NL9402063A - Hooibouwmachine. - Google Patents

Description

HOOIBOUWMACHINE

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op eenhooibouwmachine voor het verwerken van op de grond liggendgewas, welke machine bij voorkeur een volgmachine, zoals eenbalenpers, omvat.

Een dergelijke machine is bekend. De capaciteithiervan is relatief beperkt tenzij met hoge snelheid over hetveld wordt gereden. De onderhavige uitvinding heeft tot doelte komen tot een machine waarmee op gunstige wijze een grotecapaciteit kan worden bereikt. Volgens de uitvinding wordtdit bereikt met een constructie overeenkomstig het kenmerkvan de navolgende conclusie 1. Met een dergelijke constructiekunnen in de huidige praktijk per werkgang steeds bijvoor¬beeld drie wiersen tegelijkertijd in balen worden geperst.Hierdoor hoeft er minder met de trekker over het veld teworden gemanoeuvreerd, terwijl bij een gewone snelheid eenrelatief hoge capaciteit wordt bereikt. De onderhavigeconstructie heeft tevens het voordeel dat de vervuiling vanhet naar het midden van de machine verplaatste gewas wordttegengegaan.

De uitvinding zal thans nader worden toegelichtaan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuur 1 toont in een bovenaanzicht een hooibouw¬machine volgens de uitvinding, in gekoppelde toestand met eentrekker;

Figuur 2 is een vooraanzicht van de machineovereenkomstig figuur 1 en geeft in gestreepte lijnen detransportstand daarvan weer;

Figuur 3 toont, eveneens in een bovenaanzicht, eentweede mogelijke uitvoeringsvorm van de machine volgens deuitvinding.

Overeenkomstige delen in de figuren zijn metgelijke verwijzingscijfers aangegeven. Verder is de uitvin¬ding geenszins beperkt tot de hier afgebeelde en beschrevenuitvoeringsvormen; deze dienen slechts ter illustratie van deuitvindingsgedachte.

Figuur 1 toont een machine 1 volgens de uitvinding,welke een baler 2 voor het persen van hooi of stro in com- pacte pakken omvat. In plaats van de baler 2, kan ook aan eenmachine zoals een hakselaar of een opraapwagen wordengedacht. De baler omvat wielen 3, waarmee de machine 1 via detrekboom 4 over het veld wordt gevoerd, en wel zo, dat hetmidden van de opneemopening 6 en het daarbij horende op-neemelement van de baler 2 steeds het overlangse midden vaneen wiers volgt. Nabij de voorzijde en nabij zijn zijdenomvat de machine 1 gaffelvormige houders, waarin om een in derijrichting A georiënteerde scharnieras 8 een uiteinde vaneen gestel 11 van een opneemelement 9 scharnierbaar is gekop¬peld. Een opneemelement 9 strekt zich in hoofdzaak zijwaartsvan de baler 2 en dwars op de rijrichting A uit en is bestemdvoor het opnemen van op de grond liggend gewas. In de onder¬havige uitvoering zijn de gaffelvormige houders aangebrachtaan de uiteinden van een zich voor de baler 2 langs uitstrek¬kende, dwars op de rijrichting georiënteerde drager 7,waaraan tevens de trekboom 4 is gekoppeld. De drager 7 is metde voorzijde van de baler 2 verbonden.

De opneemelementen 9 zijn, in de onderhavige uit¬voering, gevormd uit een ten opzichte van elkaar om een in derijrichting A georiënteerde zwenkas 12 scharnierbare bin¬nenste deel 13, en een verder deel 14. Deze zijn in de onder¬havige uitvoering ongeveer even breed. Beide delen 13, 14omvatten een om een dwars op de rijrichting A georiënteerdedraaiingsas draaibaar opneemorgaan, waarmee het gewas van degrond wordt opgenomen, over het opneemorgaan heen wordtgevoerd, en wordt afgelegd op een zich daarachter, boven degrond en in hoofdzaak horizontaal uitstrekkend plateau 15. Opdit plateau 15 zijn één of meer verdere, in de figuur nietnader weergegeven, gewasverplaatsingsorganen werkzaam voorhet dwars op de rijrichting naar het midden van de machine 1toe verplaatsen van opgenomen gewas. In de onderhavigeuitvoering omvat een gewasverplaatsingsorgaan tanden die omeen in hoofdzaak in de rijrichting georiënteerde as beweeg¬baar zijn. De verplaatsingsorganen zijn in deze uitvoeringwerkzaam vanuit een niveau boven het plateau 15. De uiteindenhiervan beschrijven, zoals in figuur 2 door de gestippeldelijnen is weergegeven, een boonvormige baan 16. In het onderste deel van de baan 16 is de beweging naar het centrumvan de machine gericht. De baan 16 verloopt volgens deuitvinding mogelijkerwijs gedeeltelijk onder het niveau vanhet plateau 15 waarin, in geval van een dergelijke uit¬voering, daartoe passende openingen zijn aangebracht. Deboven het plateau 15 aangebrachte gewasverplaatsingselementenworden in de onderhavige uitvoering hydraulisch aangedrevendoor een nabij een uiteinde van een opneemelement 9 beves¬tigde hydraulische motor 17.

De beide delen 13, 14 van een opneemelement 9 zijnin de onderhavige uitvoering beperkt ten opzichte van elkaarbeweegbaar, dat wil zeggen ongeveer 15* naar beide zijden vaneen verticale lijn door de scharnieras. Beide delen 13, 14zijn voorzien van een steunorgaan 18, 19, in de onderhavigeuitvoering een wiel: het binnenste deel 13 nabij de schar¬nieras 12 tussen beide delen 13, 14 en het buitenste deelongeveer in zijn midden.

De uitvinding heeft, zoals in figuur 3 is weer¬gegeven, ook betrekking op een machine 21 voor het opnemen envervolgens dwars op de rijrichting A naar het midden van demachine verplaatsen van gewas. Hierbij wordt een eventueelaanwezige middelste wiers onberoerd gelaten. Deopneemelementen 22 van de onderhavige uitvoering komen inhoofdzaak overeen met die van het vorige uitvoeringsvoor-beeld. Het binnenste deel van een opneemelement 22 omvat inde onderhavige uitvoering twee, nabij een uiteinde geplaatstesteunelementen 18. Elk der beide opneemelementen 22 is, viaeen parallellogramconstructie 23 met verticale zwenkassen,verbonden met een zich voor de opneemelementen 22 uitstrek¬kende balkvormige drager 24. Deze is voorzien van een bok 25ten behoeve van aankoppeling met de driepuntshefinrichtingvan een trekker. De parallellogramconstructie 23 omvat tweeparallellogramarmen die nabij hun achterste uiteinden onder¬ling zijn verbonden via een achterste drager 26 in de vormvan een balkdeel dat op zijn beurt via een in de rijrichtinggeoriënteerde zwenkas 27 met het gestel 28 van een vleugelop-neemelement 22 is verbonden. De parallellogramconstructie 23is met behulp van een in de figuur niet nader weergegeven vergrendelelement vastzetbaar in een stand die de breedte vande centraal te vormen wiers bepaalt. Beide vleugelop-neemelementen 22 zijn nabij hun binnenste uiteinde voorzienvan toestrijkers 29. De onderhavige uitvoering is ten behoevevan het transport via een in de figuren niet weergegevenhydraulisch verstelelement om de in de rijrichting A georiën¬teerde zwenkas 27 verstelbaar in een transportstand diealthans in hoofdzaak overeenkomt met de in figuur 2 met stip¬pellijnen aangeduide stand. Door het vervolgens binnenwaartsverzwenken van de parallellogramconstructie 23 wordt met deonderhavige uitvoering, zoals bij de voorgaande uitvoeringook het geval is, een minimale transportbreedte van driemeter of minder bereikt.

Tijdens het bedrijf van de machine volgens beidevoorgaande uitvoeringen wordt op het veld liggend gewas,hetzij verspreid, hetzij door de vleugelelementen 9, 22 inwiersen opgenomen en over het plateau 15 naar het midden vande machine verplaatst en aldaar in een wiers afgelegd. In heteerste uitvoeringsvoorbeeld wordt de centrale wiers onmiddel¬lijk door de achterop aangekoppelde machine opgenomen. Deaard van de achter aangekoppelde machine kan verschillendzijn: een balenpers, een hakselaar of een opraapwagen. In hettweede uitvoeringsvoorbeeld zorgen toestrijkorganen 29 ervoordat de pas gevormde wiers niet uit elkaar valt en dat dezeeen stevige en min of meer egaal afgeronde vorm krijgt.Volgens de uitvinding kan ook de eerste uitvoeringsvorm zijnvoorzien van toestri jkorganen 29. Deze zijn ter hoogte vaneen opneemorgaan aan de machine bevestigd en strekken zichslechts tot kort achter de drager 7 uit. De toestrijkersfungeren in deze uitvoering als geleideorgaan voor degeleiding van het verzamelde gewas nar het opneemorgaan vande achterop volgende, aangekoppelde machine.

De machine volgens het eerste uitvoeringsvoorbeeld,die ook als "machinecombinatie" zou kunnen worden aangeduid,heeft het voordeel dat de capaciteit van de volgende machinewordt verhoogd en dat de produktiviteit van een demachinecombinatie besturend persson wordt verhoogd. Demachinecombinatie maakt namelijk de werkgang waarin verspreid gewas in wiersen wordt geharkt, overbodig. De machinecom-binatie heeft bovengenoemde voordelen ook wanneer het gewasreeds in wiersen is verzameld: in plaats van één wiers neemtde combinatie bijvoorbeeld drie wiersen op, terwijl debijbehorende verlaging van de rijsnelheid relatief zeergering is. De machine volgens het tweede uitvoeringsvoorbeeldheeft het voordeel dat deze, zonder aangekoppelde opvolgendemachine, sneller kan werken, zodat de machine in dezelfdetijd meerdere, relatief dure opvolgende machines kanbedienen.

In een derde uitvoering is de machine volgensfiguur 1 en 2, zoals in de tekening weergegeven, centraalvoorzien van een geleideorgaan 10 ofwel toevoerorgaan, dathet verzamelde gewas aan de opneemopening 6 van een gekop¬pelde volgmachine toevoert. In de weergegeven uitvoeringbestaat dit geleideorgaan uit een gebogen plaatdeel. Hetplaatdeel heeft een bodemdeel dat een verlenging vormt vanhet zich horizontaal uitstrekkende plateau 15 en heeft aanzijn voorzijde een opstaande wand. Deze heeft, gezien inbovenaanzicht, de vorm van een cirkelsegment. Het cirkelseg-ment heeft in de aangrenzing met het plateau 15 een breedtedie ten minste gelijk is aan die van het plateau 15, maar diebij voorkeur groter is. Nabij het midden van de machine gaathet cirkelsegment over in een in de rijrichting A georiën¬teerde verticale wand. In een tweede uitvoering is hetgeleideorgaan gevormd door een met een hydraulische motoraangedreven en om dwars op de rijrichting A georiënteerdeassen draaiend oneindig element, zoals een rubber band. Dezedraait aan zijn bovenzijde in achterwaartse richting. Beideuitvoeringen hebben het effect dat eenmaal opgenomen gewasdirect in de opnameopening 6 van de volgmachine terecht komt.Dit heeft het voordeel dat het opneemelement van devolgmachine niet overmatig wordt belast, waardoor het gewasvlot, gelijkmatig en storingsvrij kan worden verwerkt. Eeneveneens belangrijk voordeel is dat het eenmaal opgenomengewas niet meer op de bodem terecht komt, waardoor de kans opvervuiling met aarde gering blijft.

De uitvinding is niet beperkt tot hetgeen hiervoor is beschreven, maar heeft ook betrekking op alle details inde tekeningen. De uitvinding heeft verder betrekking opallerlei alternatieven in de constructie, uiteraard vallendebinnen de bewoordingen van de hiernavolgende conclusies.

Claims (24)

1. Hooibouwmachine voor het verwerken van op de grondliggend gewas, welke machine bij voorkeur een volgmachine,zoals een balenpers, omvat, met het kenmerk, dat de machine(1, 21) ten minste één zich zijwaarts uitstrekkend en om eenin de rijrichting A geörienteerde as (8, 27) scharnierbaaropneemorgaan (9, 22) voor het opnemen en het vervolgens dwarsop de rijrichting verplaatsen van gewas omvat.

2. Hooibouwmachine volgens conclusie 1, met het ken¬merk, dat de machine een trekboom (4) voor aankoppeling vande machine (1, 21) aan een trekker of dergelijke omvat, welkezich zodanig naar voren uitstrekt dat zich tussen de trekkeren de balenpers (2) een opneemorgaan (9, 22) kan uitstrekken.

3. Hooibouwmachine voor het verwerken van op de grondliggend gras, welke machine bij voorkeur een volgmachine,zoals een balenpers, omvat, met het kenmerk, dat de machineeen trekboom (4) voor aankoppeling van de machine aan eentrekker of dergelijke omvat, welke zich zodanig naar vorenuitstrekt dat zich tussen de trekker en de balenpers (2) eenopneemorgaan kan uitstrekken.

4. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat de machine één of meergewasopneemelementen (9, 22) omvat, die opgenomen gewasafleggen op een plateau (15) voor het met behulp vanverplaatsingselementen in dwarsrichting naar het midden vande machine verplaatsen van het opgenomen gewas, in hetbijzonder naar de opneemopening van een volgmachine, zoalseen balenpers.

5. Hooibouwmachine voor het verwerken van op de grondliggend gewas, welke machine bij voorkeur een volgmachine,zoals een balenpers, omvat, met het kenmerk, dat de machineéén of meer gewasopneemelementen (9, 22) omvat die opgenomengewas afleggen op een plateau (15) voor het met behulp vanverplaatsingselementen in dwarsrichting naar het midden vande machine verplaatsen van het afgelegde gewas, in hetbijzonder naar de opneemopening van de balenpers.

6. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gewas in dwarse richtingverplaatst wordt met behulp van verplaatsingselementen die,aangedreven om een in de rijrichting A geroriënteerde as, methun uiteinden een boonvormige baan (16) beschrijven.

7. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat een zich zijwaarts uitstrek¬kend opneemorgaan (9, 22) ten minste twee delen omvat, dieelk om een in de rijrichting A georiënteerde scharnieras (12)ten opzichte van elkaar scharnierbaar zijn.

8. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat het zich zijwaarts uitstrek¬kend opneemorgaan (9, 22) in een in hoofdzaak verticaalgerichte stand brengbaar is.

9. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat de verplaatsingselementenvan het zich zijwaarts uitstrekkend opneemorgaan (9, 22)hydraulisch aandrijfbaar is met behulp van een hydraulischemotor 17.

10. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat elk deel (13, 14) van eenzich zijwaarts uitstrekkend opneemorgaan (9, 22) een steun-orgaan (18, 19) omvat.

11. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaandeconclusies met het kenmerk, dat althans de uiteinden van deverplaatsingselementen zich gedurende een deel van de boon¬vormige omloopbaan (16) door een opening in het plateau (15)bewegen.

12. Hooibouwmachine volgens conclusie 11, met hetkenmerk, dat het steunwiel (18, 19) aan de achterzijde vanhet opneemorgaan (9, 22) is aangebracht.

13. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat de balenpers (2) aan elkelaterale zijde is voorzien van een orgaan (9, 22) voor hetopnemen en lateraal verplaatsen van gewas, welke elk eenwerkbreedte van drie meter hebben en bij voorkeur elk bestaanuit twee ten opzichte van elkaar scharnierbare delen (13, 14)met een werkbreedte van elk lh meter.

14. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zich zijwaarts uitstrek¬kende opneemorganen (9, 22) dwars op de rijrichting Averplaatsbaar zijn.

15. Hooibouwmachine volgens conclusie 14, met hetkenmerk, dat voor de verplaatsing dwars op de rijrichting demachine een om in hoofdzaak verticale assen verzwénkbareparallellogramconstructie (23) omvat.

16. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat de totale werkbreedte van demachine acht meter kan bedragen.

17. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat de machine per orgaan (9,22) ten minste drie loopwielen (18, 19) omvat.

18. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat de machine koppelbaar is aande driepuntshefinrichting van een trekker.

19. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat een opneemorgaan (9, 22) eenpick-up met nagestuurde tanden omvat.

20. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat de machine nabij zijn middeneen toevoerorgaan (10) omvat voor het in achterwaartserichting naar de opneemopening 6 van een volgmachinetoeleiden van opgenomen gewas.

21. Hooibouwmachine volgens conclusie 20, met hetkenmerk, dat het geleideorgaan een plaatvormige geleidingomvat met nabij zijn voorzijde een opstaande wand.

22. Hooibouwmachine volgens conclusie 21, met hetkenmerk, dat de opstaande wand, gezien in bovenaanzicht, inhoofdzaak de vorm van een cirkelsegment heeft.

23. Hooibouwmachine volgens conclusie 20, met hetkenmerk, dat het toevoerorgaan is gevormd door een om dwarsop de rijrichting georiënteerde assen aangedreven eindlooselement, zoals een band.

24. Hooibouwmachine volgens een of meer der voorgaandeconclusies en/of een of meer der kenmerken, zoals weergegevenin de beschrijving en/of de figuren.