NL8801039A - Maaimachine. - Google Patents

Maaimachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8801039A
NL8801039A NL8801039A NL8801039A NL8801039A NL 8801039 A NL8801039 A NL 8801039A NL 8801039 A NL8801039 A NL 8801039A NL 8801039 A NL8801039 A NL 8801039A NL 8801039 A NL8801039 A NL 8801039A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mowing
mower
mower according
frame
resilient element
Prior art date
Application number
NL8801039A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8801039A priority Critical patent/NL8801039A/nl
Priority to DE68920470T priority patent/DE68920470T2/de
Priority to EP89201003A priority patent/EP0338649B1/en
Priority to EP94201496A priority patent/EP0622009B1/en
Priority to DE68929086T priority patent/DE68929086T2/de
Priority to AU33178/89A priority patent/AU620392B2/en
Priority to US07/340,774 priority patent/US4951450A/en
Publication of NL8801039A publication Critical patent/NL8801039A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D43/00Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing
    • A01D43/10Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing with means for crushing or bruising the mown crop
    • A01D43/107Mounting means
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
    • A01D34/664Disc cutter bars

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Description

f
C. van der Lely N.V., Maasland MAAIMACHINE
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een maaimachine met een maaibalk, die zich in hoofdzaak dwars op de voortbewegingsrichting over het veld uitstrekt met daarboven aangebrachte roterende maaiorganen, welke maaibalk ter 5 ondersteuning op althans twee plaatsen is verbonden met een draagframe, waarbij ten minste één van de verbindingen is voorzien van een flexibel orgaan, waardoor een beperkte onderlinge beweging tussen het draagframe en het aan de verbinding grenzende deel van de maaibalk wordt toegelaten.
10 Door de maaibalk op althans twee plaatsen te ver binden met het draagframe, wordt een raamwerk verkregen dat in sterke mate de op de maaibalk in een richting tegengesteld aan de voortbewegingsrichting van de maaimachine werkzame krachten opneemt. Anderzijds werken op de maaibalk, in het 15 bijzonder wanneer deze relatief lang is, in een verticaal vlak omhoog gerichte krachten, welke aanleiding kunnen geven tot vervorming van de maaibalk. Deze vervorming leidt tot een verhoogde spanning op de plaatsen waar de genoemde verbindingen met de maaibalk en het draagframe zijn aangebracht, en 20 wel door het optreden op deze plaatsen van buigende momenten en in de lengterichting van de maaibalk gerichte krachten. De gevolgen hiervan kunnen tot uiting komen in een ongewenste slijtage van het door de maaibalk heen lopende, voor het aandrijven van de maaiorganen benodigde transmissiesysteem.
25 Om deze ongewenste verschijnselen althans gedeeltelijk ongedaan te maken, is het bekend één van de verbindingen te voorzien van een scharnierend element met een scharnieras in de voortbewegingsrichting van de maaimachine. Deze maatregel leidt echter niet tot de gewenste ontlasting van de genoemde 30 verbindingsplaatsen. De uitvinding beoogt deze ontlasting te verbeteren.
Overeenkomstig de uitvinding wordt daartoe het flexibele orgaan gevormd door een verend element. Dit verend element maakt het mogelijk niet alleen de in de verbindings- < 8801 039 n . 2 plaatsen optredende buigende momenten maar ook de in de lengterichting van de maaibalk werkzame krachten in vergaande mate te verminderen. Het verend element is overeenkomstig de uitvinding zodanig aangebracht dat hierdoor bewegingen van de 5 maaibalk ten opzichte van het draagframe in een in hoofdzaak verticaal vlak dwars op de voortbewegingsrichting worden toegelaten. Het raamwerk behoudt daarbij in voldoende mate het vermogen om de krachten in een richting tegengesteld aan de voortbewegingsrichting op te nemen.
10 De verende verbinding kan verder overeenkomstig de uitvinding tot stand worden gebracht zowel via een op de maaibalk aangebracht maaiorgaan, als buiten het bereik van de maaiorganen om.
In een bijzondere uitvoering kan de maaibalk op 15 twee plaatsen via verschillende maaiorganen, bijvoorbeeld de twee buitenste maaiorganen, zijn verbonden met het draagframe. In het bijzonder kunnen één of meer maaiorganen zijn voorzien van een in hoofdzaak trommel vormige gewasgeleider, waarbij dan een verbinding tussen de maaibalk en het draag-20 frame via of door een gewasgeleider kan lopen.
Het verend element is bij voorkeur voorzien van plaatvormig materiaal dat zich in een in de voortbewegingsrichting gelegen, in hoofdzaak verticaal vlak uitstrekt. In het bijzonder bestaat het verend element uit een metalen 25 plaat, bijvoorbeeld een 3 a 4 mm dikke bladveer, die nabij de bovenrand is verbonden met het draagframe en nabij de onderrand met aan de maaibalk bevestigde delen.
In een verdere uitvoering overeenkomstig de uitvinding kan het verend element zich althans gedeeltelijk 30 bihnen een op een maaiorgaan aangebrachte, in hoofdzaak trommelvormige gewasgeleider lopen. In het bijzonder kan dan het verend element dat nabij zijn boveneinde is verbonden met het draagframe, nabij zijn onderuiteinde zijn verbonden met een binnen een roterende gewasgeleider aangebracht, 35 stationair gehouden steunorgaan. Dit steunorgaan kan dan roteerbaar gelegerd ten opzichte van het betreffende maaiorgaan hiermede zijn verbonden. Aan het steunorgaan kan een zich in hoofdzaak boven de trommel bevindende afdekking zijn ..880 1 039 r 3 aangebracht, welke afdekking kan zijn voorzien van een centraal gelegen opening, waardoorheen het verend element reikt. Tussen de afdekking en het draagframe kan zich een flexibele mof uitstrekken, waarbinnen zich het verend element 5 en/of zijn bevestigingsmiddelen uitstrekt/uitstrekken.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is niet alleen tussen de maaibalk en het draagframe ten minste één verbinding aanwezig die is voorzien van een verend element, doch is tevens de maaibalk op althans één plaats verbonden met het 10 draagframe via een scharnier, waarvan de scharnieras zich in hoofdzaak horizontaal in de voortbewegingsrichting van de maaimachine uitstrekt. Hierdoor wordt een verdere ontlasting verkregen van de plaatsen waar de verbindingen met de maaibalk en het draagframe zijn aangebracht. Het draagframe kan 15 via dit scharnier zijn verbonden met een maaiorgaan.
De maaiorganen kunnen onderling aandrijfbaar zijn verbonden via de maaibalk en worden aangedreven via een aandrijfas die met een van de maaiorganen, bij voorkeur een buitenste maaiorgaan, is verbonden. Daarbij kan de aandrijfas 20 zich althans gedeeltelijk binnen een op het betreffende maaiorgaan aangebrachte, in hoofdzaak trommelvormige gewasgeleider bevinden. Het draagframe kan via het scharnier met het maaiorgaan, dat door middel van de aandrijfas wordt aangedreven, worden verbonden. De aandrijfas kan daarbij zijn 25 voorzien van een flexibele koppeling, bijvoorbeeld een kettingkoppeling of een kruiskoppeling, ter hoogte van de scharnieras. In een praktische uitvoering is de aandrijfas boven de flexibele koppeling gelegerd in een star met het draagframe verbonden deel en is de aandrijfas onder de flexi-30 bele koppeling gelegerd in een om de scharnieras ten opzichte van het draagframe zwenkbaar zwenkdeel. Dit zwenkdeel kan zich althans gedeeltelijk binnen een op het betreffende maaiorgaan aangebrachte, in hoofdzaak trommelvormige gewasgeleider bevinden. Aan het zwenkdeel kan dan een afdekking 35 zijn aangebracht die zich boven de trommel bevindt en op de trommel nauw aansluit.
Zoals reeds vermeld, kan het draagframe via het scharnier met het maaiorgaan, dat door middel van de aan- '8801039 - 4 drijfas wordt aangedreven, worden verbonden. Dit is niet alleen mogelijk door de aandrijfas te voorzien van een flexibele koppeling ter hoogte van de scharnieras en de aandrijfas onder de flexibele koppeling te legeren in een om de 5 scharnieras ten opzichte van het draagframe zwenkbaar zwenk-deel, maar bijvoorbeeld ook door de aandrijfas - zonder flexibele koppeling - te legeren in een busvormig deel dat star kan zijn verbonden met bijvoorbeeld een transmissie-systeemkast van waaruit, via de aandrijfas, de aandrijving 10 van de maaiorganen plaatsvindt, met welk bus vormig deel het draagframe dan via het scharnier is verbonden. In deze uitvoering verdient het de voorkeur de ingaande as van het transmissiesysteem aan te drijven onder gebruikmaking van één of meer riemen.
15 Zoals reeds vermeld, kan de verende verbinding tussen de maaibalk en het draagframe tot stand worden gebracht zowel via een op de maaibalk aangebracht maaiorgaan, als buiten het bereik van de maaiorganen om. In het laatste geval kan de verbinding een zich in hoogterichting uitstrek-20 kende verbindingsbalk omvatten, welke aan het bovenuiteinde star is verbonden met het draagframe en aan het onderuiteinde via het verend element met de maaibalk. Bij voorkeur is het onderuiteinde van de verbindingsbalk via een, het verend element vormend, zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkend 25 verbindingselement verbonden met de maaibalk. In een praktische uitvoering is dit verbindingselement plaatvormig en uitgevoerd als bijvoorbeeld een verenstalen plaat.
De hier beschreven maaimachine kan zowel zijwaarts van een landbouwtrekker door deze worden voortgetrokken, als 30 hier voorop worden gemonteerd. Het draagframe van de maaimachine kan ook worden opgehangen in een gestel dat is voorzien van wielen; de maaimachine kan daarbij samenwerken met een eveneens in dit gestel opgehangen kneusinrichting. In een bijzondere uitvoering overeenkomstig de uitvinding kan de 35 verbinding tussen het draagframe en de maaibalk via de kneus-inrichting lopen, waarbij het verend element dan tussen de kneusinrichting en de maaibalk is aangebracht.
De uitvinding heeft dan ook verder betrekking op c8801039 5 een maaikneusmachine met een maaibalk, die zich in hoofdzaak dwars op de voortbewegingsrichting over het veld uitstrekt, met daarboven aangebrachte maaiorganen, welke maaibalk ter ondersteuning op althans twee plaatsen is verbonden met een 5 draagframe dat is opgehangen in een gestel, met behulp waarvan de maaikneusmachine aan een landbouwtrekker wordt bevestigd, in welk gestel tevens een kneusinrichting is opgehangen. De maaikneusmachine is daarbij overeenkomstig de uitvinding zodanig uitgevoerd dat de verbinding tussen het 10 draagframe en de maaibalk via de kneusinrichting loopt, waarbij tussen de kneusinrichting en de maaibalk een verend element is aangebracht. Het verend element kan in het bijzonder worden gevormd door een verenstalen plaat, welke is aangebracht tussen het onderuiteinde of een punt nabij het 15 onderuiteinde van de kneusinrichting en de maaibalk. Ook deze maaikneusmachine kan zodanig zijn uitgevoerd, dat deze zowel zijwaarts van een landbouwtrekker door deze kan worden voortgetrokken, als hier voorop kan worden gemonteerd.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, 20 onder verwijzing naar de tekening, enige uitvoeringsvoorbeel-den van de maai- en maaikneusmachine worden beschreven.
Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een maaikneusmachine;
Figuur 2 toont een gedeelte van een achteraanzicht 25 van de maaikneusmachine volgens figuur 1;
Figuur 3 toont een zijaanzicht van de maaikneusmachine volgens figuur 1;
Figuren 4 en 5 tonen doorsneden van een eerste verbinding tussen het draagframe en de maaibalk van de 30 maaieenheid in de maaikneusmachine volgens figuur 1;
Figuur 6 toont een doorsnede van een tweede verbinding tussen het draagframe en de maaibalk van de maaieenheid in de maaikneusmachine volgens figuur 1;
Figuur 7 toont schematisch in vooraanzicht een 35 eerste uitvoeringsvoorbeeld van een frontmaaimachine overeenkomstig de uitvinding;
Figuur 8 toont een gedeeltelijk zijaanzicht van een maaikneusmachine volgens een tweede uitvoeringsvoorbeeld; .8801039 • 6
Figuur 9 toont schematisch in vooraanzicht een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een fróntmaaimachine overeenkomstig de uitvinding;
Figuur 10 toont een bovenaanzicht van de maai-5 machine volgens figuur 9;
Figuur 11 toont een zijaanzicht van de maaimachine volgens figuur 9.
In de verschillende figuren, die de inrichting slechts schetsmatig weergeven, zijn overeenkomstige onder-10 delen met gelijke verwijzingscijfers aangegeven.
De in de figuren 1 en 3 in bovenaanzicht, respectievelijk zijaanzicht en de in figuur 2 gedeeltelijk in achteraanzicht afgebeelde maaikneusmachine is voorzien van een zwenkarm 1, waarmede de maaikneusmachine kan worden ver-15 bonden met een landbouwtrekker. Via een scharnier 2 is de zwenkarm 1 verbonden met een eerste gestel 3 dat verrijdbaar is ondersteund door middel van wielen 4. De wielen 4 zijn door middel van scharnieren 5 zwenkbaar verbonden met het eerste gestel 3. Het zwenken van elk van de wielen 4 ten 20 opzichte van het eerste gestel 3 wordt tot stand gebracht door middel van een hydraulische cilinder 6.
De machine is voorts voorzien van een maaibalk, gevormd door een ondersteuningsbalk 7 met maaiorganen 8. De maaiorganen 8 zijn schijfvormig en aan de buitenomtrek voor-25 zien van messen 9 en kunnen om opwaarts gerichte assen roteren. De aandrijving van de maaiorganen 8 bevindt zich in de ondersteuningsbalk 7. De twee buitenste maaiorganen zijn voorzien van trommelvormige gewasgeleiders 10 ' die met het maaiorgaan roteren.
30 De maaikneusmachine is voorzien van een tweede gestel 11, waarin een kneusinrichting 12 is bevestigd. Deze kneusinrichting 12 bestaat in hoofdzaak uit een zich horizontaal uitstrekkende buis 13 waaraan kneusorganen 14 zijn bevestigd. De buis 13 met de kneusorganen 14 kan om zijn 35 lengteas roteren en wel zodanig dat de voorzijde zich naar boven begeeft. Het door de maateenheid gemaaide gewas wordt daardoor aangegrepen door de kneusorganen 14 die het gewas naar boven en naar achteren afvoeren, waarbij een gunstige i8801033 7 bewerking door de kneusorganen 14 op het gewas wordt uitgeoefend.
%
Teneinde het door de kneusinrichting 12 naar achteren verplaatste gewas in een zwad met een kleinere 5 breedte dan die van de maaimachine bijeen te brengen, zijn twee zwadborden 15 aanwezig die in het eerste gestel 3 zijn aangebracht. De zwadborden 15 zijn om verticale assen 16 (figuur 1) zwenkbaar in het eerste gestel 3 bevestigd. De hoek die het zwadbord 15 maakt, kan worden ingesteld door de 10 stang 17 op verschillende plaatsen met het eerste gestel 3 te verbinden. Daartoe zijn een aantal gaten 18 (figuur 1) aangebracht. De zwadborden zijn voorzien van een in hoofdzaak verticaal gedeelte en een schuin naar beneden, naar voren gebogen gedeelte, waardoor het door de kneusinrichting 12 15 naar achteren geworpen gewas op optimale wijze naar het te vormen zwad wordt geleid.
Het tweede gestel 11 is verticaal beweegbaar opgehangen aan het eerste gestel 3. Deze ophanging zal worden toegelicht aan de hand van figuur 2, in welke figuur de 20 ophangmiddelen aan slechts één zijde zijn afgebeeld. Aan het deel 19 van het eerste gestel 3 is een kantelelement 20 scharnierbaar om een horizontale, zich in hoofdzaak in de voortbewegingsbewegingsrichting van de maaikneusmachine uitstrekkende as 21. Tussen het kantelelement 20 en een op het 25 deel 19 aangebracht steun 22 is een trekveer 23 aangebracht die de kracht, die een trekorgaan 24 op het kantelelement 20 uitoefent, compenseert. Het trekorgaan 24 dat enerzijds aan het kantelelement 20 is bevestigd, is anderzijds scharnierbaar verbonden met het tweede gestel 11. Op deze wijze wordt 30 de zijwaarts gerichte kracht die de trekveer 23 uitoefent, omgezet in een naar boven gerichte kracht op het tweede gestel 11. Het tweede gestel 11 is verder beweegbaar met het eerste gestel 3 verbonden door middel van onderste zwenk-organen 25 (figuur 3), welke zowel aan het tweede gestel 11 35 als aan het eerste gestel 3 scharnierbaar zijn verbonden. Het in verticale richting beweegbare tweede gestel 11 wordt in zijn beweging naar boven begrensd doordat de onderste zwenk-organen dan tegen een aanslag 26 lopen. Het tweede gestel 11 .0001039 * 8 is voorts beweegbaar met het eerste gestel 3 verbonden door middel van een bovenste zwenkorgaan 27 dat eveneens zowel aan het tweede gestel 11, als aan het eerste gestel 3 scharnier-baar is verbonden. Dit bovenste zwenkorgaan 27 is in lengte 5 instelbaar. Door wijziging van de lengte van het bovenste zwenkorgaan kan de stand van het tweede gestel 11 ten opzichte van het eerste gestel 3 worden gewijzigd. Wanneer de lengte van het bovenste zwenkorgaan bijvoorbeeld wordt ingekort, dan draait de plaats waar het trekorgaan 24 aangrijpt 10 op het tweede gestel 11 ten opzichte van de scharnieras, waarmede de onderste zwenkorganen 25 aan het tweede gestel 11 zijn bevestigd, enigszins naar achteren; daarbij wordt het trekorgaan een weinig omlaag en eveneens enigszins naar achteren bewogen.
15 In het tweede gestel 11 bevindt zich een tandwiel kast 28 (figuur 1). Binnen de tandwielkast 28 wordt de van de landbouwtrekker komende hoofdaandrijfas 29 verbonden met enerzijds de aandrijving van de maaiorganen in de maaibalk en anderzijds met de aandrijving van de kneusinrichting.
20 In figuur 1 is voorts een hydraulische cilinder 30 weergegeven, die enerzijds aan de zwenkarm 1 scharnierbaar is bevestigd en anderzijds aan het eerste gestel 3. Door de lengte van de hydraulische cilinder 30 te besturen, kan de zwenkhoek van de zwenkarm 1 ten opzichte van de maaikneus-25 machine worden ingesteld.
Verder zij opgemerkt dat de in de figuren 1, 2 en 3 afgeheelde maaikneusmachine is voorzien van afschermkappen (niet afgeheeld). Deze afschermkappen bestaan uit een metalen raamwerk, waarover een geplastificeerd zeildoek of enig ander 30 flexibel materiaal is aangebracht, welk materiaal rondom naar beneden hangt.
De maaieenheid van de maaikneusmachine of, als de kneusinrichting ontbreekt, de maaimachine omvat een maaibalk gevormd door, zoals reeds vermeld, de ondersteuningsbalk 7 35 met daarboven aangebrachte maaiorganen 8, een draagframe 31 (figuur 1 en 3) en een tweetal verbindingen tussen de maaibalk en het draagframe, welke verbindingen in de in de figuren 1-3 aangegeven uitvoeringsvorm tot stand zijn .8801039 9 gebracht via de twee buitenste maaiorganen die beide zijn voorzien van een in hoofdzaak trommelvormige gewasgeleider. De wijze waarop de eerste verbinding tot stand is gebracht, is aangegeven in de figuren 4 en 5, terwijl de wijze waarop 5 de tweede verbinding tot stand is gebracht, is aangegeven in figuur 6.
In de figuren 4 en 5 omvat de verbinding tussen de ondersteuningsbalk 7 en het draagframe 31 een verend element 32, dat hier is uitgevoerd als een metalen plaat, die nabij 10 de bovenrand via bouten 33 en een verbindingsplaatstuk 34 is verbonden met het draagframe 31, en nabij de onderrand via de bouten 35 met een steunorgaan 36. Het verend element 32 strekt zich uit in een in de voortbewegingsrichting gelegen vlak. Het steunorgaan 36 is met behulp van legers 37 gelegerd 15 in het betreffende maaiorgaan 8. Het verend element 32 bevindt zich gedeeltelijk binnen de op het maaiorgaan 8 aangebrachte trommel vormige gewasgeleider 10. Aan het steunorgaan 36 zijn met behulp van de bouten 35 tevens verbin-dingsplaatstukken 38 bevestigd; deze verbindingsplaatstukken 20 zijn weer met behulp van bouten 39 bevestigd aan een afdekking 40 voor de trommel vormige gewasgeleider 10. In de afdekking 40 is een centraal gelegen opening 41 aanwezig, waardoorheen het verend element 32 reikt. Tussen de afdekking 40 en het draagframe 31 strekt zich een flexibele mof 42 uit. 25 Binnen deze mof 42 strekken zich het verend element 32 en zijn bevestigingsmiddelen 33, 34 met het draagframe 31 uit. Het verend element 32 laat zowel een geringe buiging, als een geringe verschuiving van de ondersteuningsbalk 7-ten opzichte van het draagframe 31 in een verticaal vlak dwars op de 30 voortbewegingsrichting toe.
In figuur 6 omvat de verbinding tussen de ondersteuningsbalk 7 en het draagframe 31 een scharnier 43, waarvan de scharnieras zich horizontaal in de voortbewegingsrichting uitstrekt. Rond de scharnieras is een zwenkdeel 44 35 beweegbaar ten opzichte van een met het draagframe 31 star verbonden deel 45. Door het deel 45 en het zwenkdeel 44 loopt de aandrijfas voor de maaiorganen 8 in de ondersteuningsbalk 7. Het bovenste gedeelte 46 van de aandrijfas is met behulp t8801039 * 10 van legers 47 gelegerd in het deel 45. Het onderste gedeelte 48 van de aandrijfas is met behulp van legers 49 gelegerd in het zwenkdeel 44. Het bovenste gedeelte 46 van de aandrijfas is met het onderste gedeelte 48 daarvan verbonden met een 5 flexibele koppeling 50, zoals een kettingkoppeling of een kruiskoppeling, welke is aangebracht ter hoogte van de as van het scharnier 43. Het zwenkdeel 44 is gedeeltelijk binnen de op het betreffende maaiorgaan 8 aangebrachte trommel vormige gewasgeleider 10 aangebracht. Vast met het zwenkdeel is een 10 afdekking 51 verbonden, welke afdekking zich boven deze trommelvormige gewasgeleider bevindt en nauw op deze aansluit.
De uitvinding zoals deze tot dusverre is beschreven, is niet alleen toepasbaar in een maaimachine of maai-15 kneusmachine die, zoals blijkt uit de figuren 1-3, zijwaarts ten opzichte van een landbouwtrekker door deze wordt voort getrokken, maar ook in een frontmaaimachine of frontmaaikneusmachine. De toepassing in een frontmaaimachine is aangegeven in figuur 7. De tweede verbinding (figuur 6) 20 tussen de ondersteuningsbalk 7 en het draagframe 31 verloopt hier via de tandwielkast 52, terwijl halverwege in het draagframe een tweede tandwielkast 53 is aangebracht. De aandrijving van de maaiorganen 8 geschiedt door een transmissiesysteem dat vanuit de aftakas van de landbouwtrekker via de 25 tandwielkast 53, de ene helft van het draagframe 31, de tandwielkast 52, het deel 45 en het zwenkdeel 44 naar het betreffende buitenste maaiorgaan en vandaar via de tweede verbinding tussen het draagframe 31 en de ondersteuningsbalk 7 naar de verdere maaiorganen 8 loopt. In de eerste verbin-30 ding tussen het draagframe 31 en de ondersteuningsbalk 7 is weer het verend element 32 opgenomen, terwijl in de tweede verbinding tussen het draagframe 31 en de ondersteuningsbalk 7 het scharnier 43 met de flexibele koppeling 50 in de aandrijfas is opgenomen.
35 Figuur 8 toont een gedeeltelijk zijaanzicht van een maaikneusmachine, waarbij de eerste verbinding tussen het draagframe 31 en de ondersteuningsbalk 7 niet via het betreffende buitenste maaiorgaan loopt maar via de kneusinrichting .8801039 11 ; van de maaikneusmachine, en wel via het tweede gestel 11 daarvan. Het tverend element wordt hierbij gevormd door een verenstalen plaat 54 die enerzijds is verbonden met de ondersteuningsbalk 7 en anderzijds met het onderuiteinde van het 5 tweede gestel 11 van de kneusinrichting. De tweede verbinding tussen het draagframe 31 en de ondersteuningsbalk 7 kan weer via het betreffende buitenste maaiorgaan lopen, zoals bijvoorbeeld is aangegeven in figuur 6 of in de hierin te beschrijven figuur 9.
10 De figuren 9-11 tonen een verdere uitvoerings vorm van een frontmaaimachine overeenkomstig de uitvinding.
De eerste verbinding tussen het draagframe 31 en de ondersteuningsbalk 7 is buiten het bereik van de maaiorganen om aangebracht. Deze verbinding omvat een zich in hoogterichting 15 uitstrekkende verbindingsbalk 55, welke aan het bovenuiteinde star is verbonden met het draagframe 31 en aan het onderuiteinde via een tussenplaatstuk 56 en een verend element 57 met de ondersteuningsbalk 7. Het verend element 57 wordt gevormd door een zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkend 20 plaatvormig verbindingselement, bijvoorbeeld een verenstalen plaat.
De tweede verbinding tussen het draagframe 31 en de ondersteuningsbalk 7 kan worden uitgevoerd zoals aangegeven in figuur 6; in de figuren 9 en 10 is hiervoor echter 25 een andere uitvoeringsvorm gegeven. Het draagframe 31 is hier scharnierend verbonden met een bus vormig deel 58. Vast aan dit busvormig deel 58 zijn daartoe scharnierbouten 59 aangebracht, waaromheen het gaffelvormige uiteinde'60 van het draagframe 31 kan draaien. Het busvormig deel is verder star 30 verbonden met een transmissiesysteemkast 61 van waaruit, via de in dit busvormig deel 58 gelegerde aandrijfas, de aandrijving van de maaiorganen 8 plaatsvindt. Het buitenste maaiorgaan, via welk de overige maaiorganen worden aangedreven, is hier weer voorzien van een gewasgeleider 10; het busvormig 35 deel 58 strekt zich gedeeltelijk in deze gewasgeleider uit en is voorzien van een randstuk 62 dat nauw aansluit op de gewasgeleider en deze afdekt. De tijdens bedrijf op de maai-balk werkzame krachten worden door de, door deze tweede .8801039 12 verbinding tussen het draagfrarne 31 en de ondersteuningsbalk 7 heen lopende, aandrijfas overgebracht op de ingaande as 63 van het transmissiesysteem in de transmissiesysteemkast 61. Deze krachten kunnen zodanig zijn dat de aandrijfas en, via 5 zijn legering, het busvormig deel 58 en de transmissie-systeemkast een geringe verplaatsing kunnen ondergaan in een verticaal vlak loodrecht op de voortbewegingsrichting. Dit impliceert tevens een geringe verplaatsing en/of verdraaiing van de ingaande as 63 in genoemd verticaal vlak. De ingaande 10 as 63 wordt om deze reden hier dan ook bij voorkeur aangedreven door één of meer riemen 64 en wel vanuit een vast ten opzichte van het draagfrarne 31 gelegerde as 65. Deze as 65 wordt weer via de tandwielkast 66 aangedreven door een vanaf de landbouwtrekker lopende aftakas.
15 Tenslotte zij nog opgemerkt, dat de uitvinding niet is beperkt tot de hier beschreven uitvoeringsvormen; vele modificaties kunnen worden aangebracht zonder de omvang van de uitvinding te buiten te gaan; zo kunnen bijvoorbeeld de hier beschreven frontmaaiers worden gecombineerd met een 20 kneusmachine en kan het raamwerk, gevormd door de maaibalk, het draagfrarne en de hier beschreven specifieke verbindingen daartussen, in allerlei typen schijvenmaaiers worden toegepast.
.8801033

Claims (42)

13 ;
1. Maaimachine met een maaibalk, die zich in hoofdzaak dwars op de voortbewegingsrichting over het veld uitstrekt, met daarboven aangebrachte roterende maaiorganen, welke maaibalk ter ondersteuning op althans twee plaatsen is 5 verbonden met een draagframe, waarbij ten minste één van de verbindingen is voorzien van een flexibel orgaan, waardoor een beperkte onderlinge beweging tussen het draagframe en het aan de verbinding grenzende deel van de maaibalk wordt toegelaten, met het kenmerk, dat het flexibele orgaan wordt ge-10 vormd door een verend element.
2. Maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verend element zodanig is aangebracht dat hierdoor bewegingen van de maaibalk ten opzichte van het draagframe in een in hoofdzaak verticaal vlak, dwars op de voortbewegings- 15 richting worden toegelaten.
3. Maaimachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het verend element de verbinding tot stand brengt via een op de maaibalk aangebracht maaiorgaan.
4. Maaimachine volgens conclusie 3, met het kenmerk, 20 dat de maaibalk op twee plaatsen via verschillende maaiorganen is verbonden met het draagframe.
5. Maaimachine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de verbindingen tot stand zijn gebracht via de twee buitenste maaiorganen van de maaibalk.
6. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat één of meer maaiorganen zijn voorzien van een in hoofdzaak trommelvormige gewasgeleider.
7. Maaimachine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat een verbinding tussen de maaibalk en het draagframe via 30 of door een gewasgeleider loopt.
8. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verend element is voorzien van plaatvormig materiaal dat zich in een in de voortbewegingsrichting gelegen, in hoofdzaak verticaal vlak uitstrekt.
9. Maaimachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het verend element bestaat uit een metalen plaat die .8801039 ’ 14 nabij de bovenrand is verbonden met het draagframe en nabij de onderrand(met aan de maaibalk bevestigde delen.
10. Maaimachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het verend element bestaat uit een 3 a 4 mm dikke 5 bladveer.
11. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verend element zich althans gedeeltelijk binnen een op een maaiorgaan aangebrachte, in hoofdzaak trommelvormige gewasgeleider bevindt.
12. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verend element, dat nabij zijn boveneinde is verbonden met het draagframe, nabij zijn onderuiteinde is verbonden met een binnen een roterende gewasgeleider aangebracht, stationair gehouden steunorgaan.
13. Maaimachine volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het steunorgaan roteerbaar gelegerd ten opzichte van het betreffende maaiorgaan hiermede is verbonden.
14. Maaimachine volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat aan het steunorgaan een zich in hoofdzaak boven 20 de trommel bevindende afdekking is aangebracht.
15. Maaimachine volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de afdekking is voorzien van een centraal gelegen opening, waardoorheen het verend element reikt.
16. Maaimachine volgens conclusie 14 of 15, met het 25 kenmerk, dat zich tussen de afdekking en het draagframe een flexibele mof uitstrekt, waarbinnen zich het verend element en/of zijn bevestigingsmiddelen uitstrekt/uitstrekken.
17. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maaibalk op althans één plaats is 30 verbonden met het draagframe via een scharnier, waarvan de scharnieras zich in hoofdzaak horizontaal in de voort-bewegingsrichting van de maaimachine uitstrekt.
18. Maaimachine volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het draagframe via het scharnier is verbonden met een 35 maaiorgaan.
19. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maaiorganen onderling aandrijfbaar zijn verbonden via de maaibalk en worden aangedreven via een „8801039 4 15 1 aandrijfas, die met één van de maaiorganen is verbonden.
20. Maaimachine volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de aandrijfas zich althans gedeeltelijk binnen een op het betreffende maaiorgaan aangebrachte, in hoofdzaak trommel- 5 vormige gewasgeleider bevindt.
21. Maaimachine volgens conclusie 19 of 20, met het kenmerk, dat een buitenste maaiorgaan is verbonden met de aandrijfas.
22. Maaimachine volgens een der conclusies 19 - 21, 10 met het kenmerk, dat het draagframe via het scharnier is verbonden met het maaiorgaan dat door middel van de aandrijfas wordt aangedreven.
23. Maaimachine volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de aandrijfas is voorzien van een flexibele koppeling ter 15 hoogte van de scharnieras.
24. Maaimachine volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de flexibele koppeling een kettingkoppeling of een kruiskoppeling is.
25. Maaimachine volgens conclusie 23 of 24, met het 20 kenmerk, dat de aandrijfas boven de flexibele koppeling gelegerd is in een star met het draagframe verbonden deel en dat de aandrijfas onder de flexibele koppeling is gelegerd in een om de scharnieras ten opzichte van het draagframe zwenkbaar zwenkdeel.
26. Maaimachine volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat het zwenkdeel zich althans gedeeltelijk binnen een op het betreffende maaiorgaan aangebrachte, in hoofdzaak trommelvormige gewasgeleider bevindt.
27. Maaimachine volgens conclusie 26, met het kenmerk, 30 dat aan het zwenkdeel een afdekking is aan gebracht die zich boven de trommel bevindt en op de trommel nauw aansluit.
28. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maaibalk slechts via de twee buitenste maaiorganen is verbonden met het draagframe.
29. Maaimachine volgens een der conclusies 19 - 22, met het kenmerk, dat de aandrijfas is gelegerd in een bus-vormig deel, waarmede het draagframe via het scharnier is verbonden, welk busvormig deel verder star is verbonden met .8801039 een transmissiesysteemkast van waaruit, via de aandrijfas, de aandrijving van de maaiorganen plaatsvindt.
30. Maaimachine volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de ingaande as van het transmissiesysteem wordt aangedre- 5 ven onder gebruikmaking van één of meer riemen.
31. Maaimachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de het verend element omvattende verbinding tussen de maaibalk en het draagframe buiten het bereik van de maaiorganen om is aangebracht.
32. Maaimachine volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat de verbinding een zich in hoogterichting uitstrekkende verbindingsbalk omvat, welke aan het bovenuiteinde star is verbonden met het draagframe en aan het onderuiteinde via het verend element met de maaibalk.
33. Maaimachine volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat het onderuiteinde van de verbindingsbalk via een, het verend element vormend, zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkend verbindingselement is verbonden met de maaibalk.
34. Maaimachine volgens conclusie 32 of 33, met het 20 kenmerk, dat het verbindingselement plaatvormig is.
35. Maaimachine volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat het verend element een verenstalen plaat is.
36. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het draagframe is opgehangen in een 25 gestel, met behulp waarvan de maaimachine aan een landbouwtrekker wordt bevestigd.
37. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het draagframe is opgehangen in een gestel dat voorzien is van wielen, 30 38. .Maaimachine volgens conclusie 36 of 37, met het kenmerk, dat deze samenwerkt met een in het gestel opgehangen kneus inricht ing.
39. Maaimachine volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat de verbinding tussen het draagframe en de maaibalk via de 35 kneusinrichting loopt, waarbij het verend element, tussen de kneusinrichting en de maaibalk is aangebracht.
40. Maaikneusmachine met een maaibalk, die zich in hoofdzaak dwars op de voortbewegingsrichting over het veld .8801039 uitstrekt, met daarboven aangebrachte roterende maaiorganen, welke maaibalk ter ondersteuning op althans twee plaatsen is verbonden met een draagframe dat is opgehangen in een gestel, met behulp waarvan de maaikneusmachine aan een landb-ouw -5 trekker wordt bevestigd, in welk gestel tevens een kneus-inrichting is opgehangen, met het kenmerk, dat de verbinding tussen het draagframe en de maaibalk via de kneusinrichting loopt, waarbij tussen de kneusinrichting en de maaibalk een verend element is aangebracht.
41. Maaikneusmachine volgens conclusie 40, met het kenmerk, dat het verend element wordt gevormd door een verenstalen plaat, welke is aangebracht tussen het onderuiteinde of een punt nabij het onderuiteinde van de kneusinrichting en de maaibalk.
42. Machine volgens een of meer der voorgaande conclusies of zoals beschreven of weergegeven in de beschrijving en de tekening. .8801039
NL8801039A 1988-04-21 1988-04-21 Maaimachine. NL8801039A (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8801039A NL8801039A (nl) 1988-04-21 1988-04-21 Maaimachine.
DE68920470T DE68920470T2 (de) 1988-04-21 1989-04-19 Mähmaschine.
EP89201003A EP0338649B1 (en) 1988-04-21 1989-04-19 A mowing machine
EP94201496A EP0622009B1 (en) 1988-04-21 1989-04-19 A mowing machine
DE68929086T DE68929086T2 (de) 1988-04-21 1989-04-19 Mähmaschine
AU33178/89A AU620392B2 (en) 1988-04-21 1989-04-19 A mowing machine
US07/340,774 US4951450A (en) 1988-04-21 1989-04-20 Mowing machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8801039 1988-04-21
NL8801039A NL8801039A (nl) 1988-04-21 1988-04-21 Maaimachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8801039A true NL8801039A (nl) 1989-11-16

Family

ID=19852180

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8801039A NL8801039A (nl) 1988-04-21 1988-04-21 Maaimachine.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US4951450A (nl)
EP (2) EP0622009B1 (nl)
AU (1) AU620392B2 (nl)
DE (2) DE68929086T2 (nl)
NL (1) NL8801039A (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL194714C (nl) * 1989-04-03 2003-01-07 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
DK26790A (da) * 1990-02-01 1991-08-02 Taarup As Maskinfab Skaarlaegger
US5778647A (en) * 1996-06-25 1998-07-14 New Holland North America, Inc. Disc mower conditioner
FR2759533B1 (fr) * 1997-02-14 1999-04-23 Kuhn Sa Faucheuse comportant un dispositif empechant la transmission de tout ou partie des vibrations entre le mecanisme de coupe et la structure porteuse
ATE284131T1 (de) * 1999-12-24 2004-12-15 Maasland Nv Mähaufbereiter
DE10055052C1 (de) * 2000-11-07 2002-06-06 Ziegler Gmbh An einem Schlepper anbringbares Mähwerk
US7117817B2 (en) 2004-08-03 2006-10-10 Troy Overstreet Animal feed harvesting and dispensing system
DE102006059220A1 (de) * 2006-12-13 2008-06-19 Claas Saulgau Gmbh Mähmaschine zur frontseitigen Anordnung an einem landwirtschaftlichen Fahrzeug
US7814736B2 (en) * 2008-03-03 2010-10-19 Cnh America Llc One piece tall feed drum
RU2656059C2 (ru) * 2016-08-25 2018-05-30 Федеральное государственное бюджетное научное учреждение "Федеральный научный центр кормопроизводства и агроэкологии имени В.Р. Вильямса" Ротационная косилка с кондиционером бильного типа

Family Cites Families (19)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3517491A (en) * 1968-08-08 1970-06-30 Sperry Rand Corp Header suspension mounting for pull-type harvesters
FR2171674A5 (nl) * 1972-02-04 1973-09-21 Reber Walter
GB1543324A (en) * 1975-05-02 1979-04-04 Clayson Nv Resilient mounting of attachment for agricultural machinery
NL171955C (nl) * 1978-05-26 1983-06-16 Zweegers P Maaimachine.
DE2839841A1 (de) * 1978-09-13 1980-03-27 Kloeckner Humboldt Deutz Ag Scheibenmaehwerk
GB2076273B (en) * 1980-04-22 1983-11-30 Massey Ferguson Perkins Ltd Mower-conditioner
FR2496394A1 (fr) * 1980-12-18 1982-06-25 Kuhn Sa Perfectionnement aux supports d'elements coupants des faucheuses rotatives
NL8103166A (nl) * 1981-07-01 1983-02-01 Multinorm Bv Maaiinrichting.
NL8300800A (nl) * 1983-03-04 1984-10-01 Multinorm Bv Maaiinrichting met verbeterde aandrijving en/of gewasscheidingstrommel.
NL8400818A (nl) * 1984-03-15 1985-10-01 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
FR2562758B1 (fr) * 1984-04-12 1988-05-20 Kuhn Sa Faucheuse
NL8402926A (nl) * 1984-09-26 1986-04-16 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
FR2572881B1 (fr) * 1984-11-12 1989-04-21 Kuhn Sa Faucheuse comportant un chassis muni d'une structure intermediaire et de moyens destines a empecher l'accrochage de fourrage a la dite structure intermediaire.
FR2597293B1 (fr) * 1986-04-17 1988-08-05 Kuhn Sa Faucheuse rotative avec barre de coupe et structure support.
FR2598058B1 (fr) * 1986-05-02 1989-10-13 Kuhn Sa Faucheuse munie d'au moins un organe de coupe surmonte par un tambour rotatif
DE3619792A1 (de) * 1986-06-18 1987-12-23 Basf Ag Photopolymerisierbare aufzeichnungsmaterialien sowie photoresistschichten und flachdruckplatten auf basis dieser aufzeichnungsmaterialien
NL8601703A (nl) * 1986-06-30 1988-01-18 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
NL8602865A (nl) * 1986-11-12 1988-06-01 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
NL8602866A (nl) * 1986-11-12 1988-06-01 Lely Nv C Van Der Maaimachine.

Also Published As

Publication number Publication date
DE68929086T2 (de) 2000-05-25
US4951450A (en) 1990-08-28
EP0622009A1 (en) 1994-11-02
DE68929086D1 (de) 1999-11-18
DE68920470D1 (de) 1995-02-23
EP0338649B1 (en) 1995-01-11
EP0622009B1 (en) 1999-10-13
DE68920470T2 (de) 1995-08-31
AU620392B2 (en) 1992-02-20
AU3317889A (en) 1989-10-26
EP0338649A1 (en) 1989-10-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4185445A (en) Mowing machine
US4135349A (en) Crop shredder apparatus and adapter
NL8801039A (nl) Maaimachine.
CA1277145C (en) Arrangement using mower-conditioner header float springs to bias conditioner roll
NL8602866A (nl) Maaimachine.
NL8602865A (nl) Maaimachine.
EP1616474B1 (en) A towed mower comprising a running frame and two mowing aggregates
NL8103166A (nl) Maaiinrichting.
NL192948C (nl) Inrichting voor het uit de bodem snijden van zoden.
AU3143102A (en) Haymaking machine, particularly a mower with a windrow grouping device
NL9301441A (nl) Maaimachine.
NL9100774A (nl) Maaimachine.
US2850863A (en) Windrowers
NL1007596C1 (nl) Opklapbare inrichting voor het bewerken van zich op de grond bevindend gewas.
NL8801040A (nl) Landbouwmachine.
NL8602289A (nl) Maaimachine.
EP0579573B1 (en) A lift-suspended mower
NL9100572A (nl) Landbouwmachine.
WO1992009190A1 (en) Mower conditioner
NL7907081A (nl) Grondbewerkingsmachine.
US4359854A (en) Tractor drawn harvesting combine
NL194025C (nl) Inrichting voor het verzamelen van hooi.
NL1026257C1 (nl) Gewasbewerkingsinrichting en maaier met een dergelijke gewasbewerkingsinrichting.
NL8602125A (nl) Landbouwmachine voor het bewerken van gewas.
NL9300974A (nl) Hooibouwmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed