NL8502175A

NL8502175A - Inrichting voor het aan en afvoeren van bladvormige originelen.

Info

Publication number: NL8502175A
Application number: NL8502175A
Authority: NL
Original assignee: Oce Nederland Bv
Priority date: 1985-08-02
Filing date: 1985-08-02
Publication date: 1987-03-02
Also published as: DE3669935D1; JP2562879B2; EP0211462B1; JPS6331947A; EP0211462A1; US4877231A

Description

-1-

Uitvinders: G.M.H.M. Jacobs J.H.A. Dinnissen

Océ-Nederland B.V., te Venlo

Inrichting voor het aan en afvoeren van bladvormige originelen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aan en afvoeren van bladvormige originelen naar en van een belichtingsvenster van een kopieerapparaat, omvattende: - een houder voor een stapel originelen, 5 - een scheidingsinrichting voor het een voor een afnemen van de originelen van de stapel, - een toevoerbaan voor het geleiden van de originelen van de stapel naar het belichtingsvenster, - een in de toevoerbaan gemonteerd samenwerkend rollenpaar voor het 10 transporteren van de originelen in de toevoerbaan, - een transportinrichting die kan worden aangedreven in een eerste richting voor het transporteren van de originelen uit de toevoerbaan naar en over het belichtingsvenster en kan worden aangedreven in de tegengestelde tweede richting voor het verwijderen van de originelen 15 van het belichtingsvenster, - een afvoerbaan voor het terugvoeren van de originelen van het belichtingsvenster naar de stapel, en - aandrijfmiddelen die het rollenpaar aandrijven in een richting waarin het rollenpaar samen met de transportinrichting originelen transpor- 20 teert gedurende of nagenoeg gedurende de tijdtrajecten waarin de transportinrichting in de eerste richting aangedreven wordt.

Een dergelijke inrichting is bekend uit Amerikaans octrooischrift 3556512. Daarin wordt een inrichting voor het verwisselen van bladvormige originelen op een belichtingsvenster van een kopieerapparaat 25 beschreven, welke inrichting is voorzien van een eerste detector in de toevoerbaan tussen het rollenpaar en de transportinrichting. Deze detector genereert in reactie op de passage van de voorlopende rand van een origineel een signaal dat wordt gebruikt om de aandrijving van het rollenpaar te onderbreken totdat een tweede detector in de afvoerbaan 30 heeft vastgesteld dat het te verwisselen origineel deze tweede detector 4 -2- gepasseerd is. Tijdens het transport van een origineel naar en over het belichtingsvenster worden het rollenpaar en de genoemde transportinrichting in dezelfde richting aangedreven.

Om het origineel af te voeren wordt de bewegingsrichting van de 5 transportinrichting omgekeerd, maar het rollenpaar beweegt met een geringere snelheid in de oorspronkelijke richting tot een nieuw origineel bij de eerste detector is aangekomen. Om de beweging van de diverse elementen op de juiste tijdstippen mogelijk te maken is een omslachtig aandrijvings- en detectiesysteem toegepast waarbij het 10 rollenpaar beurtelings aan de transportinrichting en de scheidingsinrichting wordt gekoppeld.

Verder heeft de bekende inrichting het nadeel dat de positie waarin een origineel zich bevindt na het onderbreken van de aandrijving van het rollenpaar niet steeds dezelfde is, omdat tussen het moment van 15 detectie van het origineel en het tot stilstand komen van het rollenpaar oncontroleerbare traagheidsverschijnselen optreden. Om toch een gedefinieerde positie van het origineel op het belichtingsvenster te realiseren is in de bekende inrichting, op het belichtingsvenster, een extra aanslag voor het origineel toegepast.

20 De uitvinding heeft tot doel een aanzienlijk vereenvoudigde inrichting te verschaffen zonder de gebruiksmogelijkheden te verminderen. Daartoe wordt voorzien in een inrichting volgens de aanhef waarin de aandrijfmiddelen voorzien zijn van koppelmiddelen die het rollenpaar stilzetten of de bewegingsrichting van het rollenpaar 25 omkeren gedurende of nagenoeg gedurende de tijdtrajecten waarin de transportinrichting in de tweede richting wordt aangedreven, waarbij een vaste tijdsrelatie bestaat tussen de tijdstippen waarop de bewe-gingstoestanden van het rollenpaar en de transportrichting veranderen.

De uitvinding wordt aan de hand van de figuur, die een uit-30 voeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding schematisch weergeeft, toegelicht.

De inrichting volgens de figuur omvat een transportband 1 die over twee rollen 2 en 3 wordt gevoerd en deel uitmaakt van de bodem van een originelenhouder 4. De uitvoerzijde van de houder is begrensd met een 35 plaat 5 die schuin naar buiten gebogen is waardoor de originelen van een stapel originelen 4a enigszins verschoven ten opzichte van elkaar in de houder kunnen liggen. Boven de rol 3> die zich aan de uitvoer- ** 0 U & * -v -- -3- zijde buiten de bodem van de originelenhouder bevindt, is een wrijfrol 6 aangebraoht die de uitvoer van meerdere originelen tegelijk verhindert. Aan de uitvoerzijde van de kneep tussen de band 1 en de wrijfrol 6 is een toevoerbaan 7 bevestigd. Deze toevoerbaan bestaat uit twee 5 platen waarvan de onderste is voorzien van een met de top naar beneden gerichte bocht.

In de platen van de toevoerbaan zijn openingen aangebracht waarin een samenwerkend rollenpaar 8,9 is gemonteerd. De toevoerbaan strekt zich uit tot aan een glasplaat 10 die voor de belichting van de originelen 10 in het bovenoppervlak van een niet afgeheeld kopieerapparaat is aangebracht. Op de glasplaat is een transportband 11, die over twee rollen 12 en 13 loopt, gemonteerd. Onder de rol 13 bevat de glasplaat een uitsparing waarin een rol 13a, die met de band 11 samenwerkt, is gemonteerd. Nabij de plaats waar de toevoerbaan 7 en de glasplaat 10 op 15 elkaar aansluiten is een afvoerbaan 14, die evenals de toevoerbaan uit twee platen bestaat, afgetakt van de toevoerbaan. In de afvoerbaan is een stel samenwerkende rollen 15,16 aangebracht voor het transporteren van originelen in deze baan. De hoek 17 die wordt ingesloten tussen de toe- en afvoerbaan bevindt zich iets lager dan het bovenoppervlak van 20 de glasplaat 10 zodat een origineel dat van de glasplaat naar de afvoerbaan wordt getransporteerd, niet in de toevoerbaan terecht kan komen. Op de as van rol 13 Is een tandriemwiel 18 en op de as van rol 9 is een tandriemwiel 19 gemonteerd. Deze tandriemwielen zijn direct aan elkaar gekoppeld met behulp van tandriem 20.

25 De inrichting volgens de figuur werkt als volgt. Als een origineel van de onderzijde van de stapel uit de houder 4 in de toevoerbaan 7 wordt getransporteerd roteren de band 1 en de wrijfrol 6 in de door pijlen aangegeven richting. De transportband 11 en de rol 9 van het samenwerkend rollenpaar roteren tegen de richting van de klok in 30 (gezien in de figuur) waardoor.het origineel niet verder getransporteerd wordt als het de kneep tussen het rollenpaar 8 en 9 bereikt. De naar beneden gestulpte plaat van de toevoerbaan geeft het origineel de gelegenheid te bloezen en zich nauwkeurig te positioneren tegen de kneep tussen het rollenpaar 8 en 9, omdat het origineel langer is dan 35 het af te leggen traject tussen de rollen 3 en 8 en de band 1 lang genoeg in beweging blijft om het origineel gebloesd in de kneep tussen de rollen 8 en 9 te brengen.

3-^:M73 -4-

Inmiddel3 kan de transportband 11 een vooraf getransporteerd origineel dat op de glasplaat 10 ligt via de afvoerbaan 14 terug transporteren naar de houder 4 waar dit origineel op de stapel 4a wordt afgelegd. Nadat de band 11 gedurende een vooraf bepaalde tijd, die 5 voldoende is voor de afvoer van het vooraf getransporteerde origineel, heeft geroteerd wordt de bewegingsrichting van de transportband 11 en die van het rollenpaar 8, 9 omgekeerd en kan het volgende origineel, dat in de kneep van dit rollenpaar klaar ligt, op de glasplaat getransporteerd worden en wordt dit origineel daar in de juiste positie stilge-10 legd omdat de transportband en het rollenpaar gedurende een vooraf vastgelegde tijd in deze richting aangedreven worden. Een nieuw origineel wordt telkens uit de houder 4 aangevoerd tot in de kneep tussen het rollenpaar 8,9 in de periode waarin het voorgaande origineel wordt afgevoerd.

15 In een alternatieve uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is een van de tandriemwielen 18 en 19 via een eenrichtingkoppeling op de betreffende as gemonteerd waardoor het rollenpaar 8,9 samen met de band 11 wordt aangedreven tijdens het transport van een origineel naar en over de glasplaat, maar het rollenpaar niet wordt aangedreven als de 20 band in tegengestelde richting wordt aangedreven voor de afvoer van het origineel.

Het is ook mogelijk de koppeling van de transportrichtingen van de transportband 11 en het rollenpaar 8,9 niet mechanisch maar electro-nisch tot stand te brengen. In dat geval moet er wel een vaste relatie 25 bestaan tussen de tijdstippen waarop de bewegingstoestanden van de transportband en het rollenpaar veranderen maar deze tijdstippen hoeven niet noodzakelijkerwijs samen te vallen. Afhankelijk van de afmetingen van de originelen, de lengte van de diverse door de originelen af te liggen trajecten en de transportsnelheden, kunnen kleine vooraf 30 bepaalde verschillen tussen deze tijdstippen toelaatbaar zijn.

8592175

Claims

1. Inrichting voor het aan en afvoeren van bladvormige originelen naar en van een beliehtingsvenster (10) van een kopieerapparaat, omvattende: - een houder (4) voor een stapel originelen (4a), 5. een scheidingsinrichting (3,6) voor het een voor een afnemen van de originelen van de stapel, - een toevoerbaan (7) voor het geleiden van de originelen van de stapel naar het beliehtingsvenster, - een in de toevoerbaan gemonteerd samenwerkend rollenpaar (8,9) voor 10 het transporteren van de originelen in de toevoerbaan, - een transportinrichting (11) die kan worden aangedreven in een eerste richting voor het transporteren van de originelen uit de toevoerbaan naar en over het beliehtingsvenster en kan worden aangedreven in de tegengestelde tweede richting voor het verwijderen van de originelen 15 van het beliehtingsvenster, - een afvoerbaan (14) voor het terugvoeren van de originelen van het beliehtingsvenster naar de stapel, en - aandrijfmiddelen die het rollenpaar (8,9) aandrijven in een richting waarin het rollenpaar samen met de transportinrichting originelen 20 transporteren gedurende of nagenoeg gedurende de tijdtrajecten waarin de transportinrichting in de eerste richting aangedreven wordt, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen voorzien zijn van koppelmid-delen (18,19,20) die het rollenpaar (8,9) stilzetten of de bewegingsrichting van het rollenpaar omkeren gedurende of nagenoeg 25 gedurende de tijdtrajecten waarin de transportinrichting in de tweede richting aangedreven wordt, waarbij een vaste tijdsrelatie bestaat tussen de tijdstippen waarop de bewegingstoestanden van het rollenpaar en de transportrichting veranderen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kop- 30 pelmiddelen (18,19,20) de bewegingsrichting van het rollenpaar (8,9) op dezelfde of nagenoeg de zelfde tijdstippen omkeren als die waarop de bewegingsrichting van de transportinrichting (11) omgekeerd wordt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de kop-pelmiddelen (18,19,20) bestaan uit een vaste koppeling (20) voor het 35 gelijktijdig aandrijven van het rollenpaar (8,9) en de transpor-tinriehting (11). 8502173 f