NL8400715A - Landbouwmachine. - Google Patents

Landbouwmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8400715A
NL8400715A NL8400715A NL8400715A NL8400715A NL 8400715 A NL8400715 A NL 8400715A NL 8400715 A NL8400715 A NL 8400715A NL 8400715 A NL8400715 A NL 8400715A NL 8400715 A NL8400715 A NL 8400715A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
machine according
agricultural machine
rake
frame
travel
Prior art date
Application number
NL8400715A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8400715A priority Critical patent/NL8400715A/nl
Priority to DE19853507413 priority patent/DE3507413A1/de
Priority to GB08505624A priority patent/GB2155298B/en
Priority to FR858503291A priority patent/FR2560737B1/fr
Priority to US06/708,639 priority patent/US4641491A/en
Publication of NL8400715A publication Critical patent/NL8400715A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B73/00Means or arrangements to facilitate transportation of agricultural machines or implements, e.g. folding frames to reduce overall width
    • A01B73/005Means or arrangements to facilitate transportation of agricultural machines or implements, e.g. folding frames to reduce overall width for endwise transportation, i.e. the direction of transport being substantially perpendicular to the direction of agricultural operation
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D78/00Haymakers with tines moving with respect to the machine
    • A01D78/08Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
    • A01D78/10Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
    • A01D78/1085Having two rows of rotors on two different horizontal lines perpendicular to the advance direction of the machine

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Description

* . * * C. van der Lely N.V., Maasland Landbouwmachine
De uitvinding betreft een landbouwmachine, in het bijzonder een hooibouwmachine, met een aan een driepuntshef-inrichting van een trekker koppelbaar gestel dat een bewerkingsorganen dragend gesteldeel omvat en het gesteldeel 5 ten opzichte van een overig deel van het gestel tezamen met de bewerkingsorganen om een opwaarts gerichte zwenkas vanuit een werkstand naar een transportstand, en omgekeerd, verzwenkbaar. is.
Bij bekende machines van deze soort vereist deze 10 verzwenking, vooral bij reeds langdurig gebruikte .machines, een aanmerkelijke krachtsinspanning, ook indien de machine van de grond geheven is.
Teneinde hierin te voorzien wordt volgens de uitvinding voorgesteld dat, ten minste in de werkstand, het gezamenlijke 15 zwaartepunt van het gesteldeel en de bewerkingsorganen op afstand van de, gerekend in opwaartse richting en ten opzichte van de rijrichting, schuin achterwaarts hellende zwenkas ligt.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand 20 van de volgende figuren:
Fig. 1 is een bovenaanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een machine volgens de uitvinding
Fig. 2 is een zijaanzicht van een machine volgens de fig. 1, gezien loodrecht op de rijrichting 25 Fig. 3 is een aanzicht en gedeeltelijk een doorsnede volgens de lijnen III - III in fig. 1
Fig. 4 is een doorsnede volgens de lijnen IV - IV in fig. 2
Fig. 5 is' een doorsnede volgens de lijnen V - V in 30 fig. 1
Fig. 6 toont een alternatieve opstelling van de loopwielen van de harkorganen gezien volgens de pijl VI in fig. 1.
Fig. 7 is een aanzicht en ten dele een doorsnede volgens de lijnen VII - VII in fig. 6 35 Fig. 8 is een schematische aanduiding van een trans ports tand van de machine volgens de voorgaande figuren en 8400715
V
-2- ❖ ί gezien in bovenaanzicht
Fig. 9 is, eveneens gezien in bovenaanzicht, een alternatieve transportstand van de machine.
Het in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld 5 van de hooibouwmachine volgens de uitvinding bezit een gestel 1 dat harkorganen 2 en 3 draagt. De machine beweegt zich voort in de rijrichting A en de harkorganen 2 en 3 worden bij dit uitvoeringsvoorbeeld in dezelfde draairichting B aangedreven. De harkorganen 2 en 3 worden door een de 10 machine voortbewegende trekker aangedreven om opwaarts gerichte draaiingsassen 4 resp. 5. Elk van deze draaiings-assen is gelegen in een verticaal, evenwijdig aan de rijrichting A gelegen vlak. De draaiingsassen 4 en 5 zijn elk, gerekend in opwaartse richting en ten opzichte 15 van de rijrichting A, voorwaarts hellend opgesteld en sluiten met een verticale lijri een hoek van ongeveer 5 - 15^ in. Zoals uit fig. 1 blijkt is de draaiingsas 4 van het harkorgaan 2, gezien in zijaanzicht en gerekend t.o.v. de rijrichting A, op afstand vóór de draaiingsas 5 van 20 het harkorgaan 3 opgesteld. De harkorganen 2 en 3 zijn identiek uitgevoerd. Het harkorgaan 3 is, gerekend t.o.v. de rijrichting A, althans in het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 1, geheel achter een vlak door de hartlijn van de draaiingsas 4 opgesteld, dat zich dwars op de rij-25 richting A uitstrekt. De in de figuren getekende machine werkt als een zijaanvoerhark die gewas, dat wordt opgenomen door het harkorgaan 2 aan het harkorgaan 3 doorgeeft en het aan de buitenzijde van het harkorgaan 3 in een zwad aflegt.
Het gestel 1 van de machine omvat een bok 6 die, 30 gezien in de rijrichting A, de vorm heeft van een omgekeerde U waarbij nabij de onderste einden van de benen van deze U-vormige bok bevestigingspunten 7 zijn aangebracht voor het bevestigen van de machine aan de onderste hefarmen van een driepuntshefinrichting van een trekker, terwijl nabij het 35 bovenste punt~.van de U-vormige bok een bevestigingspunt 8 is aangebracht voor het bevestigen van de machine aan een bovenste hefarm van de genoemde driepuntshefinrichting.
Aan de bok 6. is op starre wijze een trekarm 9 bevestigd, 8400715 ' . * » -3- die zich - gezien in bovenaanzicht - loodrecht op een vlak uitstrekt waaraan.de bok 6 evenwijdig is, d.w.z. ongeveer evenwijdig aan de rijrichting A. De trekarm 9 is symmetrisch opgesteld ten opzichte van een verticaal in de rijrichting A 5 gericht symmetrievlak. van de bok 6 en dat van de trekker.
De trekarm 9 strekt zich vanaf de bok 6 in achterwaartse richting uit en bezit aan zijn achterste uiteinde een gaffel 10 waarin een zwenkas is gelegerd die een vaste stand inneemt ten opzichte van de bok 6. Een de legeringen van de draai-•jq ingsassen 4 en 5 op starre wijze verbindende gestelbalk 12 is d.m.v. om de zwenkas 11 gelegerde steunen 13, die star met de balk 12 zijn verbonden, om de zwenkas 11' verzwenk-baar. De steunen 13 zijn ongeveer in het midden van de lengte'van de gestelbalk 12 aangebracht en de zwenkas 11 15 is in bovenaanzicht t.o.v. de rijrichting A op zeer korte afstand vóór de voorzijde van de gestelbalk 12 opgesteld, zodanig dat de zwenkas 11 midden in het gebied tussen de draaiingsassen 4 en 5 is gelegen.
Z^als blijkt uit fig. 2 is de zwenkas 11 zodanig op-20 waarts gericht, dat zijn hartlijn, gerekend van beneden naar boven en ten opzichte van de rijrichting A, schuin achterwaarts helt en is opgesteld in een verticaal vlak dat in de rijrichting A is gericht. Gezien in zijaanzicht (fig. 2) bedraagt de hoek tussen de achterover hellende 25 hartlijn van de zwenkas 11 en een verticale lijn in de in fig. 2 getekende werkstand ongeveer-2 - 10° (afhankelijk van de massaverdeling van de delen van de machine), in dit uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 2 - 7°, bij voorkeur ongeveer 5°.
30 De legeringen van de draaiingsassen 4 en 5 van de harkorganen zijn, behalve door de gestelbalk 12, onderling star verbonden door middel van een tweetal gestelbalken 14 en 15, die -> gerekend t.o.v. de rijrichting A - vóór een vlak door de hartlijnen van de draaiingsassen 4 en 5 zijn *· 35 gelegen. De gestelbalk 14 strekt zich vanaf de legering van het achterste harkwiel 3 in voorwaartse richting en % tevens enigszins in de richting van het voorste harkwiel 2 uit. De gestelbalk 15 strekt zich vanaf de legering van het 8400715 -4- voorste harkwiel 2 in hoofdzaak zijwaarts in de richting van het voorste einde van de gestelbalk 14 uit. Zoals uit het bovenaanzicht in fig. 1 blijkt, sluiten de hartlijnen van de pijpvormige gestelbalken 14 en 15 onderling een hoek van 90° 5 in. Het hoekpunt, waar de hartlijnen van de gestelbalken 14 en 15 elkaar loodrecht snijden, vormt samen met de draai-ingsassen 4. en 5, gezien in bovenaanzicht, een rechthoekige ' driehoek. Daar de banen die door de tandpunten van de harkorganen 2 en 3 worden beschreven elkaar ongeveer raken 10 of· bijna raken (echter niet overlappen) ligt het snijpunt van de hartlijnen van de gestelbalken 14 en 15 ongeveer op een lijn die aan de voorzijden van de harkorganen 2 en 3 rakend aan de door de tandpunten beschreven banen van beide harkorganen is gelegd. Deze raaklijn aan de voorste delen van de 15 tandenbanen is in fig. 1 met het verwijzingscijfer 16 aangegeven.
De holle buisvormige gestelbalken 14 en 15 worden, behalve ter afsteuning van de harkorganen gebruikt als steun-middelen voor de aandrijvingen van de harkorganen 4 en 5. Zo-20 als uit fig. 1 blijkt, wijkt de richting van de gestelbalk 14 slechts in betrekkelijk zeer geringe mate af van de richting van een tussenas 17, die een aftakas van de trekker verbindt met een ingaande as 18,. die nabij het hiervoor genoemde hoekpunt tussen de gestelbalken 14 en 15 is opgesteld 25 en deel uitmaakt van een aandrijfkast 19, die nabij het hoekpunt tussen de gestelbalken 14 en 15 is aangebracht.
Vanaf de aandrijfkast 19 lopen aandrijfassen door de gestelbalken 14 en 15 naar op zichzelf bekende tandwielkasten 20 en 21, die nabij de legeringen van de harkorganen 3 resp.
30 2 zijn aangebracht. De delen 12, 14, 15, 19 vormen een gestel- deel, dat ten opzichte van het overige gestel 6, 9 om de zwenkas 11 verzwenkbaar is.
Voor het functioneren als gewasverplaatsende organen (in dit geval als zijaanvoerende harkorganen, maar dit \ 35 geldt tevens voor bijvoorbeeld tegengesteld draaiende harkorganen bij hooischudders) is het van belang dat elk harkorgaan gezien in bovenaanzicht, symmetrisch is opgesteld t.o.v. een verticaal in de rijrichting A gelegen vlak dat een punt van 84 0 0 7 1 5 5 · -5- de hartlijn van de draaiingsas omvat. Hieruit volgt onmiddellijk dat de gehele hartlijn van de draaiingsas in dat vlak moet zijn gelegen zoals hiervoor reeds voor de beschreven uitvoeringsvorm is aangeduid. Indien nu, gezien in zij-5 aanzicht, de harkwielen geheel of gedeeltelijk achter elkaar zijn gelegen, zoals in het onderhavige uitvoerings-voorbeeld en men wenst de aandrijvingen van de harkorganen om naar voren hellende draaiingsassen uit constructief oogpunt onder hoeken van 90° te doen plaatsvinden, dan 10 volgt hieruit dat bij aandrijving van de harkorganen vanuit één centraal punt (de ingaande as 18) de aandrijving 20 van het achterste harkorgaan 3 hoger boven het grondoppervlak is gelegen dan de aandrijving 21 van het voorste harkorgaan 2 indien de machine zich in de werkstand bevindt. Uit.fig. 2 15 blijkt dan ook dat de gestelbalk 14 vanuit de aandrijving 20 en de gestelbalk 15 vanuit de aandrijving 21, gerekend in voorwaartse richting, enigszins schuin neerwaarts zijn gericht naar de aandrijfkast 19.
Gerekend t.o.v. de rijrichting A of gezien in 20 zijaanzicht, ligt het gezamenlijke zwaartepunt van de harkorganen 2 en 3 en het gestel dat de harkorganen onderling verbindt (dit gesteldeel stelt zich samen uit gestelbalken 12, 14 en 15 alsmede de aandrijfkast 19) op afstand van de schuin achterwaarts hellend opgestelde zwenkas 11 indien de 25 machine zich in zijn werkstand bevindt. Het genoemde zwaartepunt van de delen 2, 3, 12, 14, 15, 19, 20 en 21 is in fig. 1 met het verwijzingscijfer 22 aangegeven. In dit uitvoeringsvoorbeeld ligt - gezien in dezelfde richting en gerekend t.o.v. de rijrichting A - het zwaartepunt 22 op af-30 stand vóór de zwenkas 11. Anders uitgedrukt, ligt het zwaartepunt 22 op afstand van het laagste punt van een cirkel die in een loodrecht op de hartlijn van de zwenkas gericht vlak ligt, het zwaartepunt omvat en het snijpunt van de hartlijn van de zwenkas en dit vlak tot middelpunt heeft.
35
Vanuit de in fig. 1 getekende werkstand van de machine kunnen de om de zwenkas 11 gezamenlijk verzwenkbare delen 2, 3, 12, 14, 15, 19, 20 en 21 van de machine in een · in fig. 8 resp. fig. 9 getekende transportstand worden 8400715 -6- *» ®
V
verzwenkt. Hiertoe is op de'bovenzijde van de gestelbalk 15 en aan de onderzijde van de trekarm 9 een vergrendel-inrichting 23 (fig. 3) aangebracht en wel op dat gedeelte van de gestelbalk 15 waar tijdens de genoemde verstelling 5 van de machine de boven de gestelbalken 14, 15 gelegen trekarm 9 over de gestelbalk 15 zwenkt. Op de bovenzijde van de gestelbalk 15 is een grendelplaat 24 vastgelast (fig.
1 en 3) dat van een tweetal onderling op afstand gelegen gaten · 25 is voorzien. Door één van de gaten 25 kan een grendelpen 10 26 worden gestoken, die op- en neerwaarts verschuifbaar bevestigd is aan een zijkant van de trekarm 9. Het meest nabij de .draaiingsas 4 gelegen gat 25 is bestemd voor het vergrendelen in de in fig. 8 getekende transportstand, waarin de totale breedte van de machine - gezien in de rijrichting 15 A - i.v.m., de wettelijke voorschriften voor transporten over de weg aanzienlijk is verminderd. Voor de in fig. 9 getekende alternatieve transportstand is aan het uiteinde van de gestelbalk 12, dat nabij de tandwielkast 21 is gelegen, een lip 27 aangebracht, voorzien van een gat 28 waardoor, ten dienste 20 van de laatstgenoemde transportstand, eveneens de grendelpen 26 kan worden gestoken. Het oppervlak van de grendelplaat 24 is uiteraard loodrecht op de richting van de zwenkas 11 gericht.
Nabij de bevestiging van de houder van de grendelpen 26 25 (fig. 3) is tegen de onderzijde van de trekarm 9 een vrij uitstekende steunplaat 29 star bevestigd, die met zijn van de trekarm 9 afgekeerde vrije uiteinde, juist aanligt tegen de onderzijde van dat deel van de grendelplaat 24, dat loodrecht op de zwenkas 11 is gericht. Deze steunplaat 29 bewerkstélligt 30 samen met de grendelplaat 24 een verschuifbare steun en steunt in elke stand van de machine de om de zwenkas 11 verzwenkbare delen 2, 3, 12, 14, 15, 19 rechtstreeks af op de trekarm 9, zodat de zwenkas 11 op buiging wordt ontlast van gewichtskrachten, versnellingskrachten en krachten die 35 afkomstig zijnvan door de tanden veroorzaakte en overgebrachte krachten (gewas, grond). Deze ontlasting geldt zowel in dè werkstand als in de transportstand tijdens het rijden over oneffen terrein of op de weg en tevens tijdens de 84 0 0 7 1 5 -7- verstelling van de machine. Door het aanbrengen van de steunplaat 29 (op afstand van de zwenkas 11) kan dus op eenvoudige wijze worden bewerkstelligd dat de zwenkas 11 betrekkelijk licht kan zijn uitgevoerd en gelegerd, terwijl 5 toch een doelmatige krachtontlasting plaatsvindt zonder de geringste hindering van de machineverstelling.
De aandrijving in de aandrijfkast 19 is in de fig. 4 verduidelijkt. De in de aandrijfkast 19 gelegerde, ingaande as 18, die nabij de raaklijn 16 is gelegen en waar-10 van de richting een zeer geringe hoek insluit met de tüssen-as 17, draagt aan zijn binnen de kast 19 gelegen einde een ' tandwiel 30, dat in aangrijping met een tandwiel 31, dat bevestigd is op een aandrijfas 32, die coaxiaal om de hartlijn van de pijpvormige gestelbalk 15 is gelegen. Aan de 15 van de tandwielkast 21 afgekeerde zijde van het tandwiel 31 is de aandrijfas 32 verlengd tot aan het aldaar gelegen ' deel van het huis 19, alwaar de as 32 tevens in de kast 19 is gelegerd. Aan dit uiteinde van de aandrijfas 32 draagt de as 32 een tandwiel 33, dat in aangrijping is met een tand-20 wiel 34, dat bevestigd is op een aandrijfas 35, die coaxiaal gelegen is om de hartlijn van de pijpvormige gestelbalk 14.
De hartlijnen van de aandrijfassen 32 en 35 snijden elkaar en zijn - zoals reeds uit het voorgaande is gebleken - loodrecht op elkaar en tevens loodrecht op de draaiingsassen 25 4 resp. 5. De hartlijnen van de assen 32 en 35 snijden de hartlijnen van de draaiingsassen 4 resp. 5. De hartlijnen van de ingaande as 18 en de aandrijfas 35 zijn in het uit-voeringsvoorbeeld volgens fig. 4 ten opzichte van elkaar iets verschoven opgesteld, maar liggen praktisch in eikaars 30 verlengde.
Bij de in fig. 4 getoonde dimensionering van de aandrijfkast 19 worden de aandrijfassen 32 en 35 met een omwentelingssnelheid van ongeveer 245 omw./min. aangedreven indien de ingaande as 18 vanaf de aftakas van de trekker 35 met 540 omw./min. wordt aangedreven. In de tandwielkasten 20 en 21 worden de omwentelingssnelheden van de aandrijfassen 32 en 35 teruggebracht tot ongeveer 111 omw./min.
(de omwentelingssnelheid van de harkorganen 2 en 3). Daar 8400715 * v % - 8 - de assen 32 en 35 tijdens bedrijf sneller draaien dan de harkorganen, is het draaimoment relatief klein.
De aandrijving van de tandwielkasten 20 en 21 blijkt uit fig. 5 (getekend is de tandwielkast 21, maar die 5 van de tandwielkast 20 is analoog). In de tandwielkast 21 is een as 36 opgesteld, die star is bevestigd ten opzichte van het huis van de tandwielkast 21 en ten opzichte van het hiervoor genoemde gesteldeel. De hartlijn van de as 36 valt samen met de draaiingsas van het harkorgaan, in dit geval 10 het harkorgaan 2. Op de aandrijfas 32 is een tandwiel 37 bevestigd, dat binnen het huis van de tandwielkast 21 is opgesteld en dat in aangrijping is met een tandwiel 38, dat om de as 36 is gelegerd. De hartlijn van de aandrijfas 32 is loodrecht op de hartlijn van de as 36 gericht, zoals 15 hiervoor reeds werd besproken. Het tandwiel 38 is vast verbonden met een pijpvormige naaf 39, die coaxiaal om de vast opgestelde as 36 is gelegen. De naaf 39 draagt aan zijn onderzijde een flens 40 waaraan spaken 41 van het betreffende harkwiel zijn bevestigd. De as 36 zet zich tot op afstand 20 onder de flens, 40 voort en wordt aldaar omgeven door een bus 42, die star ten opzichte van de as 36 is bevestigd.
De bus 42 draagt aan zijn onderzijde een wieldrager 43 die de draaiingsas van een onder het harkorgaan opgesteld loopwiel 44 legert.. De richting van de draaiingsas van het loop-25 wiel 44 is in de werkstand van de machine derhalve vast opgesteld ten opzichte van de tandwielkast 21 en het gestel 1 (fig. 2). De constructie van de tandwielkast 20 en de af-steuning van het daaronder gelegen loopwiel is analoog aan die volgens fig. 5, met uitzondering van de verticale af-30 meting van de naaf 39, die om hiervoor vermelde redenen groter is.
De spaken 41 van elk der harkorganen zijn vanaf de bijbehorende naaf 39 buitenwaarts gericht en vervolgens, nabij de omtrek van het draaglichaam van het harkorgaan, 35 neerwaarts afgebogen. De onderste einden van deze neerwaarts afgebogen delen zijn star verbonden met een cirkelvormige rondlopende velg 45 (fig. 6), die coaxiaal om de draaiingsas van het betreffende harkorgaan is gelegen. Op de bovenzijde van de velg 45 zijn op regelmatige afstanden tandengroepen 8400715 - 9 - 46 aangebracht. Elke tandengroep omvat twee uit verenstaaldraad vervaardigde tanden, die elk door middel van verende windingen bevestigd zijn.
De tandendrager 47 is ten opzichte van het draag-5 lichaam van het betreffende harkorgaan vrij verzwenkbaar om een boven de velg 45 gelegen zwenkas 48, die ongeveer tangentiaal is opgesteld ten opzichte van de omtrek van een cirkel met als middelpunt de draaiingsas van het harkorgaan. De tandengroep 46 en het deel van de tandendrager 47 waaraan 10 de tandengroep is bevestigd, zijn aan de buitenzijde van de zwenkas 48 opgesteld. Dit deel van de tandendrager 47 strekt zich neerwaarts tot onder de zwenkas 48 uit en is daarna in de richting van de draaiingsas van het harkorgaan afgebogen, zoals door de stippellijnen in fig. 6 is aan-15 gegeven. Het meest naar de draaiingsas van het harkorgaan gekeerde einde van dit afgebogen deel van de tandendrager 47 wordt, bij verzwenking om de zwenkas 48, in opwaartse richting in zijn zwenkbeweging begrensl door een aanslag 49 die bevestigd is aan één der oren 50, die op de velg 45 zijn 20 gelast ter ondersteuning van de zwenkas 48. De in fig. 6 getekende tandengroep 46 bevindt zich tijdens bedrijf nabij het laagste punt van de velg 45. Zoals uit fig. 6 blijkt . bevindt de tandpunt van de onderste tand van de tandengroep zich op de grond resp. tussen de op het veld staande stop-25 pels. De tanden van de tandengroep 46 zijn buitenwaarts gericht ten opzichte van het draaglichaam van het harkorgaan en ten opzichte van de draairichting B achterwaarts gericht.
Het gezamenlijke zwaartepunt van de tandengroep 46 en zijn bevestigingsmiddelen aan de tandendrager en de 30 tandendrager 47 is in fig. 6 aangegeven met het verwijzings-cijfer 51. In de stand volgens fig. 6 waarbij de getekende tandengroep is bevestigd aan het deel van de velg dat het dichtst bij de grond is gelegen, ligt het zwaartepunt 51 boven een loodrecht op de draaiingsas 4 resp. 5 gelegen vlak 35 dat de hartlijn van de zwenkas 48 omvat, zodat de in het zwaartepunt 51 werkende centrifugaalkrachten om de zwenkas 48 een moment uitoefenen dat de onderste tand op de grond drukt. Indien dé in fig. 6 beschouwde tandengroep over 180° verder is verdraaid, dus nabij het hoogste punt van de velg 8400715 4 v * - 10 - 45 ten opzichte van het grondoppervlak, dan is de tandengroep 46 inmiddels in de gelegenheid om meer neerwaarts te verdraaien om de zwenkas 48, en wel zodanig dat het zwaartepunt 51 ongeveer in het door de zwenkas 48 gaande, loodrecht 5 op de draaiingsas van het harkorgaan gelegen vlak ligt. In het hoogste punt van de tandenbaan zijn de tanden van de tandengroep 46 derhalve meer neerwaarts gericht, zoals ook uit fig. 2 blijkt. Dit is ook mogelijk omdat de afstand tot de grond daar groter is en de tandpunt van de onderste tand 10 van deze tandengroep is op deze plaats op afstand boven de grond. Bij verdere draaiing in de draairichting B nadert de tandpunt van de onderste tand de grond en zal op een plaats die nabij het verwijzingscijfer 52 (fig. 1) is gelegen de grond raken en wordt daarna door de grond gedwongen 15 (dus tegen de de tandengroep neerwaarts-drukkende centrifu-gaalkracht in) om om de zwenkas 48 opwaarts te verzwenken totdat de betreffende zwenkas 48 zijn laagste punt boven de grond heeft bereikt. Op deze plaats zal de hoogte van het zwaartepunt 51 ten opzichte van het door de bijbehorende 20 zwenkas 48 gaande, loodrecht op de draaiingsas gerichte vlak zijn grootste waarde hebben bereikt, zodat de tandpunt van de onderste tand van de tandengroep in het voorste gebied van het harkorgaan het sterkst op de grond resp. tussen de stoppels wordt gedrukt. Indien de tandengroep verder achter-25 waarts draait, zal de tandpunt van de onderste tand nabij de plaats die door het verwijzingscijfer 53 is aangegeven, de grond weer verlaten omdat op deze plaats het zwaartepunt 51 in het loodrecht op de draaiingsas gelegen, door de zwenkas 48 gaande vlak is gekomen. In deze stand is de 30 tandengroep het meest neerwaarts gericht en deze stand blijft behouden gedurende de achterste helft van de tandenbaan tot aan het punt 52. De omtrekshoek tussen de punten 52 en 53 bedraagt ongeveer 180° en is symmetrisch gelegen ten opzichte van een vertikaal, de betreffende draaiingsas omvattend, 35 in de rijrichting A gericht vlak.
De'~aanslag 49 is zodanig opgesteld dat het naar de draaiingsas toe gebogen deel van de tandendrager 47 de aanslag nog juist of net niet raakt gedurende het achterste gedeelte van· de tandenbaan waarbij de tandengroep het meest 8400715 ' *9 - line erwaarts is gericht. De afstand tussen de aanslag 49 en dit gedeelte van de tandendrager 47 is in het laatstgenoemde geval echter betrekkelijk gering.
Aan elk der harkorganen is een flexibele wand 54 5 (fig. 2) aangebracht, die in hoofdzaak cylindervormig is en coaxiaal om de betreffende draaiingsas is gelegen. Elke wand 54 bestaat uit zeildoek of dergelijke stof en is aan zijn bovenzijde opgehangen aan een steun 55, die op de spaken 41 wordt afgesteund. De dimensionering is zodanig dat de 10 vrije onderrand van de flexibele wand 54 tijdens bedrijf^ juist tot de bovenzijden van de bovenste windingen van de tandengroepen 46 reikt indien de tand zich nabij het voorste punt van zijn omloopbaan bevindt. Tijdens bedrijf wordt de flexibele wand 54 ten gevolge van centrifugaalkrachten strak-15 getrokken. De gespannen wand 54 verhindert dat gewas over de tandengroep 46 heen binnenwaarts in het harkorgaan treedt en dient tevens als gewasverplaatsingsorgaan doordat, vooral bij grote hoeveelheden gewas per tijdseenheid, een overschot aan gewas dat tot boven de tandengroepen reikt, tegen de 20 wand 54 afsteunt en samen met het om de tanden verstrengelde gewas in de richting B wordt meegenomen.
In de figuren 6 en 7 is een alternatieve loopwiel-opstelling getekend waarbij het loopwiel dichter bij de omloopbaan van de tanden is opgesteld dan bij de opstelling 25 volgens fig. 2, zodat het loopwiel 44 volgens fig. 6 zo veel mogelijk bijdraagt aan het volgen van bodemoneffenheden door de tanden. Hiertoe is aan de bus 42 een arm 56 star bevestigd, die zich vanaf de bus 42 in de rijrichting A in voorwaartse richting uitstrekt. Aan het voorste uiteinde 30 van de arm 56 is een bus 57 bevestigd, die dient ter legering van een zwenkas 58 waaraan een schuin neerwaarts en achterwaarts gerichte wieldrager 59 is bevestigd, waarvan het onderste, naar binnen gebogen einde de wielas van het loopwiel 44 draagt. De hartlijn van de bus 57 en de daarmee 35 samenvallende hartlijn van de zwenkas 58 zijn ongeveer evenwijdig aan de'draaiingsas van het harkorgaan gericht. De zwenkas 58 is beperkt vrij zwenkbaar in de bus 57 gelegerd, zodat het loopwiel 44 een zwenkwiel is dat zich evenwijdig aan de rijrichting A instelt. De zwenkas 58 is opwaarts ver- 8400715 » « - 12 - lengd en steekt boven de bus 57 uit. Aan dit bovenste einde van de zwenkas 58 is een achterwaarts gerichte arm 60 bevestigd, die star met de zwenkas 58 is verbonden. Om het voorste gedeelte van de bovenzijde van de bus 57 is een gebogen staaf 5 61 vastgelast, die de voorzijde van de bus 57 omsluit en aan de zijkanten van de bus 57 (fig. 7) zodanig opwaarts en zijwaarts is gebogen dat de symmetrisch ten opzichte van de arm 56 gelegen einddelen van de staaf 61 onderling een hoek van bijivoorbeeld ongeveer 120° insluiten. Deze vrije 10 einddelen van de staaf 61 liggen in‘het vlak dat, bij ver-zwenking van het loopwiel 44, door het vrije uiteinde van de arm 60 wordt doorlopen.
De dimensiqnering is zodanig dat het- loopwiel-44 zo dicht mogelijk nabij de voorzijde van de velg 45 is gele-15 gen en toch vrij kan verzwenken ten behoeve van het rijden van bochten indien de machine niet geheven wordt, zonder dat de velg 45of de spaken 41 te raken. Ook indien de machine achteruit wordt gereden, waarbij het loopwiel 44 uitzwenkt, verhindert de aanslag die gevormd wordt door één der vrije 20 einden van de staaf 61, dat het loopwiel 44 de velg 45 raakt. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat het loopwiel 44 zo dicht mogelijk bij de voorste helft van de tandenbaan is gelegen, terwijl de zwenkwiel-functie van het loopwiel behouden blijft en waarbij een relatief grote uitslag van het 25 loopwiel wordt toegelaten zonder dat het loopwiel de draaiende velg 45 of andere delen van het harkorgaan raakt. De machine is verder voorzien van een zwadbord 62 (fig. 1) dat tijdens bedrijf evenwijdig aan de rijrichting A is gelegen en het door de harkorganen 2 en 3 zijwaarts afgevoerde gewas 30 in de richting van het te vormen zwad aan de zijkant van de machine ombuigt. Gezien in zijaanzicht, strekt de voorzijde van het zwadbord 62 zich ten minste uit tot de voorzijde van het draaglichaam van het voorste harkwiel 2 en het achterste einde tot de draaiingsas 5 van het achterste hark-35 orgaan 3 of daarachter.
Gezien in de rijrichting, is achter de tandenbaan beschreven door de uiteinden van de tanden van het achterste harkorgaan 3, een tweede zwadbord 63 opgesteld, dat - gerekend in achterwaartse richting - convergeert ten opzichte 8400715 - « - 13 - van het vlak waarin het zwadbord 62 is gelegen, welk laatstgenoemde zwadbord op afstand van het meest buitenwaarts gelegen punt van de tandenbaan van het harkwiel 3 is opgesteld.
Het achterste punt van het zwadbord 63 is nabij een in de 5 rijrichting gelegen raaklijn aan de door de tandpunten van het harkorgaan 3 beschreven baan gelegen of steekt iets daarbuiten. De voorzijde van het zwadbord 63 reikt tot aan deze tandenbaan, maar ligt iets buiten deze tandenbaan.
Het zwadbord 62 is bevestigd aan een drager 64 10 (fig. 1), die over een deel van zijn lengte in een holle drager 65 is gelegen en in axiale richting ten opzichte van deze drager verschuifbaar en in meerdere standen vastzet-baar is ter bepaling van de gewenste zwadbreedte. De drager 65 is ten opzichte van het gestel 1 verzwenkbaar om een tij-15 dens bedrijf ongeveer in de rijrichting A gerichte zwenkas 66, die is aangebracht op een steun 67 die star is bevestigd aan de gestelbalk 14. Tijdens bedrijf zijn de dragers 64 en 65 alsmede de staafvormige steun 67 loodrecht op de rijrichting A gericht. De zwenkas 66 is op een zodanige afstand 20 binnen de door de tandpunten beschreven baan van het achterste harkorgaan 3 gelegen dat na opklappen van het zwadbord 62 en de dragers 64 en 65 om de zwenkas 66 het zwadbord 62 met zijn voorste uiteinde nog juist binnen de raaklijn 16 is gelegen, zoals uit de in de figuren 8 en 9 getekende trans-25 portstand blijkt. Het zwadbord 63 ligt tussen de raaklijn 16 en de daaraan evenwijdige raaklijn aan de door de tandpunten beschreven baan aan de de achterzijden van de hark-organen 2 en 3. Het zwadbord 63 is op niet-getekende wijze eveneens opklapbaar en kan in de transportstand tussen de 30 beide laatstgenoemde raaklijnen worden gebracht.
Tijdens bedrijf is de hooibouwmachine volgens de uitvinding ten opzichte van de trekker opgesteld'zoals getekend in fig. 1. Daar het symmetrievlak van de trekarm 9 ongeveer samenvalt met het verticale symmetrievlak van de bok 6 en 35 met het verticale langssymmetrievlak van de trekker en de zwenkas 11 ongeveer halverwege de afstand tussen de draai-ingsassen 4 en 5 is opgesteld, <sijn de harkorganen 2 en 3, gezien in de rijrichting A, ongeveer symmetrisch ten opzichte van de trekker gelegen. De op de aftakas van de trekker aan- 8400715 f * - 14 - gesloten tussenas 17 drijft de ingaande as 18 van de aan-drijfkast 19 aan. Aangezien de hoek tussen de hartlijn van de tussenas 17 en die van de gestelbalk 14 zeer gering is (ongever 0-10°) en tevens de hoek tussen de hartlijn van 5 de tussenas 17 en de aftakas van de trekker dezelfde geringe hoek beslaat, zijn buigende momenten die periodiek optreden in de in de tussenas 17 opgenomen universele koppelingen (waarvan de achterste nabij de ingaande as 18 ligt) zeer gering, zodat de belasting van het machinegestel ten gevolge 10 van de aandrijving en daarmee tevens de grootte van de daaruit voortkomende reactiekrachten ter plaatse van de zwenkas 11 en de grendelpen 26, eveneens zeer gering zijn waardoor een rustige loop van de machine kan worden verkregen. Tevens wordt door de aanwezigheid van de onderling een hoek van 15 90° insluitende gestelbalken 14 en 15, die - gerekend in de rijrichting A - vóór het vlak door de draaiingsassen 4 en 5 zijn gelegen, een geringe lengte van de tussenas 17 verkregen, De lengte van deze tussenas zou - indien de ingaande as 18 in het. gebied tussen de draaiingsassen 4 en 5 zou zijn 20 gelegen, zoals bij bekende machines van deze soort - zeer groot zijn, aangezien de afstand van de zwenkas 11 achter de trekker een bepaalde afmeting moet, omvatten die bepaald wordt door de in de fig. 8 of 9 getekende transportstand, 'welke vereist is om binnen de wettelijk voorgeschreven 25 breedte bij transport over de weg te geraken. De ingaande as 18 drijft via de tandwielen 30 en 31 de aandrijfas 32 en via de tandwielen 37 en 38 en de naaf 39 van het harkorgaan 2 in de draairichting B en op analoge wijze via de as 32 en de tandwielen 33 en 34 alsmede de aandrijfas 35, 30 het harkorgaan 3 aan, eveneens in de draairichting B.
Het door het harkorgaan 2 opgenomen gewas wordt in het gebied tussen de harkorganen 2 en 3 door het harkorgaan 2 afgegeven en door het harkorgaan 3 opgenomen, vervolgens in de richting B. door het harkorgaan 3 aan de zijkant 35 van het harkorgaan 3 afgelegd tegen het zwadbord 62 en, geleid door het”zwadbord 63, in een zwad aan de zijkant van de machine afgelegd.
De overgave van het gewas vanaf het harkorgaan 2 naar het harkorgaan 3, vindt plaats zonder dat gewasdelen 8400715 * 3- * - 15 - tussen de beide harkorganen achter de machine bij ven liggen, zodat alle gewasdelen in het zwad worden afgelegd. Deze zeer goede overgave van het gewas van het harkorgaan 2 naar het harkorgaan 3, hangt samen met de hiervoor beschreven en in 5 fig. 6 getoonde tandconstructie en tandbevestiging. Het gewas wordt door het harkorgaan 2 vanaf het punt 52 waar de onderste tanden reeds de grond raken, opgenomen over het voorste deel van de tandenbaan, waarbij over het gedeelte waan de. tanden naar voren bewegen, de onderste tanden van de tanden-10 groepen zoals hiervoor beschreven, met kracht op de grond drukken omdat de grond de onderste tanden dwingen ten opzichte van het draaglichaam opwaarts te bewegen tegen de in de zwaartepunten 51 werkende centrifugaalkrachten in. De tand-punten bewegen hierbij tussen de stoppels door en nemen ook 15 tussen de stoppels liggend gewas mee. Nabij het punt 53 verlaten de onderste tanden de grond en kan het gewas in het gebied tussen de harkorganen 2 en 3 vrij van de tanden afleiden, mede onder invloed van de remmende en afstropende werking van de op de grond staande stoppels. Nabij dit punt 20 53 bewegen de tanden van elke tandengroep 46 zich ten opzich te van het draaglichaam van het harkorgaan onder invloed van de in het zwaartepunt 51 aangrijpende centrifugaalkrachten, en zwenken om de zwenkas 48 vrij snel neerwaarts. Ten gevolge van de massa van de tandengroep en zijn bevestiging? 25 beweegt het zwaartepunt 51 van elke tandengroep zich echter door het loodrecht op de draaiingsas gelegen, de zwenkas 48 omvattende vlak heen neerwaarts, alvorens een evenwichts-stand te bereiken waarin het zwaartepunt 51 in het laatstgenoemde vlak ligt, welke evenwichtsstand zich nabij de 30 achterzijde van het harkorgaan instelt. Doordat de tanden zich door het genoemde vlak heen bewegen slaat het binnenste deel van de tandendrager47 met kracht tegen de aanslag 49, zodat de tanden in een relatief sterke trilling geraken.
Deze trilling bevordert sterk het afglijden van het gewas 35 nabij het punt 53, welk afglijden zoals vermeld reeds mogelijk is door het feit dat de tandpunten in het gebied na het punt 53 de grond reeds hebben verlaten en het gewas door de stoppels van de onderste tand wordt gerukt. De aanslagen 49 verhinderen tevens dat de tanden nabij resp. achter het 8400715 ·*♦ « - 16 - punt 53 te ver resp. te langdruig neerwaarts verzwenken daar het gewenst is dat de tanden ter plaatse vrij van de grond komen om het gewas te kunnen lossen.
Dit afgeworpen gewas wordt direct daarna opgenomen 5 door de naar het harkwiel 2 toegekeerde tanden van het hark-orgaan 3, die zich in het tussengebied tussen de beide hark-organen naar voren bewegen. De onderste tanden van deze tan-dengroepen van het harkorgaan 3 worden in dit gebied reeds op de hiervoor beschreven wijze op de grond gedrukt, zodat 10 hier al het door het harkorgaan 2 afgeworpen gewas wordt meegenomen. Gezien in de rijrichting A overlappen de beide harkorganen elkaar aanzienlijk,zoals blijkt uit de hierna weergegeven dimensionering van het uitvoeringsvoorbeeld.
De afstand tussen de draaiingsassen 4 en 5 bedraagt 15 in het uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 200 cm. De diameter van de door de tandpunten beschreven tandenbaan van elk der harkorganen 2 en 3 bedraagt ongeveer 195 - 200 cm. Het vlak dat de draaiingsassen 4 en 5 omvat, sluit - gezien in het bovenaanzicht volgens fig. 1 - met een in de rijrichting 20 A opgesteld vertica vlak een naar achteren geopende hoek 68 (fig. 1) van ongeveer 50°. De totale werkbreedte bedraagt ongeveer 352 cm. De hiervoor bedoelde overlap tussen de beide harkorganen (gezien in de rijrichting A) bedraagt in dit . uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 11 - 14% van de werkbreedte 25 van. de harkorganen bij een diameter van de tandenbaan van 195 cm. resp. 200 cm.
Verder wordt erop gewezen dat de hoek tussen de richting van een tand en een raaklijn aan het draaglichaam van het harkorgaan ter plaatse van de tandbevestiging, voor 30 de overgave van het gewas van het harkorgaan 2 naar het harkorgaan 3 van groot belang is. Deze hoek bedraagt in het getekende uitvoeringsvoorbeeld voor een tand die zich nabij de voorzijde van het harkorgaan bevindt, ongeveer 35°. Hieruit blijkt dat de tanden ten opzichte van het draaglichaam van 35 het harkorgaan relatief sterk achterwaarts zijn gericht, waardoor het' gewas, mede door de luchtweerstand, gemakkelijk lost.
De aanwezigheid van de gestelbalken 14 en 15, die vóór het vlak dat de draaiingsassen 4 en 5 omvat zijn aange- 8400715
ψ V
- 17 - bracht en samen met de gestelbalk 12 in bovenaanzicht een rechthoekige driehoek vormen, is niet alleen voor een korte tussenas 17, de geringe hoek tussen de tussenas 17 en de ingaande as 18 en daarmee voor een rustige loop van de machi-5 ne van belang, maar is ook van grote betekenis voor de om-stelling van de machine vanuit de in fig. 1 getekende werk-stand naar de in fig. 8 en 9 getekende transportstanden.
Het gemeenschappelijke zwaartepunt van de gestelbal-ken 12, 14 en 15, de aandrijfkast 19, de tandwielkasten 20 10 en 21 en de harkorganen 2 en 3, is in fig. 1 aangegeven met het verwijzingscijfer 22. Gezien in zijaanzicht en loodrecht op de rijrichting A, is het zwaartepunt 22 gerekend ten opzichte van de rijrichting, op afstand vóór de hartlijn van de zwenkas 11 gelegen. Zoals reeds vermeld, ligt de zwenkas 15 11 in een verticaal in de rijrichting A gelegen vlak en is gerekend in opwaartse richting, schuin achterwaarts hellend opgesteld. Indien nu de gehele machine wordt geheven (door middel van het heffen van de driepuntshefinrichting van de trekker) vanuit de in fig. 2 weergegeven werkstand en wel 20 over een zodanige hoogte dat de onderzijden van de loopwielen 44 juist vrij zijn van de grond (zodat de helling van de zwenkas 11 vrijwel ongewijzigd is gebleven) zal na ontgrende-ling door het verwijderen van de grendelpen 26 uit het op de werkstand betrekking hebbende -gat 25 van de grendelplaat 25 24, het gehele verzwenkbarê deel 2, 3, 12, 14, 15, 19, 20, 21 automatisch vanuit de werkstand verdraaien in de richting van de stand volgens fig. 8 resp. fig. 9, omdat het zwaartepunt 22 in de richting van het laagste punt van zijn om de zwenkas 11 gelegen baan wil verdraaien. Na ontgrendeling 30 van de grendelpen 26 behoeft de bedieningspersoon geen grote krachten uit te oefenen om' het verzwenkbare deel in de trans-porstand te zwenken, doch slechts de automatische verzwenking tijdig stoppen teneinde de grendelpen 26 in het voor de trans-portstand bestemde gat 25 resp. 28 te steken. In de in fig.8 35 getekende stand bedraagt de totale transportbreedte van de machine, bij de hierboven gegeven maatvoering, ongeveer 3 m. Gemeten in een richting evenwijdig aan de rijrichting A, is de lengte van het samenstel van de beide harkorganen 2 en 3 van een waarde van 324 cm. in de werkstand vermeerderd 8400715
V
V V
- 18 - tot ongeveer 368 cm in de transportstand volgens fig. 8.
Indien de machine versteld moet worden vanuit de werkstand volgens fig. 8 of 9 naar de werkstand volgens fig.
1, wordt de machine door middel van het heffen van de hefin-5 richting van de trekker over een zodanige hoogte geheven - dat de richting van hartlijn van de zwenkas 11 van, gerekend in opwaartse richting, achteroverhellend naar vooroverhellend is gewijzigd. De tussenas 17 is eerst van de ingaande as 18 losgenomen en aan het meest nabijgelegen vertikale been 10 van de bok 6 opgehangen. Deze wijziging van de richting van de hartlijn van de zwenkas 11 is zonder meer een gevolg van de dimensionering van de voor trekkers gebruikelijke hefin-richtingen. Daar de zwenkas 11 nu, gerekend in opwaartse richting, voorover helt, zal het verzwenkbare samenstel na 15 ontgrendeling door het losnemen van de grende’lpen 26, nu automatisch terugverzwenken in de richting van de werkstand volgens fig. 1, zodat slechts de grendelpen in het voor de werkstand bestemde gat 25 of 28 dient te worden gestoken, teneinde dé machineverstelling te voltooien.
20 In fig. 9 is een alternatieve transportstand gete kend, waarbij de "draaingsassen 4 en 5 van de harkorganen 2 resp. 3, gerekend in de rijrichting A, recht achter elkaar zijn gelegen. Bij deze transportstand wordt de kleinste transportbreedte bereikt , nl. een transportbreedte die gelijk 25 is aan de door de tandpunten van de harkorganen bepaalde diameter van de harkorganen. In het hiervoorgegeven getallenvoorbeeld bedraagt de transportbreedte ongeveer 200 cm, ten opzichte van een transportbreedte van 300 'cm. bij de transportstand volgens fig. 8. Teneinde de transportstand volgens 30 fig. 9 te bereiken, wordt eveneens gebruik gemaakt van de helling van de hartlijn van de zwenkas 11 en de automatische, verzwenking van het zwaartepunt 22 om de zwenkas 11, zowel bij het verstellen van de werkstand naar de transportstand (achterover hellende zwenkas 11) als bij de overgang van 35 transportstand naar werkstand (voorover hellende zwenkas 11 bij een relatief hoog geheven machine).
Het feit dat in de transportstand volgens fig.
9 de transportbreedte bepaald wordt door de diameter van één der beide harkorganen en de automatische'verzwenking 8400715 ψ 4 - 19 - van de harkorganen in de richting van deze transportstand, hangt samen met de opstelling van de gestelbalken 14 en 15, die onderling een hoek van 90° insluiten. Het zal duidelijk zijn dat een omschreven cirkel van de rechthoekige driehoek 5 4, 5, 19 de raaklijn 16 aan de tandenbanen van de harkorga nen zal raken, zodat in de transportstand de constructie van het gesteldeel 14, 15 niet buiten de raaklijn 16 uitsteekt. Het blijkt derhalve dat de automatische verzwenking in de transportstand veroorzaakt door de ligging van het 10 zwaartepunt 22 en voortvloeiende uit de opstelling van de gestelbalken 14 en 15, samenhangt met het feit dat de totale transportbreedte van de machine uitsluitend wordt bepaald door de totale diameter van één der harkorganen, daar juist bij deze constructie het gesteldeel 14, 15 dat de ligging 15 van het zwaartepunt 22 veroorzaakt, tevens oorzaak is van het feit dat het gesteldeel niet buiten de raaklijn 16 uitsteekt. Zoals uit fig. 9 blijkt, steekt het opgeklapte zwad-bord 62 niet buiten de raaklijn 16 uit. Een opgeklapt zwadljord 63 vergroot de transportlengte niet. De opgeklapte zwadborden 20 62 en 63 verplaatsen het zwaartepunt van de machine als ge heel naar voren.
De transportbreedte volgens fig. 9 wordt dus bepaald door de totale diameter van één der harkorganen (in dit geval 200 cm.). Dit houdt in dat de onderlinge opstelling van twee 25 harkorganen recht achter elkaar tevens de mogelijkheid biedt om tot grotere harkorganen over te gaan (in dit geval harkorganen met een diameter van 300 cm. en dus een werkbreedte van ongeveer 440 cm.) zonder dat deze vermeerdering van werkbreedte gepaard gaat met beperkingen die voortvloeien uit 30 de wettelijk toegestane transportbreedte. Bij de transportstand volgens fig. 9 is tevens gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in deze stand de tanden van heb harkorgaan 2 tot onder de bok è en tot onder de bevestigingspunten 7 aan de onderste armen van de hefinrichting te laten steken.
35 Bij de hiervoor gegeven dimensionering van de ma chine bedraagt de in de rijrichting A gemeten lengte van de machine, gemeten vanaf de pennen van de bevestigingspunten aan de onderste armen van de hefinrichting tot aan het achterste punt van het harkorgaan 3 bij de transportstand 8400715 * - 20 - volgens fig, 8 ongeveer 384 cm.; de overeenkomstige maat bij de transportstand volgens fig. 9 bedraagt ongeveer 405 cm. (omgeklapt zwadbord 63).
In vergelijking met de transportstand volgens fig.
5 8 is het zwaartepunt 22 in de stand volgens fig. 9 gerekend in een richting evenwijdig aan de rijrichting A, nauwelijks naar achteren verplaatst,, zodat een vergroting van de afstand tussen het zwaartepunt en de bok 6 nauwelijks optreedt.
De nadruk wordt gelegd op het feit dat de automa-10 tische verzwenking vanuit de werkstand volgens fig. 1 naar de transportstand volgens fig. 8 of 9 tengevolge van de ligging van het zwaartepunt 22 en de hellende stand van de zwenkas 11, niet beperkt is tot een zijaanvoerharkmachine volgens fig. 1, maar eveneens geldt voor bijvoorbeeld twee 15 in tegengestelde draaizin draaiende harkorganen, waarbij het vlak door de draaiingsassen loodrecht op de rijrichting A is gericht. De automatische verzwenking is in het algemeen toepasbaar bij landbouwmachines waarbij een deel van de machine, om welke reden dan ook, in twee of meer standen moet 20 kunnen worden versteld en waarbij de machine aan een drie-puntshefinrichting van een trekker koppelbaar is.
i -Conclusies- 8400715

Claims (34)

1. Landbouwmachine, in het bijzonder een hooibouw- machine, met een aan een driepuntshefinrichting van een trekker koppelbaar gestel dat een bewerkingsorganen dragend gesteldeel omvat en het gesteldeel ten opzichte 5 van een overig deel van het gestel tezamen met de bewerkingsorganen om een opwaarts gerichte zwenkas vanuit een werkstand naar een transportstand,en omgekeerd , verzwenkbaar is, met het kenmerk, dat ten. minste in de werkstand het gezamenlijke zwaartepunt van het gesteldeel 10 en de bewerkingsorganen op afstand van de, gerekend in opwaartse richting en ten opzichte van de rijrichting, schuin achterwaarts hellende zwenkas ligt*
2. Lanbouwmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het zwaartepunt op afstand van het laagste ^unt van een cirkel is gelegen, die in een loodrecht op de zwenkas gericht vlak ligt, het zwaartepunt omvat en het snijpunt van zwenkas en vlak tot middelpunt heeft.
3. Landbouwmachine volgens conclusie 1 of 2, 33 met het kenmerk, dat het zwaartepunt, gezien in zijaanzicht, en gerekend ten opzichte van de rijrichting, ten minste in de werkstand vóór de zwenkas ligt.
4. Landbouwmachine volgens conclusie 1 - 3, met het kenmerk, dat de zwenkas een vaste stand inneemt ten 25 opzichte van een tot het gestel behorende bok, door middel waarvan de machine aan de driepuntshefinrichting bevestigbaar is.
5. Landbouwmachine volgens een der conclusies 1 * - 4, met het kenmerk, dat de zwenkas in een vertikaal, 30 evenwijdig aan de rijrichting gericht vlak is gelegen.
6. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen na ontgrendeling en geringe heffing vanaf de grond, automatisch vanuit de werkstand in de transportstand verzwenken.
7. Landbouwmachine volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen na ontgrendéling en relatief grote heffing vanaf de grond, automatisch vanuit een transportstand in de werkstand 8400715 - 22 - 1« « ft verzwenken.
8. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met ten minste twee om opwaarts gerichte draaingsassen draaibare harkorganen, met het kenmerk, dat het zwaartepunt, 5 gerekend ten opzichte van de rijrichting, in de werkstand vóór het vlak door de’ draaiingsassen ligt.
9. Landbouwmachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het gesteldeel twee gestelbalken omvat., die gezien in bovenaanzicht, loodrecht op elkaar zijn ge-10 richt en elk nabij een legering van de harkorganen zijn bevestigd.
10. Landbouwmachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de hartlijnen van de gestelbalken elkaar snijden.
11. Landbouwmachine volgens conclusie 9 of 10, met 15. het kenmerk, dat de hartlijnen van de gestelbalken elk een der draaiingsassen snijdt.
12. Landbouwmachine volgens een der conclusies 9-11, met het kenmerk, dat het gesteldeel een de legeringen van de draaiingsassen verbindende gestelbalk omvat.
13. Landbouwmachine volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat de zwenkas ongeveer midden tussen de draaiingsassen is opgesteld.
14. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gesteldeel door middel van 25 de zwenkas bevestigd is aan een trekarm, die aan een drie-puntsvlak is aangebracht.
15. Landbouwmachine volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de trekarm star aan de bok is bevestigd en, gerekend ten opzichte van de rijrichting, symmetrisch ten opzichte van de 30 bok is opgesteld.
16. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan het overige deel van het gestel een op afstand van de zwenkas gelegen ondersteuning is aangebracht die het gesteldeel in de werkstand ondersteunt.
17. Landbouwmachine volgens conclusie 16, met het ken merk, dat de ondersteuning het gesteldeel in een transportstand ondersteunt.
18. Landbouwmachine volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat de ondersteuning het gesteldeel tijdens ver- < 8400715 * ► - 23 - zwenking van het.gesteldeel ondersteunt.
19. Landbouwmachine volgens een der conclusies 8-18, met het kenmerk, dat een vlak door de draaiingsassen met een verticaal in de rijrichting gericht vlak een, gerekend 5 ten opzichte van de rijrichting, achterwaarts geopende hoek van ongeveer 50° insluit.
20. Landbouwmachine volgens een der conclusies 8 - 19, met het kenmerk, dat de tanden van de harkorganen buitenwaarts en ten opzichte van de draairichting van het bijbehorende 10 harkorgaan achterwaarts zijn gericht.
21. Landbouwmachine volgens een der conclusies 8 - 20, met het kenmerk, dat elk der schuin naar voren hellende draaiingsassen in een loodrecht opgesteld, in de rijrichting gericht vlak is gelegen.
22. Landbouwmachine volgens een der conclusies 8-21, met het kenmerk, dat de harkorganen in dezelfde draairichting worden aangedreven.
23. Landbouwmachine volgens een der conclusies 8-22, met het kenmerk, dat de met de grond in aanraking komende 20 tanden van elk harkorgaan over ongeveer de gehele voorste helft van hun baan met de grond in aanraking zijn. - 24. Landbouwmachine volgens een der conclusies 20 - 23, met het kenmerk, dat de om ongeveer tangentiaal gerichte zwenkassen vrij zwenkbare tanden door centrifugaalkrachten 25 in hun werkzame stand op de grond worden gehouden.
25. Landbouwmachine volgens een der conclusies 20 - 24, met het kenmerk, dat een neerwaartse beweging van de tanden vanuit hun uitsluitend door centrifugaalkrachten bepaalde stand door een aanslag wordt begrensd.
26. Landbouwmachine volgens een der conclusies 8-25, met het kenmerk, dat de machine tijdens bedrijf door onder de harkorganen opgestelde loopwielen wordt ondersteund die nabij het voorste deel van de tandenbaan van het betreffende harkorgaan zijn opgesteld en als zwenkwielen zijn uit-35 gevoerd.
27. Landbouwmachine volgens conclusie 26, met het ken merk, dat de uitslag van de om opwaartse assen zwenkbare zwenkwielen door ten minste één aanslag is beperkt. 8400715 * - 24 -
28. Landbouwmachine volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat voor elk zwenkwiel twee aanslagen zijn aangebracht, die een totale zwenkhoek van ongeveer 120° toelaten.
29. Landbouwmachine volgens een der conclusies 8-28, 5 met het kenmerk, dat, gerekend in de rijrichting, de draaiingsassen van dé harkorganen in een transportstand recht achter elkaar zijn gelegen.
30. Landbouwmachine volgens een der conclusies 8-29, met het kenmerk, dat de transportbreedte van de machine 10 uitsluitend door de totale diameter van een der harkorganen is bepaald.
31. Landbouwmachine volgens conclusie 29 of 30, met het kenmerk, dat in de transportstand het gesteldeel binnen de transportbreedte is gelegen.
32. Landbouwmachine volgens een der conclusies 8-31, met het kenmerk,, dat tijdens bedrijf de uitgaande as voor de aandrijving van de harkorganen nagenoeg in het verlengde van een de aftakas van de trekker en de ingaande as verbindende tussenas is gelegen. 20 33.· Landbouwmachine volgens een der conclusies 8-32, met het kenmerk, dat voor de aandrijving van de harkorganen bestemde ingaande as in bovenaanzicht ongeveer ter plaatse ✓ van een raaklijn is gelegen, die raakt aan de voorste delen van de door de tandpunten beschreven banen van de hark-25 organen.
34. Landbouwmachine volgens een der conclusies 9-33, met het kenmerk, dat de loodrecht op elkaar gerichte gestel-balken van het gesteldeel aandrijfassen voor de aandrijving van de harkorganen ondersteunen.
35. Landbouwmachine volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de gestelbalken in hun hoekpunt de ingaande as ondersteunen.
36. Landböuwmachine volgens conclusie 34 of 35, met het kenmerk, dat elk der aandrijfassen loodrecht op een draai-35 ingsas van een bijbehorend harkorgaan is gericht. 8400715
NL8400715A 1984-03-06 1984-03-06 Landbouwmachine. NL8400715A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8400715A NL8400715A (nl) 1984-03-06 1984-03-06 Landbouwmachine.
DE19853507413 DE3507413A1 (de) 1984-03-06 1985-03-02 Landmaschine, insbesondere kreiselheuwerbungsmaschine
GB08505624A GB2155298B (en) 1984-03-06 1985-03-05 An agricultural machine
FR858503291A FR2560737B1 (fr) 1984-03-06 1985-03-06 Faneuse andaineuse
US06/708,639 US4641491A (en) 1984-03-06 1985-03-06 Agricultural machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8400715A NL8400715A (nl) 1984-03-06 1984-03-06 Landbouwmachine.
NL8400715 1984-03-06

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8400715A true NL8400715A (nl) 1985-10-01

Family

ID=19843607

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8400715A NL8400715A (nl) 1984-03-06 1984-03-06 Landbouwmachine.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US4641491A (nl)
DE (1) DE3507413A1 (nl)
FR (1) FR2560737B1 (nl)
GB (1) GB2155298B (nl)
NL (1) NL8400715A (nl)

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL9100572A (nl) * 1991-04-03 1992-11-02 Lely Nv C Van Der Landbouwmachine.
FR2682006A1 (fr) * 1991-10-04 1993-04-09 Kuhn Sa Machine de fenaison, notamment une faneuse de vegetaux, avec au moins deux positions de travail.
FR2760315B1 (fr) * 1997-03-10 1999-04-30 Agram Andaineuse suspendue
US6272826B1 (en) 1999-04-29 2001-08-14 Sitrex S.R.L. Method and apparatus for positioning a hay rake
US6260629B1 (en) 1999-07-19 2001-07-17 Delmar Toth Swing hitch
DE10017967A1 (de) * 2000-04-12 2001-10-18 Claas Saulgau Gmbh Heuwerbungsmaschine
US6865873B2 (en) * 2002-06-21 2005-03-15 Sitrex S.R.L. Pull type V-shaped hay rake
US6834488B2 (en) 2002-11-22 2004-12-28 Sitrex S.R.L. Towable hay rake with an automatic steering mechanism
US6951253B1 (en) * 2004-03-16 2005-10-04 Superior Attachments, Inc. Animal bedding groomer
US8393040B2 (en) * 2008-03-31 2013-03-12 Superior Attachments, Inc. Animal bedding removal apparatus
FR3000870A1 (fr) * 2013-01-17 2014-07-18 Kuhn Machine de fenaison comportant un deflecteur perfectionne

Family Cites Families (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE251949C (nl) *
DE407670C (de) * 1922-12-03 1924-12-30 Bader & Salau Kessel fuer Beheizung mittels einer in einer vorgeschalteten Verbrennungskammer angeordneten Gasfeuerung
NL144814B (nl) * 1967-02-20 1975-02-17 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het bewerken van op de grond liggend gewas.
AT276838B (de) * 1967-10-20 1969-12-10 Fahr Ag Maschf Kreiselzettwender
US3529674A (en) * 1968-04-01 1970-09-22 Massey Ferguson Inc Foldable multiple section earthworking implement
FR1583948A (nl) * 1968-07-18 1969-12-05
NL7102932A (nl) * 1971-03-05 1972-09-07
BE791020A (nl) * 1971-11-09 1973-03-01 Texas Industries Inc Inrichting voor het verplaatsen van op de grond liggend gewas
NL7211072A (nl) * 1972-08-14 1974-02-18
NL7411126A (nl) * 1974-08-20 1976-02-24 Expert Nv Landbouwwerktuig voor het harken of spreiden van op het land liggend gewas, met een ver- beterd gestel.
NL158995C (nl) * 1975-02-04 1982-04-16 Zweegers P Landbouwwerktuig, voorzien van aandrijfbare harkwielen.
NL7512195A (nl) * 1975-10-17 1977-04-19 Zweegers P Hooibewerkingsmachine.
NL7607093A (nl) * 1976-06-29 1978-01-02 Texas Industries Inc Machine voor het bewerken van gewas.
FR2369786A1 (fr) * 1976-11-05 1978-06-02 Kuhn Sa Machine de fenaison combinee a dispositif de transposition perfectionne
FR2390825A1 (fr) * 1977-05-13 1978-12-08 Thomson Csf Cathode thermo-ionique a grille incorporee, son procede de fabrication et tube electronique comportant une telle cathode
FR2411553A1 (fr) * 1977-12-16 1979-07-13 Kuhn Sa Machine de fenaison perfectionnee
DE2919241A1 (de) * 1979-05-12 1980-11-13 Fella Werke Gmbh Heuwerbungsmaschine
DK156531B (da) * 1979-10-23 1989-09-11 Lely Nv C Van Der Rivemaskine
CH642817A5 (de) * 1980-06-04 1984-05-15 Poettinger Alois Maschf Heuwerbungsmaschine zum schwaden und zetten.
FR2548519B1 (fr) * 1983-07-07 1986-04-04 Kuhn Sa Perfectionnement aux machines de fenaison en vue de leur transport

Also Published As

Publication number Publication date
GB2155298B (en) 1988-03-02
GB8505624D0 (en) 1985-04-03
US4641491A (en) 1987-02-10
GB2155298A (en) 1985-09-25
DE3507413A1 (de) 1985-09-12
DE3507413C2 (nl) 1990-06-07
FR2560737A1 (fr) 1985-09-13
FR2560737B1 (fr) 1992-01-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8303201A (nl) Hooibouwmachine.
NL8104871A (nl) Hooibouwmachine.
NL8400715A (nl) Landbouwmachine.
NL193967C (nl) Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.
CA2542347A1 (fr) Machine agricole pour l&#39;andainage de produits se trouvant au sol
NL1003745C2 (nl) Machinecombinatie, hark en opneem- en verplaatsingsorgaan alsmede werkwijze.
US5862659A (en) Haymaking machine with at least one windrowing rotor
NL9400133A (nl) Schudmachine.
NL9402063A (nl) Hooibouwmachine.
EP0290059A2 (en) An implement for displacing crop
NL9100572A (nl) Landbouwmachine.
NL7909234A (nl) Hooibouwmachine.
NL7907081A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9300974A (nl) Hooibouwmachine.
NL1009947C2 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van op de grond liggend gewas.
NL9401965A (nl) Hooibouwmachine.
NL7904687A (nl) Inrichting voor het verplaatsen van op de grond liggend gewas.
NL1007236C2 (nl) Hooibouwmachine.
NL1006397C2 (nl) Werkwijze, alsmede een inrichting voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine.
NL9600003A (nl) Hooibouwmachine.
NL1006868C2 (nl) Hooibouwmachine.
NL8602066A (nl) Machine voor het bewerken van gewas.
NL8303200A (nl) Hooibouwmachine.
NL1009224C2 (nl) Inrichting voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.
NL8203202A (nl) Hooibouwmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable