NL9300974A - Hooibouwmachine. - Google Patents

Hooibouwmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9300974A
NL9300974A NL9300974A NL9300974A NL9300974A NL 9300974 A NL9300974 A NL 9300974A NL 9300974 A NL9300974 A NL 9300974A NL 9300974 A NL9300974 A NL 9300974A NL 9300974 A NL9300974 A NL 9300974A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
frame part
construction
machine according
outer frame
hay
Prior art date
Application number
NL9300974A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL9300974A priority Critical patent/NL9300974A/nl
Priority to EP19940201554 priority patent/EP0628240B1/en
Priority to DE1994621642 priority patent/DE69421642T2/de
Publication of NL9300974A publication Critical patent/NL9300974A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D78/00Haymakers with tines moving with respect to the machine
    • A01D78/08Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
    • A01D78/10Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
    • A01D78/1007Arrangements to facilitate transportation specially adapted therefor

Description

HOOIBOUWMACHINE
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een hooibouwmachine voor het schudden van gemaaid gewas, met een gestel waarin een aantal in een eerste werkstand in een rij opgestelde harkorganen om een opwaarts gerichte draaiingsas aandrijfbaar is aangebracht, welk gestel een scharnier-constructie met een zich in hoofdzaak in de voortbewegings-richting uitstrekkende scharnieras omvat voor het in een transportstand opwaarts verzwenken van een buitenste gestel-deel met ten inste één harkorgaan ten opzichte van het overige gesteldeel, welke hooibouwmachine voorts is voorzien van een aandrijfconstructie die een aandrijvende verbinding tussen de harkorganen vormt.
Een dergelijke hooibouwmachine omvat bij voorkeur vier, zes of acht harkorganen die om en om in tegengestelde draaiingsrichting worden aangedreven. Het geschudde gewas wordt achter de hooibouwmachine in aanzienlijke mate zijdelings verspreid. Deze verspreiding van het gewas vindt plaats over een breedte groter dan de breedte van de machine, hetgeen betekent dat, wanneer met de machine langs een sloot wordt gereden, door de harkorganen gewas in de sloot wordt geworpen. De uitvinding heeft ten doel dit nadeel te voorkomen,of althans in aanzienlijke mate te beperken. Overeenkomstig de uitvinding heeft de hooibouwmachine, zoals deze in de aanhef is omschreven, het kenmerk, dat de schar-nierconstructie tevens een opwaarts gerichte scharnieras omvat en de machine een tweede werkstand bezit, waarin het buitenste gesteldeel ten opzichte van het overige gesteldeel om de opwaarts gerichte scharnieras in, ten opzichte van de voortbewegingsrichting, achterwaartse richting over een hoek kleiner dan 90° verzwenkt is opgesteld. Door behalve een of meer buitenste harkorganen meer naar achteren te verplaatsen ten opzichte van de overige harkorganen, wordt het mogelijk dat dit buitenste harkorgaan of deze buitenste harkorganen het zijdelings naar buiten geworpen gewas opvangt, respectievelijk opvangen en derhalve voorkomt, respectievelijk voorkomen dat het in de sloot wordt geslingerd. Om een praktische uitvoering van de hooibouwmachine mogelijk te maken, zal de scharnierconstructie in het gestel zijn opgenomen binnen de omtrekcirkel beschreven door het harkorgaan van het niet in achterwaartse richting verzwenkbare gesteldeel, direct grenzend aan een harkorgaan van het in achterwaartse richting verzwenkbare gesteldeel.
Aangezien de machine in de werkstand enigszins vooroverhellend is opgesteld, zal, om een juist naar achteren verplaatsen van het buitenste harkorgaan of de buitenste harkorganen mogelijk te maken, de hartlijn van de opwaarts gerichte scharnieras in een vlak in de voortbewegingsrichting een hoek met de hartlijn van de draaiingsas van de harkorganen maken. Deze hoek ligt bij voorkeur in de orde van 15°.
In een praktische uitvoering van de machine overeenkomstig de uitvinding zal de hartlijn van de zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras die van de opwaarts gerichte scharnieras snijden. De aandrijfconstructie ter plaatse van de scharnierconstructie is bij voorkeur voorzien van een dubbele kruiskoppeling. In een concrete uitvoeringsvorm is de scharnierconstructie zodanig dat het buitenste gesteldeel opwaarts verzwenkbaar is ten opzichte van het overige gesteldeel over een hoek tussen ongeveer 10 en 30°, in het bijzonder van ongeveer 20°, terwijl het overige gesteldeel ten minste één verdere scharnierconstructie omvat om ten minste het buitenste harkorgaan van het overige gesteldeel over ongeveer 90° te verzwenken ten opzichte van een binnenste harkorgaan van het overige gesteldeel.
In een eerste uitvoeringsvorm is ter plaatse van de scharnierconstructie een verstelcilinder aanwezig, met behulp waarvan het buitenste gesteldeel om de zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras kan worden verzwenkt, terwijl de verzwenking om de opwaarts gerichte scharnieras plaatsvindt onder invloed van de wrij-vingskracht die de machine ondervindt tijdens het voorwaarts bewegen over het land. In deze uitvoeringsvorm zal de scharnierconstructie zijn voorzien van een vergrendelmechanisme om de machine in de eerste werkstand te houden en om een opklappen in de transportstand mogelijk te maken. Voor het opklappen in de transportstand mag het buitenste harkorgaan of mogen de buitenste harkorganen namelijk niet vrijelijk naar achteren verzwenken. In de vrijgavestand van het vergrendel-mechanisme is daarentegen een achterwaartse beweging van het buitenste gesteldeel ten opzichte van het overige gesteldeel mogelijk. Het vergrendelmechanisme kan een aan het overige gesteldeel bevestigde en van een opening voorziene vergren-delhaak omvatten, welke vergrendelhaak samenwerkt met een tegen het buitenste gesteldeel aangebrachte, in de opening van de grendelhaak passende uitstulping.
Wanneer het buitenste gesteldeel onder invloed van de wrijvingskracht die de machine ondervindt tijdens het voorwaarts bewegen over het land naar achteren wordt verplaatst, dan zal een aanslag aanwezig moeten zijn om de achterwaartse verplaatsing te beperken. Bij voorkeur zal de verdraaiing van het buitenste gesteldeel in achterwaartse richting ongeveer 30° bedragen. Overeenkomstig de uitvinding, is het echter ook mogelijk om de hoek, waarover het buitenste gesteldeel in achterwaartse richting verzwenkbaar is, hydraulisch in te stellen. In dat geval zal de hooibouwmachine ter plaatse van de scharnierconstructie één of meer verstelcilin-ders omvatten, met behulp waarvan het buitenste gesteldeel om de zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras en om de opwaarts gerichte scharnieras ten opzichte van het overige gesteldeel kan worden verzwenkt.
In een bijzondere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding, is de hartlijn van de opwaarts gerichte scharnieras zodanig dat deze die van de aandrijfconstructie snijdt. In dat geval kan een eerste verstelcilinder aanwezig zijn, die zich boven het gestel uitstrekt en met behulp waarvan het buitenste gesteldeel opwaarts kan worden verzwenkt, en een tweede verstelcilinder die zich terzijde van en, ten opzichte van de voortbewegingsrichting van de 'machine, vóór het gestel uitstrekt en met behulp waarvan het buitenste gesteldeel naar achteren kan worden verzwenkt. In het bijzonder omvat de scharnierconstructie dan een koppel- element dat draaibaar om de opwaarts gerichte scharnieras is verbonden met het buitenste gesteIdee1 en dat draaibaar om de zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras is verbonden met het overige gesteldeel, waarbij de eerste verstelcilinder werkzaam is tussen het koppel-element en het overige gesteldeel en de tweede verstelcilinder tussen het koppelelement en het buitenste gesteldeel.
In een andere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding kruist de hartlijn van de opwaarts gerichte scharnieras die van de aandrijfconstructie ten opzichte van de voortbewegingsrichting aan de achterzijde. In deze uitvoeringsvorm kan een verstelcilinder aanwezig zijn, die zich boven het gestel uitstrekt en met behulp waarvan het buitenste gesteldeel zowel opwaarts als naar achteren kan worden verzwenkt. In deze uitvoeringsvorm zal de scharnierconstruc-tie dan een koppelelement omvatten, dat draaibaar om de opwaarts gerichte scharnieras is verbonden met het buitenste gesteldeel en dat draaibaar om de zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras is verbonden met het overige gesteldeel, waarbij de verstelcilinder rond een zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende pen is verbonden met het buitenste gesteldeel en rond een van een kogelscharnier voorziene, opwaarts gerichte pen is verbonden met het overige gesteldeel. De hartlijn van de opwaarts gerichte pen zal dan zowel die van de zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras, als die van de aandrijfconstructie snijden.
In het bijzonder in de uitvoeringsvorm waarin de opwaarts gerichte scharnieras de aandrijfconstructie aan de achterzijde kruist, zal een relatief grote verlenging van de aandrijfconstructie moeten worden gerealiseerd. Overeenkomstig de uitvinding bezit de as van de aandrijfconstructie voor het aandrijven van het harkorgaan of de harkorganen aan het buitenste gesteldeel dan ook een telescoopconstructie, waardoor een verlenging van deze as mogelijk wordt.
Wanneer de tanden van naast elkaar gelegen harkorganen in elkaar grijpen en in het bijzonder wanneer deze tanden dan bovendien nog slepend zijn opgesteld, kunnen zich problemen voordoen wanneer het buitenste harkorgaan of de buitenste harkorganen naar achteren worden verplaatst. In de beweging van de harkorganen kan zich dan een zodanige fase-verschuiving voordoen dat de tanden van een naar achteren geplaatst harkorgaan die van een aangrenzend harkorgaan aan het overige gesteldeel raken. Om dit probleem op te lossen, omvat de genoemde telescoopconstructie, overeenkomstig de uitvinding twee asdelen, waarvan het ene asdeel is voorzien van een groef met spoed en het andere asdeel van een in deze groef grijpend aangrijpelement om bij een lengteverschuiving van de beide asdelen ten opzichte van elkaar een verdraaiing van de beide asdelen ten opzichte van elkaar mogelijk te maken. Door deze verdraaiing wordt de faseverschuiving die het gevolg is van het naar achteren verplaatsen van het buitenste harkorgaan of de buitenste harkorganen weer gecompenseerd.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.
Figuur 1 toont in bovenaanzicht een hooibouw-machine volgens de uitvinding, waarbij een buitenste harkorgaan om een opwaarts gerichte scharnieras in een tweede werkstand kan worden gebracht;
Figuur 2 toont een zijaanzicht van een deel van de in figuur 1 afgebeelde machine;
Figuur 3 toont een doorsnede volgens de lijn III-III in figuur 2;
Figuur 4 toont, gedeeltelijk in lengtedoorsnede, een deel van de in figuur 1 weergegeven machine;
Figuur 5 toont een bovenaanzicht van een deel van de in figuur 1 weergegeven machine;
Figuur 6 toont in bovenaanzicht een tweede uitvoeringsvorm van de hooibouwmachine overeenkomstig de uitvinding, waarbij een buitenste harkorgaan om een opwaarts gerichte as in een tweede werkstand kan worden gebracht;
Figuur 7 toont in perspectief een uitvergroting ' van een deel van de in figuur 6 afgebeelde machine;
Figuur 8 toont een lengtedoorsnede volgens de lijn VIII-VIII in figuur 7;
Figuur 9 toont een doorsnede volgens de lijn IX-IX in figuur 8;
Figuur 10 toont een aanzicht volgens de pijl X in figuur 9;
Figuur 11 toont een doorsnede volgens de lijn XI- XI in figuur 8;
Figuur 12 toont een doorsnede volgens de lijn XII- XII in figuur 11;
Figuur 13 toont een bovenaanzicht van de hooibouw-machine overeenkomstig de uitvinding, waarbij twee harkorga-nen gezamenlijk om een opwaarts gerichte scharnieras naar achteren verzwenkt kunnen worden in een tweede werkstand.
Overeenkomstige delen in de figuren zijn met gelijke verwijzingscijfers aangegeven. Verder is de uitvinding geenszins beperkt tot de hier afgebeelde en beschreven uitvoeringsvormen; deze dienen slechts ter illustratie van de uitvindingsgedachte.
Figuur 1 toont het bovenaanzicht van een hooibouw-machine 1, in het bijzonder een cirkelschudder, welke is gekoppeld aan de driepuntshefinrichting 2 van een trekker 3. De machine 1 bestaat uit aan weerszijden van de middellijn M gelegen overeenkomstige delen. De machine 1 omvat ten behoeve van koppeling aan de trekker 3 een driepuntsbok 4 met koppel-lippen 5. Aan de ten opzichte van de voortbewegingsrichting A achter de bok 4 gelegen zijde, strekken zich zwenkbaar om opwaarts gerichte assen 6 armen 7 uit welke het gestel 8 van de machine 1 met de bok 4 verbinden. De armen 7, die in achterwaartse richting divergeren, zijn elk zwenkbaar om een opwaarts gerichte as 9 met het gestel 8 verbonden. Op één van deze opwaarts gerichte assen 9 grijpt een stelstang 10, voorzien van vergrendelgaten 11, aan om het gestel 8 onder een scherpe hoek met de voortbewegingsrichting A te kunnen plaatsen. Een hiervoor mogelijk te gebruiken vergrendel-constructie is bekend uit EP-A-0273513. Opgemerkt zij, dat het gestel 8 daarbij vrij pendelbaar om de assen 6 en 9 met 'de bok 4 is verbonden, terwijl met behulp van de vergrendelgaten 11 in de stelstang 10 en een grendelpen 12 het gestel 8 in een vaste stand ten opzichte van de rijrichting A kan worden gebracht.
Het gestel 8 bestaat uit een centraal gesteldeel 13, dat via de armen 7 met de bok 4 is verbonden, en, aan elk van de uiteinden hiervan twee onderling en met het centrale gesteldeel 13 via zich in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnierassen 14 en 15 gekoppelde verdere geste1delen. Deze verdere gesteldelen worden in het onderhavige uitvoe-ringsvoorbeeld elk gevormd door een tussengesteldeel 16 en een buitenste gesteldeel 17. Het centrale gesteldeel 13 en de tussengesteldelen 16 en één van de buitenste gesteldelen 17 tezamen worden ook wel aangeduid als 'overig gesteldeel'; dit ten onderscheid van het in de tweede werkstand naar achteren verplaatste buitenste gesteldeel 17. Elk van de genoemde gesteldelen 13, 16, 17 omvat nabij zijn buitenste uiteinden een harkorgaan dat om een opwaarts gerichte draaiingsas ten opzichte van het betreffende gesteldeel draaibaar is. Het centrale gesteldeel 13 heeft aldus twee harkorganen 18, terwijl elk van de tussengesteldelen 16 één harkorgaan 19, en elk van de buitenste gesteldelen 17 één harkorgaan 20 bezit. De harkorganen 18, 19, 20 zijn aandrijfbaar via aandrijfassen 21 die zich in de gesteldelen 13, 16, 17 uitstrekken en die ter plaatse van de horizontale scharnierassen 14, 15 via een dubbele kruiskoppeling 22 onderling zijn verbonden. De assen 21 en de dubbele kruiskoppelingen 22 worden tezamen aangeduid als aandrijfconstructie. De aandrijfas in het centrale gesteldeel 15 is via een transmissiekast 23 en een koppe-lingsas 24 met de aftakas van de trekker 3 verbonden. De overbrenging van de aandrijving vanaf de assen op elk van de harkorganen 18, 19, 20 vindt plaats met behulp van een co nisch tandwiel dat nabij de opwaartse as van een harkorgaan op de aandrijfas 21 is vastgezet. Dit conisch tandwiel grijpt in op een conisch tandwiel dat vast met een centrale drager 25 van een harkorgaan is verbonden. Elk van de harkorganen is voorzien van armen 26, aan het uiteinde waarvan een tandgroep 27 is aangebracht. Het gestel 8 is tijdens bedrijf op de ' grond afgesteund door middel van steunelementen in de vorm van wielen 28, waarvan elk aan het onderste uiteinde van een draaiingsas van een desbetreffend harkorgaan is aangebracht.
Om de machine in de transportstand te brengen, zijn de tussengesteldelen 16 tezamen met de buitenste gestel-delen 17 ten opzichte van het centrale gesteldeel 13 om de scharnierassen 14 verzwenkbaar, terwijl de buitenste gestel-delen 17 ten opzichte van de tussengesteldelen 16 om de scharnierassen 15 verzwenkbaar zijn. Hiertoe is op enige afstand boven het gestel 8 tussen het centrale gesteldeel 13 en elk van de tussengesteldelen 16 een verstelcilinder 29, en tussen elk van de tussengesteldelen 16 en een buitenste gesteldeel 17 een verstelcilinder 30 aangebracht. De tussengesteldelen 16 zijn ongeveer 90° opwaarts verzwenkbaar ten opzichte van het centrale gesteldeel 15, terwijl de buitenste gesteldelen tussen de 10 en 30°, bij voorkeur ongeveer 20°, opwaarts verzwenkbaar zijn ten opzichte van de tussengesteldelen 16.
De figuren 2 tot en met 5 tonen details van de in figuur 1 weergegeven machine en in het bijzonder de scharnierconstructie welke is aangebracht tussen een tussen-gesteldeel 16 en een buitenste gesteldeel 17. De scharnierconstructie omvat een koppelelement 31 dat draaibaar om een opwaarts gerichte scharnieras 32 is verbonden met het buitenste gesteldeel 17 en dat draaibaar om de zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras 15 is verbonden met het overige gesteldeel, en wel met het daarvan deel uitmakende tussengesteldeel 16. De plaats van de scharnieras 15 ten opzichte van de dubbele kruiskoppeling 22 in de aandrijfconstructie is beschreven in GB-A-2057239. Om het koppelelement 31 met het buitenste gesteldeel 17 rond de scharnieras 15 omhoog te kunnen verzwenken ten opzichte van het tussengesteldeel 16, is boven het gestel de verstelcilinder 30 aangebracht. Aan de ene zijde is deze verstelcilinder 30 draaibaar rond een zich in de voortbewegingsrichting uitstrekkende pen 33 verbonden met een op het tussengesteldeel 16 bevestigde steunplaat 34. Aan de andere zijde is de verstelcilinder 30 draaibaar rond een zich in de voortbewegings-'richting uitstrekkende pen 35 verbonden met een steunplaat 36, welke is bevestigd midden boven op het koppelelement 31 en is voorzien van een zich in de lengterichting van de verstelcilinder 30 uitstrekkend slobgat 37, waarin de pen 35 beweegbaar is. Vast met de steunplaat 36 en het koppelelement 31 is een bevestigingsplaat 38 aangebracht waarop een buffer 39 met een bout 40 is vastgezet. Door het bekrachtigen van de verstelcilinder 30 kan het koppelelement 31 met het buitenste gesteldeel 17 omhoog worden verzwenkt ten opzichte van het tussengesteldeel 16 totdat de buffer 39 tegen een op het tussengestel 16 aangebrachte aanslag 41 komt. Het koppelelement met het buitenste gesteldeel 17 is dan over een hoek tussen de 10 en 30°, en bij voorkeur over een hoek van 20°f omhoog verzwenkt ten opzichte van het tussengesteldeel 16. Het slobgat 37 in de steunplaat 36 dient ertoe om, wanneer de machine in de eerste werkstand verkeert, in beperkte mate een vrije verzwenkbaarheid van het koppelelement 31 met het buitenste gesteldeel ten opzichte van het tussengesteldeel 16 mogelijk te maken om tijdens de werkgang over het land een gemakkelijke bodemaanpassing van de machine te kunnen realiseren. Op het koppelement 31 is een bus 42 vastgezet. In deze bus 42 is de opwaarts gerichte scharnieras 32 draaibaar. De scharnieras 32 is onder tussenkomst van een verbindingselement 43 vast verbonden met het buitenste gesteldeel 17, zodat het buitenste gesteldeel 17 met het verbindingselement 43 en de opwaarts gerichte scharnieras 32 draaibaar is in de bus 42 ten opzichte van het koppelelement 31 en het tussengesteldeel 16. De bus 42, en daarmee de opwaarts gerichte scharnieras 32, zijn zodanig aangebracht dat hun hartlijn die van de aandrijf constructie snijdt. De hartlijn van de bus 42 en de scharnieras 32 snijdt bovendien de hartlijn van de zich in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras 15. Voorts maakt de hartlijn van de bus 42, en daarmede die van de scharnieras 32, in een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting van de machine een hoek met de hartlijn van de draaiingsassen van de harkorganen. Deze hoek ligt in de orde van ongeveer 15° en is aangebracht omdat, wanneer de machine in bedrijf is, deze enigszins vooroverhellend aan de trekker is gekoppeld, terwijl desalniettemin de beweging van het buitenste gesteldeel 17 met de daaraan verbonden harkorganen in achterwaartse richting rond een vrijwel verticale as dient te geschieden. In figuur 3 is de doorsnede van het in de werkstand naar voren hellende gestel aangegeven, waarbij de bus 42 met de opwaarts gerichte scharnieras 32 een vrijwel verticale positie inneemt. Om de zwenkbeweging van de scharnieras 32 in de bus 42 mogelijk te maken, is een verstel-cilinder 44 aanwezig. Deze verstelcilinder 44 is, ten opzichte van de voortbewegingsrichting van de machine, aangebracht vóór het gestel 8 van de machine en maakt een beweging van het buitenste, gesteldeel 17 ten opzichte van het tussen-gesteldeel in achterwaartse richting mogelijk. De verstelcilinder 44 is aan de ene zijde draaibaar om een zich in opwaartse richting uitstrekkende pen 45 verbonden met een steunelement 46 dat is vastgezet op het koppelelement 31 en aan de andere zijde draaibaar om een zich in opwaartse richting uitstrekkende pen, en via een steunlip verbonden met het buitenste gesteldeel 17. De hoek, waaronder het buitenste gesteldeel 17 met behulp van deze verstelcilinder 44 naar achteren kan worden verplaatst ten opzichte van het overige gesteldeel, zal in principe kleiner zijn dan 90°. Veelal zal een hoek van 30° voldoende zijn om het gewas dat door de harkorganen van het overige gesteldeel in zijwaartse richting wordt geslingerd door het naar achteren verzwenkte harkorgaan te laten opvangen.
In figuur 6 is een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een hooibouwmachine overeenkomstig de uitvinding weergegeven. Deze machine is qua opbouw in hoofdzaak gelijk aan die welke is afgebeeld in figuur 1.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 6 is tussen het tussengesteldeel 16 en het buitenste gesteldeel 17 slechts één verstelcilinder 47 werkzaam. Deze cilinder 47 strekt zich boven het gestel uit en kan worden gebruikt om zowel het opwaarts, als het naar achteren verzwenken van het buitenste gesteldeel 17 ten opzichte van het tussengesteldeel 16 te bewerkstelligen. Deze constructie is slechts mogelijk wanneer een opwaarts gerichte scharnieras 48 aanwezig is, die achter langs de aandrijfconstructie loopt. Met andere woorden, de hartlijn van de opwaarts gerichte scharnieras 48 kruist de hartlijn van de aandrijfconstructie. Evenals in het eerste uitvoeringsvoorbeeld, is het koppelelement 31 draaibaar, nu echter om de opwaarts gerichte scharnieras 48, verbonden met het buitenste gesteldeel 17. De opwaarts gerichte scharnieras 48 is draaibaar in een bus 49 die met behulp van een verbindingselement 50 vast is verbonden met het buitenste gesteldeel 17. De verstelcilinder 47 is aan de ene zijde draaibaar rond een zich in de voortbewegingsrichting uitstrekkende pen 51 verbonden met een steunplaat 52, die is bevestigd midden bovenop het buitenste gesteldeel 17 en is voorzien van een zich in de lengterichting van de verstelcilinder 47 uitstrekkend sleufgat 53, waarin de pen 51 beweegbaar is. Aan de andere zijde is de verstelcilinder 47 draaibaar rond een opwaarts gerichte, van een kogelscharnier 54 voorziene pen 55 verbonden met een steunelement 56 dat vast is bevestigd op het tussengesteldeel 16. Op het koppelelement 31 is een buffer 57 met een bout 58 vastgezet, terwijl op het verbindingselement 50 een aanslag 59 is aangebracht, en wel zodanig dat het buitenste gesteldeel 17 ten opzichte van het tussengesteldeel 16 wel naar achteren kan verzwenken, doch, wanneer het buitenste gesteldeel 17 daarna in zijn oorspronkelijke stand terug wordt verzwenkt, dit buitenste gesteldeel 17 niet verder kan dan een positie, waarin het buitenste gesteldeel in het verlengde van het tussengesteldeel 16 ligt. Tijdens het naar achteren verzwenken van het buitenste gesteldeel 17 ten opzichte van het tussengesteldeel 16, wordt de verstelcilinder 47 mee verzwenkt, daar deze immers rond de opwaartse pen 55 draaibaar is ten opzichte van het tussengesteldeel 16. Doordat het buitenste gesteldeel 17 slechts over een geringe hoek, bijvoorbeeld in de orde van 20°, omhoog wordt gezwenkt ten opzichte van het tussengesteldeel 16, kan met een kogelscharnier 54 rond de opwaarts gerichte pen 55 worden volstaan, om het mogelijk te maken dat de verstelcilinder 47 deze beweging kan volgen.
In de eerste werkstand, waarin alle harkorganen van de machine in een rij zijn opgesteld, dient de cilinder • 47 te zijn vrijgegeven, opdat het buitenste gesteldeel 17 vrij kan draaien rond de zich in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras 15, zodat de machine, wanneer deze over het land beweegt, zich gemakkelijk kan aanpassen aan bodemoneffenheden. Om te voorkomen dat onder invloed van de wrijvingskracht, die de machine bij het voortbewegen over het land ondervindt, in de tweede werkstand wordt gebracht, waarbij het buitenste harkorgaan 20 naar achteren is verzwenkt, dient een vergrendelmechanisme 60 aanwezig te zijn om met name het buitenste harkorgaan 20 in de eerste werkstand te houden. Het vergrendelmechanisme 60 omvat aan het koppel-element 31 bevestigde lippen 61 en 62 en een beugel 63, waaraan vast een grendelhaak 64 is verbonden die is voorzien van een opening 65 die kan samenwerken met een op het buitenste gesteldeel 17 aangebrachte en in deze opening passende uitstulping 66. De beugel 63 is door middel van een door de lippen 61 en 62 gestoken as 67 draaibaar ten opzichte van het koppelelement 31. Tussen de lippen 61 en 62 is rond de as 67 een bus 68 met daaromheen een veer 69 aangebracht. De veer 69 rust met het ene einde tgen de lip 62 en grijpt met het andere einde aan op een strip 70 die vast is bevestigd aan de grendelhaak 64. Aan het einde van deze strip 70 is een kabel 71 bevestigd, die naar de cabine van de trekker waaraan de machine is gekoppeld, loopt. Door tegen de werking van de veer 69 in aan de kabel 71 te trekken, wordt de grendelhaak 64 naar voren uit de uitstulping 66 bewogen. Het buitenste gesteldeel 17 is dan ontgrendeld en kan naar achteren worden verplaatst. Deze achterwaartse beweging kan zowel geschieden onder invloed van de wrij vingskracht die de machine ondervindt wanneer deze over het land wordt voortbewogen, als wel door het bedienen van de verstelcilinder 47. Omgekeerd kan, door het bedienen van de cilinder 47, het buitenste gesteldeel weer in de stand worden gebracht, waarbij alle harkorga-nen op één rij zijn gelegen, waarbij dan de grendelhaak 64 automatisch over de uitstulping 66 valt. Bij een verdere bekrachtiging van de verstelcilinder 47 kan dan het buitenste gesteldeel 17 ten opzichte van het tussengesteldeel 16 opwaarts worden bewogen.
Doordat de opwaarts gerichte scharnieras 48 op een zekere afstand achter de aandrijfconstructie is gelegen, zal, wanneer het buitenste gesteldeel 17 naar achteren wordt bewo gen, zich een relatief grote verlenging voordoen in de aandrijf constructie. Om deze verlenging op eenvoudige wijze te realiseren, is de as van de aandrijfconstructie voor het aandrijven van het harkorgaan 20 aan het buitenste gesteldeel 17 voorzien van een telescoop-constructie. De door het buitenste gesteldeel 17 lopende as 21, via welke het harkorgaan 20 dat aan dit buitenste gesteldeel 17 is bevestigd, wordt aangedreven, omvat twee asdelen 72 en 73 die telescopisch ten opzichte van elkaar kunnen bewegen.
Wanneer de tanden van naast elkaar gelegen hark-organen in elkaar grijpen, en in het bijzonder wanneer deze tanden dan bovendien nog slepend zijn opgesteld, kunnen zich problemen voordoen wanneer het buitenste harkorgaan 20 naar achteren wordt verplaatst. De tanden van de harkorganen 19 en 20 zouden elkaar dan geregeld kunnen raken. Om dit probleem op te lossen, is het asdeel 72 voorzien van een groef 74 met spoed, terwijl het asdeel 73 is voorzien van een in deze groef 74 grijpend aangrijpelement 75 om bij een lengtever-schuiving van de asdelen 72 en 73 ten opzichte van elkaar tevens een verdraaiing van de beide asdelen ten opzichte van elkaar te realiseren. Het aangrijpelement 75 wordt gevormd door twee bouten die zijn gestoken door, en vastgeschroefd in het asdeel 73, van welke bouten het uiteinde zonder spoed is uitgevoerd, zodat de bouten met het gladde uiteinde door de groef 74 kunnen bewegen. Bij het achterwaarts bewegen van het buitenste gesteldeel 17 ten opzichte van het overige gesteldeel, vindt in dit buitenste gesteldeel 17 derhalve zowel een verlenging van de aandrijfas 21 voor het buitenste harkorgaan 20 plaats, als een faseverschuiving in de aandrijving van de as, waarmee het laatste harkorgaan 20 wordt aangedreven, ten opzichte van de as, waarmee het harkorgaan 19 wordt aangedreven. Deze faseverschuiving is van belang wanneer tandgroepen 27 worden gebruikt, die zodanig slepend zijn opgesteld dat de tandgroepen van de harkorganan 19 en 20 elkaar zouden raken, wanneer het harkorgaan 20 in de achterwaartse positie wordt 'gebracht.
In figuur 13 is een hooibouwmachine van het type als aangegeven in figuur 6 gedeeltelijk weergegeven, waarbij echter de scharnierconstructie, met behulp waarvan het buitenste gesteldeel ten opzichte van het overige gesteldeel naar achteren wordt bewogen, is aangebracht tussen het centrale gesteldeel 13 en het tussengesteldeel 16. De scharnier-constructie met de opwaarts gerichte scharnieras 48, die achter de aandrijfconstructie is geplaatst, evenals het ver-grendelmechanisme, zijn volledig identiek aan die van de in figuur 6 afgebeelde machine, met het resultaat dat het buitenste gesteldeel nu echter wordt gevormd door het tussengesteldeel 17 met het daaraan verdere gekoppelde gesteldeel 76 (dat in de uitvoeringsvorm van figuur 6 is aangegeven als buitenste gesteldeel 17), zodat het harkorgaan 19 verbonden aan het tussengesteldeel 16, en het harkorgaan 20 verbonden aan het verdere gesteldeel 77, als één geheel rond de opwaarts gerichte scharnieras 48 naar achteren kunnen worden bewogen en de machine daardoor in de tweede werkstand kan worden gebracht. In de eerste werkstand, waarin alle hark-organen op één rij zijn opgesteld, is de machine verder gelijk aan die in figuur 6, hetgeen betekent dat ook de wijze van opklappen naar de transportstand gelijk is aan die bij de hiervoor beschreven machines.

Claims (24)

1. Hooibouwmachine voor het schudden van gemaaid gewas, met een gestel waarin een aantal in een eerste werk-stand in een rij opgestelde harkorganen om een opwaarts gerichte draaiingas aandrijfbaar is aangebracht, welk gestel een scharnierconstructie met een zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras omvat voor het in een transportstand opwaarts verzwenken van een buitenste gesteldeel met ten minste één harkorgaan ten opzichte van het overige gesteldeel, welke hooibouwmachine voorts is voorzien van een aandrijfconstructie die een aandrijvende verbinding tussen de harkorganen vormt, met het kenmerk, dat de scharnierconstructie tevens een opwaarts gerichte scharnieras omvat en de machine een tweede werkstand bezit, waarin het buitenste gesteldeel ten opzichte van het overige gesteldeel om de opwaarts gerichte scharnieras in, ten opzichte van de voortbewegingsrichting, achterwaartse richting over een hoek kleiner dan 90° verzwenkt is opgesteld.
2. Hooibouwmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de scharnierconstructie in het gestel is opgenomen binnen de omtrekcirkel, beschreven door het harkorgaan van het niet in achterwaartse richting verzwenkbare gesteldeel, direct grenzend aan een harkorgaan van het in achterwaartse richting verzwenkbare gesteldeel.
3. Hooibouwmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de hartlijn van de opwaarts gerichte scharnieras in een vlak in de voortbewegingsrichting een hoek met de hartlijn van de draaiingsas van een harkorgaan maakt.
4. Hooibouwmachine volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de hoek die de hartlijnen van de scharnieras en de draaiingsas met elkaar maken, vrijwel overeenkomt met de hoek waaronder de machine in een verticaal vlak werkzaam is.
5. Hooibouwmachine volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de hoek die de hartlijnen van de scharnieras en 'de draaiingsas met elkaar maken, ongeveer 15® bedraagt.
6. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hartlijn van de zich in hoofd zaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras, die van de opwaarts gerichte scharnieras snijdt.
7. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfconstructie ter plaatse van de scharnierconstructie is voorzien van een dubbele kruiskoppeling.
8. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het buitenste gesteldeel opwaarts verzwenkbaar is ten opzichte van het overige gesteldeel over een hoek tussen ongeveer 10 en 30°, in het bijzonder ongeveer 20°, terwijl het overige gesteldeel ten minste één verdere scharnierconstructie omvat om ten minste het buitenste hark-orgaan van het overige gesteldeel over ongeveer 90° te ver-zwenken ten opzichte van een binnenste harkorgaan van het overige gesteldeel.
9. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ter plaatse van de scharnierconstructie een verstelcilinder aanwezig is, met behulp waarvan het buitenste gesteldeel om de zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras kan worden verzwenkt, terwijl de verzwenking om de opwaarts gerichte scharnieras plaatsvindt onder invloed van de wrijvingskracht die de machine ondervindt tijdens het voorwaarts bewegen over het land.
10. Hooibouwmachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de scharnierconstructie een vergrendelmechanisme omvat om de machine in de eerste werkstand te houden en om een omklappen in de transportstand mogelijk te maken.
11. Hooibouwmachine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het vergrendelmechanisme in de vrijgavestand een achterwaartse beweging van het buitenste gesteldeel ten opzichte van het overige gesteldeel mogelijk maakt.
12. Hooibouwmachine volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat het vergrendelmechanisme een aan het overige gesteldeel bevestigde en van een opening voorziene grendel-haak omvat, welke grendelhaak samenwerkt met een op het buitenste gesteldeel aangebrachte, en in de opening van de grendelhaak passende uitstulping.
13. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 9 - 12, met het kenmerk, dat de verdraaiing van het buitenste gestel-deel in achterwaartse richting ongeveer 30° bedraagt.
14. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de hoek waarover het buitenste gestel-deel in achterwaartse richting verzwenkbaar is, hydraulisch instelbaar is.
15. Hooibouwmachine volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat ter plaatse van de scharnierconstructie één of meer verstelcilinders zijn aangebracht, met behulp waarvan het buitenste gesteldeel om de zich in hoofdzaak in de voort-bewegingsrichting uitstrekkende scharnieras en om de opwaarts gerichte scharnieras ten opzichte van het overige gesteldeel kan worden verzwenkt.
16. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hartlijn van de opwaarts gerichte scharnieras, die van de aandrijfconstructie snijdt.
17. Hooibouwmachine volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat een eerste verstelcilinder aanwezig is, die zich boven het gestel uitstrekt en met behulp waarvan het buitenste gesteldeel opwaarts kan worden verzwenkt, en een tweede verstelcilinder, die zich terzijde van en, ten opzichte van de voortbewegingsrichting van de machine, vóór het gestel uitstrekt en met behulp waarvan het buitenste gesteldeel naar achteren kan worden verzwenkt.
18. Hooibouwmachine volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de scharnierconstructie een koppelelement omvat, dat draaibaar om de opwaarts gerichte scharnieras is verbonden met het buitenste gesteldeel en dat draaibaar om de zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras is verbonden met het overige gesteldeel, waarbij de eerste verstelcilinder werkzaam is tussen het koppelelement en het overige gesteldeel en de tweede verstelcilinder tussen het koppelelement en het buitenste gesteldeel.
19. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 1-15, met het kenmerk, dat de hartlijn van de opwaarts gerichte scharnieras, die van de aandrijfconstructie, ten opzichte van de voortbewegingsrichting, aan de achterzijde kruist.
20. Hooibouwmachine volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat een verstelcilinder aanwezig is, die zich boven het gestel uitstrekt en met behulp waarvan het buitenste gesteldeel zowel opwaarts als naar achteren kan worden ver-zwenkt.
21. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 1-12 of 20, met het kenmerk, dat de scharnierconstructie een koppelelement omvat, dat draaibaar om de opwaarts gerichte scharnieras is verbonden met het buitenste gesteldeel en dat draaibaar om de zich in hoofdzaak in de voortbewegings-richting uitstrekkende scharnieras is verbonden met het overige gesteldeel, waarbij de verstelcilinder rond een zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende pen is verbonden met het buitenste gesteldeel en rond een van een kogelscharnier voorziene, opwaarts gerichte pen is verbonden met het overige gesteldeel.
22. Hooibouwmachine volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de hartlijn van de opwaarts gerichte pen zowel die van de zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende scharnieras, als die van de aandrijfconstructie snijdt.
23. Hooibouwmachine volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de as van de aandrijf constructie voor het aandrijven van het harkorgaan of de harkorganen aan het buitenste gesteldeel een telescoopconstructie bezit, waardoor een verlenging van deze as mogelijk wordt.
24. Hooibouwmachine volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de telescoopconstructie twee asdelen omvat, waarvan het ene asdeel is voorzien van een groef met spoed en het andere asdeel van een in deze groef grijpend aangrijp-element om bij een lengteverschuiving van de beide asdelen ten opzichte van elkaar een verdraaiing van de beide asdelen ten opzichte van elkaar mogelijk te maken.
NL9300974A 1993-06-07 1993-06-07 Hooibouwmachine. NL9300974A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9300974A NL9300974A (nl) 1993-06-07 1993-06-07 Hooibouwmachine.
EP19940201554 EP0628240B1 (en) 1993-06-07 1994-06-03 A hay-making machine
DE1994621642 DE69421642T2 (de) 1993-06-07 1994-06-03 Heuwerbungsmaschine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9300974 1993-06-07
NL9300974A NL9300974A (nl) 1993-06-07 1993-06-07 Hooibouwmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9300974A true NL9300974A (nl) 1995-01-02

Family

ID=19862494

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9300974A NL9300974A (nl) 1993-06-07 1993-06-07 Hooibouwmachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0628240B1 (nl)
DE (1) DE69421642T2 (nl)
NL (1) NL9300974A (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19618263A1 (de) * 1996-05-07 1997-11-13 Claas Saulgau Gmbh Vorrichtung zum Schwenken der Tragarme von Vielkreisel-Heumaschinen
DE29807484U1 (de) 1998-04-24 1998-07-23 Multinorm Bv Heuwerbungsmaschine
DE19920755A1 (de) * 1999-05-05 2000-11-09 Claas Saulgau Gmbh Heuwerbungsmaschine
AT13101U1 (de) * 2012-05-04 2013-06-15 Forage Innovations Bv Landmaschine

Citations (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3760575A (en) * 1972-04-18 1973-09-25 G H Grimm Co Inc Hay tedding machine
US4026093A (en) * 1974-03-05 1977-05-31 Wilhelm Stoll Maschinenfabrik Gmbh Hay-raking machine
GB2057239A (en) * 1979-08-24 1981-04-01 Lely Nv C Van Der Drive coupling
EP0069857A1 (de) * 1981-07-15 1983-01-19 Klöckner-Humboldt-Deutz Aktiengesellschaft Heuwerbungsmaschine zum Zetten und Schwaden von Erntegut
EP0165638A1 (en) * 1984-06-12 1985-12-27 P.J. Zweegers en Zonen Landbouwmachinefabriek B.V. Apparatus for farming vegetation lying on the ground
DE8535012U1 (de) * 1985-12-13 1986-02-13 Wilhelm Stoll Maschinenfabrik Gmbh, 3325 Lengede Heuwerbungsmaschine zum Zetten
EP0317746A2 (de) * 1987-11-21 1989-05-31 Claas Saulgau Gmbh Gelenkige Rahmenverbindung für Futtererntemaschinen
DE8810667U1 (nl) * 1988-08-24 1990-01-04 Alois Poettinger Landmaschinen-Gesellschaft Mbh, 8900 Augsburg, De
EP0369308A1 (de) * 1988-11-15 1990-05-23 Alois Pöttinger Maschinenfabrik GmbH Heuwerbungsmaschine
DE9010179U1 (nl) * 1990-07-04 1990-09-20 H. Niemeyer Soehne Gmbh & Co Kg, 4446 Hoerstel, De
DE4111267A1 (de) * 1990-05-14 1991-11-21 Poettinger Alois Landmasch Heuwerbungsmaschine

Patent Citations (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3760575A (en) * 1972-04-18 1973-09-25 G H Grimm Co Inc Hay tedding machine
US4026093A (en) * 1974-03-05 1977-05-31 Wilhelm Stoll Maschinenfabrik Gmbh Hay-raking machine
GB2057239A (en) * 1979-08-24 1981-04-01 Lely Nv C Van Der Drive coupling
EP0069857A1 (de) * 1981-07-15 1983-01-19 Klöckner-Humboldt-Deutz Aktiengesellschaft Heuwerbungsmaschine zum Zetten und Schwaden von Erntegut
EP0165638A1 (en) * 1984-06-12 1985-12-27 P.J. Zweegers en Zonen Landbouwmachinefabriek B.V. Apparatus for farming vegetation lying on the ground
DE8535012U1 (de) * 1985-12-13 1986-02-13 Wilhelm Stoll Maschinenfabrik Gmbh, 3325 Lengede Heuwerbungsmaschine zum Zetten
EP0317746A2 (de) * 1987-11-21 1989-05-31 Claas Saulgau Gmbh Gelenkige Rahmenverbindung für Futtererntemaschinen
DE8810667U1 (nl) * 1988-08-24 1990-01-04 Alois Poettinger Landmaschinen-Gesellschaft Mbh, 8900 Augsburg, De
EP0369308A1 (de) * 1988-11-15 1990-05-23 Alois Pöttinger Maschinenfabrik GmbH Heuwerbungsmaschine
DE4111267A1 (de) * 1990-05-14 1991-11-21 Poettinger Alois Landmasch Heuwerbungsmaschine
DE9010179U1 (nl) * 1990-07-04 1990-09-20 H. Niemeyer Soehne Gmbh & Co Kg, 4446 Hoerstel, De

Also Published As

Publication number Publication date
DE69421642D1 (de) 1999-12-23
EP0628240A1 (en) 1994-12-14
EP0628240B1 (en) 1999-11-17
DE69421642T2 (de) 2000-06-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU717426B2 (en) A hay-making machine
DE3930811A1 (de) Vorrichtung zur bodenanpassung der arbeitswerkzeuge von heumaschinen
EP0475021A1 (de) Mäher, insbesondere Frontmäher
NL8003327A (nl) Gestel voor landbouwwerktuigen.
NL8800065A (nl) Hooibouwmachine.
NL8602866A (nl) Maaimachine.
NL193967C (nl) Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.
EP1095555B1 (de) Heuwerbungsmaschine
DE4340384B4 (de) Heuwerbungsmaschine
DE4405858C1 (de) Aufhängung für ein- oder beidseitig an einem Trägerfahrzeug angebrachte Arbeitsaggregate
NL9300974A (nl) Hooibouwmachine.
NL8400715A (nl) Landbouwmachine.
NL1006945C2 (nl) Werktuigdrager.
NL9301441A (nl) Maaimachine.
DE60224766T2 (de) Traggestell für Mäher
NL1007596C1 (nl) Opklapbare inrichting voor het bewerken van zich op de grond bevindend gewas.
NL8800409A (nl) Inrichting voor het verplaatsen van gewas.
DE3835367C9 (de) Vorrichtung für Mähwerke zur Bodenanpassung der Schneidwerke
NL1017549C2 (nl) Hooiverzamelinrichting
EP0507408B1 (en) An agricultural machine
NL7907081A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL1006397C2 (nl) Werkwijze, alsmede een inrichting voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine.
NL1027727C1 (nl) Hooibouwmachine.
DE3930827A1 (de) Vorrichtung fuer maehwerke zur bodenanpassung der schneidwerke mit einer quer zur fahrtrichtung verlaufenden schwenkachse
NL1006116C1 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van zich op de grond bevindend gewas.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed