op een evenwijdig aan de transportrichting (10) van de montagedelen (2, 6) verlopende geleidingskolom (19, 47) verschuifbaar geleid en met een aandrijving (48) 40 gekoppeld is. 8503342 -29-
12. Inrichting volgens een der conclusies 8-11, met het kenmerk, dat het verstelbare gele idingsbaandeel (16, 42) bij voorkeur in de slede (44) om een loodrecht op het transportvlak en respectievelijk 5 of dwars op de transportrichting (10) van de montagedelen (2-6) verlopende as zwenkbaar gelegerd en met een draaien respectievelijk of zwenkaandrijving (86, 115) verbonden is.
13. Inrichting volgens een der conclusies 10 8-12,met het kenmerk, dat het verstelbare ge- leidingbaandeel (16, 42) in een eindzone van een kraagarm aangebracht is, die met zijn andere eindzone met de draaien respectievelijk of zwenkaandrijving (86, 115) gekoppeld is.
14. Inrichting volgens een der conclusies 8-13, met het kenmerk, dat het verstelbare ge-leidingbaandeel (16, 42) van de afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting (9) op een grijpinrichting (22, 43, 102) aangebracht is, die bij voorkeur ten opzichte van 20 elkaar verstelbare grijperbekken (21, 57) bezit, die eventueel in de afneemstand in een zich tussen de openings- en sluitstand bevindende tussenstand verstelbaar zijn.
15. Inrichting volgens een der conclusies 8-14, met het kenmerk, dat de grijperbekken (21, 25 57) in een draagkop (59) gelegerd zijn, waaraan een cilin dervormig huis (71) aansluit en die via verbindingsinrich-tingen (74) met een aanslagplaat (72) en respectievelijk of een spaninrichting (103) draaivast gekoppeld is, waarbij bij voorkeur in de van de draagkop (59) afgekeerde eind-30 zone van het cilindervormige huis (71) een opneemorgaan voor een aandrijforgaan, bijvoorbeeld een tandwiel (76, 103) en respectievelijk of een verstelbare aanslaginrichting aangebracht is.
16. Inrichting volgens .een der conclusies 35 8-15, met het kenmerk, dat tussen de beide grijperbekken (21, 57), een deze in de openingsrichting belastende veerinrichting (63) en een de sluit- en respectievelijk of openingsstand vastleggende, in het bijzonder instelbare aanslaginrichting aangebracht is en dat aan de 40 beide grijperbekken (21, 57) een loodrecht op de bewegings- 8-5 3 3 3 42 -30- richting van de grijperbekken (21, 57) uitgerichte sluitaan-drijving (67) toegevoegd is.
17. Inrichting volgens een der conclusies 8-16, met het kenmerk, dat de grijperbekken (57) 5 dwars op de transportrichting (10) van de montagedelen (2-6) verstelbaar zijn en daaraan in de afneemstand de openings-beweging daarvan begrenzende, in het bijzonder instelbare aanslagen (94) toegevoegd zijn.
18. Inrichting volgens een der conclu- 10 sies 8-17, met het kenmerk, dat de grijperbekken (21, 57) van de grijpinrichting (22, 43, 102) een ondersteuning voor grijperinzetstukken (20, 60) bezitten en om evenwijdig aan elkaar verlopende assen (58) zwenkbaar gelegerd zijn, waarbij aan de ondersteuningen van tegenoverlig- 15 gende einden van de grijperbekken (21, 57) een spreiddoorn (65) toegevoegd is, die met een sluitaandrijving (67), bijvoorbeeld een cilinderzuigerinrichting (68) gekoppeld is.
19. Inrichting volgens een der conclusies 8-18, met het kenmerk, dat het aandrijf- 20 orgaan, bijvoorbeeld het tandwiel (76) grijpt in een verder tandwiel (85) van een draaiaandrijving (86)/bijvoorbeeld een draaicilinder (87), die op een draagplaat (88) is aangebracht, die op een het cilindervormige huis (71) legerend draagblok (82) bevestigd is.
20. Inrichting volgens een der conclu sies 8-19, met het kenmerk, dat op het draagblok (82) geleidingsorganen voor aan de grijpinrichting (22, 43, 102) toegevoegde aanslagblokken (90, 112, 113) aangebracht zijn.
21. Inrichting volgens een der conclu sies 8-20, met het kenmerk, dat aan de grijperbekken (21, 57) en respectievelijk of de grijperinzetstukken (20, 60) respectievelijk de instelbare aanslagblokken (90, 112, 113) en dergelijke, stuwdrukdetectie-inrichtingen toege- 35 voegd zijn.
22. Inrichting volgens een der conclusies 8-21, met het kenmerk, dat de spaninrichting (103) in een ten opzichte van de opneemopening van het cilindervormige huis (71) van de grijpinrichting (102) 40 loodrechte richting een ongeveer gelijke dwarsdoorsnedevorm 8503342 -31- bezit als de naar de spaninrichting (103) toegekeerde kop-zijde van de draagkop (59) van de grijpinrichting (102) en eventueel onder tussenschakeling van een aanslagplaat (110) met een ongeveer in de buitenafmetingen van de draag-5 kop (59) overeenkomend overgangsdeel aan een cilindervormig huis (105) aansluit, dat in wezen met het cilindervormige huis (71) van de grijpinrichting (102) overeenkomt en dat in een draaglichaam (106) voor het opnemen van dit cilindervormige huis (105) gelegerd is, waarvan de buitenafme-10 tingen in wezen met het draagblok (32) voor het opnemen van de grijpinrichting (22, 43, 102) overeenkomt, dat de draagplaat (88) voor de daaraan toegevoegde draaiaandrijving (86) ondersteunt.
23. Inrichting volgens een der conclu-15 sies 8-22, met het kenmerk, dat een kopzijde van de spaninrichting (103) en respectievelijk of het draaglichaam respectievelijk -blok (82) voor het opnemen van montageplaten (127, 128) voor ondersteuningen van leidingen (130) uitgevoerd is en het draaglichaam respectie-20 velijk -blok op een draagplaat met een uniform boorbeeld gelegerd is/ waaraan overeenkomstige boringen op een beves-tigingsplaat van een hanteringsinrichting toegevoegd zijn. ë o *J ύ 3 4 l * -32- Lijst van verwijzingstekens.
1. Inrichting
2. Montagedeel
3. Montagedeel
4. Montagedeel
5. Montagedeel
6. Montagedeel
7. Transportinrichting
8. Geleidingsbaan
9. Afneem-respectievelijk afzonderingsinrichting 10 10. Pijl
11. Trillingsaandrij ving
12. Geleidingsbaandeel
13. Geleidingsbaandeel
14. Geleidingsbaandeel 15 15. Geleidingsbaandeel
16. Geleidingsbaandeel
17. Grondplaat
18. Inrichting
19. Geleidingskolom 20 20. Grijperinzetstuk
21. Grijperbek
22. Grijpinrichting 23· Slede
24. Grijpinrichting 25 25. Stempel
26. Aanslag
27. Mondstuk
28. Leiding
29. Afstand 30 30. Afstand
31. Afstand
32. Lengte
33. Montagemachine
34. Transportinrichting 35 35. Zone
36. Uitricht- respectievelijk afzonderingsinrichting
37. Zone
38. Detectieorgaan 8503342 w 1 -33-
39. Detectieorgaan
40. Afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting
41. Geleidingsbaandeel
42. Geleidingsbaandeel
43. Grijpinrichting
44. Slede
45. Draaiaandrijving
46. Langsas
47. Geleidingskolom
48. Aandrijving
49. Hanteringsinrichting
50. Kolomgeleiding
51. Kolomgeleiding
52. Werkstuk
53. Werkstukdrager
54. Geleidingsinrichting
55. Rolaandrijving
56. Afzonderingsinrichting
57. Grijperbek
58. As
59. Draagkop
60. Grijperinzetstuk
61. Steunrol
62. Draaias
63. Veerinrichting
64. Drukveer
65. Snreiddoorn
66. Kogelgeleiding
67. Sluitaandrijving
68. Cilinderzuigerinrichting
69. Vlak
70. Pijl
71. Huis
72. Aanslagplaat
73. Aanslag
74. Verbindingsinrichting
75. Paspen
76. Tandwiel
77. Groef
78. Veer 8503342 -34-
9. Moer
80. Buitenschroefdraad
81. Wentelleger
82. Draagblok
83. Aanslag
84. Aanslag
85. Tandwiel
86. Draaiaandrijving
87. Draaicilinder
88. Draagplaat
89. Kogelgeleiding
90. Aanslagblok
91. Aanslagblok
92. Boring
93. Aanslag
94. Aanslag
95. Beproevingsinrichting
96. Beproevingsdoorn
97. Boring
98. Boring
99. Zuiggrijperinzetstuk
100. Leiding
101. Afneem- respectievelijk afzonderingsinrichting
102. Grijpinrichting 25 103. Spaninrichting
104. Overgangsdeel
105. Huis
106. Draaglichaam
107. Wentelleger 30 108. Tandwiel
109. Moer
110. Aanslagplaat
111. Aanslag
112. Aanslagblok 35 113. Aanslagblok
114. Tandwiel
115. Zwenkaandrijving
116. Draaiciliner
117. Draagplaat 40 118. Montageplaat 8503342 «r -35- ï j»
119. Slede
120. BeproevingsInrichting
121. Beproevingsinrichting
122. Spre iddoorn
123. Zuigerstang
124. Vasthouddeel
125. Contramoer
126. Vrijloopinrichting
127. Montageplaat
128. Montageplaat
129. Boring
130. Leiding 85U 3 3 42
NL8503342A 1984-12-06 1985-12-04 Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van montagedelen. NL8503342A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
AT386984 1984-12-06
AT0386984A AT390908B (de) 1984-12-06 1984-12-06 Verfahren und vorrichtung zum zufuehren von montageteilen

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8503342A true NL8503342A (nl) 1986-07-01

Family

ID=3556541

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8503342A NL8503342A (nl) 1984-12-06 1985-12-04 Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van montagedelen.

Country Status (20)

Country Link
US (1) US4892180A (nl)
JP (1) JPS61206721A (nl)
KR (1) KR910007271B1 (nl)
CN (1) CN1017608B (nl)
AT (1) AT390908B (nl)
AU (1) AU578127B2 (nl)
CA (1) CA1285239C (nl)
CH (1) CH674975A5 (nl)
CS (1) CS272210B2 (nl)
DE (1) DE3542496C2 (nl)
ES (1) ES8705328A1 (nl)
FI (1) FI91143C (nl)
FR (1) FR2574383B1 (nl)
GB (1) GB2169258B (nl)
HU (1) HU208273B (nl)
IN (1) IN165576B (nl)
IT (1) IT1200852B (nl)
NL (1) NL8503342A (nl)
SU (1) SU1593562A3 (nl)
YU (1) YU44696B (nl)

Families Citing this family (22)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AT403472B (de) * 1990-09-04 1998-02-25 Sticht Fertigungstech Stiwa Teilezufuhrsystem für montageteile
DE4430846C2 (de) * 1994-08-31 1997-04-10 Jenoptik Jena Gmbh Einrichtung zur Umsetzung eines Transportobjektes zwischen zwei Endlagen
DE10012958B4 (de) * 2000-03-16 2006-05-18 Robert Bosch Gmbh Vorrichtung zum Abheben von Fördergut, insbesondere Werkstückträgern, von einer Förderbahn
US6879389B2 (en) * 2002-06-03 2005-04-12 Innoventor Engineering, Inc. Methods and systems for small parts inspection
KR100738656B1 (ko) * 2005-09-30 2007-07-11 금호타이어 주식회사 시트고무 자동 공급장치
CN102189510A (zh) * 2011-03-22 2011-09-21 南车戚墅堰机车有限公司 箱体类零件正放加工装备
CN102189509B (zh) * 2011-03-22 2012-08-22 南车戚墅堰机车有限公司 多件小箱体类零件加工装备
CN102530542B (zh) * 2011-12-20 2013-09-04 上海电机学院 一种自动分离零件的输送装置
CN104117970B (zh) * 2014-07-22 2016-03-30 广东明晖气动科技有限公司 胶扣打钉机送扣结构
CN105475034B (zh) * 2015-11-24 2018-12-21 俞斌 插杆装置
CN105359882B (zh) * 2015-11-24 2019-01-08 姚屠乾 农用插杆机
CN105359884B (zh) * 2015-11-24 2019-01-29 绍兴南乙辛纺织有限公司 农用插杆装置
CN105359881B (zh) * 2015-11-24 2019-01-15 连云港国旺塑业有限公司 田垄插杆机
CN105359883B (zh) * 2015-11-24 2018-11-13 嘉兴市新飞腾塑业有限公司 农田插杆装置
CN105855829B (zh) * 2016-05-28 2018-05-01 上海大学 滤芯中心管自动分离装置
CN105895421B (zh) * 2016-06-21 2017-10-17 吴中区木渎蒯斌模具加工厂 行程开关触头部分组装机的推拉装置
CN106041449B (zh) * 2016-07-20 2023-10-27 梁启明 滴斗、导管装配装置
CN107457547A (zh) * 2017-08-02 2017-12-12 深圳市众创立科技有限公司 一种铜针送料装置
CN108068112A (zh) * 2017-11-02 2018-05-25 中车工业研究院有限公司 一种同一工位加工工件的装置、实现方法及加工方法
CN113714243A (zh) * 2020-05-25 2021-11-30 北京恒驰智能科技有限公司 一种智能电能表自动拆解线
CN113997031B (zh) * 2021-11-02 2023-10-03 昆山万禾精密电子有限公司 一种转轴零件的排序穿料方法
DE102022205283A1 (de) 2022-05-25 2023-11-30 OPTIMA pharma GmbH Zuführvorrichtung und Verfahren zum Zuführen von Kleinteilen

Family Cites Families (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3084811A (en) * 1960-12-27 1963-04-09 Raytheon Co Article handling
CH385717A (de) * 1961-07-17 1964-12-15 Sig Schweiz Industrieges Vorrichtung zum Trennen und Positionieren von flachen Gegenständen an einer Verpackungsmaschine
CH435114A (de) * 1965-08-28 1967-04-30 Sapal Plieuses Automatiques Verfahren und Vorrichtung zum Trennen von in einer Reihe nacheinander ankommenden flachen Gegenständen
CH507854A (de) * 1969-05-08 1971-05-31 Sig Schweiz Industrieges Verfahren zur Trennung von auf einer Eingangsförderbahn aufeinander folgenden Gegenständen und Vorrichtung zur Durchführung des Verfahrens
US3733006A (en) * 1971-07-12 1973-05-15 A Klancnik Work piece feeder for machine
JPS499869A (nl) * 1972-04-22 1974-01-28
US4050610A (en) * 1975-01-29 1977-09-27 Frank L. Wells Company Coil spring feeding apparatus
US3938650A (en) * 1975-02-27 1976-02-17 Franklin Electric Subsidiaries, Inc. Indexing article separating and feeding conveyor
FR2367610A1 (fr) * 1976-10-15 1978-05-12 Dubuit Jean Louis Dispositif de chargement pour machine a imprimer, et machine a imprimer comportant un tel dispositif
DE7737111U1 (de) * 1976-12-17 1980-09-04 Epple-Buxbaum-Werke Ag, Wels (Oesterreich) Vorrichtung zum beladen von werkzeugmaschinen, insbesondere drehmaschinen
DE2710661C2 (de) * 1977-03-11 1984-04-12 Index-Werke Kg Hahn & Tessky, 7300 Esslingen Einrichtung zum Transport eines Werkstückes zwischen einem Werkstückspeicher und einer Werkzeugmaschine
SU722733A1 (ru) * 1977-04-18 1980-03-25 Ордена Трудового Красного Знамени Экспериментальный Научно- Исследовательский Институт Металлорежущих Станков Автооператор
US4134486A (en) * 1977-06-24 1979-01-16 Cincinnati Milacron Inc. Workpiece detection circuit
JPS5431173A (en) * 1977-08-12 1979-03-07 Matsushita Electric Ind Co Ltd Nut transporting apparatus
AT379340B (de) * 1979-10-31 1985-12-27 Sticht Walter Einrichtung zur herstellung bzw. handhabung von werkstuecken
EP0076231A3 (de) * 1981-09-24 1984-04-25 Franz Schäfer Verfahren und Einrichtung zum seriellen Bearbeiten und/oder zur Montage von Werkstücken
US4441852A (en) * 1981-09-28 1984-04-10 Dixon Automatic Tool, Inc. Parts handling machine
JPS5856737U (ja) * 1981-10-12 1983-04-18 株式会社小松製作所 デイスタツカにおけるスタツク搬送コンベアのスタツク分離装置
US4482044A (en) * 1982-05-03 1984-11-13 Mathewson Corporation Apparatus for separating nested coils
US4636126A (en) * 1985-02-25 1987-01-13 Amp Incorporated Electrical connector pickup station

Also Published As

Publication number Publication date
KR910007271B1 (ko) 1991-09-24
GB2169258A (en) 1986-07-09
AU5076785A (en) 1986-06-12
IT1200852B (it) 1989-01-27
JPS61206721A (ja) 1986-09-13
US4892180A (en) 1990-01-09
GB2169258B (en) 1989-06-01
CN1017608B (zh) 1992-07-29
CH674975A5 (nl) 1990-08-15
HU208273B (en) 1993-09-28
DE3542496A1 (de) 1986-06-19
FR2574383A1 (fr) 1986-06-13
IN165576B (nl) 1989-11-18
ATA386984A (de) 1990-01-15
KR860004693A (ko) 1986-07-11
GB8529837D0 (en) 1986-01-15
CA1285239C (en) 1991-06-25
YU44696B (en) 1990-12-31
ES8705328A1 (es) 1987-05-01
HUH3087A (en) 1986-08-28
DE3542496C2 (de) 1996-08-14
CS272210B2 (en) 1991-01-15
CS880285A2 (en) 1990-04-11
CN85109407A (zh) 1986-07-23
FR2574383B1 (fr) 1989-08-18
FI854771A0 (fi) 1985-12-02
AT390908B (de) 1990-07-25
FI91143B (fi) 1994-02-15
YU187285A (en) 1988-10-31
SU1593562A3 (ru) 1990-09-15
FI854771A (fi) 1986-06-07
FI91143C (fi) 1994-05-25
ES549603A0 (es) 1987-05-01
IT8523104A0 (it) 1985-12-05
AU578127B2 (en) 1988-10-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8503342A (nl) Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van montagedelen.
US4988261A (en) Multiple motion transfer apparatus
JP2781042B2 (ja) 所与の相対位置決めを行って複数の巻取りコアを膨張自在の巻取り軸上に配置する装置
US7553118B1 (en) Diverter and method for moving bodies between levels of an assembly line or other structure
JP3422794B2 (ja) 旋削及び中ぐり機械
SE464395B (sv) Hanteringsutrustning
JP3797445B2 (ja) トランスファフィーダのリフト、クランプ装置
JPH11263430A (ja) 棒材供給装置
JPH02502993A (ja) 相異なるワーキングステーション間において管状スリーブを送る転送手段を具備する工作物取り付け装置
EP3976312A1 (de) Fertigungszelle mit hoher ausbringungsrate
US4886157A (en) Workpiece delivery magazine
CN207472800U (zh) 一种轴承外观尺寸检测机
US20020197140A1 (en) Apparatus and method for extracting product-filled bags from retainers
CZ20012828A3 (cs) Zařízení na výměnu nástrojů u obráběcího stroje
JP2002193441A (ja) 基板検査装置のための被検査基板定置機構
US4739872A (en) Automated parts handling apparatus
US4757891A (en) Container handling device
DE102018009417B4 (de) Vorrichtung und Verfahren zur Faltung und Bevorratung von Buchdokumenten
DE19528282A1 (de) Verfahren zum Bestücken eines Mehrspindelschraubers mit Schrauben
JP3426350B2 (ja) 材料供給搬入装置
JPH0324253Y2 (nl)
JPH01271317A (ja) 焼結体姿勢制御装置
DE2710039A1 (de) Ausrueckmechanismus fuer die aufspanndorne einer maschine zum bedrucken von dosen
JPH0133141B2 (nl)
JPH0755436B2 (ja) ワークチャック装置

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed