NL9100572A - Landbouwmachine. - Google Patents

Landbouwmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9100572A
NL9100572A NL9100572A NL9100572A NL9100572A NL 9100572 A NL9100572 A NL 9100572A NL 9100572 A NL9100572 A NL 9100572A NL 9100572 A NL9100572 A NL 9100572A NL 9100572 A NL9100572 A NL 9100572A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
frame
agricultural machine
rod
working
pivotable
Prior art date
Application number
NL9100572A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=19859086&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL9100572(A) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL9100572A priority Critical patent/NL9100572A/nl
Priority to DE1992601581 priority patent/DE69201581T3/de
Priority to EP19920200920 priority patent/EP0507408B2/en
Publication of NL9100572A publication Critical patent/NL9100572A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D78/00Haymakers with tines moving with respect to the machine
    • A01D78/08Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
    • A01D78/10Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
    • A01D78/1007Arrangements to facilitate transportation specially adapted therefor
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D75/00Accessories for harvesters or mowers
    • A01D75/20Devices for protecting men or animals

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Description

LANDBOUWMACHINE
De uitvinding betreft een landbouwmachine, in het bijzonder een hooibouwmachine, met een aan een driepuntshef-inrichting van een trekker koppelbaar gestel dat een bewer-kingsorganen dragend gesteldeel omvat dat ten opzichte van een overig deel van het gestel tezamen met de bewerkings-organen om een opwaarts gerichte zwenkas vanuit een werkstand naar een transportstand, en omgekeerd, verzwenkbaar is.
Een dergelijke machine is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage nr. 8400715. De daarin beschreven machine heeft het nadeel dat, wanneer deze in de werkstand verkeert en in bedrijf is, personen die in de buurt van de werkzame bewerkingsorganen komen gevaar lopen verwondingen op te lopen. Ten einde dit risico te verminderen, heeft de landbouwmachine zoals deze in de aanhef is omschreven, het kenmerk, dat ten minste één beschermingsorgaan aanwezig is dat zodanig beweegbaar tussen het verzwenkbare gesteldeel en het overige deel van het gestel is aangebracht dat, wanneer het gesteldeel met de bewerkingsorganen vanuit de werkstand naar de transportstand, en omgekeerd, verzwenkt, het beschermingsorgaan automatisch vanuit een, een van de bewerkingsorganen afschermende stand naar een meer naar binnen gelegen positie beweegt, en omgekeerd.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren:
Fig. 1 is een bovenaanzicht van een uitvoerings-voorbeeld van een machine volgens de uitvinding;
Fig. 2 is een schematische aanduiding van een transportstand van de machine volgens figuur 1;
Fig. 3 en 4 tonen details van de in de figuren 1 en 2 afgebeelde machine.
Het in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoor-beeld van de hooibouwmachine volgens de uitvinding bezit een gestel 1 dat harkorganen 2 en 3 draagt. De machine beweegt zich voort in de rijrichting A en de harkorganen 2 en 3 worden bij dit uitvoeringsvoorbeeld in dezelfde draairichting B aangedreven. De harkorganen 2 en 3 worden door een de machine voortbewegende trekker aangedreven om opwaarts gerichte draaiingsassen 4, respectievelijk 5. Elk van deze draaiingsassen is gelegen in een verticaal, evenwijdig aan de rijrichting A gelegen vlak. De draaiingsassen 4 en 5 zijn elk, gerekend in opwaartse richting en ten opzichte van de rijriching A, voorwaarts hellend opgesteld en sluiten met een verticale lijn een hoek van ongeveer 5 - 15° in. Zoals uit fig. 1 blijkt, is de draaiingsas 4 van het harkorgaan 2, gezien in zijaanzicht en gerekend ten opzichte van de rijrichting A, op afstand vóór de draaiingsas 5 van het harkorgaan 3 opgesteld. De harkorganen 2 en 3 zijn identiek uitgevoerd. Het harkorgaan 3 is, gerekend ten opzichte van de rijrichting A, geheel achter een vlak door de hartlijn van de draaiingsas 4 opgesteld, dat zich dwars op de rijrichting A uitstrekt. De in de figuren getekende machine werkt als een zijaanvoerhark die gewas dat wordt opgenomen door het harkorgaan 2, aan het harkorgaan 3 doorgeeft en het aan de buitenzijde van het harkorgaan 3 in een zwad aflegt.
Het gestel 1 van de machine omvat een bok 6 die, gezien in de rijrichting A, de vorm heeft van een omgekeerde U, waarbij nabij de onderste einden van de benen van deze U-vormige bok bevestigingspunten 7 zijn aangebracht voor het bevestigen van de machine aan de onderste hefarmen van een driepuntshefinrichting van een trekker, terwijl nabij het bovenste punt van de U-vormige bok een bevestigingspunt 8 is aangebracht voor het bevestigen van de machine aan een bovenste hefarm van de genoemde driepuntshefinrichting. Aan de bok 6 is op starre wijze een trekarm 9 bevestigd, die zich -gezien in bovenaanzicht - loodrecht op een vlak uitstrekt waaraan de bok 6 evenwijdig is, dat wil zeggen, ongeveer evenwijdig aan de rijrichting A. De trekarm 9 is symmetrisch opgesteld ten opzichte van een verticaal, in de rijrichting A gericht symmetrievlak van de bok 6 en dat van de trekker. De trekarm 9 strekt zich vanaf de bok 6 in achterwaartse richting uit en bezit aan zijn achterste uiteinde een gaffel 10 waarin een zwenkas 11 is gelegerd die een vaste stand inneemt ten opzichte van de bok 6. Een de legeringen van de draaiingsassen 4 en 5 op starre wijze verbindende gestelbalk 12 is door middel van om de zwenkas 11 gelegerde steunen 13, die star met de balk 12 zijn verbonden, om de zwenkas 11 verzwenkbaar. De steunen 13 zijn ongeveer in het midden van de lengte van de gestelbalk 12 aangebracht en de zwenkas 11 is, in bovenaanzicht, ten opzichte van de rijrichting A op zeer korte afstand vóór de voorzijde van de gestelbalk 12 opgesteld, zodanig dat de zwenkas 11 midden in het gebied tussen de draaiingsassen 4 en 5 is gelegen.
De zwenkas 11 is zodanig opwaarts gericht dat zijn hartlijn, gerekend van beneden naar boven en ten opzichte van de rijrichting A, enigszins schuin achterwaarts helt en is opgesteld in een verticaal vlak dat in de rijrichting A is gericht.
De legeringen van de draaiingassen 4 en 5 van de harkorganen zijn, behalve door de gestelbalk 12, onderling star verbonden door middel van een tweetal gestelbalken 14 en 15, die - gerekend ten opzichte van de rijrichting A - vóór een vlak door de hartlijnen van de draaiingsassen 4 en 5 zijn gelegen. De gestelbalk 14 strekt zich vanaf de legering van het achterste harkwiel 3 in voorwaartse richting en tevens enigszins in de richting van het voorste harkwiel 2 uit. De gestelbalk 15 strekt zich vanaf de legering van het voorste harkwiel 2 in hoofdzaak zijwaarts in de richting van het voorste einde van de gestelbalk 14 uit. Zoals uit het bovenaanzicht in fig. 1 blijkt, sluiten de hartlijnen van de pijpvormige gestelbalken 14 en 15 onderling een hoek van 90° in. Het hoekpunt, waar de hartlijnen van de gestelbalken 14 en 15 elkaar loodrecht snijden, vormt samen met de draaiingsassen 4 en 5, gezien in bovenaanzicht, een rechthoekige driehoek.
De holle buisvormige gestelbalken 14 en 15 worden, behalve ter afsteuning van de harkorganen, gebruikt als steunmiddelen voor de aandrijvingen van de harkorganen 4 en 5. Zoals uit fig. 1 blijkt, wijkt de richting van de gestelbalk 14 slechts in betrekkelijk zeer geringe mate af van de richting van een tussenas 16, die een aftakas van de trekker verbindt met een ingaande as 17, die nabij het hiervoor genoemde hoekpunt tussen de gestelbalken 14 en 15 is opge steld en deel uitmaakt van een aandrijfkast 18, die nabij het hoekpunt tussen de gestelbalken 14 en 15 is aangebracht. Vanaf de aandrijfkast 18 lopen aandrijfassen door de gestelbalken 14 en 15 naar op zichzelf bekende tandwielkasten 19 en 20, die nabij de legeringen van de harkorganen 3, respectievelijk 2 zijn aangebracht. De delen 12, 14, 15, 18 vormen een gesteldeel, dat ten opzichte van het overige gestel 6, 9 om de zwenkas 11 verzwenkbaar is.
Voor het functioneren als gewasverplaatsende organen is het van belang dat elk harkorgaan, gezien in bovenaanzicht, symmetrisch is opgesteld ten opzichte van een verticaal, in de rijrichting A gelegen vlak dat een punt van de hartlijn van de draaiingsas omvat. Hieruit volgt onmiddellijk dat de gehele hartlijn van de draaiingsas in dat vlak moet zijn gelegen, zoals hiervoor reeds is aangeduid. Indien nu, gezien in zijaanzicht, de harkwielen geheel of gedeeltelijk achter elkaar zijn gelegen en men de aandrijvingen van de harkorganen om naar voren hellende draaiingsassen uit constructief oogpunt onder hoeken van 90° wenst te doen plaatsvinden, dan volgt hieruit dat bij aandrijving van de harkorganen vanuit één centraal punt (de ingaande as 17) de aandrijving 20 van het achterste harkorgaan 3 hoger boven het grondoppervlak is gelegen dan de aandrijving 19 van het voorste harkorgaan 2, indien de machine zich in de werkstand bevindt.
Gerekend ten opzichte van de rijrichting A, of gezien in zijaanzicht, ligt het gezamenlijke zwaartepunt van de harkorganen 2 en 3 en het verzwenkbare gesteldeel dat de harkorganen onderling verbindt op afstand van de schuin achterwaarts hellend opgestelde zwenkas 11 indien de machine zich in zijn werkstand bevindt. Het genoemde zwaartepunt van de delen 2, 3, 12, 14, 15, 18, 19 en 20 is in fig. 1 met het verwijzingscijfer 21 aangegeven. In dit uitvoeringsvoorbeeld ligt - gezien in dezelfde richting en gerekend ten opzichte van de rijrichting A - het zwaartepunt 21 op afstand vóór de zwenkas 11. Anders uitgedrukt, ligt het zwaartepunt 21 op afstand van het laagste punt van een cirkel die in een loodrecht op de hartlijn van de zwenkas gericht vlak ligt, het zwaartepunt omvat en het snijpunt van de hartlijn van de zwenkas en dit vlak tot middelpunt heeft.
Vanuit de in fig. 1 getekende werkstand van de machine kunnen de om de zwenkas 11 gezamenlijk verzwenkbare delen 2, 3, 12, 14, 15, 18, 19 en 20 van de machine in een in fig. 2 getekende transportstand worden verzwenkt. Hiertoe is op de bovenzijde van de gestelbalk 15 en aan de onderzijde van de trekarm 9 een vergrendelinrichting 22 aangebracht en wel op dat gedeelte van de gestelbalk 15 waar tijdens de genoemde verstelling van de machine de boven de gestelbalken 14, 15 gelegen trekarm 9 over de gestelbalk 15 zwenkt. Op de bovenzijde van de gestelbalk 15 is een grendelplaat 23 vastgelast, die van een tweetal onderling op afstand gelegen gaten 24 is voorzien. Door één van de gaten 24 kan een grendelpen 25 worden gestoken, die op- en neerwaarts verschuifbaar is bevestigd aan een zijkant van de trekarm 9. Het het meest nabij de draaiingsas 4 gelegen gat 24 is bestemd voor het vergrendelen in de in fig. 2 getekende transportstand, waarin de totale breedte van de machine - gezien in de rijrichting A - in verband met de wettelijke voorschriften voor transporten over de weg aanzienlijk is verminderd.
Tijdens bedrijf is de hooibouwmachine volgens de uitvinding ten opzichte van de trekker opgesteld zoals getekend in fig. 1. Daar het symmetrievlak van de trekarm 9 ongeveer samenvalt met het verticale symmetrievlak van de bok 6 en met het verticale langssymmetrievlak van de trekker en de zwenkas 11 ongeveer halverwege de afstand tussen de draaiingsassen 4 en 5 is opgesteld, zijn de harkorganen 2 en 3, gezien in de rijrichting A, ongeveer symmetrisch ten opzichte van de trekker gelegen. De op de aftakas van de trekker aangesloten tussenas 16 drijft de ingaande as 17 van de aandrijfkast 18 aan. Aangezien de hoek tussen de hartlijn van de tussenas 16 en die van de gestelbalk 14 zeer gering is (ongeveer 0 - 10°) en tevens de hoek tussen de hartlijn van de tussenas 16 en de aftakas van de trekker dezelfde geringe hoek beslaat, zijn buigende momenten die periodiek optreden in de in de tussenas 16 opgenomen universele koppelingen (waarvan de achterste nabij de ingaande as 17 ligt) zeer gering, zodat de belasting van het machinegestel ten gevolge van de aandrijving en daarmee tevens de grootte van de daaruit voortkomende reactiekrachten ter plaatse van de zwenkas 11 en de grendelpen 25, eveneens zeer gering zijn, waardoor een rustige loop van de machine kan worden verkregen. Tevens wordt door de aanwezigheid van de onderling een hoek van 90° insluitende gestelbalken 14 en 15, die - gerekend in de rijrichting A - vóór het vlak door de draaiingsassen 4 en 5 zijn gelegen, een geringe lengte van de tussenas 16 verkregen. De lengte van deze tussenas zou - indien de ingaande as 18 in het gebied tussen de draaiingsassen 4 en 5 zou zijn gelegen, zoals bij bekende machines van deze soort - zeer groot zijn, aangezien de afstand van de zwenkas 11 achter de trekker een bepaalde afmeting moet omvatten die bepaald wordt door de in fig. 2 getekende transportstand, welke vereist is om binnen de wettelijk voorgeschreven breedte bij transport over de weg te geraken.
Het door het harkorgaan 2 opgenomen gewas wordt in het gebied tussen de harkorganen 2 en 3 door het harkorgaan 2 afgegeven en door het harkorgaan 3 opgenomen, vervolgens in de richting B door het harkorgaan 3 aan de zijkant van het harkorgaan 3 afgelegd tegen een zwadbord 26 en, geleid door een zwadbord 27, in een zwad aan de zijkant van de machine afgelegd. Het zwadbord 26 is scharnierbaar rond een as 28 aangebracht en kan, wanneer de machine in de in fig. 2 afge-beelde transportstand wordt gebracht, worden opgeklapt boven de machine. De breedte van het af te leggen zwad kan voorts worden ingesteld met behulp van een verstelement 29.
Zoals reeds vermeld, is het gemeenschappelijke zwaartepunt van de gestelbalken 12, 14 en 15, de aandrijfkast 18, de tandwielkasten 19 en 20 en de harkorganen 2 en 3 aangegeven met het verwijzingscijfer 21. Gezien in zijaanzicht en loodrecht op de rijrichting A, is het zwaartepunt 21, gerekend ten opzichte van de rijrichting, op afstand vóór de hartlijn van de zwenkas 11 gelegen. Verder is reeds aangegeven, dat de zwenkas 11 in een verticaal in de rijrichting A gelegen vlak ligt en, gerekend in opwaartse richting, schuin achterwaarts hellend is opgesteld. Indien nu de gehele machine wordt geheven (door middel van het heffen van de driepuntshefinrichting van de trekker) vanuit de in fig. 1 weergegeven werkstand en wel over een zodanige hoogte dat de onderzijden van de, overigens niet afgebeelde, loopwielen juist vrij zijn van de grond (zodat de helling van de zwenkas 11 vrijwel ongewijzigd is gebleven) zal na ontgrendeling door het verwijderen van de grendelpen 25 uit het op de werkstand betrekking hebbende gat 24 van de grendelplaat 23, het gehele verzwenkbare deel 2, 3, 12, 14, 15, 18, 19, 20 automatisch vanuit de werkstand verdraaien in de richting van de stand volgens fig. 2, omdat het zwaartepunt 21 in de richting van het laagste punt van zijn om de zwenkas 11 gelegen baan wil verdraaien. Na ontgrendeling van de grendelpen 25 behoeft de bedieningspersoon geen grote krachten uit te oefenen om het verzwenkbare deel in de transportstand te zwenken, doch slechts de automatische verzwenking tijdig te stoppen, ten einde de grendelpen 25 in het voor de transportstand bestemde gat 24 te steken. In de in fig. 2 getekende stand bedraagt de totale transportbreedte van de machine, bij de hierboven gegeven maatvoering, ongeveer 3 m. Gemeten in een richting evenwijdig aan de rijrichting A, is de lengte van het samenstel van de beide harkorganen 2 en 3 van een waarde van 324 cm in de werkstand, vermeerderd tot ongeveer 368 cm in de transportstand volgens fig. 2.
Indien de machine moet worden versteld vanuit de transportstand volgens fig. 2 naar de werkstand volgens fig. 1, wordt de machine door middel van het heffen van de hef-inrichting van de trekker over een zodanige hoogte geheven dat de richting van de hartlijn van de zwenkas 11 van, gerekend in opwaartse richting, achteroverhellend naar vooroverhellend is gewijzigd. De tussenas 16 is eerst van de ingaande as 17 losgenomen en aan het het meest nabijgelegen verticale been van de bok 6 opgehangen. Deze wijziging van de richting van de hartlijn van de zwenkas 11 is zonder meer een gevolg van de dimensionering van de voor trekkers gebruikelijke hefinrichtingen. Daar de zwenkas 11 nu, gerekend in opwaartse richting, vooroverhelt, zal het verzwenkbare samenstel na ontgrendeling door het losnemen van de grendelpen 25, nu automatisch terugverzwenken in de richting van de werkstand volgens fig. 1, zodat slechts de grendelpen in het voor de werkstand bestemde gat 24 dient te worden gestoken ten einde de machineverstelling te voltooien.
De machine zoals deze is afgebeeld in de figuren 1 en 2, is voorts voorzien van twee beschermingsorganen 30, 31, welke zodanig beweegbaar tussen het verzwenkbare gesteldeel 12, 14, 15, 18, 19, 20 en het overige deel van het gestel 6, 9 is aangebracht dat, wanneer het gesteldeel met de hark-organen 2, 3 vanuit de in fig. 1 afgebeelde werkstand naar de in fig. 2 afgebeelde transportstand, en omgekeerd, verzwenkt, de beschermingsorganen 30, 31 automatisch vanuit een de hark-organen 2, 3 afschermende stand naar een meer naar binnen gelegen positie beweegt, en omgekeerd. De beschermingsorganen 30, 31 worden gevormd door de harkorganen 2, 3 en de de voorzijde afschermende, scharnierbaar met de bok 6 verbonden stangvormige elementen 32, 33.
Het stangvormige element 32 is hier gevormd door een rechte stang; voldoende is echter dat deze over ten minste een deel een recht verloop heeft en met dit rechte deel door een glijmof 34 beweegbaar is. De glijmof 34 is vast met het verzwenkbare gesteldeel en in het bijzonder met de aandrijfkast 18 verbonden onder tussenkomst van een draag-stang 35.
Het stangvormig element 33 is hier gevormd door een gebogen stang, die scharnierbaar is verbonden met het ene einde van een draagstang 36. Deze draagstang 36 is aan het andere einde scharnierbaar verbonden met het verzwenkbare gesteldeel en in het bijzonder met de aandrijfkast 18.
Wanneer de in de werkstand verkerende machine naar de transportstand verzwenkt, wordt de aandrijfkast 18 ten opzichte van de zwenkas 11 enigszins schuin naar achteren gedraaid. Als gevolg hiervan beweegt de glijmof 34, welke immers via de draagstang 35 vast met de aandrijfkast 18 is verbonden, naar achteren en daarbij tegelijk enigszins naar binnen, dat wil zeggen in de richting van de lengteas van de trekarm 9. Het in de glijmof 34 beweegbare stangvormige element wordt daarbij rond het bevestigingspunt op de bok 6 naar binnen verdraaid. Wordt de aandrijfkast 18 enigszins schuin naar achteren gedraaid, dan wordt het stangvormig element 33 door de draagstang 35 in binnenwaartse richting getrokken. In de transportstand bevindt zich daarbij het stangvormig element 33 boven het harkorgaan 2. Alvorens de machine in de transportstand te brengen, dient het zwadbord 26 eerst te worden opgeklapt.

Claims (6)

1. Landbouwmachine, in het bijzonder een hooibouw-machine, met een aan een driepuntshefinrichting van een trekker koppelbaar gestel dat een bewerkingsorganen dragend gesteldeel omvat dat, ten opzichte van een overig deel van het gestel, tezamen met de bewerkingsorganen om een opwaarts gerichte zwenkas vanuit een werkstand naar een transport-stand, en omgekeerd, verzwenkbaar is, met het kenmerk, dat ten minste één beschermingsorgaan aanwezig is, dat zodanig beweegbaar tussen het verzwenkbare gesteldeel en het overige deel van het gestel is aangebracht, dat, wanneer het gesteldeel met de bewerkingsorganen vanuit de werkstand naar de transportstand, en omgekeerd, verzwenkt, het beschermingsorgaan automatisch vanuit een, een van de bewerkingsorganen afschermende stand naar een meer naar binnen gelegen positie beweegt, en omgekeerd.
2. Landbouwmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het beschermingsorgaan wordt gevormd door een scharnierbaar met het overige deel van het gestel verbonden stangvormig element.
3. Landbouwmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het stangvormig element over ten minste een deel een recht verloop heeft en met dit rechte deel door een glijmof beweegbaar is, welke glijmof vast is verbonden met het verzwenkbare gesteldeel.
4. Landbouwmachine volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de glijmof met het verzwenkbare gesteldeel is verbonden onder tussenkomst van een draagstang.
5. Landbouwmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een draagstang aanwezig is, die scharnierend is verbonden met enerzijds het verzwenkbaar gesteldeel en anderzijds met het stangvormig element.
6. Landbouwmachine volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de draagstang is verbonden met een deel van het verzwenkbare gesteldeel uitmakende aandrijfkast, via welke de aandrijving vanuit een aankoppelbare aftakas van een trekker naar de bewerkingsorganen verloopt.
NL9100572A 1991-04-03 1991-04-03 Landbouwmachine. NL9100572A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9100572A NL9100572A (nl) 1991-04-03 1991-04-03 Landbouwmachine.
DE1992601581 DE69201581T3 (de) 1991-04-03 1992-04-01 Landwirtschaftliche Maschine.
EP19920200920 EP0507408B2 (en) 1991-04-03 1992-04-01 An agricultural machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9100572 1991-04-03
NL9100572A NL9100572A (nl) 1991-04-03 1991-04-03 Landbouwmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9100572A true NL9100572A (nl) 1992-11-02

Family

ID=19859086

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9100572A NL9100572A (nl) 1991-04-03 1991-04-03 Landbouwmachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0507408B2 (nl)
DE (1) DE69201581T3 (nl)
NL (1) NL9100572A (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2726152B1 (fr) * 1994-10-28 1997-01-24 Kuhn Sa Machine agricole destinee a la coupe de vegetaux avec dispositif de protection perfectionne
DE9417375U1 (de) * 1994-10-29 1995-01-19 Claas Saulgau Gmbh Kreiselschwader
FR2746577B1 (fr) * 1996-03-29 1998-05-29 Kuhn Sa Machine de fenaison comportant un dispositif de protection deplacable
DE19918194A1 (de) * 1999-04-22 2000-10-26 Claas Saulgau Gmbh Heuwerbungsmaschine mit verstellbarem Prallelement
NL1031873C1 (nl) * 2006-05-02 2007-11-05 Maasland Nv Hooibouwmachine.

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7607093A (nl) * 1976-06-29 1978-01-02 Texas Industries Inc Machine voor het bewerken van gewas.
NL188013B (nl) * 1981-12-22 1991-10-16 Lely Nv C Van Der Landbouwwerktuig.
NL8400715A (nl) * 1984-03-06 1985-10-01 Lely Nv C Van Der Landbouwmachine.
DE3784328T2 (de) * 1986-12-23 1993-07-29 Lely Nv C Van Der Landmaschine.
DE8709233U1 (nl) * 1987-03-20 1987-12-10 Khd Agrartechnik Gmbh, 7702 Gottmadingen, De
DE8807510U1 (nl) * 1988-06-09 1989-07-06 Alois Poettinger Landmaschinen-Gesellschaft Mbh, 8900 Augsburg, De

Also Published As

Publication number Publication date
DE69201581D1 (de) 1995-04-13
EP0507408B1 (en) 1995-03-08
EP0507408A1 (en) 1992-10-07
DE69201581T3 (de) 2001-09-13
DE69201581T2 (de) 1995-11-09
EP0507408B2 (en) 2001-03-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6658828B2 (en) Mowing implement including mowing units connected to carrier frame exclusive of windrowing device
IE49688B1 (en) Support and arrangement for tractor mounted machines
DK166936B1 (da) Meje- og hoemaskine
US5507139A (en) Crop aerator having a pivoted header frame
CA1256706A (en) Swather with twin headers
NL8104871A (nl) Hooibouwmachine.
CA2542347A1 (fr) Machine agricole pour l'andainage de produits se trouvant au sol
NL1036352C2 (nl) Tophef aankoppeling.
NL193967C (nl) Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.
NL8400715A (nl) Landbouwmachine.
NL8701767A (nl) Cirkelhooioogstmachine.
NL9100572A (nl) Landbouwmachine.
NL9400133A (nl) Schudmachine.
NL8105770A (nl) Landbouwwerktuig.
NL9301441A (nl) Maaimachine.
NL8801039A (nl) Maaimachine.
NL8800409A (nl) Inrichting voor het verplaatsen van gewas.
NL8001263A (nl) Landbouwwerktuig, in het bijzonder grondbewerkingsmachine.
NL7907081A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL2008876C2 (nl) Landbouwwerktuig.
NL8602289A (nl) Maaimachine.
NL194025C (nl) Inrichting voor het verzamelen van hooi.
NL8102676A (nl) Aansluitinrichting voor het opzij aanbrengen van een landbouwwerktuig aan de achterzijde van een trekker.
NL9300974A (nl) Hooibouwmachine.
NL1022564C2 (nl) Hooibouwmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed