NL8501837A

NL8501837A - Maaiinrichting.

Info

Publication number: NL8501837A
Application number: NL8501837A
Authority: NL
Original assignee: Zweegers & Zonen P J
Priority date: 1985-06-26
Filing date: 1985-06-26
Publication date: 1987-01-16
Also published as: JPS6229906A; CA1267538A; EP0206387A1; DE3662578D1; US4727712A; EP0206387B1; CA1267538C

Description

* 1 -1- 24801/CV/tl

Korte Aanduiding: Maalinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een maalinrichting voorzien van een gestel en tenminste twee om zich omhoog uitstrekkende draaiingsassen 5 draaibare maaiorganen,welke tegengesteld aan elkaar in draaiing te brengen zijn,zodanig,dat tijdens bedrijf,de naar elkaar toegekeerde zijden van de maaiorganen tegengesteld aan de beoogde voortbewegingsrichting van de maalinrichting bewegen,terwijl nabij de achterste gedeelten van de maaiorganen vrij draaibare wielen zijn aangebracht voor geleiding van 10 het afgemaaide gewas op een zwad.

Bij gebruikelijke maalinrichtingen van bovengenoemde soort is nabij de achterzijde van een maaiorgaan een enkel vrij draaibaar zwadwiel opgesteld om het afgemaaide gewas dwars op de voortbewegingsinrichting van de inrichting te verplaatsen ten einde het gewas op een zwad af te 15 leggen. In de praktijk is echter gebleken,dat deze bekende oplossingen in vele gevallen geen tevredenstellend resultaat geven,dat wil zeggen dat in vele gevallen het met dergelijke uitvoeringen niet mogelijk is om een betrekkelijk smal zwad te vormen, dat zich bijvoorbeeld leent om te worden opgenomen door een opraapwagen,balenpers of dergelijke.

20 Indien het zwadwiel zodanig is opgesteld ,dat de draaiingsas van dit zwadwiel een betrekkelijk kleine hoek met de horizontaal insluit is althans een deel van het gewas geneigd om onder het zwadwiel door te bewegen. Indien het vrij draaibare zwadwiel zo wordt opgesteld ,dat de draaiingsas van het zwadwiel een verhoudingsgewijs grote hoek met de 25 horizontaal insluit bestaat het gevaar dat althans een deel van het gewas over het zwadwiel heen beweegt. Het zal duidelijk zijn,dat in beide gevallen de breedte van het zwad aanzienlijk groter kan zijn dan wordt beoogd,zodat een dergelijk breed zwad veelal niet 'geheel is op te nemen met behulp van een laadwagen, balenpers of dergelijke.

30 Met de uitvinding wordt beoogd een maalinrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen,waarbij aan de aan de bekende maalinrichtingen klevende nadelen kan worden tegemoet gekomen.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat nabij de achterzijde van een maaiorgaan een tweetal vrij draaibare wielen achter 35 elkaar is aangebracht,waarbij de wielen elkaar gezien in de beoogde voortbewegingsrichting van de inrichting overlappen,terwijl de draaiingsas van ·. ? *! 08 *1 rf *7 _ i Ö Q / -2- 24801/CV/tl het voorste wiel een kleinere hoek insluit met de horizontaal dan de draaiingsas van het daarachter gelegen wiel.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan met behulp van het voorste wiel althans een groot gedeelte van het afgemaai-5 de gewas op de beoogde wijze en in de beoogde mate zijdelings worden verplaatst,terwijl gewas,dat eventueel onder dit voorste wiel doorbeweegt, door het daarachter gelegen wiel zal worden opgevangen en eveneens zijdelings zal worden verplaatst,zodat op eenvoudige wijze een zwad van de gewenste verhoudingsgewijs kleine breedte kan worden gevormdγ en Van 10 gewas ontdane rijstroken voor de trekker wielen worden verkregen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren,waarin schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van een maalinrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont schematisch een vooraanzicht op een uitvoeringsvoorbeeld ' 15 van een maalinrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een bovenaanzicht op Fig.1.

Fig. 3 toont een met Fig.2 overeenkomend aanzicht,waarbij enige onderdelen zijn weggelaten.

De in fig.1 en 2 weergegeven maaimachine omvat een langgestrekte 20 gestelbalk 1 waarmede een viertal onder deze gestelbalk opgestelde maai-organen 2- 5 zijn verbonden. Deze om zich althans nagenoeg verticaal uitstrekkende draaiingsassen draaibare maaiorganen zijn op gebruikelijke wijze opgebouwd en omvatten ieder een trommel 6 aan de onderzijde waarvan een ringvormige kraag 7 is bevestigd. Aan ieder van deze kragen 7 is op 25 gebruikelijke wijze een aantal niet weergegeven maaimessen bevestigd.Onder de ringkragen 7 zijn schotels 8 opgesteld met behulp waarvan de inrichting tijdens bedrijf op de grond kan worden ondersteund.

In de gestelbalk 1 zijn niet nader weergegeven aandrijforganen aangebracht voor het aandrijven van de maaiorganen zodanig,dat een tweetal 30 naast elkaar gelegen maaiorganen tijdens bedrijf op de gebruikelijke wijze tegengesteld aan elkaar in draaiing kan worden gebracht,zoals weergegeven met pijlen in fig.2.

Aan het gestel is verder een aanbouwbok 9 bevestigd,met behulp waarvan de maalinrichting aan de voorzijde van een landbouwtrekker of 35 dergelijk voertuig kan worden bevestigd ,om tijdens bedrijf voortbewogen ,30183 7 -3- 24801/CV/tl * te worden in de richting volgens pijl A (fig.2). Het zal echter duidelijk zijn,dat de constructie volgens de uitvinding ook toepasbaar is bij een getrokken maalinrichting.

Zoals verder nog uit de figuren blijkt hebben de ringvormige kragen 5 7 van de buitenste maaiorganen 2 en 5 een grotere diameter dan de ringvormige kragen van de beide middelste maaiorganen 3 en 4.

Ter hoogte van de buitenste maaiorganen zijn aan de gestelbalk zich loodrecht op deze gestelbalk uitstrekkende balken 10 bevestigd. Aan de achtereinden van deze balken 10 zijn met behulp van zich evenwijdig 10 aan de althans nagenoeg verticaal staande draaiingsassen van de maaiorganen uitstrekkende zwenkassen 11 de uiteinden gekoppeld van armen 12, welke zich vanaf de zwenkassen 11 schuin naar achteren en in een naar elkaar toegekeerde richting uitstrekken.

Niet nader weergegeven aanslagen verhinderen een verzwenking van de 15 armen 12 in de richting van de voorzijde van de maalinrichting,terwijl de armen 12 tegen de werking van niet nader weergegeven veren kunnen verzwenken in de richting volgens de pijlen B.

Aan het uiteinde van iedere arm 12 is een vrij draaibaar zwadwiel 13 aangebracht,dat enigszins kegelvormig is uitgevoerd,waarbij de top 2o van de kegel gerekend in de voortbewegingsrichting achter de buitenste begrenzingsrand van de desbetreffende kegel is gelegen.

De draaiingsas 14 van ieder zwadwiel 13 is gelegen in een althans nagenoeg verticaal staand vlak,dat een hoek van ongeveer 45° met een verticaal vlak evenwijdig aan de beoogde voortbewegingsrichting volgens 25 pijl A insluit. Daarbij sluit de draaiingsas 14 tevens een hoek van ongeveer 20° met de horizontaal in.

Achter ieder zwadwiel 13 is een verder zwadwiel 15 opgesteld.Dit zwadwiel omvat een centraal schijfvormig gedeelte i6,dat zich loodrecht op de draaiingsas 17 van dit zwadwiel uitstrekt,terwijl op de bui-30 tenomtrek van dit schijfvormige gedeelte een kegelvormige rand 18 aansluit welke in een van de schijf 16 afgekeerde richting in diameter toeneemt en aan zijn van de schijf 16 afgekeerde zijde overgaat in een zich naar buiten en evenwijdig aan de schijf 16 uitstrekkende rand 19·

Het wiel 15 is vrij draaibaar aangebracht op een drager 20, welke op 35 zijn beurt zodanig met de arm 12 is gekoppeld,dat de drager 20 vrij draai- - ί : 1 3 o y

* J

-4- 24801/CV/tl baar is om de draaiingsas-^ van het wiel 13. Daarbij is een niet nader weergegeven aanslag aangebracht,die een verzwenking van het wiel 15 en de drager 20 in een naar beneden toegekeerde richting begrenst· 17

De draaiingsas/van het wiel 15 is gelegen in een verticaal vlak,dat 5 een hoek van ongeveer 550 met een verticaal vlak evenwijdig aan de voort-bewegingsrichting insluit,terwijl de draaiingsas 17 met de horizontaal een hoek van ongeveer 50° insluit,

Zoals verder in het bijzonder uit fig.2 blijkt ligt daarbij in bovenaanzicht gezien het hart van de schijf 13 boven de ringvormige 10 kraag 7 van het buitenste maaiorgaan 2 resp.5 maar nog binnen de buitenomtrek van deze kraag 7·

Het zwadwiel 15 ligt in bovenaanzicht gezien grotendeels achter de kraag. 7 van het maaiorgaan 2 resp.5.

Zoals in het bijzonder uit fig.1 blijkt overlapt het voorste zwad-15 wiel 13 het achterste zwadwiel 15.

Tijdens bedrijf van de inrichting zal de inrichting worden voortbewogen in de richting volgens pijl A en zullen de maaiorganen in draaiing worden gebracht in richtingen zoals met de pijlen aangeduid. Het afgemaaide gewas zal daarbij tussen de trommels van de maaiorganen 2 en 3 20 en tussen de trommel van de maaiorganen 4 en 5 naar achteren worden verplaatst.

Het over de ringvormige kraag 7 van de buitenste maaiorganen naar achteren bewegende gewas zal door de voorste zwadwielen 13 worden opgevangen,deze vrij draaibare zwadwielen 13 in draaiing brengen,zoals met 25 pijlen aangeduid en zodoende door deze zwadwielen 13 zijdelings worden verplaatst met het oog op het vormen van een zwad dat aanzienlijk smaller is dan de maaibreedte van de inrichting. Zoals in het bijzonder uit fig.1 duidelijk zal zijn zal gewas,dat eventueel onder de zwadwielen 13 doorbeweegt worden opgevangen door de achter deze zwadwielen 13 opge-30 stelde zwadwielen 15 en door deze door het gewas in draaiing gebrachte zwadwielen eveneens zijdelings in de richting van het midden van de maalinrichting worden verplaatst.

Bij eventuele te grote ophopingen van gewas kunnen de zwadwielen verend uitwijken door verzwenking om de assen 11 in de richting volgens 35 de pijlen B.

\· λ v 1 8 o / -5- 24801/CV/tl

De zwadwielen 13 en 15»vormen door de gekozen opstelling een compact geheel,dat op eenvoudige wijze met het gestel van de maalinrichting kan worden verbonden zonder dat daarbij het aankoppelen van de maalinrichting aan een trekker zal worden bemoeilijkt. Verder bewerkstelligen 5 deze zwadwielen een effectieve verplaatsing van het afgemaaide gewas, zodat ook bij een maalinrichting met een verhoudingsgewijs grote maai-breedte het gewas toch op een verhoudingsgewijs klein zwad kan worden afgelegd.

Het zal duidelijk zijn,dat binnen de geest en beschermingsomvang 10 van de uitvinding aanvullingen en/of wijzigingen op de boven omschreven constructie denkbaar zijn.

Zo zijn de hierboven gegeven hoekwaarden in de praktijk gunstig gebleken waren,maar het zal duidelijk zijn,dat ook afwijkingen van deze « waarden denkbaar zijn.Verder kunnen,indien gewenst,in plaats van groepen 15 van twee zwadwielen ook meer dan twee zwadwielen in een groep en naast de zwadwielen eventueel een vaststaand zwadbord zijn opgenomen.

Verder is de uitvinding uiteraard niet beperkt tot een inrichting voorzien van vier maaiorganen of tot een inrichting waarbij de buitenste maaiorganen een grotere diameter hebben dan de binnenste maaior-20 ganen,hoewel de toepassing van de groepen zwadborden volgens de uitvinding in het bijzonder gunstig toepasbaar is bij een dergelijke inrichting waarbij de buitenste maaiorganen een verhoudingsgewijs grote diameter hebben ,dus ook een verhoudingsgewijs grote werkbreedte en zodoende verhoudingsgewijs veel gewas afmaaien en naar achteren ver-25 plaatsen.

250183 7

Claims

1. Maalinrichting voorzien van een gestel en tenminste twee om zich omhoog uitstrekkende draaiingassen draaibare maaiorganen,welke tegengesteld aan elkaar in draaiing te brengen zijn,zodanig,dat tijdens bedrijf de naar elkaar toegekeerde zijden van de maaiorganen tegengesteld aan 5 de beoogde voortbewegingsrichting van de maalinrichting bewegen,terwijl nabij de achterste gedeelten van de maaiorganen vrij draaibare wielen zijn aangebracht voor geleiding van het afgemaaide gewas op een zwad, met het kenmerk,dat nabij de achterzijde van een maaiorgaan een tweetal vrij draaibare wielen achter elkaar is aangebracht, waarbij de wielen 10 elkaar gezien in de beoogde voortbewegingsrichting van de inrichting overlappen, terwijl de draaiingsas van het voorste wiel een kleinere hoek insluit met de horizontaal dan de draaiingsas van het daarachter gelegen wiel.

2. Maalinrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat de draaiings— 15 as van een voorste wiel een hoek van ongeveer 20° insluit met het horizontale vlak.

3. Maalinrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk,dat de draaiingsas van het achter het voorste wiel gelegen wiel een hoek van ongeveer 50° met het horizontale vlak insluit.

4. Maalinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het ken merk, dat de draaiingsas van het voorste wiel is gelegen in een verticaal staand vlak,dat een hoek van ongeveer 45° met een verticaal vlak evenwijdig aan c'e voortbewegingsrichting insluit.

5· Maalinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het ken-25 merk,dat de draaiingsas van het achter het voorste wiel gelegen wiel een hoek van ongeveer 55° met een verticaal' vlak evenwijdig aan de voortbe-bewegingsrichting insluit.

6. Maalinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de wielen zijn bevestigd aan een arm,die tegen veerkracht in 30 naar achteren verzwenkbaar is om een as,die op een grotere afstand van het midden van de maalinrichting is gelegen dan de beide wielen.

7. Maalinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat het achter het voorste wiel gelegen wiel is bevestigd aan ®en draagorgaan,dat vrij draaibaar is om de draaiingsas van het voorste 35 zwadwiel, SKI 33 7 -7- 24801/CV/tl

8. Maalinrichting volgens een der voorgaande conclusies,waarbij een maaiorgaan is voorzien van een ringvormige kraag,met het kenmerk,dat in bovenaanzicht gezien de draaiingsas van het voorste wiel boven en nabij de omtrek van de ringvormige kraag is gelegen,terwijl het achter het 5 voorste wiel gelegen wiel grotendeels achter de ringvormige kraag is gelegen.

9. Maalinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de wielen zodanig zijn opgesteld dat tijdens normaal bedrijf de laagste punten van de wielen op enige afstand boven de grond zijn gelegen.

10. Maalinrichting althans nagenoeg zoals hierboven is omschreven en/of is afgebeeld in bijgaande figuren. 15 *. ' -¾ *7 ~7 » ..· V 1 C /