NL9400133A

NL9400133A - Schudmachine.

Info

Publication number: NL9400133A
Application number: NL9400133A
Authority: NL
Inventors: Cornelis Van Der Lely
Original assignee: Maasland Nv
Priority date: 1994-01-28
Filing date: 1994-01-28
Publication date: 1995-09-01
Also published as: DE69531750T2; DE69526373D1; EP0848900A1; DE69526373T2; EP0664948B1; EP0664948A1; EP0848900B1; DE29521652U1; DE69531750D1

Description

SCHUDMACHINE

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een schudmachine voor het schudden van op de grond liggend gewas, zoals hooi, voorzien van een gestel met aandrijfbare, roterende bewerkingsorganen met tanden.

Dergelijke schudders zijn bekend. Het transport van zulke machines over openbare wegen levert met name bij relatief grote werkbreedten echter complicaties op. Overeenkomstig de uitvinding kunnen deze op gunstige wijze worden voorkomen wanneer de schudder twee of meer aparte schudeenheden omvat, die tijdens bedrijf op afstand van elkaar aan een trekker koppelbaar zijn. Een dergelijke constructie heeft onder meer het voordeel dat de werkbreedte van de machine op relatief eenvoudige wijze aan de omstandigheden kan worden aangepast.

Overeenkomstig een bijzonder aspect van de uitvinding, is een groep bewerkingsorganen voorzien van koppelpun-ten om deze aan de koppelinrichting van de trekker te koppelen, terwijl de machine een tweede koppelinrichting omvat om een tweede groep bewerkingsorganen aan de voorzijde van de trekker te koppelen. De uitvinding omvat dan ook eveneens een schudmachine voor het schudden van op de grond liggend gewas, voorzien van een gestel met aandrijfbare, roterende bewerkingsorganen met tanden, waarbij een groep bewerkingsorganen is voorzien van koppelpunten om deze aan de koppelinrichting van een trekker te koppelen, terwijl de machine een tweede inrichting omvat om een tweede groep bewerkingsorganen aan de voorzijde van de trekker te koppelen.

Volgens een bijzondere uitvoering van de uitvinding kunnen schudmachines met een grote werkbreedte op voordelige wijze in een transportstand worden gebracht wanneer een bewerkingsorgaan voor het bereiken van de transportstand verzwenkbaar is om een verticale en een horizontale as. De uitvinding omvat dan ook tevens een schudmachine voor het schudden van op de grond liggend gewas, zoals hooi, voorzien van een gestel met aandrijfbare, roterende bewerkingsorganen met tanden, waarbij een bewerkingsorgaan voor het bereiken van de transportstand verzwenkbaar is om een verticale en een horizontale as. Hierbij is het volgens de uitvinding gunstig wanneer het voorste gestel van de schudmachine aan ten minste één zijde van het verticale vlak door de in de rijrichting gelegen middellijn van de machine ten minste drie in de rijrichting A georiënteerde scharnierassen omvat, van welke de derde, geteld vanaf de middellijn M, zich in de nabijheid van een in hoofdzaak opwaarts gerichte zwenkas bevindt. Tevens kan, weer volgens een ander aspect van de uitvinding, een gunstige transportstand worden bereikt wanneer de opwaarts gerichte zwenkas binnen de grootste omtrekscirkel van een, gerekend vanuit het midden vanaf de middellijn M van de machine, eerste bewerkingsorgaan is opgesteld. Volgens de uitvinding wordt hierbij verder een gunstige uitvoering gerealiseerd wanneer de bewerkingsorganen zijn aangebracht aan het uiteinde van een arm die twee ten opzichte van elkaar, om een in de rijrichting georiënteerde as verzwenkbare armdelen van althans in hoofdzaak gelijke lengte omvat.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuur 1 toont in een bovenaanzicht een machine volgens de uitvinding, in gekoppelde toestand met de voorste en achterste hefinrichting van een trekker;

Figuur 2 is een gedeeltelijk aanzicht volgens de pijl II in figuur 1;

Figuur 3 is een bovenaanzicht van de machine volgens figuur 1, waarbij deze in de transportstand is gebracht;

Figuur 4 is een bovenaanzicht van de machine, die zich in gekoppelde toestand aan een trekker in de voorkeurstransport stand volgens figuur 3 bevindt;

Figuur 5 is een bovenaanzicht van de bedrijfsstand van een alternatieve uitvoering van de machine volgens de uitvinding en geeft in onderbroken lijnen de transportstand van de machine weer;

Figuur 6 is een vooraanzicht volgens de pijl VI in figuur 5 en geeft een werkstand van de machine volgens figuur 5 weer;

Figuur 7 geeft in een vooraanzicht volgens de pijl VI in figuur 5 de transportstand van de machine weer.

Overeenkomstige delen in de figuren zijn met gelijke verwijzingscijfers aangegeven. Verder is de uitvinding geenszins beperkt tot de hier afgebeelde en beschreven uitvoeringsvormen; deze dienen slechts ter illustratie van de uitvindingsgedachte.

Figuur 1 toont een hooibouwmachine 1 die geschikt is voor het schudden van gewas en een eerste en een tweede, ofwel voorste, respectievelijk achterste gestel 2, 3 omvat. Het tweede gestel 2 omvat zes op zichzelf bekende bewer-kingsorganen 4 die elk met een aangrenzend opgesteld bewer-kingsorgaan 4 paarsgewijs samenwerken. Elk van de bewerkings-organen 4 is draaibaar om een in hoofdzaak opwaarts gerichte en in het gestel 2, 3 gelegerde aandrijfbare rotatieas. Elk van de bewerkingsorganen 4 is voorzien van bewerkingselemen-ten, zoals tanden, die op het te schudden gewas ingrijpen. De bewerkingsorganen 4 omvatten in de in de figuren weergegeven voorkeursuitvoering acht armen 7 voor het dragen van dergelijke bewerkingselementen 6. Deze armen 7 worden gedragen en onderling in hun verband gehouden door een om de genoemde rotatieas aangebrachte, het centraal gelegen uiteinde van een arm 7 overkappende hoed 8. Elk der bewerkingsorganen 4 is ten opzichte van de bodem afgesteund door een steunelement 9, bij voorkeur een wiel, zoals bijvoorbeeld in figuur 2 is weergegeven. Tevens is met uitzondering van de twee centraal gelegen bewerkingsorganen 4, elk der bewerkingsorganen 4 ten behoeve van een optimale bodemaanpassing beweegbaar om een in hoofdzaak in de rijrichting A georiënteerde zwenkas 10 die in het gestel 2, 3 is aangebracht aan de het meest nabij de middellijn M van de machine gelegen zijde van een betreffend bewerkingsorgaan 4. Volgens de uitvinding bevindt deze plaats zich bij voorkeur boven de opwaarts gerichte draaiingsas van een naburig gelegen bewerkingsorgaan 4. Het achterste gestel 3 van de machine is via een op zichzelf bekende aankoppelbok met de achterste hefin-richting van een trekker verbonden. Het gestel 3 is, gezien in bovenaanzicht, via een trapeziumvormige scharnierconstruc- tie met de driepuntsbok verbonden, zodanig dat de afstand tussen de achterste scharnierassen het grootst is. Een dergelijke opstelling zorgt ervoor dat de machine op stabiele wijze de trekker volgt.

Het voorste gestel 2 van de machine 1 omvat een centraal gesteldeel 12 dat via een daarop aangebrachte driepuntsbok op bekende wijze gekoppeld is met de voorste drie-puntshefinrichting van de trekker. Op een afstand die overeenkomt met de grootste omtrekscirkel van een bewer-kingsorgaan 4, gerekend vanaf het door de middellijn M denkbare verticale vlak, is om een in de rijrichting A georiënteerde zwenkas 14 een tot het voorste gestel 2 behorend tussengesteldeel 13 zwenkbaar verbonden. Aan het uiteinde van een tussengesteldeel 13 is scharnierbaar om een in de rijrichting gelegen zwenkas 15 een verder gesteldeel 16 met een groep van één paar bewerkingsorganen 4 aangebracht. De zwenkas 15 is hierbij gepositioneerd nabij, doch bij voorkeur binnen de grootste omtrekscirkel van het betreffende binnenste bewerkingsorgaan 4 van een genoemd paar. Het buitenste van een genoemd paar bewerkingsorganen is ten opzichte van het binnenste bewerkingsorgaan 4 daarvan beweegbaar om een in de rijrichting A georiënteerde zwenkas 17, die twee delen van het verdere gesteldee L 16 verbindt. Evenals de bewerkingsorganen 4 van het achterste machinegestel 3 zijn de bewerkingsorganen van het voorste machinegestel 2 aandrijfbaar via aansluiting van het betreffende machinedeel 2 op de aandrijf-inrichting van de trekker, in het bijzonder op een voorste aftakas daarvan. De aandrijving kan volgens de uitvinding vervolgens via hetzij hydraulische leidingen in geval van de hydraulische aandrijving, hetzij via een centraal aangebrachte tandwielkast met haakse overbrenging via in het gestel 2, 3 aangebrachte en gelegerde asdelen naar de bewerkingsorganen 4 worden geleid.

Figuur 3 toont in een vooraanzicht schematisch de transportstand van het voorste machinedeel 2. Hierbij is het tussengesteldeel 13 in een in hoofdzaak verticale toestand verzwenkt, strekt een eerste deel van het verdere gesteldeel 16 zich horizontaal uit, en is het daarmee verbonden bewer- kingsorgaan 4 ondersteboven opgesteld. In de transportstand is verder het buitenste deel van het verdere gesteldeel 16 in verticale richting verzwenkt, en is het buitenste bewer-kingsorgaan 4 tussen het verticale vlak door de middellijn M en het tussengesteldeel 13 opgesteld. Figuur 3 geeft in de gestippelde lijnen tevens een schuine tussenstand van het tussengesteldeel 13 aan, waarin dit deel kan worden vastgezet. In deze stand zijn de aan dit deel bevestigde bewerkingsorganen van de grond af geheven om zodoende bijvoorbeeld tijdelijk de werkbreedte van de machine aan de omstandigheden op het veld aan te passen en op de kopakker vlotter te kunnen keren.

Figuur 4 toont in een bovenaanzicht de transportstand van de gehele machine. In de transportstand bedraagt de grootste breedte van de machine 2.95 m, hetgeen binnen de in vele landen wettelijk vastgestelde transportbreedte van 3 meter ligt. De betreffende gesteldelen van de twee buitenste paren bewerkingsorganen 4 van het achterste machinedeel 3 zijn althans voor een deel opwaarts gericht. Een het meest buiten gelegen deel van het achterste gestel 3 kan volgens de uitvinding hetzij opwaarts gericht zijn, hetzij opwaarts en naar het verticale vlak door de middellijn M gericht zijn en daarbij haast tegen het andere buitenste bewerkingsorgaan 4 aanleunend, hetzij over 90° of meer ten opzichte van het betreffende, op één na buitenste bewerkingsorgaan verzwenkt zijn.

Het voorste machinedeel 2 wordt met behulp van in de machine aangebrachte bedieningselementen, zoals hydraulische cilinders, in zijn transportstand gebracht door eerst het het meest buiten gelegen gesteldeel over 90° opwaarts te verzwenken, vervolgens het daaraan grenzende gesteldeel om de as 15 over eveneens 90° en vervolgens het tussengesteldeel 13 om de as 14 over eveneens 90°. De bewerkingsorganen hebben in de onderhavige uitvoering elk een diameter van ongeveer 160 cm en een overlap van ongeveer 25 cm. Hierdoor bereikt de machine een totale werkbreedte van veertien meter ofwel elf meter bij uitschakeling van één helft van het voorste machinedeel en acht meter bij uitschakeling van beide voorste machinedelen.

De figuren 5-7 geven volgens een alternatieve uitvoering van de uitvinding eveneens een constructie weer voor het bereiken van de transportstand van schudmachines met eenr hierboven eerder genoemde, zeer grote breedte. In deze uitvoering omvat het voorste gestel 3 van de machine een centraal gesteldeel 19. Hieraan zijn, symmetrisch ten opzichte van het verticale vlak door de middellijn M van de machine, via een uit twee ten opzichte van elkaar om een in de rijrichting A georiënteerde zwenkas 24 scharnierbare delen 21, 22 van vrijwel gelijke lengte bestaande arm 20, twee op afstand van elkaar opgestelde groepen met elk ten minste twee bewerkingsorganen 4 aangebracht. De gehele arm 20 die dwars op de rijrichting A is georiënteerd, is scharnierbaar om een althans in hoofdzaak in de rijrichting A georiënteerde zwenkas 23 die op geringe afstand van het verticale vlak door de middellijn M in het centrale gesteldeel 19 is gelegerd. Bij voorkeur zijn de zwenkassen 23 binnen de maximale breedte van een standaard driepuntshefinrichting aangebracht. Aan het buitenste uiteinde van een gestelarm 20 is, scharnierbaar om een in hoofdzaak in de rijrichting A georiënteerde zwenkas 25 en om een in hoofdzaak opwaarts gerichte zwenkas 26 (figuur 6) een groep van ten minste één paar onderling samenwerkende bewerkingsorganen 4 verzwenkbaar aangebracht. Evenals bij de eerder genoemde uitvoeringsvorm sluit het binnenste bewerkingsorgaan 4 van een dergelijke groep in werking aan op het buitenste bewerkingsorgaan 4 van een tot het tweede gestel 3 behorende greep, Op elk der gestelarmen 20 is een vanuih de trekkercabine te activeren bedieningsorgaan werkzaam, met behulp waarvan het eerste deel 21 van de gestelarm 20 opwaarts verzwenkbaar is en de groep bewerkingsorganen 4 door middel van scharnieren van het tweede armdeel 22 om de zwenkassen 24 en 25, in de richting van de middel lijn M bewogen wordt. Hiertoe zijn in deze uitvoering de steunelementen 9 bij voorkeur als zwenkwielen uitgevoerd. In de onderhavige uitvoering kan vervolgens, na ontgrendeling van de groep buitenste bewerkingsorganen 4 uit hun stand in een Lijn dwars op de rijrichting A, de groep handmatig, dan wel door toepassing van een bedieningselement, over 90° in voorwaartse richting om de as 26 worden verzwenkt. De bewerkingsorganen 4 van een groep bevinden zich na een dergelijke verzwenking om de opwaarts gerichte as 26 in de rijrichting A achter elkaar in een lijn in de rijrichting A. Bij transport op het veld is een dergelijke verzwenking uiteraard niet nodig en kan worden volstaan met het in opwaartse stand verzwenken van de gestelarm 20 en het heffen van de voorste hefinrichting van de trekker. Evenals in het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 1-4, overtreft de maximale breedte voor transport van de machine over de openbare weg niet de breedte van twee bewerkingsorganen, waarvan de omtrekcirkels elkaar overlappen en blijft de transportbreedte van de machine daarmee binnen de veelal wettelijk vastgestelde maximale transportbreedte van drie meter. In de onderhavige uitvoering is de transportbreedte 2.95 meter.

De uitvinding is niet beperkt tot hetgeen hiervoor is beschreven, maar heeft ook betrekking op alle details in de tekeningen. De uitvinding heeft verder betrekking op allerlei alternatieven in de constructie, uiteraard vallende binnen de bewoordingen van de conclusies.

Claims

1. Schudmachine voor het schudden van op de grond liggend gewas, zoals hooi, voorzien van een gestel (2, 3) met aandrijfbare, roterende bewerkingsorganen (4) met tanden (6), met het kenmerk, dat de schudder twee of meer aparte schud-eenheden (2, 3, 4) omvat die tijdens bedrijf op afstand van elkaar aan een trekker zijn aangebracht.

2. Schudmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een groep bewerkingsorganen (4) is voorzien van koppel-punten om deze aan de koppelinrichting van een trekker te koppelen, terwijl de machine een tweede koppelinrichting omvat om een tweede groep bewerkingsorganen (4) aan de voorzijde van de trekker te koppelen.

3. Schudmachine voor het schudden van op de grond liggend gewas, voorzien van een gestel met aandrijfbare, roterende bewerkingsorganen (4) met tanden (6), met het kenmerk, dat een groep bewerkingsorganen (4) is voorzien van koppelpunten om deze aan de koppelinrichting van een trekker te koppelen, terwijl de machine een tweede koppelinrichting omvat om een tweede groep bewerkingsorganen (4) aan de voorzijde van de trekker; te koppelen.

4» Schudmachine volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat een groep bewerkingsorganen kan worden uitgeschakeld door het de bev/erkingsorganen dragende gestel (13) in een stand schuin omhoog te brengen.

5, Schudmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een gestel (2) twee groepen bewerkingsorganen (4) omvat, die in werkzaamheid elk op een uiteinde van een groep bewerkingsorganen (4) van een ander gestel (3) van de machine aansluiten.

6- Schudmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een groep bewerkingsorganen (41 telkens één of meer paren omvat.

7. Schudmachine vol gens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine een werkbreedte van ongeveer veertien meter heeft.

8. Schudmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine bewerkingsorganen (4) omvat, waarvan er ten minste één ten behoeve van het transport ondersteboven kan worden geplaatst.

9. Schudmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een roteerbaar bewerkings-orgaan acht tandarmen (7) heeft.

10. Schudmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine een gestel (3) met een groep in werkzaamheid op elkaar aansluitende bewerkingsorganen (4) omvat, welk gestel is bestemd voor aankoppe-ling aan een voorste of achterste koppel inrichting van een trekker, en dat de machine een verder gestel (2) omvat, bestemd voor aankoppeling aan de andere voorste of achterste koppelinrichting van dezelfde trekker, welk verder gestel ten minste één groep bewerkingsorganen (4) omvat, die in werkzaamheid aansluit op de groep bewerkingsorganen (4) van het andere gestel (3).

11. Schudmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de totale werkbreedte van de machine veertien meter bedraagt, elf meter na uitschakeling van één groep bewerkingsorganen (4) en acht meter na uitschakeling van twee groepen bewerkingsorganen.

12. Schudmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verdere gesteIdee1 in een transportstand wordt gebracht door het opklappen van één of meer nabij een buitenste gesteluiteinde gelegen gestel-delen (16), vervolgens één of meer middelste gesteldelen (16) en daarna het aan het van een aanbouwbok voorziene gesteIdee1 (12) grenzende gesteldeel (13).

13. Schudmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een bewerkingsorgaan (4) voor het bereiken van de transportstand verzwenkbaar is om een verticale (26) en een horizontale (25) as.

14. Schudmachine voor het schudden van op de grond liggend gewas, zoals hooi, voorzien van een gestel (2, 3) met aandrijfbare, roterende bewerkingsorganen (4) met tanden (6), met het kenmerk, dat een bewerkingsorgaan (4) voor het bereiken van de transportstand verzwenkbaar is om een verticale as (26) en horizontale as (25).

15. Schudmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voorste gestel (2) van de machine aan ten minste één zijde van het verticale vlak door de middellijn M, ten minste drie in de rijrichting A georiënteerde scharnierassen (23 - 25) omvat, van welke de derde (25), geteld vanaf de middellijn M, zich in de nabijheid van een in hoofdzaak opwaarts gerichte zwenkas (26) bevindt.

16. Schudmachine volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de opwaarts gerichte zwenkas (26) is opgesteld binnen de grootste omtrekscirkel van een, gerekend vanuit het middellijn M van de machine, eerste bewerkingsorgaan (4).

17. Schudmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een groep bewerkingsorganen (4) om een in hoofdzaak opwaarts gerichte as voor het bereiken van de transportstand vanuit de werkstand in voorwaartse richting wordt verzwenkt, waarbij de derde, in de rijrichting georiënteerde zwenkas (25) naar een positie in de nabijheid van de eerste in de rijrichting A georiënteerde as (23) wordt verplaatst.

18. Schudmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies en/of één of meer der kenmerken zoals weergegeven in de beschrijving en/of de figuren.