NL9301441A - Maaimachine. - Google Patents

Maaimachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9301441A
NL9301441A NL9301441A NL9301441A NL9301441A NL 9301441 A NL9301441 A NL 9301441A NL 9301441 A NL9301441 A NL 9301441A NL 9301441 A NL9301441 A NL 9301441A NL 9301441 A NL9301441 A NL 9301441A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
frame part
mower according
frame
transmission box
travel
Prior art date
Application number
NL9301441A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL9301441A priority Critical patent/NL9301441A/nl
Priority to EP94202336A priority patent/EP0642731A1/en
Publication of NL9301441A publication Critical patent/NL9301441A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
    • A01D34/661Mounting means
    • A01D34/662Mounting means to the front of the vehicle

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Description

MAAIMACHINE
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een maaimachine bestemd voor aankoppeling aan de aan de voorzijde van een voertuig voor het dragen van de machine aangebrachte koppelinrichting, welke machine een eerste en een tweede gesteldeel omvat, welk eerste gesteldeel een aankoppelbok en een daarmee verbonden draagconstructie omvat, en welk tweede gesteldeel een althans nagenoeg haaks op de rijrichting en in hoofdzaak horizontaal zich uitstrekkende gestelbalk omvat, waaraan ten minste één zich op een lager niveau bevindende drager ten behoeve van via opwaarts gerichte en motorisch aandrijfbare assen draaibare maaielementen is gekoppeld.
Dergelijke maaimachines zijn bekend. Overeenkomstig de uitvinding wordt een gunstige uitvoering van dergelijke machines verkregen, wanneer het eerste en het tweede gesteldeel met elkaar zijn verbonden via een vierhoeks-constructie, die om althans in hoofdzaak horizontaal en dwars op de rijrichting gelegen assen scharnierbaar is.
Hiernaast heeft de uitvinding een verdergaande verbetering van dergelijke machines tot doel. Conform de uitvinding kan dit worden bereikt, wanneer de drager en het grootste deel van de voor de aandrijving van de maaielementen bestemde aandrijfmiddelen zich, gezien in zijaanzicht, althans in hoofdzaak tussen de voorste en de achterste scharnierassen voor de onderste verbindingsarmen van de vier-hoeksconstructie bevinden.
Volgens een andere, eveneens verdergaande verbetering volgens de uitvinding, welke zowel afzonderlijk als in combinatie met de bovengenoemde maatregel op de beschreven bekende machine kan worden toegepast, is het gunstig dat ten minste twee van een stel vierhoeks armen onderling zijn verbonden door een torsiestang die de scharnierassen voor de verbinding tussen de betreffende vierhoeksarmen en het eerste gesteldeel omvat, of althans concentrisch daaromheen is aangebracht. Dit heeft het voordeel dat deze twee zijwaartse bewegingen van het tweede, ten opzichte van het eerste gesteldeel beperkt worden en dat bij een opwaarts uitwijken van het tweede gesteldeel voor een obstakel dat zich nabij één uiteinde van de machine voordoet, tevens het andere uiteinde van de machine mee omhoog wordt getild. Dit laatste is van bijzonder voordeel wanneer de aandrijving van de machine overwegend via één uiteinde van de machine verloopt.
Volgens de uitvinding omvat een gunstige uitvoering van de machine verder een draagconstructie die in hoofdzaak voorwaarts is gericht en over het tweede gesteldeel heen reikt. Volgens een ander aspect omvat de machine aan één uiteinde van het tweede gesteldeel een transmissiekast die, onder tussenkomst van overbrengingsmiddelen, in aandrijvende verbinding staat met zich in de drager bevindende aandrijf-middelen ten behoeve van de maaielementen.
Volgens weer een ander aspect omvat de machine, gezien in overlangse richting van het tweede gesteldeel, een centraal aangebrachte transmissiekast ten behoeve van aandrijving vanaf een trekker of ander voertuig, welke centrale transmissiekast via een dwars op de rijrichting verlopende koppelingsas met de zijwaarts gelegen transmissiekast in aandrijvende verbinding staat. In een gunstige uitvoering volgens de uitvinding, zijn de maaielementen aandrijfbaar om vanuit de maaibalk opwaarts gerichte aandrijfassen die, evenals de aandrijvende verbinding tussen de aandrijfmiddelen in de drager en de nabij een uiteinde van de gestelbalk gelegen transmissiekast, en bij voorkeur tevens de centrale transmissiekast, ten opzichte van de voortbewegingsrichting, aan de voorzijde van de gestelbalk zijn aangebracht. Dit heeft het voordeel dat een eventueel over een kneusinrichting heen te reiken koppelingsas voldoende uitwijkmogelijkheid in opwaartse en neerwaartse richting verkrijgt. In een bijzondere uitvoering omvat de machine dan ook tevens een althans in hoofdzaak achter de drager en zich daaraan evenwijdig uitstrekkende kneusinrichting, die gelegerd is ondersteund door steunen voor de verbinding tussen de gestelbalk en de drager.
Volgens een bijzonder aspect van de uitvinding bevinden de onderste scharnierassen van de vierhoeksconstruc-tie zich onder het niveau van de dwars op de rijrichting gelegen koppelingsas en hebben de onderste verbindingsarmen van de vierhoeksconstructie een gekromd verloop over de bovenzijde van de koppelingsas heen.
Volgens weer een ander bijzonder aspect van de uitvinding is de gestelbalk ten opzichte van het eerste gesteldeel verder ondersteund met behulp van een elastisch steunelement dat evenwijdig is aangebracht aan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting, buiten het midden van de gestelbalk aan de zijde waarlangs de aandrijving voor de maaielementen verloopt. Door een dergelijke plaatsing van het elastisch steunelement wordt althans in gerede mate de onbalans in de gewichtsverdeling in de langsrichting van het tweede gesteldeel opgeheven, welke onbalans het gevolg is van het via één uiteinde aandrijven van de machine. In een gunstige uitvoering is hierbij een bedieningselement, in het bijzonder een hydraulische verstelcilinder, evenwijdig aan en onder het elastisch steunelement tussen het eerste en het tweede gesteldeel aangebracht.
In een verdergaand gunstige uitvoering volgens de uitvinding is hierbij het bedieningselement via een door aanslagen in zijn beweging begrensd tussenstuk, dat nabij elk van zijn uiteinden om een horizontaal en dwars op de rijrichting gelegen scharnieras verzwenkbaar is, aan het tweede gesteldeel bevestigd. Een dergelijk tussenstuk heeft het voordeel dat het tweede gesteldeel bij het in opwaartse richting uitwijken voor een obstakel in het veld, vrijwel zonder wrijvingsweerstand en dus zeer snel in op- of neerwaartse richting beweegbaar is, hetgeen voor een weliswaar vrijgegeven hydraulische verstelcilinder in mindere mate geldt.
In een gunstige uitvoering volgens de uitvinding omvat de vierhoeksconstructie twee onderste, en een centraal daartussen aangebrachte bovenste verbindingsarm en is deze, gezien in zijaanzicht, bij voorkeur als parallellogram uitgevoerd. Tevens is het, in het bijzonder bij een uitvoering die van een bovenomschreven torsiestang is voorzien, van voordeel dat de achterste scharnierpunten voor de onderste verbin-dingsarmen een kogelscharnier omvatten. Volgens een verder aspect van de uitvinding is het tevens gunstig dat zowel het voorste als het achterste scharnierpunt van een bovenste verbindingsarm een kogelscharnier omvat.
Weer een ander aspect van de uitvinding betreft een constructie, waarbij de zijdelingse bewegingsvrijheid van het tweede gesteldeel ten opzichte van het eerste wordt begrensd met behulp van een toersiestang die vast is verbonden met het voorste uiteinde van de onderste verbindingsarmen en welke tevens de voorste onderste scharnieras van de vier-hoeksconstructie vormt. Een eveneens ander aspect betreft de constructie waarbij, gezien in zijaanzicht, het tussen het eerste en het tweede gesteldeel aangebrachte steunelement op het tweede gesteldeel tussen de draaiingsas van de kneus-inrichting en de drager aangrijpt. Dit heeft het voordeel dat het steunelement in, of althans in de onmiddellijke nabijheid van het zwaartepunt, op het tweede gesteldeel aangrijpt.
Volgens een verder bijzonder aspect van de uitvinding omvat de aandrijving van de maaielementen een in hoofdzaak verticaal gerichte aandrijfas, die is afgeschermd met behulp van een uit twee onafhankelijk van elkaar beweegbare trommelvormige elementen bestaande bescherming, waarvan de ene in, dan wel over de ander brengbaar is. Hierbij heeft het bovenste beschermingselement een omvang die geringer is dan die van het onderste beschermingselement en is dit bevestigd aan een met de transmissiekast verbonden flensdeel, terwijl het onderste beschermingselement is verbonden met een rond de opwaarts gerichte aandrijfelementen aangebracht maaielement. Volgens eveneens een aspect van de uitvinding omvat de overbrenging tussen de bovenin het tweede gesteldeel bevestigde transmissiekast en de tot de maaibalk behorende transmissie-middelen een telescopische koppelingsas, die ten behoeve van de verbinding met de genoemde transmissiemiddelen aan beide uiteinden via een kruiskoppeling daarmee is verbonden.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.
Figuur 1 toont in een bovenaanzicht een machine volgens de uitvinding;
Figuur 2 is een zijaanzicht volgens de pijl II in
Ft mniT 1 ï
Figuur 3 is een aanzicht volgens de pijl III in
Figuur 2;
Figuur 4 is een aanzicht volgens de lijn IV-IV in
Figuur 1;
Figuur 5 is een aanzicht volgens de lijn V-V in
Figuur 1;
Figuur 6 is een aanzicht volgens de lijn VI-VI in
Figuur 1.
Overeenkomstige delen in de figuren zijn met gelijke verwijzingscijfers aangegeven. Verder is de uitvinding geenszins beperkt tot de hier afgebeelde en beschreven uitvoeringsvormen; deze dienen slechts ter illustratie van de uitvindingsgedachte.
Figuur 1 toont een maaimachine die geschikt is voor aankoppeling aan de hef inrichting aan de voorzijde van een trekker. De op zichzelf in hoofdzaak bekende maaimachine omvat een bovenin de machine aangebrachte gestelbalk 1 die nabij zijn uiteinde is voorzien van zich neerwaarts uitstrekkende armen 2, door middel waarvan een maaibalk 3, ofwel een drager 3, ten behoeve van maaielementen 4, evenals een op zichzelf bekende kneusinrichting 5 worden ondersteund. De gestelbalk 1 dient tevens ter ondersteuning van een trans-missiekast 6 die via een console 7 juist aan de voorzijde doch, in overlangse richting gezien, centraal op de balk 1 is aangebracht. Via deze kast 6 wordt een van de voorste aftakas van de trekker af te tappen aandrijving over een hoek van 90° naar één zijde van de machine overgebracht. Hiertoe is aan een uiteinde van de balk 1 via een console 7 een tweede transmissiekast 8 aangebracht, die zich, ten opzichte van de bewegingsrichting A, eveneens juist aan de voorzijde van de gestelbalk 1 bevindt, tussen welke buitenste en centrale transmissiekasten 6 en 8 zich een koppelingsas 11 dwars op de rijrichting A en in hoofdzaak horizontaal uitstrekt. De tweede transmissiekast 8 heeft een ten opzichte van de koppelingsas 11 doorgaande uitgaande as en een neerwaarts uitgaande as, welke laatste in aandrijvende verbinding staat met aandrijf middelen in de maaibalk 3 ten behoeve van de maaielementen 4. Op de doorgaande uitgaande as is een aandrijf- wiel 12 ten behoeve van een V-snaaraandrijving aangebracht, met behulp waarvan de genoemde kneusinrichting 5 wordt aangedreven .
De bovenomschreven maaimachine wordt ten opzichte van de voorste hefinrichting van een trekker gesteund door een draaggestel dat in de machine een eerste gesteldeel 13 vormt. Het eerste gesteldeel 13 is, gezien in zijaanzicht, via een een parallellogram benaderende vierhoeksconstructie 14 met de gestelbalk 1, ofwel met een tweede gesteldeel 15 van de maaimachine verbonden. Het tweede gesteldeel wordt hierbij gevormd door de gestelbalk 1 en kan de daaraan aangebrachte overige machinedelen omvatten. Het eerste gesteldeel 13 omvat een bok 17 voor aankoppeling aan de trekker, in de onderhavige uitvoering uitgevoerd als een op zichzelf bekende snelkoppelbok, welke bok 17 benen 18 omvat, die gecentreerd ten opzichte van de middellijn M van de machine onder een hoek van ongeveer 45° en evenwijdig aan een verticaal vlak dwars op de rijrichting A zijn aangebracht. Aan het boveneinde van de benen 18 is een dwarsbalk 19 aangebracht, die zich eveneens dwars op de voortbewegingsrichting A horizontaal en gecentreerd ten opzichte van de middellijn M uitstrekt. Van nabij de uiteinden van de dwarsbalk, dat wil zeggen ongeveer 80 cm uit elkaar, strekt zich, in de rijrichting A, een tweetal steunen 20 in de vorm van koker-profielen in voorwaartse richting onder een hoek van ongeveer 20° met een horizontaal uit. Ongeveer ter hoogte van de draagbalk 1, op 3/5 van de lengte van een steun 20, zijn de steunen 20 elk gesteund door een schoor 21 die zich van nabij de onderzijde van de benen 18 van de bok 17 voorwaarts en enigszins opwaarts onder een hoek van ongeveer 10° met een horizontaal uitstrekt. De steunen 20 zijn nabij hun voorste uiteinden onderling verbonden door een uit kokerprofiel gevormde verbindingsbalk 22 die evenwijdig aan de dwarsbalk 19 verloopt. Aan de verbindingsbalk 22 zijn nabij de buiteneinden hiervan lippen 37 aangebracht, waarin een onderste verbindingsarm 24 van de vierhoeksconstructie 14 om een althans in hoofdzaak horizontaal en dwars op de rijrichting A aangebrachte scharnieras 27 is aangebracht. Ter hoogte van de middellijn M is een in hoofdzaak opwaarts gerichte steun 25 aangebracht ter ondersteuning van een voorste bovenste scharnierpunt, gevormd door de scharnieras 26 van de vierhoeks-constructie 14, Volgens een voorkeursuitvoering bevinden de bovenste scharnierassen 26, 29 zich gecentreerd op de middellijn M, ongeveer 28 cm boven de onderste scharnierassen 27, 28. De afstand tussen de voorste 26, 27 en achterste 28, 29 scharnierassen van de vierhoeksconstructie 14 bedraagt bij voorkeur ongeveer 60 cm. De scharnieras 26 wordt mede gesteund door twee steunen 31 die, gezien in het bovenaanzicht volgens Figuur 1, elk vanaf een nabij de bevestiging van de schoren 21 gelegen punt op een steun 20 onder een hoek van ongeveer 45° naar de middellijn M verlopen. Tussen de bovenste scharnierassen 26, 29 strekt zich in de bewegingsrichting A een stelstang 32 uit. Het bovenste achterste scharnierpunt 29 wordt gesteund door een zich vanaf de gestelbalk 1 in hoofdzaak opwaarts en enigszins achterwaarts uitstrekkende console 33, waarin een scharnieras 29 is aangebracht. De stelstang 32 vormt de bovenste verbindingsarm van de vierhoeksconstructie 14. De onderste verbindingsarmen 24 van de vierhoeksconstructie 14 zijn met de maaimachine verbonden met behulp van aan de achterzijde van de gestelbalk 1 aangebrachte lippen 35 en de daardoor aangebrachte scharnierassen 28. De verbinding tussen een onderste verbindingsarm 24 en de gestelbalk 1 omvat, evenals de voorste en achterste bevestiging van de bovenste verbindingsarm 32, een kogelscharnier. Het onderste paar verbindingsarmen 24 is gekromd uitgevoerd, ten einde een verloop hiervan over de bovenzijde van de zich zijwaarts uitstrekkende koppelingsas 11 van de machine te bereiken. Ofschoon de onderste verbindingsarm 24 die aan de zijde tegenover die met de transmissiekast 8 is gelegen, door de afwezigheid van de koppelingsas 11 aan die zijde, recht had kunnen worden uitgevoerd, is eenzelfde kromming aangehouden om uitwisseling tijdens de fabricage te vergemakkelijken en tevens om het achterste en onderste scharnierpunt 28 van de vierhoeksconstructie 14 tegen de verticale achterzijde van de gestelbalk 1, en tevens ter hoogte daarvan, of eventueel lager te kunnen aanbrengen.
De vierhoeksconstructie 14 wordt nabij de achterzijde ondersteund met behulp van een elastisch steunelement 36, in de onderhavige uitvoering een trekveer, die is aangebracht tussen een tegen de dwarsbalk 19 van de bok 17 aangebrachte steun 37, in de vorm van een lippenpaar met een verbindingspen 38, en een aan de gestelbalk 1 van de machine aangebrachte steun 39, in de vorm van een verticaal in de rijrichting A vastgelast plaatdeel dat aan de boven- en voorzijde is voorzien van een haak 40 (Figuur 4). Onmiddellijk onder het steunelement 36 en evenwijdig daaraan is tussen dezelfde steunen 37 en 39, een om assen 42 en 43 verzwenkbaar bedieningselement 44 in de vorm van een hydraulische verstel-cilinder aangebracht. In de onderhavige uitvoering is tussen het bedieningselement 44 en de steun 39 een schommelelement 45 aangebracht, dat nabij zijn uiteinden enerzijds met het uiteinde van de zuigerstang en anderzijds met de steun 39 door middel van de horizontaal en dwars op de rijrichting gelegen scharnierassen 43 en 46 is verbonden. Het plaatvormig schommel stuk 45 is aan een zijde voorzien van een nok 47 die in het vlak van de steunplaat 39 is aangebracht en de mogelijke beweging van het schommelstuk 45 beperkt door aanslag tegen in de steunplaat aangebrachte uitsparingen 48. Ten einde de onbalans als gevolg van de eenzijdige plaatsing van de aandrijving 8, 11, 12 zoveel mogelijk op te heffen, is het steunelement 36 enigszins buiten de middellijn M van de machine aangebracht, in de richting van de zijde met de aandrijving 8, 11, 12, en wel, in de onderhavige uitvoering, op ongeveer 1/3 van de afstand tussen de middellijn M en een onderste scharnierpunt 27 van de vierhoeksconstructie 14.
Figuur 5 toont in detail de voorste en onderste constructie voor de scharnierverbinding volgens een voorkeursuitvoering. Hierbij zijn de scharnierassen 27 onderdeel van een doorgaande as 50, die ook als torsiestang is aan te duiden. Deze is nabij zijn uiteinden gelegen in een bus 52. De doorgaande as 50 is in beide bussen 52 met behulp van een spanstift 53 tegen axiale verschuiving en tegen verdraaiing gefixeerd. Een bus 52 is ten behoeve van de verbinding met de armen 24 voorzien van een in radiale richting verlopende arm 54 die tegen een zijvlak van de onderste arm 24 van de vier-hoeksconstructie 14 is vastgezet met behulp van één of meer spanstiften 51. Volgens een andere mogelijke constructie is de torsieverbinding tussen de twee onderste armen 24 gevormd door een concentrisch om de scharnierassen 27 vast aan de armen 24 aangebrachte buis. Ook andere uitvoeringen of mengvormen van de beschreven torsieverbindingen zijn mogelijk.
De onder meer in Figuur 2 weergegeven kneus-inrichting 5 omvat kneuselementen 56 die rondom en regelmatig verspreid over de werkbreedte van een buis zijn aangebracht, welke buis dwars op de rijrichting en in hoofdzaak horizontaal is gelegen en met behulp van een as 57 draaibaar is in een op de armen 2 aangebracht legerhuis 58. Aan de machine-zijde met de aandrijfinrichting 8 strekt de as 57 zich voorbij het legerhuis 58 uit en hierop is een aandrijfwiel 59 aangebracht. Het aandrijfwiel 59 wordt via een V-snaar 60 door het aandrijfwiel 12 aangedreven. De kneuzer 5 omvat een beschermings- en gewasgeleidingskap 62, die onder meer is vastgezet aan de kokerprofielbalken 63 die met hun voorste einden zijn aangebracht op het bovenvlak van een in horizontale richting omgebogen deel van steunplaten 64 die aan de armen 2 zijn bevestigd. Aan de achterzijde van de kap 62 bevindt zich een niet in de figuren weergegeven, losneembaar aangebracht tweede kapdeel dat de gewasstroom neerwaarts in de richting van het midden M van de machine leidt.
Ten behoeve van de aandrijving van de maaielemen-ten 4 (zie Figuur 6) is een telescopisch uitschuifbare koppe-lingsas 66 aangebracht tussen de neerwaarts gerichte uitgaande as van de nabij het uiteinde van de gestelbalk 1 gelegen transmissiekast 8 en een in hoofdzaak in opwaartse richting uitgaande as 68 van een transmissiekast 69 die een integraal deel uitmaakt van de maaibalk 3. Deze is aan zijn uiteinden via kruiskoppelingen 67 met de betreffende, van de transmis-siekasten 6 en 69 uitgaande assen verbonden. Om de koppe-lingsas 66 en de kruiskoppelingen 67 is een afdekelement 72 aangebracht, bestaande uit een bovenste trommel vormige kap 73 en een onderste trommelvormige kap 74. De bovenste kap 73 is met een binnenwaarts gericht flensdeel vastgeschroefd aan een flens 71 van de transmissiekast 6. De onderste kap 74 is, via een nabij zijn onderzijde aangebrachte binnenwaarts gerichte flens, vastgeschroefd op een via spiebanen om de as 68 aangebrachte drager voor een maaiorgaan 4. De onderste kap 74 heeft een diameter die aanzienlijk groter is dan die van de bovenste kap 73. De ruimte tussen beide kappen 73 en 74 is, ten behoeve van het tegengaan van indringing van vuil en gewasdelen, afgeschermd met een afdekelement 77. Dit afdek-element 77 omvat een cirkelvormig flensdeel 78 en een nabij de buitenste omtrek daarvan aan de onderzijde aangebracht ringvormig deel 79. Het flensvormig deel 78 is vastgeschroefd tegen de bovenzijde van een tegen het onderste uiteinde van de trommelvormige kap 73 aangebrachte flens 75. Aan de onderzijde van de flens 75, die passend in de onderste kap 74 verschuifbaar is, is ter plaatse van de voor de bevestigings-bouten bedoelde boringen een moer op duurzame wijze tegen de onderzijde van de flens 75 aangebracht. Het ringdeel 79 heeft een hoogte van 2 a 8 cm en reikt, op enige afstand om de onderste kap 74 heen, tot op geringe afstand van een om de buitenzijde van de onderste kap 74 aangebrachte flens 76, die op overeenkomstige afstand van het bovenste uiteinde van de kap 74 is aangebracht en welke in radiale richting juist tot voorbij het ringvormig deel 79 reikt.
De in het bovenstaande beschreven constructies, waarbij in één geval de aandrijf middelen 6, 8, 11, 66 en 67 tussen de scharnierassen 27, 28 van de vierhoeksarm 24 zijn gelegen, en waarbij in een ander geval de voorste uiteinden van die onderste vierhoeksarmen 24 door een torsiestang 50 zijn verbonden, betreffen elk een op zichzelf staande uitvoering. Deze constructies kunnen zowel afzonderlijk, als gecombineerd worden toegepast.
De werking van de machine wordt in het navolgende toegelicht.
Tijdens het bedrijf is het tweede gestel 15 ten opzichte van het eerste gestel 13 althans in hoofdzaak in de voorste onderste scharnierpunten met de assen 27 en in de steun 37 op de dwarsbalk 19 afgesteund en wel via de armen 24, respectievelijk het steunelement 36. In de bedrijfsstand is het bedieningselement 44 vrijgegeven, zodat de drager 3, ook wel aan te duiden als maaibalk, en daarmee het gehele tweede gesteldeel 15, bij het tegenkomen van een verhoging of obstakel in het veld, zonder noemenswaardige weerstand kan uitwijken. Bij een dergelijke omstandigheid wordt het tweede gesteldeel 15 door de als parallellogram instelbare vier-hoeksconstructie 14 in verticale richting omhoog geleid. De opwaartse beweging wordt vergemakkelijkt door het feit dat het steunelement 36 is uitgevoerd als trekveer die zich in de normale bedrijfsstand in uitgerekte toestand bevindt. In een voorkeursuitvoering is het bedieningselement 44 uitgevoerd als een hydraulische verstelcilinder. Dit betekent dat het bedieningselement 44 ook in vrijgegeven toestand, als gevolg van het hydraulische karakter, vertragend op eventuele plotselinge opwaartse bewegingen kan werken. Volgens de uitvinding is het bedieningselement 44 daarom via een vrij schar-nierbaar tussenstuk 45, ook wel schommelstuk genoemd, met het eerste gesteldeel 13 verbonden. De Figuren 2 en 4 geven de machine en het hierboven besproken bedieningselement 44 met tussenstuk 45 in de transportstand weer. Hierbij is het bedieningselement 44 volledig ingetrokken en in die stand hydraulisch geblokkeerd. Tijdens het bedrijf verkeert het schommelstuk 45 in een stand, waarbij dit zowel in de richting van de bovenste, als van de onderste uitsparing 48 mechanische bewegingsvrijheid om de assen 43, respectievelijk 46 heeft. Hierdoor beschikt het tweede gesteldeel 15 tijdens bewegingen in verticale richting tijdens het bedrijf over geruime hoogte over een vrijwel volkomen weerstandsloze uit-wij kmogelij kheid.
Het bedieningselement 44, dat bij voorkeur als enkel werkende hydraulische cilinder is uitgevoerd, is evenwijdig aan het elastisch steunelement 36 aangebracht, waardoor tijdens het heffen van de machine een optimale samenwerking met het steunelement wordt verkregen. In een voordelige uitvoering maken steunelement 36 en stelelement 44 gebruik van dezelfde steunen 37 aan het eerste gesteldeel 13, respectievelijk 39 aan het tweede gesteldeel 15. De beschreven plaatsing van deze steunen 37 en 39 tussen de middellijn M van de machine en een aan de zijde van de overbrengings-element 11, 8, 12, 59 en 66 gelegen steun 20 heft, volgens de uitvinding, voor een belangrijk deel de onbalans op in de gewichtsverdeling in de langsrichting van het tweede gestel-deel 15, welke onbalans het gevolg is van de keus voor het vanaf één uiteinde aandrijven van de maaielementen 4 en een eventueel aangebrachte kneusinrichting 5. In een voorkeursuitvoering gaat deze maatregel gepaard met een torsieverbin-ding tussen het voorste uiteinde van de onderste armen 24 van de vierhoeksconstructie 14. Hierbij omvatten de overige scharnierpunten 28, 29 en 26 bij voorkeur een kogelscharnier. Eén en ander is noodzakelijk als gevolg van de vertraging die bij het overbrengen van een opwaartse beweging vanaf het ene uiteinde van het tweede gesteldeel 15 naar het andere uiteinde daarvan in de torsieverbinding met bijvoorbeeld de as 50 kan ontstaan. Met behulp van dezelfde op torsie belastbare verbinding wordt tevens een begrenzing verkregen van de bewegingsvrijheid in zijdelingse richting van het eerste gesteldeel 13 ten opzichte van het tweede gesteldeel 15.
De in bovenstaande alinea’s beschreven en in het bijzonder in Figuur 2 weergegeven plaatsing van de voorste en achterste onderste scharnierpunten 27, 28 levert een machine op, die ook bij de aanwezigheid van een kneusinrichting 5 in de rijrichting A compact is en waarvan de achterste scharnierpunten 28 en de haak 40 van het steunelement 36, gezien in de voortbewegingsrichting A, boven het zwaartepunt van de machine zijn gelegen, dat wil zeggen tussen de draai-ingsas 57 van de kneusinrichting 5 en de maaibalk 3 van het eerste gesteldeel. Gezien in verticale richting, levert de constructie ook een betrekkelijk compacte machine op door een zo laag mogelijke aanbrenging van de scharnierpunten 27, 28, 29 en 26. De mogelijke hoogteniveaus waarop een scharnierpunt 28 kan worden aangebracht, zijn in neerwaartse richting begrensd door de aanwezigheid van een kneusinrichting 5. Bij de gunstige plaatsing van de aandrijf elementen 6, 11 en 8 aan de voorzijde van de gestelbalk 1, wordt de onderste begrenzing voor de plaatsing van de transmissiekast 6 gevormd door de gestelbalk 1, waaroverheen de koppelingsas van de trekker
Client te lopen. Volgens de uitvinding kan een zo laag mogelijk aangebracht scharnierpunt met een eenvoudig aan te brengen en voordelig geplaatste aandrijfinrichting 6, 8 en 11 worden gecombineerd door de onderste verbindingsarmen 24 gekromd uit te voeren, en wel zodanig dat deze over de dwars op de rijrichting gelegen koppelingsas 11 en gestelbalk 1 heen reiken. De hierboven genoemde eenvoudig aangebrachte aandrijfinrichting omvat standaard in de handel verkrijgbare transmissiekasten 68 met een haakse overbrenging, welke kasten aan een drager vastgeschroefd dienen te worden.
Tijdens het bedrijf kunnen zich obstakels in het veld voordoen, waarmee de machine nabij het midden van de maaibalk 3 in contact komt. Dit kan, als gevolg van de grote lengte van de maaibalk 3, welke 320 cm kan bedragen, en de constructie van de voorkeursuitvoering daarvan, welke bijvoorbeeld is beschreven in de Europese Octrooiaanvrage 0 456 330, de maaibalk 3 enigzins doen doorbuigen, waardoor de kortste afstand tussen de uiteinden van de maaibalk 3 geringer wordt. Deze inkorting van de kortste lengte van de maaibalk 3 wordt in het tweede gesteldeel 15 opgevangen door een buitenwaarts gebogen deel van het onderste uiteinde van een arm 2 en door hieraan aangebrachte, zich in de rijrichting uitstrekkende plaatvormige steundelen 81 die in een elastisch vervormbare metaalsoort zijn uitgevoerd. Genoemde inkorting van de maaibalk 3 levert ook een verplaatsing op van de tot de maaibalk 3 behorende transmissiekast 69 ten opzichte van de op de gestelbalk 1 aangebrachte transmissiekast 8, welke verplaatsing wordt opgevangen door de koppelingsas 66 telescopisch en met een kruiskoppeling 67 aan beide uiteinden uit te voeren. Hierbij zijn eveneens het onderste deel 74 en het bovenste deel van de trommelvormige afdekelement 72 vrij ten opzichte van elkaar verplaatsbaar. De bovenste beschermingskap 73 is vast aan de transmissiekast 8 aangebracht, terwijl de onderste beschermingskap 74 tezamen met de drager voor een maaielement 4 roteert. Hierdoor bevordert de beschermingskap 74, die aan de buitenste omtrek van zich in hoofdzaak verticale uitstrekkende meeneemelementen kan zijn voorzien, dat in het bijzonder het door het betreffende maaielement 4 gemaaide produkt naar het centrum van de machine wordt bewogen. Het getoonde afdekelement 72 is in die zin voordelig uitgevoerd dat bij eventuele reparatie of demontage van de koppelingsas 66 slechts enkele schroeven hoeven te worden losgedraaid om de koppelingsas 66 en de bijbehorende kruiskoppelingen 67 bereikbaar te maken. Voor het bereikbaar maken van de koppelingsas 66 dienen minimaal twee bouten, waarmee de bovenste beschermingskap 73 aan de flens 71 is vastgeschroefd, te worden losgedraaid, vervolgens minimaal twee bouten, waarmee de afdekring 79 aan de beschermingskap 73 vastzit, waarna de bovenste beschermingskap 73 in de onderste beschermingskap 74 kan worden neergelaten. Met een verlengstuk van een schroef sleutel kunnen vervolgens twee bouten, waarmee de onderste beschermingskap 74 op een drager voor een maaielement 4 is bevestigd, worden losgedraaid. Hierna kunnen de beide kappen 73, 74 gezamenlijk in de langs-richting van de koppelingsas 66 geschoven worden om aldus achtereenvolgens de bovenste en de onderste, dan wel de onderste en de bovenste kruiskoppelingen 67 voor demontage bereikbaar te maken. De onderste kruiskoppeling 67 kan overigens reeds van zijn borging op de as 68 worden ontdaan via een in de onderste kap 74 aangebrachte opening die met een wegneembare stop is afgedicht.
De beschreven constructie heeft voorts het voordeel dat de machine, na vrijgave van het bedieningselement 44, waarbij het elastisch steunelement 36 onder het gewicht van het tweede gesteldeel 15 in een uitgerekte stand geraakt, via de hefinrichting waarin het eerste gesteldeel 13 wordt gedragen, ten behoeve van een bedrijfsstand op zodanige hoogte kan worden ingesteld dat het tweede gesteldeel 15 juist in contact met de bodem staat, echter zonder zijn gewicht hierop af te steunen. Vervolgens kan deze stand van de hefinrichting tijdens het bedrijf worden aangehouden en hoeft, bijvoorbeeld ten behoeve van het keren op de kopakker, alleen nog het bedieningselement 44 te worden bediend.
De uitvinding is niet beperkt tot hetgeen hiervoor is beschreven, maar heeft ook betrekking op alle details in de tekeningen. De uitvinding heeft verder betrekking op allerlei alternatieven in de constructie, uiteraard vallende binnen de bewoordingen van de hiernavolgende conclusies.

Claims (21)

1. Maaimachine bestemd voor aankoppeling aan de aan de voorzijde van een voertuig voor het dragen van de machine aangebrachte koppelinrichting, welke machine een eerste (13) en een tweede (15) gesteldeel omvat, welk eerste gesteldeel (13) een aankoppelbok (17) en een daarmee verbonden draagconstructie (20, 22) omvat, en welk tweede gesteldeel (15) een althans nagenoeg haaks op de rijrichting (A) en in hoofdzaak horizontaal zich uitstrekkende gestelbalk (1) omvat, waaraan ten minste één zich op een lager niveau bevindende drager (3) ten behoeve van via opwaarts gerichte en motorisch aandrijfbare assen draaibare maaielementen (4) is gekoppeld, met het kenmerk, dat het eerste (13) en het tweede (15) gesteldeel met elkaar zijn verbonden via een vierhoeks-constructie (14) die om althans in hoofdzaak horizontaal en dwars op de rijrichting (A) gelegen assen (26 - 29) schar-nierbaar is.
2. Maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de drager (3) en het grootste deel van de voor de aandrijving van de maaielementen (4) bestemde aandrijfmiddelen (6, 8, 11, 66, 67) zich, gezien in zijaanzicht, althans in hoofdzaak tussen de voorste (27) en de achterste (28) schar-nierassen voor de onderste verbindingsarmen (24) van de vier-hoeksconstructie (14) bevinden.
3. Maaimachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat ten minste twee (24) van een stel vierhoeksarmen (24, 32) onderling zijn verbonden door een torsiestang (50) die de scharnierassen (27) voor de verbinding tussen de betreffende verbindingsarmen (24) en het eerste gesteldeel (13) omvat, of althans concentrisch daaromheen is aangebracht.
4. Maaimachine volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draagconstructie (20, 22) in hoofdzaak voorwaarts is gericht en over het tweede gesteldeel (15) heen reikt.
5. Maaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine aan één uiteinde van het tweede gesteldeel (1) een transmissiekast (8) omvat, die, onder tussenkomst van overbrengingsmiddelen (66, 67), in aandrijvende verbinding staat met zich in de drager (3) bevindende aandrijfmiddelen (68, 70) ten behoeve van de maaielementen (4).
6. Maaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine, gezien in over-langse richting van het tweede gesteldeel (1), een centraal aangebrachte transmissiekast (6) ten behoeve van aandrijving vanaf een trekker of ander voertuig omvat, welke centrale transmissiekast (6) via een dwars op de rijrichting (A) verlopende koppelingsas (11) met de zijwaarts gelegen transmissiekast (8) in aandrijvende verbinding staat.
7. Maaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maaielementen (4) aandrijf baar zijn om vanuit de maaibalk (3) opwaarts gerichte aandrijfassen die, evenals de aandrijvende verbinding tussen de aandrij fmiddelen (68, 70) in de drager (3) en de nabij een uiteinde van de gestelbalk (1) gelegen transmissiekast (8), en bij voorkeur tevens de centrale transmissiekast (6), ten opzichte van de voortbewegingsrichting (A), aan de voorzijde van de gestelbalk (1) zijn aangebracht.
8. Maaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de centrale transmissiekast (6), de zijwaarts gelegen transmissiekast (8) en de zich daar tussen uitstrekkende koppelingsas (11) in hoofdzaak hoger dan de gestelbalk (1) in de machine zijn aangebracht.
9. Maaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maaimachine een althans in hoofdzaak achter de drager (3) gelegen en zich daaraan evenwijdig uitstrekkende kneusinrichting (5) omvat, die gelegerd is ondersteund door armen (2) voor de verbinding tussen de gestelbalk (1) en de drager (3).
10. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderste scharnierassen (27, 28) van de vierhoeksconstructie (14) zich onder het niveau van de dwars op de rijrichting gelegen koppelingsas (11) bevinden en de onderste verbindingsarmen (24) van de vierhoeksconstructie (14) een gekromd verloop over de bovenzijde van de koppe-lingsas (11) heen hebben.
11. Maaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gestelbalk (1) ten opzichte van het eerste gesteldeel (13) verder is ondersteund met behulp van een elastisch steunelement (36) dat evenwijdig is aangebracht aan een verticaal vlak in de voortbewegings-richting (A), buiten het midden (M) van de gestelbalk (1) aan de zijde waarlangs de aandrijving (8, 11, 66, 67, 68) voor de maaielementen (4) verloopt.
12. Maaimachine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat een bedieningselement (44), in het bijzonder een hydraulische verstelcilinder, evenwijdig aan en onder het elastisch steunelement (36) tussen het eerste (13) en het tweede (15) gesteldeel is aangebracht.
13. Maaimachine volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat het bedieningselement (44) via een door aanslagen (48) in zijn beweging begrensd tussenstuk (45), dat nabij elk van zijn uiteinden om een horizontaal en dwars op de rijrichting (A) gelegen scharnieras (43, 46) verzwenkbaar is, aan het tweede gesteldeel (15) is bevestigd.
14. Maaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vierhoeksconstructie (14) twee onderste, en een centraal daartussen aangebrachte bovenste verbindingsarm (32) omvat, en, gezien in zijaanzicht, bij voorkeur als parallellogram is uitgevoerd.
15. Maaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de achterste scharnierpunten (28) voor de onderste verbindingsarmen (24) een kogelschar-nier omvatten.
16. Maaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zowel het voorste (26) als het achterste (29) scharnierpunt van een bovenste verbindingsarm (32) een kogelscharnier omvat.
17. Maaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zijdelingse bewegingsvrijheid van het tweede gesteldeel (15) ten opzichte van het eerste (13) wordt begrensd met behulp van een torsiestang (50), die vast is verbonden met het voorste uiteinde van de onderste verbindingsarmen (24) en welke tevens de voorste onderste scharnieras (27) van de vierhoeksconstructie (14) vormt.
18. Maaimachine volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat, gezien in zijaanzicht, het tussen het eerste (13) en tweede (15) gesteldeel aangebrachte steunelement (36) op het tweede gesteldeel (15) tussen de draaiingsas (59) van de kneusinrichting en de drager (3) aangrijpt.
19. Maaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijving van de maai-elementen (4) een in hoofdzaak verticaal gerichte aandrijfas (66) omvat, die is af geschermd met behulp van een uit twee onafhankelijk van elkaar beweegbare trommelvormige elementen (73, 74) bestaande bescherming, waarvan de ene in, dan wel over de ander brengbaar is.
20. Maaimachine volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het bovenste beschermingselement een omvang heeft die geringer is dan die van het onderste beschermingselement (74) en bevestigd is aan een met de transmissiekast (8) verbonden flensdeel (71), terwijl het onderste beschermingselement (74) is verbonden met een rond de opwaarts gerichte aandrijfelementen (68, 67, 66) aangebracht maaielement (4).
21. Maaimachine volgens conclusie 19 of 20, met het kenmerk, dat de overbrenging tussen de bovenin het tweede gesteldeel (15) bevestigde transmissiekast (8) en de tot de maaibalk (3) behorende transmissiemiddelen (68, 70) een telescopische koppelingsas (66) omvat, die ten behoeve van de verbinding met de genoemde transmissiemiddelen aan beide uiteinden via een kruiskoppeling (67) daarmee is verbonden. 23. Maaimachine volgens één of meer der voorgaande conclusies en/of één of meer der kenmerken zoals is weergegeven in de beschrijving en/of de figuren.
NL9301441A 1993-08-20 1993-08-20 Maaimachine. NL9301441A (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9301441A NL9301441A (nl) 1993-08-20 1993-08-20 Maaimachine.
EP94202336A EP0642731A1 (en) 1993-08-20 1994-08-17 A mowing machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9301441 1993-08-20
NL9301441A NL9301441A (nl) 1993-08-20 1993-08-20 Maaimachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9301441A true NL9301441A (nl) 1995-03-16

Family

ID=19862781

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9301441A NL9301441A (nl) 1993-08-20 1993-08-20 Maaimachine.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0642731A1 (nl)
NL (1) NL9301441A (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2747879A1 (fr) * 1996-04-25 1997-10-31 Bovolenta & Laurenti Dispositif de montage des disques de coupe d'une machine pour le fauchage de l'herbe
FR2759533B1 (fr) * 1997-02-14 1999-04-23 Kuhn Sa Faucheuse comportant un dispositif empechant la transmission de tout ou partie des vibrations entre le mecanisme de coupe et la structure porteuse
FR2762961B1 (fr) * 1997-05-06 1999-07-16 Kuhn Sa Appareil ou machine comportant une unite de travail articulee par rapport a une structure porteuse et procede d'articulation
DE10121014A1 (de) 2001-04-28 2002-11-21 Deere & Co Mähvorrichtung
US7726109B2 (en) 2007-10-30 2010-06-01 Vermeer Manufacturing Co. Four-bar linkage for suspending a header for an agricultural implement
IT1390857B1 (it) * 2008-08-04 2011-10-19 Bcs Spa Gruppo falciatrice frontale perfezionato per trattori
US8261521B2 (en) 2009-08-31 2012-09-11 Vermeer Manufacturing Company Self-leveling four-bar linkage for suspending a header of an agricultural implement
FR2992143B1 (fr) * 2012-06-25 2014-06-13 Kuhn Sa Dispositif d'accouplement perfectionne et machine agricole comportant un tel dispositif
US11206759B2 (en) 2017-11-21 2021-12-28 The Toro Company Mower quick height of cut adjustment
IT202100025301A1 (it) * 2021-10-01 2023-04-01 Enoagricola Rossi Srl Dispositivo stabilizzatore orizzontale per barra falciante

Citations (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2086286A1 (nl) * 1970-04-23 1971-12-31 Fahr Ag Maschf
GB2052237A (en) * 1979-06-19 1981-01-28 Kuhn Sa Support arrangements for tractor mounted machines
EP0118952A1 (en) * 1983-03-04 1984-09-19 Multinorm B.V. Mowing device having improved drive and/or a crop separating drum
DE8701093U1 (de) * 1987-01-23 1987-03-26 Maschinenfabriken Bernard Krone Gmbh, 4441 Spelle Traggestell für eine landwirtschaftliche Maschine
EP0240086A1 (en) * 1986-03-31 1987-10-07 FORD NEW HOLLAND, INC. (a Delaware corp.) Self-cleaning disc cutter rotor assembly
EP0267659A2 (en) * 1986-11-12 1988-05-18 C. van der Lely N.V. A mowing machine
EP0361573A1 (en) * 1988-09-13 1990-04-04 C. van der Lely N.V. A mowing machine
EP0382666A1 (fr) * 1989-02-07 1990-08-16 Kuhn S.A. Faucheuse avec dispositif de sécurité à déclenchement
EP0400285A2 (de) * 1989-05-27 1990-12-05 Fella-Werke GmbH Vorrichtung zum Anbau eines Mähwerks
DE9016081U1 (de) * 1990-11-27 1991-02-14 H. Niemeyer Söhne GmbH & Co KG, 4446 Hörstel Mähmaschine
DE4007735A1 (de) * 1990-03-10 1991-09-12 Claas Saulgau Gmbh Landwirtschaftliche arbeitsmaschine zum frontanbau an schlepper
EP0456900A2 (de) * 1990-04-27 1991-11-21 Alois Pöttinger Maschinenfabrik GmbH Landwirtschaftliche Maschine

Patent Citations (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2086286A1 (nl) * 1970-04-23 1971-12-31 Fahr Ag Maschf
GB2052237A (en) * 1979-06-19 1981-01-28 Kuhn Sa Support arrangements for tractor mounted machines
EP0118952A1 (en) * 1983-03-04 1984-09-19 Multinorm B.V. Mowing device having improved drive and/or a crop separating drum
EP0240086A1 (en) * 1986-03-31 1987-10-07 FORD NEW HOLLAND, INC. (a Delaware corp.) Self-cleaning disc cutter rotor assembly
EP0267659A2 (en) * 1986-11-12 1988-05-18 C. van der Lely N.V. A mowing machine
DE8701093U1 (de) * 1987-01-23 1987-03-26 Maschinenfabriken Bernard Krone Gmbh, 4441 Spelle Traggestell für eine landwirtschaftliche Maschine
EP0361573A1 (en) * 1988-09-13 1990-04-04 C. van der Lely N.V. A mowing machine
EP0382666A1 (fr) * 1989-02-07 1990-08-16 Kuhn S.A. Faucheuse avec dispositif de sécurité à déclenchement
EP0400285A2 (de) * 1989-05-27 1990-12-05 Fella-Werke GmbH Vorrichtung zum Anbau eines Mähwerks
DE4007735A1 (de) * 1990-03-10 1991-09-12 Claas Saulgau Gmbh Landwirtschaftliche arbeitsmaschine zum frontanbau an schlepper
EP0456900A2 (de) * 1990-04-27 1991-11-21 Alois Pöttinger Maschinenfabrik GmbH Landwirtschaftliche Maschine
DE9016081U1 (de) * 1990-11-27 1991-02-14 H. Niemeyer Söhne GmbH & Co KG, 4446 Hörstel Mähmaschine

Also Published As

Publication number Publication date
EP0642731A1 (en) 1995-03-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
SU1019987A3 (ru) Сельскохоз йственное орудие
RU2050101C1 (ru) Косилка
US4838013A (en) Mowing machine
US4956965A (en) Boom mower attachment for a tractor adjustable for cutting at either side thereof
JP2958352B2 (ja) 改良された重量軽減装置を備えた草刈機
DK166936B1 (da) Meje- og hoemaskine
HU193965B (en) Mower
US6109012A (en) Hay-making machine
NL8003327A (nl) Gestel voor landbouwwerktuigen.
AU748008B2 (en) Suspension for a mowing unit
US4912916A (en) Boom mower attachment for tractor adjustable for cutting at either side thereof
NL9301441A (nl) Maaimachine.
EP1616474B1 (en) A towed mower comprising a running frame and two mowing aggregates
US4951450A (en) Mowing machine
US20030066276A1 (en) Mowing machine
US3508384A (en) Auxiliary mowing apparatus and control mount therefor
NL1007596C1 (nl) Opklapbare inrichting voor het bewerken van zich op de grond bevindend gewas.
NL8602289A (nl) Maaimachine.
US3066465A (en) Front mounted end to end arranged double mower
WO1992009190A1 (en) Mower conditioner
HU215294B (hu) Függesztőkeret mezőgazdasági betakarítógépekhez, főként rotációs vágószerkezetű fűkaszákhoz
NL194025C (nl) Inrichting voor het verzamelen van hooi.
NL9100572A (nl) Landbouwmachine.
NL2014732B1 (en) Agricultural raking device.
NL9300974A (nl) Hooibouwmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed