NL1006397C2 - Werkwijze, alsmede een inrichting voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine. - Google Patents

Werkwijze, alsmede een inrichting voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL1006397C2
NL1006397C2 NL1006397A NL1006397A NL1006397C2 NL 1006397 C2 NL1006397 C2 NL 1006397C2 NL 1006397 A NL1006397 A NL 1006397A NL 1006397 A NL1006397 A NL 1006397A NL 1006397 C2 NL1006397 C2 NL 1006397C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
agricultural machine
working
machine
machine according
members
Prior art date
Application number
NL1006397A
Other languages
English (en)
Inventor
Alfonsus Jacobus Van Den Engel
Original Assignee
Maasland Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Maasland Nv filed Critical Maasland Nv
Priority to NL1006397A priority Critical patent/NL1006397C2/nl
Priority to DE1998604542 priority patent/DE69804542T2/de
Priority to EP19980201912 priority patent/EP0887010B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1006397C2 publication Critical patent/NL1006397C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D78/00Haymakers with tines moving with respect to the machine
    • A01D78/08Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
    • A01D78/10Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
    • A01D78/1078Having only one row of rotors arranged on the same horizontal line perpendicular to the advance direction of the machine

Description

WERKWIJZE, ALSMEDE EEN INRICHTING VOOR HET VERSTELLEN VAN EEN LANDBOUWMACHINE/ ZOALS EEN HOOIBOUWMACHINE.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verstellen van een landbouwmachine/ zoals een 5 hooibouwmachine, in het bijzonder schudder, volgens de aanhef van conclusie 1, alsmede op een landbouwmachine/ zoals een hooibouwmachine, in het bijzonder schudder, volgens de aanhef van conclusie 10. De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor gewasbehandeling.
10 In het bijzonder schudders moeten zodanig achter een trekkervoertuig gepositioneerd worden, dat zij in hun werkstand zodanig zijdelings ten opzichte van het trekker-voertuig zijn gericht, dat trekkervoertuig, in het bijzonder zijn banden, de door dergelijke machines uit te voeren bewer-15 kingen zo min mogelijk hindert. In de praktijk is gebleken dat een dergelijke werkstand ongeschikt kan zijn als uitgangspunt voor een transportstand van de landbouwmachine. De uitvinding beoogt een oplossing te bieden voor dit probleem. Daartoe worden een werkwijze volgens conclusie 1 en een 20 landbouwmachine volgens conclusie 10 voorgesteld. Ook wordt voorgesteld een werkwijze voor gewasbehandeling volgens conclusie 28. Door de zijdelingse verstelmogelijkheid kunnen onafhankelijk van elkaar een optimale werkstand en transportstand ten opzichte van het trekkervoertuig worden gekozen. De 25 zijdelingse verstelling vindt bij voorkeur mechanisch plaats, bijvoorbeeld hydraulisch, maar eventueel ook elektrisch of uitgaande van een rotatie-aandrijving, bijvoorbeeld op basis van de aftakas van het trekkervoertuig.
Met de aanduiding "met behoud van de oriëntatie van 30 die reeks van ten minste twee bewerkingsorganen ten opzichte van die voortbewegingsrichting" wordt hier in het bijzonder bedoeld, dat die reeks twee althans in hoofdzaak evenwijdig aan zichzelf lopende posities kan innemen. De verstelling vindt bij voorkeur zodanig plaats, dat de afmeting van de 35 machine, ten opzichte van de richting dwars op de voortbewegingsrichting, althans in hoofdzaak constant blijft. Tot deze aanduiding wordt ook gerekend het vanuit de ene stand in de andere stand brengen van bijvoorbeeld een zij-hark, waarbij 100 639 7 i 2 tegelijkertijd een, zij het veelal beperkte, verdraaiing van de reeks plaatsvindt, die eveneens zowel voor als na het van de ene naar de andere stand brengen had kunnen plaatsvinden.
Een bijzondere uitvoering is aangegeven in conclu-5 sie 16, die gericht is op een schudder of hark. Een schudder of hark bevat grote, rondgaande onderdelen met hark- of schudtanden die bij een hoge omloop- en voorwaartse snelheid, zonder elkaar te hinderen, nauwkeurig met elkaar moeten samenwerken. De grote afmetingen van de gewasbewerkingsorga-10 nen en hun aandrijving maken het in de transportstand opklappen van de machine ingewikkeld, in het bijzonder wanneer ook in de opklapstand de aandrijving van die gewasbewerkingsorga-nen zonder schade aan de machine toe te brengen kan worden ingeschakeld. Als zodanig is de technologie waarop een 15 schudder of hark berust niet te vergelijken met die van andere landbouwmachines, zoals bijvoorbeeld een eg.
Een bijzonder voordelige uitvoering van de uitvinding is gebaseerd op de bijgevoegde conclusie 19. Daarmee wordt, met behoud van de zwenkbaarheid ten opzichte van het 20 trekkervoertuig, het dynamische gedrag van de landbouwmachine, ook bij relatief hoge snelheden, verbeterd. Dit principe komt het beste tot zijn recht bij een zogenaamde asymmetrische landbouwmachine, dat wil zeggen een machine waarbij in de eerste stand (de transportstand of stand waarbij twee 25 aangrenzende gewasbewerkingsorganen althans in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van de middenlangslijn van het trekkervoertuig zijn opgesteld), aan de ene zijde van de middenlangslijn van het met de machine gekoppelde trekkervoertuig meer gewasbewerkingsorganen zijn dan aan de andere 30 zijde.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren, die een aantal slechts illustratieve en momenteel meest voordelige uitvoeringsvoorbeel-den tonen.
35 Figuur 1 is een gedeeltelijk bovenaanzicht van een aan een trekkervoertuig gekoppelde hooibouwmachine volgens de uitvinding in een eerste stand;
Figuur 2 is een met figuur 1 overeenstemmend
1006397 I
3 aanzicht, met de hooibouwmachine in een tweede stand;
Figuur 3 is het volledige bovenaanzicht van de in figuur 1 en 2 getoonde hooibouwmachine;
Figuur 4 is een gedeeltelijk achteraanzicht van de 5 in figuur 3 getoonde hooibouwmachine; en
Figuur 5 is een achteraanzicht van een variant van de in figuur 1 getoonde hooibouwmachine.
In een in de figuren als cirkelschudder getekende uitvoeringsvorm bezit de landbouwmachine een rechte, gelede 10 gestelbalk 1 waaraan althans in het voorbeeld van figuren 1 -4, tien naast elkaar opgestelde, elk om opwaarts gerichte draaiingsassen 2 (zie figuur 4), draaibare harkorganen 3 zijn gelegerd.
De harkorganen 3 zijn op op zich bekende wijze 15 vanaf een aftakas van een de landbouwmachine voortbewegende trekker 4 aandrijfbaar door middel van een tussenas 5, die onder tussenkomst van een ingaande as 6 van de machine is aangesloten op een tandwielkast 8, waarmee aandrijfassen 12 worden aangedreven die, via respectieve tandwielkasten 9, de 20 harkorganen 3 in rotatie aandrijven. Vanzelfsprekend kan ook voor een andere aandrijving voor de harkorganen worden gekozen, bijvoorbeeld hydraulisch of elektrisch, of voor een snaaraandrijving. Zoals met de pijlen in de figuren is weergegeven, worden de harkorganen 3 paarsgewijze in tegenge-25 stelde draairichting aangedreven.
De landbouwmachine volgens dit uitvoeringsvoorbeeld wordt ondersteund door loopwielen 7 (figuur 4), waarvan er zich telkens één onder elk harkorgaan 3 bevindt. Tijdens het bedrijf van de landbouwmachine houden deze loopwielen, in 30 bovenaanzicht gezien, een bij voorkeur vaste stand ten opzichte van het gestel 1. In deze uitvoeringsvorm zijn de assen waaromheen de loopwielen 7 draaien, in hoofdzaak evenwijdig aan het gestel 1 gericht, en loopt de gestelbalk 1 althans in hoofdzaak loodrecht op de voortbewegingsrichting 35 A. Is de landbouwmachine bijvoorbeeld een zijaanvoerhark, dan zal de gestelbalk 1 in zijn werkstand een schuine stand ten opzichte van de voortbewegingsrichting A innemen, terwijl de assen waaromheen de loopwielen 7 roteren, althans in hoofd- 1006397 4 zaak loodrecht op de voortbewegingsrichting A gericht blijven. Als zijaanvoerhark zullen de harkorganen 3 alle in dezelfde richting roteren. Ook kunnen er deelreeksen van aan elkaar grenzende harkorganen 3 zijn, die alle in dezelfde 5 richting roteren, terwijl de rotatierichting voor twee aan elkaar grenzende reeksen tegengesteld is, zoals voor bijvoorbeeld een tussenaanvoerhark.
De landbouwmachine is met behulp van een aankoppe-lingsinrichting 10 aan de hefinrichting van de trekker 4 10 bevestigd. Deze inrichting 10 omvat twee in voorwaartse richting convergerend opgestelde armen 11, waarvan de achterste einden op afstand van elkaar zijdelings zwenkbaar aan de gestelbalk 1 zijn bevestigd. De voorste einden van de armen 11 zijn eveneens zijdelings zwenkbaar nabij de bovenzijde van 15 een driepuntsbok 19 bevestigd. Deze bok is aan de beide onderste en aan de bovenste hefarm van de hefinrichting 14 van de trekker 4 koppelbaar. De voorste einden van de armen 11 kunnen echter ook zijdelings zwenkbaar aan een althans in hoofdzaak horizontale balk zijn bevestigd, die tijdens 20 bedrijf slechts aan de achterste einden van de onderste hefarmen van de hefinrichting 14 is aangekoppeld. Aldus is met de aankoppelinrichting 10 het gestel 1 zwenkbaar ten opzichte van de trekker 4 rond een opwaartse as, waarvan de plaats voor de driepuntsbok 19, ten opzichte van de voortbe-25 wegingsrichting A, is bepaald. Deze plaats van die opwaartse zwenkas voor het gestel 1 is gunstig gebleken voor het dynamische gedrag van de landbouwmachine. Volgens een eventuele variant lopen de armen 11 van de aankoppelinrichting 10 verder naar voren voorbij de driepuntsbok 19, zodat de 30 voorste uiteinden van die armen 11 elkaar in één punt snijden en waarbij in het snijpunt een opwaarts gerichte zwenkas voor de gestelbalk 1 is aangebracht. Aldus is die zwenkas een materiële as, die aan een vanaf de driepuntsbok 19 voorwaarts lopende uithouder is gelegerd.
35 Overeenkomstig de uitvinding is de in figuur 1 weergegeven rechter arm 11 verlengbaar uitgevoerd. Deze bestaat daartoe uit twee telescoperende delen, die met een verstelelement 13, bij voorkeur een hydraulisch zuiger/cilin-
*006397 I
5 dersamenstel, verstelbaar zijn. Door die verstelbare arm 11 langer te maken dan de zich aan de andere zijde van de middenlangsas van het trekkervoertuig 4 bevindende arm 11/ zal de gestelbalk 1 zich zijdelings verplaatsen onder althans 5 in hoofdzaak volledig behoud van de oriëntatie van de gestelbalk 1 ten opzichte van de voortbewegingsrichting van de landbouwmachine/ zoals blijkt uit het onderling vergelijken van figuur 1 en 2. Natuurlijk zijn er tot de uitvinding behorende alternatieven denkbaar, om een zijdelingse ver-10 plaatsing van de gestelbalk 1 te bewerkstelligen. Bijvoorbeeld waarbij de gestelbalk 1 via een tussenframe (niet getoond) is gemonteerd aan de aankoppelinrichting 10, en waarbij de gestelbalk 1 dan ten opzichte van dat tussenframe zijdelings verplaatsbaar is en daartoe bijvoorbeeld zijde-15 lings verschuifbaar aan dat tussenframe is gemonteerd. Van belang is dat, door het zijdelings verplaatsen, waarbij aldus de gestelbalk 1 of enig ander de bewerkingsorganen 3 dragend onderdeel in twee verschillende bij voorkeur althans in hoofdzaak parallelle standen kan worden gebracht, een voor 20 het werken en voor het transporteren meest geschikte stand kan innemen. Dit is nog nader toegelicht aan de hand van figuur 1 en 2. In figuur 1 bevindt de gestelbalk 1 zich recht achter het trekkervoertuig 4, zodat de twee binnenste harkor-ganen 3 zich in hoofdzaak op gelijke afstand van de midden-25 langslijn van het trekkervoertuig 4 bevinden (symmetrie-stand voor die twee harkorganen). Deze stand van de gestelbalk 1 ten opzichte van het trekkervoertuig 4 is het meest gunstig voor transport, bijvoorbeeld over de weg. Deze stand van de gestelbalk 1 is echter minder geschikt om landbouwwerkzaamhe-30 den uit te voeren met daarbij zo min mogelijk hinder door het trekkervoertuig 4. Immers, in het voorbeeld volgens figuur 1 rijdt het in de tekening weergegeven linker achterwiel van het trekkervoertuig 4 tijdens het uitspreiden van de wiers of zwade 15 over één van de op een gebruikelijke steek parallel 35 naast elkaar liggende wiersen of zwaden 15. Hier komt de zijdelingse verstelbaarheid van de landbouwmachine te hulp (zie figuur 2). Zonder wijziging van de steek tussen de wiersen 15 of tussen de gewasbewerkingsorganen 3 of andere 1006397 6 zich aan het gestel 1 bevindende landbouwbewerkingsorganen, kan het gestel 1 nu zodanig zijdelings worden versteld, dat het trekkervoertuig 4 de met de landbouwmachine uit te voeren landbouwwerkzaamheden ten minste zo min mogelijk hindert. De 5 uitvinding zal in het bijzonder voordelig zijn wanneer met de landbouwmachine een even aantal van ten minste in hoofdzaak op gelijke steek liggende en ten minste in hoofdzaak parallel aan elkaar lopende rijen ten minste in hoofdzaak in één keer door de landbouwmachine bewerkt of behandeld moeten worden, 10 of juist tussen dergelijke rijen door de landbouwmachine een bewerking of behandeling moet worden uitgevoerd. Ook kan de uitvinding geschikt zijn om dergelijke rijen zodanig te positioneren dat een volgende landbouwmachine daar de voordelen volgens de uitvinding van ondervindt. Denkbaar is bij-15 voorbeeld, dat een maaimachine zijdelings verstelbaar aangekoppeld is aan het trekkervoertuig 4 en zodanig zijdelings versteld wordt ten opzichte van het trekkervoertuig 4, dat de daarmee gemaakte zwaden gunstig liggen voor een daarop volgende bewerking met bijvoorbeeld een schudder die niet 20 zijdelings verstelbaar is ten opzichte van het respectieve trekkervoertuig, maar desondanks, door de voorafgaande uitgevoerde zijdelingse verstelling van de maaimachine, het bij de schudder behorende trekkervoertuig de werking van de schudder in het kader van de uitvinding niet benadeelt. 25 Verder kan de landbouwmachine ook bijvoorbeeld een spuitma-chine of een kunstmeststrooier of een eg, zoals een wiedeg, zi jn.
Figuur 3 toont het volledige bovenaanzicht van de uitvoering van figuur 1 en 2, en figuur 4 toont gedeeltelijk 30 het achteraanzicht daarvan, waarbij de opklapstand denkbeeldig is weergegeven. In de opklapstand zijn gedeelten van de gestelbalk 1 met de zich daaraan bevindende landbouwbewerkingsorganen 3 op geschikte wijze in een transportstand opgeklapt door zwenken rond althans in hoofdzaak horizontale 35 en althans in hoofdzaak evenwijdig aan de voortbewegingsrich-ting gerichte zwenkassen. In dit voorbeeld is de landbouwmachine symmetrisch uitgevoerd, zodat ter weerszijden van het midden van de gestelbalk 1 zich telkens vijf harkorganen 3 1006397 7 bevinden. Ten behoeve van de overzichtelijkheid toont figuur 4 slechts één symmetrie-helft, waarbij is weergegeven hoe de gestelbalk 1 is samengesteld uit een zwenkvaste gestelbalk 20 en twee zwenkbare gestelbalken 21, respectievelijk 22. Tussen 5 twee gestelbalken 20, 21, respectievelijk 21, 22 bevindt zich een tussenarm 23, respectievelijk 24, die althans vrij is van bewerkingsorganen. Elke tussenarm heeft in de nabijheid van zijn respectieve kopse eind een zwenkbare verbinding rond een, in de gebruiksstand van de landbouwmachine, althans in 10 hoofdzaak horizontale en althans in hoofdzaak evenwijdig aan de voortbewegingsrichting lopende zwenkas 25. Omdat in de hier beschreven uitvoering de aandrijfassen (die schematisch zijn ingetekend) door de gestelbalken en tussenarmen lopen, is bij elke zwenkas een cardanische koppeling aangebracht 15 zodat, ongeacht de opklapstand van de gestelbalk 1, de aandrijving voor alle landbouwbewerkingsorganen 3 verzekerd is. Elke gestelbalk 20, 21, 22 draagt twee landbouwbewer kingsorganen 3. Dit aantal kan vanzelfsprekend naar keuze afwijkend zijn. Met een verstelelement 27, bij voorkeur een 20 hydraulisch zuiger/cilindersamenstel, wordt het opwaarts zwenken van de tussenarm 23 ten opzichte van de zwenkvaste gestelbalk 20, en het opwaarts zwenken van de gestelbalk 21 ten opzichte van de tussenarm 23 bestuurd. Met het verstelelement 28, bij voorkeur een hydraulisch zuiger/cilinder-s-25 amenstel, wordt het opwaarts zwenken van de tussenarm 24 ten opzichte van de gestelarm 21 en het opwaarts zwenken van de gestelarm 22 ten opzichte van de tussenarm 24 bestuurd. Met een aanslag 29 (zie figuur 5) die werkzaam is tussen de zwenkvaste gestelbalk 20 en de tussenarm 23 wordt de hoek 30 waarover de tussenarm 23 opwaarts kan worden gezwenkt, tot een hoek kleiner dan 90e beperkt.
Het verstelement 27 is met zijn ene uiteinde aan de zwenkvaste gestelarm 20 en met zijn andere uiteinde aan de gestelbalk 21 gemonteerd. Het gestelelement is met zijn ene 35 uiteinde aan de gestelbalk 21 en met zijn andere uiteinde aan de gestelbalk 22 gemonteerd. De montage van de verstelelemen-ten 27 respectievelijk 28 is telkens relatief dichtbij de zwenkassen van respectievelijk de gestelbalk 21 en de gestel- 1006397 8 balk 22. Bij zijn zwenkas draagt de gestelbalk 22 een beslag-deel 30 met twee aanslagen 31/ 32 die onderling een hoek van in hoofdzaak 90° insluiten. In de in figuur 4 getoonde uitgeklapte stand van de gestelbalk 1, is de aanslag 31 van 5 de gestelbalk 1 afgekeerd en is de aanslag 32 naar het midden van de gestelbalk 1 gekeerd. In de volledig opgeklapte stand komt de aanslag 32 tegen de tussenarm 24 en de aanslag 31 tegen de gestelbalk 21 te rusten. Ten opzichte van het verstelement 28 draait het beslagdeel 30 aldus over een hoek 10 van ongeveer 180* rond een althans in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkassen lopende as.
Figuur 5 toont een asymmetrische uitvoering voor de gestelbalk 1 in de opklapstand. In de figuur bevinden zich links van de middenlangsas 33 van het trekkervoertuig (niet 15 zichtbaar) drie landbouwbewerkingsorganen, en rechts daarvan bevinden zich vijf landbouwbewerkingsorganen. Ook zijn duidelijk zichtbaar in figuur 5 de aanslagen 34 en 35 aan de kopse einden van de tussenarm 23, die in de uitgeklapte stand van de gestelbalk 1 in aangrijping komen met het kopse 20 uiteinde van respectievelijk de zwenkvaste gestelbalk 20 en de gestelbalk 21, om in de uitgeklapte stand van de gestelbalk 1 die drie elementen 20, 21 en 23 in de gewenste uitgeklapte stand bij voorkeur althans in hoofdzaak in eikaars verlengde, te houden. Ten opzichte van de in figuur 4 getoon-25 de uitvoering nemen de tussenarmen 2 3 in de in figuur 5 getoonde uitvoering een dichterbij 90° komende stand ten opzichte van de horizontaal in. Ook een van deze uitvoering van figuur 5 afwijkend aantal bewerkingsorganen 3, leidende tot asymmetrie, is denkbaar. De hierboven beschreven aankop-30 peling aan het trekkervoertuig onder gebruikmaking van een opwaarts gerichte zwenkas die, gerekend ten opzichte van de rijrichting, voor het punt van aankoppeling 19 met de trekker 4 is gelegen (zie bijvoorbeeld ook conclusie 19), komt het beste tot zijn recht bij een asymmetrische uitvoering van de 35 landbouwmachine.
Terwijl uit figuren 1 en 2 blijkt, dat de landbouwmachine in achteraanzicht gezien naar rechts beweegt vanuit de transportstand (figuur 1), is naar links verstellen 100 639 7 1 9 eveneens denkbaar.
1006397

Claims (30)

1. Werkwijze voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine, in het bijzonder een schudder, met twee of meer, in de werkstand van de machine in 5 de richting dwars op de gebruikelijke voortbewegingsrichting van de machine naast elkaar aangebrachte bewerkingsorganen, met het kenmerk, dat ten minste een reeks van twee van die bewerkingsorganen, met behoud van de oriëntatie van die reeks ten opzichte van die voortbewegingsrichting, naar opzij ver-10 plaatst wordt ten opzichte van die voortbewegingsrichting.
2. Werkwijze voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine, in het bijzonder een schudder, met een reeks van twee of meer, in de werkstand van de machine in de richting dwars op de gebruikelijke voortbe- 15 wegingsrichting van de machine, naast elkaar aangebrachte bewerkingsorganen, met het kenmerk, dat met behulp van verstelmiddelen de landbouwmachine, gezien in de voortbewegingsrichting van de machine, verplaatst kan worden ten opzichte van het de landbouwmachine voortstuwend voertuig, 20 met behoud van de oriëntatie van de bewerkingsorganen ten opzichte van genoemde voortbewegingsrichting.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat die reeks althans in hoofdzaak evenwijdig aan zichzelf naar opzij verplaatst wordt.
4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat dat opzij verplaatsen van die reeks plaatsvindt in een stand waarin die reeks althans in hoofdzaak evenwijdig aan de grond loopt.
5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat de landbouwmachine in de werkstand aan ten minste één zijde, maar bij voorkeur ter weerszijden, een buiten de breedte van een daarmee gekoppelde voortstuwingsin-richting uitstekende reeks van ten minste twee bewerkingsorganen omvat.
6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat dat verstellen van de machine voor het vanuit de werkstand naar de transportstand, of omgekeerd, 1006397 omstellen wordt toegepast.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat in de transportstand twee bewerkingsorganen althans in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van de middenlangsas van 5 een met de machine gekoppelde voortstuwingsinrichting zijn gelegen.
8. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de mate van dat opzij verplaatsen wordt aangepast aan de plaats van de wielen van een met de land- 10 bouwmachine gekoppelde voortstuwingsinrichting.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat die mate van opzij verplaatsen zodanig is dat het in hoofdzaak evenwijdig aan die voortbewegingsrichting verlengde van het werkgebied van één of meer bewerkingsorganen, van een met 15 de wielen van het trekkervoertuig overlappende plaats naar een ten minste in hoofdzaak buiten een met de wielen van het trekkervoertuig overlappende plaats, of omgekeerd, wordt gebracht.
10. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat één of meer bewerkingsorganen om een opwaarts gerichte as naar voren of naar achteren, ten opzichte van de voortbewegingsrichting, of om een in voortbewegingsrichting lopende as omhoog of naar beneden gezwaaid wordt.
11. Landbouwmachine, in het bijzonder schudder, met een gestel, waarbij het gestel voorzien is van een aankoppelin-richting (10) voor aankoppeling met een voortstuwingsinrichting (4), en met twee of meer, in de werkstand van de machine, dwars op de gebruikelijke voortbewegingsrichting van de 30 machine naast elkaar aangebrachte bewerkingsorganen (3), met het kenmerk, dat de machine is voorzien van verstelmiddelen om een reeks van ten minste twee van die bewerkingsorganen, met behoud van de oriëntatie van die reeks ten opzichte van die voortbewegingsrichting (A), gemeenschappelijk tussen een 35 eerste en een tweede stand naar opzij te verplaatsen ten opzichte van die voortbewegingsrichting.
12. Landbouwmachine volgens conclusie 11, met het ken merk, dat in die eerste stand twee bewerkingsorganen (3) van 1006397 1 die reeks althans in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van de middenlangsas van de voortstuwingsinrichting zijn opgesteld .
13. Landbouwmachine volgens conclusie 11 of 12, met het 5 kenmerk, dat in die eerste stand het aantal bewerkingsorganen ter weerszijden van de middenlangsas van de voortstuwingsinrichting verschilt, bij voorkeur met ten minste twee.
14. Landbouwmachine volgens één der voorgaande conclusies 11-13, met het kenmerk, dat in de werkstand de door de 10 bewerkingsorganen (3) bepaalde breedte van de machine groter is dan die van de voortstuwingsinrichting (4), en dat bij voorkeur ter weerszijden daarvan buiten de breedte van de voortstuwingsinrichting bewerkingsorganen aanwezig zijn.
15. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclu-15 sies 10-13, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen (3) in de werkstand zich althans in hoofdzaak op één lijn bevinden.
16. Landbouwmachine volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat die lijn althans in hoofdzaak loodrecht op de gebruikelijke voortbewegingsrichting van de landbouwmachine 20 loopt.
17. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies 10-15, met het kenmerk, dat deze is ingericht voor het verplaatsen van zich op de grond bevindend gewas, en daartoe is voorzien van, elk rond een respectieve as (2) roteerbare, 25 gewasbewerkingsorganen, waarvan de assen een tussenruimte houden.
18. Landbouwmachine volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de gewasbewerkingsorganen schudtanden bevatten.
19. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclu-30 sies 11-18, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen (3) paarsgewijze tegen elkaar in roterend zijn aangedreven.
20. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies 11-19, met het kenmerk, dat de aankoppelinrichting (10) tijdens bedrijf van de landbouwmachine het ten opzichte van 35 de trekker (4) om een opwaarts gerichte as zwenken toestaat, met het kenmerk, dat die opwaarts gerichte as, gerekend ten opzichte van de rijrichting, voor het punt van aankoppeling (19) met de trekker is gelegen. 1006397 1
21. Landbouwmachine volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat, gezien in bovenaanzicht, de as tussen de onderste hefarmen (14) van de hef inrichting van de trekker is gelegen.
22. Landbouwmachine volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat, gezien in bovenaanzicht, de ligging van de as ten opzichte van een ter bevestiging aan de trekker dienende driepuntsbok of aanbouwbalk (19), wordt bepaald door het snijpunt van verbindingslijnen (11) door de hartlijnen van 10 zwenkassen van een tijdens bedrijf vervormbare aankoppelings-inrichting van de machine.
23. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies 20-2219-21, met het kenmerk, dat de aankoppelingsinrich-ting, gerekend ten opzichte van de gebruikelijke voortbewe- 15 gingsrichting, twee onderling convergerende voorwaarts gerichte armen (11) omvat, waarvan de achterste einden op afstand van elkaar zijn gelegen en om opwaartse achterste zwenkassen aan het gestel van de landbouwmachine zijn bevestigd en waarvan de voorste einden eveneens op afstand van 20 elkaar zijn gelegen en tijdens bedrijf om voorste opwaartse zwenkassen zwenkbaar aan de driepuntsbok of aanbouwbalk (19) zijn bevestigd.
24. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies 20-23, met het kenmerk, dat, gezien in bovenaanzicht een 25 verbindingslijn door de voorste zwenkassen in een normale werkstand ongeveer evenwijdig aan een verbindingslijn door de achterste zwenkassen is gelegen.
25. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies 20-24, met het kenmerk, dat de armen deel uitmaken van 30 een vergrendelbare naloopinrichting.
26. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies 11-25, die tijdens bedrijf door middel van steunorganen (7) op de grond af steunt, met het kenmerk, dat, gezien in bovenaanzicht, de steunorganen een vaste stand ten opzichte 35 van het gestel van de machine innemen.
27. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies 11-26, met het kenmerk, dat er inkortmiddelen, bij voorkeur hydraulische verstelmiddelen, zijn om een verbin- 1006397 dingslijn (11) van de aankoppelinrichting in te korten.
28. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies 11-27, met het kenmerk, dat er scharniermiddelen (25) zijn om ten minste een bewerkingsorgaan rond een as te 5 zwaaien.
29. Werkwijze voor mechanische gewasbehandeling, in het bijzonder schudden van losliggend gewas, waarbij een reeks van ten minste twee bewerkingsorganen zijdelings versteld wordt ten opzichte van de voortbewegingsrichting, teneinde 10 het werkgebied van die reeks aan de positie van het gewas aan te passen.
30. Landbouwmachine zoals hiervoor is beschreven en in de figuren weergegeven. 1006397 I
NL1006397A 1997-06-25 1997-06-25 Werkwijze, alsmede een inrichting voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine. NL1006397C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1006397A NL1006397C2 (nl) 1997-06-25 1997-06-25 Werkwijze, alsmede een inrichting voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine.
DE1998604542 DE69804542T2 (de) 1997-06-25 1998-06-09 Vorrichtung zur Verstellung einer landwirtschaftlichen Maschine wie einer Heuwerbungsmaschine
EP19980201912 EP0887010B1 (en) 1997-06-25 1998-06-09 An implement for adjusting an agricultural machine, such as a hay-making machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1006397A NL1006397C2 (nl) 1997-06-25 1997-06-25 Werkwijze, alsmede een inrichting voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine.
NL1006397 1997-06-25

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1006397C2 true NL1006397C2 (nl) 1998-12-29

Family

ID=19765224

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1006397A NL1006397C2 (nl) 1997-06-25 1997-06-25 Werkwijze, alsmede een inrichting voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0887010B1 (nl)
DE (1) DE69804542T2 (nl)
NL (1) NL1006397C2 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE20006371U1 (de) 2000-04-06 2000-08-03 Fella Werke Gmbh & Co Kg Anbauvorrichtung für ein antreibbares Traktor-Anbaugerät

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1932785A1 (de) * 1969-06-27 1971-01-07 Fahr Ag Maschf Vorrichtung zum Umstellen eines Kreiselzettwenders aus einer Transportstellung in eine Arbeitsstellung oder umgekehrt
NL7607093A (nl) * 1976-06-29 1978-01-02 Texas Industries Inc Machine voor het bewerken van gewas.
EP0337559A1 (en) * 1988-04-12 1989-10-18 C. van der Lely N.V. An agricultural machine
EP0385899A1 (fr) * 1989-03-01 1990-09-05 Kuhn S.A. Machine de fenaison comportant plusieurs rotors
DE9213458U1 (nl) * 1992-10-08 1992-11-26 Alois Poettinger Landmaschinen Gmbh, 8910 Landsberg, De
DE4314250C1 (de) * 1993-04-30 1994-07-21 Fortschritt Erntemaschinen Tragrahmen für ein Rotormähwerk großer Arbeitsbreite

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1932785A1 (de) * 1969-06-27 1971-01-07 Fahr Ag Maschf Vorrichtung zum Umstellen eines Kreiselzettwenders aus einer Transportstellung in eine Arbeitsstellung oder umgekehrt
NL7607093A (nl) * 1976-06-29 1978-01-02 Texas Industries Inc Machine voor het bewerken van gewas.
EP0337559A1 (en) * 1988-04-12 1989-10-18 C. van der Lely N.V. An agricultural machine
EP0385899A1 (fr) * 1989-03-01 1990-09-05 Kuhn S.A. Machine de fenaison comportant plusieurs rotors
DE9213458U1 (nl) * 1992-10-08 1992-11-26 Alois Poettinger Landmaschinen Gmbh, 8910 Landsberg, De
DE4314250C1 (de) * 1993-04-30 1994-07-21 Fortschritt Erntemaschinen Tragrahmen für ein Rotormähwerk großer Arbeitsbreite

Also Published As

Publication number Publication date
DE69804542D1 (de) 2002-05-08
EP0887010A1 (en) 1998-12-30
EP0887010B1 (en) 2002-04-03
DE69804542T2 (de) 2002-11-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU717426B2 (en) A hay-making machine
US6907719B2 (en) Agricultural implement comprising a transporting device
NL8104871A (nl) Hooibouwmachine.
NL193967C (nl) Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.
NL9400133A (nl) Schudmachine.
US6467249B2 (en) Hay making machine comprising at least one raking wheel articulated to a carrying arm
NL1006397C2 (nl) Werkwijze, alsmede een inrichting voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine.
US4015413A (en) Agricultural implement for raking or spreading crop lying on the ground having an improved frame
US4275551A (en) Haymaking machines
NL1006945C2 (nl) Werktuigdrager.
EP0290059B1 (en) An implement for displacing crop
NL1007596C1 (nl) Opklapbare inrichting voor het bewerken van zich op de grond bevindend gewas.
AU740416B2 (en) A foldable agricultural machine, as well as a method of folding same from the working position into the transport position
NL1017549C2 (nl) Hooiverzamelinrichting
NL8602066A (nl) Machine voor het bewerken van gewas.
NL9300974A (nl) Hooibouwmachine.
NL1006116C1 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van zich op de grond bevindend gewas.
EP2807913B1 (en) Two-comb side-delivery rake having windrowing assemblies with coaxial hinges
EP1493321B2 (de) Heuwerbungsmaschine
EP0337559B1 (en) An agricultural machine
NL1027727C1 (nl) Hooibouwmachine.
NL1006989C2 (nl) Opklapbare inrichting voor het bewerken van zich op de grond bevindend gewas.
NL1009947C2 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van op de grond liggend gewas.
EP1488680B1 (de) Heuwerbungsmaschine
BE518628A (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
RD2N Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report)
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20030101