NL1006868C2 - Hooibouwmachine. - Google Patents

Description

HOOIBOUWMACHINE

De uitvinding heeft betrekking op een hooibouwma-chine voorzien van om opwaartse assen draaiende mechanisch aangedreven harkorganen, welke machine door loopwielen is 5 ondersteund.

Het is bekend dat bij dit type machines het neerzetten van de machine, wanneer deze niet gebruikt wordt en niet aan een trekker gekoppeld is, problemen kan geven omdat zonder extra maatregelen de machine zou kantelen en op de 10 tanden zou afsteunen.

Er zijn reeds verschillende oplossingen voor dit probleem voorgesteld.

Zo is het bekend aan het gestel van de machine een uitschuifbare steun aan te brengen, welke steun, gezien in de 15 rijrichting, tussen twee harkorganen is opgesteld.

Ook is het bekend onder de harkorganen een dergelijke uitschuifbare steun aan te brengen.

Bij machines met twee loopwielen onder het harkor-gaan is het bekend de loopwielen zodanig te plaatsen dat in 20 de afgekoppelde positie de machine op twee ljopwielen rust.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een hooibouwmachine volgens het hierboven beschreven type, waarbij het wegzetten van de machine zonder extra maatregelen, zoals het verstellen van steunen, en zonder een gecom-25 pliceerd afsteunen van de harkorganen bijvoorbeeld door meerdere loopwielen, kan geschieden.

Volgens de uitvinding is althans onder één of meer van de harkorganen een steun aangebracht met behulp waarvan het harkorgaan, na te zijn gekanteld, kan afsteunen, welke 30 steun tevens dienst doet als arm voor het loopwiel.

Met de uitvinding wordt dus bereikt dat het wegzetten van de machine eenvoudig door het kantelen van het harkwiel en dus van de machine, kan plaatsvinden.

Volgens een verder aspect van de uitvinding heeft, 35 indien de draaiingsas van het harkwiel in de normale werk-stand is geplaatst, de steun een naar beneden uitstrekkend gedeelte, op welk gedeelte een naar achteren en naar boven uitstrekkend deel aansluit, welk deel na kantelen van het 1006868 2 harkorgaan op de grond rust.

De uitvinding zal aan de hand van een uitvoerings-voorbeeld nader worden toegelicht.

Figuur 1 is een bovenaanzicht van de hooibouwmachi-5 ne volgens de uitvinding;

Figuur 2 is op grotere schaal een zijaanzicht van de machine volgens de pijl II in figuur 1;

Figuur 3 is een vooraanzicht volgens de pijl III in figuur 2 op een deel van de machine op dezelfde schaal als 10 figuur 2.

De machine volgens de figuren 1, 2 en 3 is een hooibouwmachine 1 voorzien van een viertal harkorganen 2, 3, 4 en 5. Zoals in figuur 1 is aangegeven draaien de harkorganen 2, 3, 4 en 5 in tegengestelde richtingen, zoals aangege-15 ven door de pijlen 6.

De machine bezit een driepuntsbok 7 met aankoppel-punten 8, waarmede de machine met een niet afgebeelde trekker kan worden gekoppeld.

Onder de harkorganen zijn loopwielen 9 aangebracht 20 waarmede de machine op de grond rust.

In figuur 2 is de werkstand van de machine afge-beeld wanneer de machine op de grond, weergegeven met een getrokken lijn 10, staat.

Zoals in figuur 1 is getekend bezit elk harkorgaan 25 armen 11 met verende tanden 12.

Deze verende tanden zijn in de werkstand afgebeeld in figuur 1. Aan de voorkant van de machine die in de richting 13 wordt getrokken bewegen zij dicht langs de grond en harken het gewas.

30 Wanneer echter de machine van de trekker wordt losgekoppeld kantelt de machine om een dwars op de rijrichting lopende lijn en zouden zonder tegenmaatregelen de achterste tanden van de harkorganen met de grond in aanraking komen, hetgeen nadelig is voor de tanden.

35 Om dit te voorkomen bezitten ten minste de harkor ganen 3 en 4 een steun 14 die zich, in de rijrichting 13 1006868 3 gerekend, naar beneden, bij voorkeur schuin naar beneden, en naar achteren uitstrekt. Deze steun 14, die in het centrum 15 van het harkorgaan aan een niet-roterend deel is bevestigd, buigt aan het ondereinde naar achteren, zodanig dat een naar 5 achteren uitstekend deel 16 wordt gevormd, dat in de werk-stand van de machine schuin naar boven uitsteekt.

De steun 14 omvat een arm 17 waaraan een loopwiel 9 is aangebracht, waarbij in dit uitvoeringsvoorbeeld de steun 14 van voren gezien links naast het loopwiel 9 is gelegen. 10 Aan de steun 14 is verder een naar achteren uitstekend, dus tegen de rijrichting in, antiwikkelschild 18 bevestigd.

De werking van de inrichting is als volgt.

Indien de machine in de transportstand staat, is deze zoals in figuur 2 met de doorgetrokken lijn 10 weergege-15 ven. Is de machine echter losgekoppeld van de trekker en wordt deze gestald, dan kantelt de machine en komt deze in de stand waarbij de streep-streeplijn 19 de grond voorstelt en waarbij het deel 16 op de grond rust. De machine rust dan dus op de steun en staat solide op de grond, terwijl de tanden 20 vrij van de grond zijn. Het antiwikkelschild 18, dat desgewenst aan de steun 14 kan worden bevestigd, heeft tot taak te voorkomen dat gewas zich om de steun 14 en de arm 17 en de as van het loopwiel 9 wikkelt.

Opgemerkt wordt dat in dit uitvoeringsvoorbeeld het 25 zich naar achteren en naar boven uitstrekkende deel 16 van de steun 14 een hoek van ten minste 45° en ten hoogste 75° met de rotatieas 20 van het harkorgaan maakt. Het antiwikkelschild 18 is bij de harkorganen 3 en 4 aangebracht en wel bij harkorgaan 3 aan de zijde van harkorgaan 4 en omgekeerd bij 30 harkorgaan 4 aan de zijde van harkorgaan 3.

Deze uitvoeringsvorm is slechts een voorbeeld van de uitvinding.

Andere vormen van de steun zijn uiteraard mogelijk.

1006868

Claims (8)

1. Hooibouwmachine voorzien van om opwaartse assen draaiende mechanisch aangedreven harkorganen (2 - 5), welke machine door loopwielen (9) is ondersteund, met het kenmerk, 5 dat althans onder één of meer van de harkorganen (2 - 5) een steun (14) is aangebracht met behulp waarvan althans één van de harkorganen (2 - 5), na te zijn gekanteld, kan afsteunen, welke steun (14) tevens een arm (17) voor het loopwiel (9) omvat.

2. Hooibouwmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het harkorgaan (2 - 5) aan een arm (17) is aangebracht, via welke arm (17) een zich onder het harkorgaan (2 - 5) bevindend loopwiel (9) wordt afgesteund, welke arm (17) tevens dienst doet als steun.

3. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de steun (14) uit meerdere delen (16; 17;) bestaat.

4. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steun (14) in hoofdzaak paral- 20 lel aan een vlak in de rijrichting (13) gezien naast het loopwiel (9) loopt.

5. Hooibouwmachine voorzien van om opwaartse assen draaiende mechanisch aangedreven harkorganen (2 - 5), in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat, indien de draaiingsas van het harkwiel in de normale werkstand is geplaatst, de steun (14) een zich naar beneden uitstrekkend gedeelte heeft, op welk gedeelte een naar achteren en naar boven uitstrekkend deel (16) aansluit, welk deel (16) na kantelen van het harkorgaan op de grond 30 rust.

6. Hooibouwmachine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat aan het zich naar beneden uitstrekkende deel van de steun (14) de arm (17) voor het loopwiel (9) is aangebracht .

7. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat het zich naar achteren en naar boven uitstrekkende deel (16) van de steun (14) een hoek van 1006868 ten minste 45° en ten hoogste 75°, bij voorkeur ongeveer 65°, met de rotatieas (20) van het harkwiel maakt.

8. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat aan de steun (14) een althans ten 5 minste in hoofdzaak in de normale rijrichting (13) van de machine verlopende plaat (18) is bevestigd, welke tot doel heeft om althans zo veel mogelijk te voorkomen dat gewas zich aan de steun (14) en de arm (17) van het loopwiel (9) ophoopt . 1006868