NL8302584A - Laadinrichting voor schijfcassette. - Google Patents

Description

- f f T/tj/lh/1553

Laadinrichting voor schijfcassette.

De uitvinding heeft betrekking op een laadinrichting voor een schijfcassette, waarin en hierna cassette te noemen omhulsel voor een magnetisch blid, en voorzien van een sluiter gemakkelijk aangebracht wordt op 5 een met een magnetisch blad werkende opneem en/of weergeef-inrichting.

Aanvraagster heeft reeds een opneem en/of weergeefinrichting voorgesteld die voorzien is van* een cas-settehouder waarbij een magneetbladcassette, omvattende een 10 cassette zelf, gemakkelijk en op de juiste wijze in de inrichting gebracht kan worden, waarbij de cassette zelf een magnetisch blad roteerbaar opneemt.

Bij de genoemde magneetbladcassette is in een gedeelte van de cassette zelf een kopvenster gevormd 15 voor het verschaffen van toegang aan een magneetkop, welk venster door een sluiter wordt geopend of gesloten.

In de cassette zelf zijn verende middelen aangebracht voor het ten alle tijden in de sluitrichting belasten van de sluiter, terwijl in de cassette - grendelmiddelen zijn aange-20 bracht voor het in de gesloten toestand houden van de sluiter.

In de cassettehouder zijn uitstekende middelen aangebracht voor het automatisch vrijmaken van de grendelmiddelen en het tegen de veerkracht van de verende 25 middelen openen van de sluiter. Wanneer de cassette in de cassettehouder wordt gestoken, worden de grendelmiddelen automatisch ontgrendeld voor het openen van de sluiter.

Wanneer de cassette uit de cassettehouder wordt getrokken wordt de sluiter automatisch gesloten onder invloed van de 30 veerkracht van de verende middelen, en door de grendelmiddelen in de gesloten toestand vergrendeld.

In die gevallen waarin de cassette van de magneetbladcassette niet voorzien is van dergelijke verende middelen, kan de sluiter niet automatisch worden gesloten 8302584 \ 9 ' . ' I 1 -2- wanneer de cassette uit de houder wordt getrokken, alhoewel deze wel automatisch kan worden geopend, wanneer de cassette in de cassettehouder wordt gestoken. De sluiter kan daarom openblijven zelfs wanneer de cassette uit de houder is 5 genomen, waardoor dus een risico bestaat dat vuil en stof in de cassette dringt door het geopende venster. Het wordt dus noodzakelijk om de sluiter met de hand dicht te doen nadat de cassette uit de houder is genomen.

Er is dus een sterke behoefte aan magnetische 10 opneem en/of weergeefinrichtingen waarbij in de cassettehouder middelen zijn aangebracht waarmee de sluiter automatisch wordt gesloten en de grendelmiddelen worden bediend voor het in de gesloten toestand vergrendelen van de sluiter na het uit da icassettehouder halen van de cassette, zelfs 15 in die gevallen waarin de magneetbladcassette niet voorzien is van de eerder genoemde verende middelen.

Het is daarom een doel van de onderhavige uitvinding een nieuwe magnetische opneem en/of weergeef-inrichting te verschaffen waarvan de cassettehouder de 20 grendelmiddelen van de cassette zelf kunnen vrijmaken voor het automatisch openen van de sluiter:, waarbij deze middelen ook kunnen dienen voor het automatisch sluiten van de sluiter en voor het laten werken van de grendelmiddelen voor de sluiter.

25 Fig. l is een perspectivisch aanzicht dat belangrijke delen van een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toont.

Fig. 2 is een gedeeltelijk doorgesneden vergroot vooraanzicht waarin een magneetbladcassette wordt 30 getoond die gebruikt wordt met de magnetische opneem en/of weergeefinrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Fig. 3 is een vergroot bovenaanzicht daarvan .

Fig. 4 is een vergroot gedeeltelijk voor-35 aanzicht van een grendelorgaan voor de magneetbladcassette.

Fig. 5 is een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht met uiteengenomen delen van een cassettehouder. .

Fig. 6 is een vergroot bovenaanzicht dat 8302584 * t -3- belangrijke delen van de cassettehouder toont.

. Fig. 7 is een zijaanzicht daarvan.

Fig. 8-12 tonen de relatie tussen de cassette en de cassettehouder, waarbij 5 Fig. 8 een schematisch bovenaanzicht is dat de halverwege in de houder gestoken cassette toont.

Fig. 9 een vergroot bovenaanzicht is dat het grendelorgaan in de in fig. 8 getoonde toestand weergeeft.

10 Fig. 10 een schematisch bovenaanzicht is dat een cassettesluiter toont in de geopende toestand.

, Fig. 11 een schematisch bovenaanzicht is dat de geheel in de houder gestoken cassette toont.

Fig. 12 een schematisch bovenaanzicht is 15 dat de halverwege uit de houder getrokken cassette toont.

Fig. 13 toont een gemodificeerde uitvoeringsvorm van een magneetbladcassette volgens de onderhavige uitvinding in zij- en bovenaanzichten.

Fig. 14 toont belangrijke onderdelen van 20 de houder van de magneetbladcassette in voor-, boven- en zijaanzicht.

Fig. 15A toont in schematisch de halverwege in de cassettehouder gestoken magneetbladcassette.

Fig. 15B is een schematisch bovenaanzicht 25 dat het horizontale uitsteeksel toont dat veerkrachtig in aangrijping is met een uitsparing aan één zijde van de cas settehouder.

Fig. 16 is een schematisch bovenaanzicht dat de sluiter van de magneetbladcassette toont op het 30 moment dat deze wordt geopend.

Fig. 17 is een schematisch bovenaanzicht dat de sluiter van de magneetbladcassette toont tijdens het sluiten van het venster.

Fig. 18A is een schematisch bovenaanzicht 35 dat de door de sluiter van de magneetbladcassette gesloten toestand van het venster toont.

Fig. 18B is een schematisch bovenaanzicht dat de magneetbladcassette toont terwijl deze uit de cassette, 8302584 -4-

» I

% % houder wordt getrokken.

Fig. 1 toont belangrijke gedeelten van een magnetische opneem en/of weergeefinrichting en een magneet-bladcassette in perspectivisch aanzicht. De magneetblad-5 cassette wordt getoond in een toestand waarinl· deze gereed is om in de opneem en/of weergeefinrichting aangebracht te worden. Fig. 2 is een vergroot vooraanzicht van de raagneet-bladcassette waarbij een gedeelte daarvan is weggesneden. Fig. 3 is een vergroot vooraanzicht van de bladcassette.

10 Voordat verder wordt gegaan met de beschrijving van de magnetische opneem en/of weergeefinrichting, wordt eerst een in de inrichting aan te brengen magneetbladcassette A beschreven.

In fig. 2 is te zien dat een een huis van s 15 de magneètbladcassette A vormende cassette zelf 1 van kunsthars is vervaardigd in de vorm van in hoofdzaak vierkante holle plaat met een afmeting die in de hand gehouden kan worden. Een magneetblad 2 in de vorm van een schijf is roteerbaar opgenomen in het inwendige van de cassette zelf. 20 Op een centraal gedeelte van het magneet blad 2 is een centrale naaf 4 gemonteerd in de vorm van een schijf en voorzien van een opneemgat voor een aandrijfas, waarin een roterende aandrijfas 47 van de magnetische opneem en/of weergeefinrichting wordt opgenomen. Deze naaf 4 is 25 gemonteerd in een opening 5 die in de cassette 1 is gemonteerd zodat het blad 2 om de opening 5 geroteerd kan worden.

Indicatiemiddelen 6 zijn aangebracht op een geschikt gedeelte van de cassette 1 voor het aangeven van het aantal op het blad 2 opgenomen ringvormige magnetische 30 sporen. De indicatiemiddelen 6 zijn vervaardigd van een wijzer-indicatieorgaan 8 in de vorm van een schijf met een indicatieopening 7 in de vorm van een sleutelgat, en een aanslagorgaan 11 met een aangrijpingsgedeelte 11a dat veerkrachtig in aangrijping is met een getande rand 10 van een 35 roterend tandwiel 9 dat één geheel vormt met het indicatie-orgaan 8.

Aan de beide zijden van de cassette zijn vensters 12,13 gevormd waarin de beide zijden van het blad 2 8302584 > > -5- « * gedeeltelijk worden vrijgelaten. Een magneetkop 39 van de magnetische opneem en/of weergeefinrichting die nog zal worden beschreven, wordt in êên 12 van deze vensters gestoken waarin êên zijde van het magnetische blad 2 toe-5 gankelijk is. Deze magneetkop 39 kan een magnetisch spoor aftasten van concentrisch op het magneetblad 2 gevormde beeldsxgnalen van een aantal stilstaande beelden.

Een sluiter 14 die bijvoorbeeld van een metalen plaat is vervaardigd is op de cassette 1 gemonteerd 10 voor het openen of afsluiten van de vensters 12,13. De funktie van deze bedekking 14 is het beschermen van het magneetblad 2 door te voorkomen dat stof en vuil in .het inwendige van de cassette 1 binnendringt. De sluiter 14 bestaat uit een paar evenwijdige sluiterplaten 15,16 met 15 verschillende afmetingen voor het van buitenaf bedekken van de vensters 12,13 en een verbindingsgedeelte 17 dat één rand van elk van de sluiterplaten 15,16 met elkaar verbindt. De sluiterplaten 15,16 zijn in de richting naar links en rechts in fig. 2 beweegbaar langs uitsparingen 18,18 die aan 20 weerszijden van de cassette 1 zijn gevormd. Aan de onder-oppervlakken van de uitsparingen 18,18 zijn geleidings-groeven 80 gevormd in de verschuivingsrichting van de sluiterplaten 14 (ofwel in fig. 2 in de richting naar links en rechts} voor aangrijping met uitsteeksels 19,19 die aan de 25 binnenzijde van de sluiterplaten 15,16 zijn gevormd. De funktie van deze geleidingsgroeven 80 is het vasthouden van de sluiterplaat 14 om te voorkomen dat deze loskomt van de cassette 1 tijdens de verschuiving van de sluiter 14. Het einde van de openingsbeweging van de sluiterplaten 15,16 30 wordt bepaald door kontakt van de randen 15A, 16A van de sluiterplaten 15,16 met linker zijvlakken 18A,18A van de uitsparingen 18,18 terwijl het eind van de sluitbeweging van de sluiterplaten 5,6 bepaald wordt door kontakt van de andere randen 15B,16B van de sluiterplaten 15,16 tegen 35 rechter zijvlakken 18B,18B van de uitsparingen 18,18.

Het verbindingsgedeelte 17 van de sluiterplaat 14 is zodanig gemonteerd dat deze langs een uitsparing of een groef 20 aan één zijrand IA van de cassette 1 kan 8302584 -6- I l « * verschuiven. Aan êên einde (in fig. 2 links) van het verbin-dingsgedeelte 17 is een uitstekend L-vormig aangrijpings-orgaan 21 aangebracht met een gezien in fig. 2 naar beneden gebogen einde 21a. Wanneer de sluiter 14 wordt gesloten, 5 komt het gebogen einde 21a in aangrijping met een grande1-orgaan 22 dat in het inwendige van de cassette 1 is bevestigd.

Het grendelorgaan 22 is vervaardigd van veerkrachtig materiaal zoals kunsthars en, zoals in fig. 4 10 wordt getoond, omvat deze een ondersteuningsdeel 23 dat aan de binnenzijde van het cassettehuis 1 is bevestigd en een palgëdeelte 24 heeft dat êên geheel vormt met het onder-steuningsgedeelte 23 en een eindrand 24a heeft tegenover de ruimte tussen de sluiterplaten 15,16 van de sluiter 14. Een 15 eerste schuin oppervlak 25 is ongeveer in het midden van een boveneindoppervlak van het palgedeelte 24 gevormd waarbij deze omhoog loopt naar het eindrand 24a van het palgedeelte 24 toe. Een tweede hellend oppervlak 26 is aan het voorste gedeelte van het bovenste eindoppervlak gevormd, welk hel-20 lende oppervlak 26 omhoog loopt naar het basiseinde 24b van de eindrand 24a. Halverwege tussen de eerste en de tweede schuine oppervlakken 25,26 is een uitsparing of groef 27 gevormd op het boveneindoppervlak, dat bestemd is om in kontakt te komen met het gebogen einde 21a van het aan-25 gri jpingsorgaan 21. Een van de uitsparing 27 doorlopende geleidingsgroef 28 is gevormd op het gedeelte van de zijde IA van de cassette 1 waar het grendelorgaan 22 is aangebracht. Op het bodemoppervlak van de geleidingsgroef 28 is een langwerpige sleuf 29 gevormd. Een uitstekend gedeelte 30 30 dat het eerste schuine oppervlak 25 van het palgedeelte 24 omvat staat continu onder een voorspanning om in de geleidingsgroef 28 te worden gestoken door de sleuf 29 onder invloed van de eigen veerkracht van het palgedeelte 24. Opgemerkt moet worden dat het palgedeelte 24 voorzien is 35 van een zich vertikaal uitstrekkende langwerpige sleuf 31 waarin een uitstekend aan de binnenzijde van het cassettehuis 1 gemonteerde pen 32 aangrijpt voor het begrenzen van de elastische beweging van het palgedeelte 24 zodanig dat 8302584 -7- dit kleiner is dan een bepaalde afstand.

In het midden van het verbindingsgedeelte 17 van de sluiter 14 is een uitsparing 34' met een openings-rand 33 die in hetzelfde vlak ligt als een bovenoppervlak 5 17A van het verbindingsdeel 17.

Hierna zal de magnetische opneem en/of weergeefinrichting worden beschreven. Een cassettehouder 134 waarin de eerder genoemde magneetbladcassette A wordt gestoken, kan in een deksel 35 van een kast worden opgenomen. 10 De kastdeksel 35 en de cassettehouder 134 zijn scharnierend bevestigd aan een basisplaat 37 door middel van een scharnier 36.

Op de basisplaat 37 zijn aangebracht een draaitafel 38 waarop de centrale naaf 4 wordt opgenomen door 15 een magnetische aantrekkingskracht, de eerder genoemde magneetkop 39 voor het op het blad 2 registreren van ringvormige sporen of het weergeven van in deze sporen geregistreerde informatie zoals stilstaande beelden, een magnetische kopverschuiver 40 voor het intermitterend en automatisch 20 in de radiale richting van het magneetblad 2 verschuiven van de magneetkop 39, en een elektrische aandrijfmotor 41 voor het aandrijven van de draaitafel 38 en de bijbehorende onderdelen.

Opgemerkt moet worden dat de motor 41 servo 25 bestuurd is zodanig dat het blad 2 met een bepaalde fase en met een konstante snelheid wordt geroteerd.

De magneetkop 39 is halverwege op een kop-verplaatsingsarm 44 van de kopverschuiver 40 gemonteerd zodanig dat dit naar het registratie-oppervlak, in dit geval 30 de zijde 2A van het blad 2 toegekeerd is door een in een onderste basisplaat 42 die aan de basisplaat 37 is bevestigd aangebracht venster 43.

Een schroeftrekveer 45 is met één einde 45a verbonden met de toevoerarm 44 zodat de arm 44 konstant 35 gedwongen wordt in de richting van de pijl A in fig. 1 te roteren met een zwenkas 46 als middelpunt.

Een op ongeveer het midden van de basisplaat 37 gemonteerde aandrijfas 47 kan in het gat 3 van de 8302584 -8- centrale naaf 4 worden gestoken. De draaitafel 38 is roteerbaar om de aandrijfas 47 gemonteerd, en tussen de draaitafel 38 en een aan een aandrijfas van de elektrische aandrijf-motor aangebrachte snaarschijf 48 is een snaar 49 aange-5 bracht.

Op de basisplaat 37 is eveneens een teller-aandrijfeenheid 51 gemonteerd met een telleraandrijfas 50 die opgenomen wordt in de opening 7 van het wijzerindicatie-orgaan 8 voor het doen roteren van het indicatie-orgaan 8.

10 Deze telleraandrijfeenheid 51 kan ook de kopverplaatsings-arm 44 aandrijven zodanig dat de aandrijving van het indicatie-orgaan 8 werkzaam gekoppeld is met de radiale beweging van de magneetkop 39. In andere woorden, het indicatie-orgaan 8 wordt één stap geroteerd voor één stap voortbeweging 15 van de magneetkop 39.

De cassettehouder 34 wordt gevormd door een vierkand gestel 52 zoals in fig. 5 wordt getoond. Het gestel 52 wordt gevormd door geleidingssekties 53 met een U-vormige dwarsdoorsnede voor het glijdend geleiden van de 20 zijden IA, 1B van de cassette en verbindingsgesteldelen 55, 56 die deze geleidingssekties verbinden. De geleidingssekties 53,53 liggen tegenover elkaar.

Aan één van de geleidingssekties 53 (dat wil zeggen de geleidingssektie die de zijde IA van de 25 cassette 1 te zamen met de sluiter 14 kan geleiden) is een schuif 57 gemonteerd die dient als openingsorgaan voor de sluiter, zoals in fig. 6 wordt getoond.

De schuif 57 heeft een langwerpig horizontaal gedeelte 58 dat verschuifbaar aangebracht is op een 30 bovenoppervlak, van het gesteldeel 53. Het boveneinde 58a van het gedeelte 58 heeft, gezien in fig. 6, een verlenging naar een bovenoppervlak van het verbindingsgesteldeel 55, via een gebogen deel 59. Eén einde 58a van het platte stuk 58 heeft een langwerpige sleuf 60 waarin een eerste pen 61 35 is gestoken die rechtop aan het verbindingsgesteldeel 55 is gemonteerd. Het horizontale gedeelte 58 is bij een buitenrand 58c benedenwaarts gebogen voor het verkrijgen van een uitsteeksel 62 dat weer bij de onderrand omgebogen is voor 8302584 « , -9- het verkrijgen van een horizontaal uitsteeksel 64 dat door een langwerpig geleidingsopening 63 in een zijwand 53b van de geleidingssektie 53 in het inwendige van de geleidings-sektie 53 steekt.

5 Het uitsteeksel 62 wordt in kontakt gehou den met het oppervlak van de geleidingssektie 53 door een door middel van schroeven 65,65 aan de geleidingssektie 53 bevestigde schuifsteunplaat 66 teneinde ongewenste verwijdering van het horizontale uitsteeksel 64 uit de geleide 10 opening 63 te voorkomen.

De buitenzijde van de sektie 53 is voorzien van een getrapt gedeelte 67 dat bestemd is om in kontakt te komen met een boveneinde 62a van het uitsteeksel 62. Het einde van de voorwaartse slag van de schuif 57 wordt bepaald 15 door kontakt van het ene einde 62a van het vertikale uitsteeksel 62 met het getrapte gedeelte 67, terwijl het einde van de tegengestelde slag van de schuif 57 wordt bepaald door konthkt van de pen 61 aan het boveneinde 60a van de langwerpige sleuf 60. Opgemerkt moet worden dat de afstand 1 20 tussen het boveneinde 62a van het vertikale uitsteeksel 62 en het getrapte gedeelte 67 zodanig wordt gekozen dat dit gelijk is aan de afstand tussen de pen 61 en het andere einde 60b van de sleuf 60 en dus heeft de schuif 57 een slag die gelijk is aan 1.

25 Een roterend paldeel 68 dat als sluit- element voor de sluiter dient is op een plaats voor of onder de schuif 57 aan de geleidingssektie 53 aangebracht, gezien in fig. 6.

Het paldeel 68 heeft een horizontaal gedeel-30 te 69 dat op het bovenoppervlak van het gesteldeel 53 is aangebracht. Het ondereinde 69a van het horizontale gedeelte 69 bevindt zich op een bovenoppervlak van het verbindings-gesteldeel 56. Aan één einde 69a van het horizontale gedeelte 69 is een langwerpige sleuf 70 gevormd. Een tweede pen 71 is f N 35 rechtop op het verbindingsgesteldeel 56 gemonteerd en in de sleuf 70 gestoken. Het horizontale gedeelte 69 is bij een \ buitenrand 69a naar beneden gebogen voor het verkrijgen van % een opstaand uitsteeksel 72 dat weer langs de onderrand 8302584 -10- daarvan is gebogen voor het verkrijgen van een horizontaal uitsteeksel 73 dat door de eerdergenoemde sleuf 63 steekt.

Het andere einde van het horizontale gedeelte 69 heeft een bekvormig einde 74 met een binnenwaarts van 5 het vierkante gestel 52 uitstekend einddeel 74a. Dit bek-vormige einde 74 is normaal in aangrijping met en wordt vastgehouden door een pen 75 die rechtop op het bovenoppervlak van de geleidingssektie 53 is aangebracht. Op deze wijze kan het paldeel 68 met de tweede pen 71 als middelpunt worden 10 gedraaid en/ wanneer het palstuk 68 in fig. 6 in de richting van de klok gedraaid met de pen 71 als middelpunt, komt het uitsteeksel 73 uit de geleidingssektie 53 door de lengwerpige sleuf 63.

Tussen een inwendig uitsteeksel van het 15 horizontale gedeelte 69 en een einde 76a van een één geheel met het ondereinde 57a van de schuif 57 gevormde tong 56 is een schroeftrekveer 77 aangebracht. De veer 77 dient om de schuif 57 tijdens normaal bedrijf in de eindstand van de teruggaande slag te houden, dat wil zeggen, wanneer de 20 cassette niet in de cassettehouder is gestoken, waarbij het paldeel 68 op dit moment in een zodanige positie wordt gehouden dat het bekvormige einde 74 in aangrijping is met de uitstekende pen 75.

In fig. 6 geeft de pijl B de insteekrichting 25 voor de cassette aan.

Nu zal aan de hand van de figs. 8-12 de werking van de schuif 57 en het paldeel 68 worden beschreven. Opgemerkt moet worden dat in de magneetbladcassette A, het gebogen einde 21a van het orgaan 21 en het paldeel 24 van 30 tevoren met elkaar in aangrijping zijn en de vensters 12,13 door de sluiterplaten 15,16 worden gesloten.

Wanneer de cassette A langs de geleidings-sekties 53,54 van het vierkante gestel 52 is bewogen, wordt het horizontale uitsteeksel 64 dat door de geleidingssektie 35 53 steekt in de geleidingsgroef 28 gestoken, zoals in fig. 9 wordt getoond. Een voorrand of -hoek 64a van het uitsteeksel 64 werkt op het uitstekende gedeelte 30 om dit in het inwendige van de cassette 1 te drukken onder invloed van het pal- 8302584 · -11- gedeelte 24, terwijl het uitsteeksel 64 langs het eerste schuine oppervlak 25 van het grendelorgaan 22 wordt bewogen. De aangrijping tussen het paldeel 24 en het omgebogen einde 2la van het orgaan 21 wordt opgeheven door het insteken van 5 het uitstekende gedeelte 30. De voorrand 64a van het uitsteeksel 64 komt in kontakt met het gebogen einde 21a van het orgaan 21.

Opgemerkt moet worden dat, wanneer men begint met het insteken van de cassette A, het door de gelei-10 dingssektie 53 stekende horizontale uitsteeksel 73 in fig. 8 in de richting van de klok wordt geroteerd met de tweede pe^ 71 als middelpunt. Het voorste gedeelte van het uitsteeksel 73 glijdt over het bovenoppervlak van het verbindings-gedeelte 17 van de sluiter 14 en komt in kontakt met het 15 oppervlak op een plaats die op een afstand 1 ligt voor de uitsparing 34' of boven de uitsparing 34’ zoals gezien in fig. 8.

Wanneer de cassette A verder langs de gelei-dingssekties 53,54 worden geschoven, worden de vensters 12,13 20 geleidelijke door de sluiter 14 geopend.

De uiterste geopende stand van de sluiter 14 wordt bereikt wanneer de zijde C van het cassettehuid 1 een positie heeft bereikt op een afstand 1 voor het ver-bindingsgesteldeel 55 (fig. 10).

25 Wanneer de cassette A verder wordt geduwd totdat de zijde lCvan het cassettehuis 1 in kontakt komt met het verbindingsgesteldeel 55, zoals in fig. 11 wordt getoond, wordt het uitsteeksel 64 in fig. 11 gezien verder omhooggedrukt door het aangrijpingsorgaan 21 van de sluiter 30 14. Wanneer het uitsteeksel 64 aldus omhoog wordt gedrukt, wordt de schuif 57 in zijn geheel in de richting van de pijl C geduwd tegen de kracht van de schroeftrekveer 77 in. Het einde 62a van het vertikale uitsteeksel 62 van de schuif 57 komt op dit moment in kontakt met het getrapte gedeelte 67 35 van de geleidingssektie 53, terwijl het einde 60b van de sleuf 60 in het horizontale gedeelte 58 van de schuif 57 in \ kontakt komt met de eerste pen 61.

\ Op deze wijze wordt de zijde 34a van de 8302584 -12-

Op deze wijze wordt de zijde 34a van de uitsparing 34 in de sluiter 14 verschoven door de beweging van de cassette A over de afstand L, naar een positie die ingenomen wordt door het voorste gedeelte van het horizontale 5 uitsteeksel 73. Het paldeèl 68 wordt nu gezien in fig. 11 in de richting tegen de klok in geroteerd onder invloed van de veerkracht van de schroefveer 77, welke wordt versterkt door de genoemde beweging van de schuif 57, zodat het uitsteeksel 73 door een snapwerking in de uitsparing 34 valt.

10 Wanneer het uitsteeksel 73 aldus in de uitsparing 34 snapt woïtdt de sluiter 14 tussen de schuif 57 en het paldeel 68 in de toestand met het venster open gehouden, waardoor het . ongewenst verschuiven van de sluiter 14 tijdens opname of weergave en het daaruit resulterende sluiter van de venster 15 12,13 wordt voorkomen.

Wanneer de cassette A geleidelijk uit het gestel 52 wordt getrokken, in een poging om de cassette A uit de magnetische opneem en weergeef inrichting te verwijderen, worden de vensters 12,13 geleidelijk door de sluiter 14 20 gesloten daar deze laatste tussen de schuif 57 en het paldeel 68 wordt vastgehouden.

Wanneer de cassette A verder naar buiten wordt getrokken nadat de sluiter 14 de voor het venster uiterste gesloten stand heeft bereikt, komt het uitsteeksel 73 van 25 het paldeel 68 los van de zijde 34a van de uitsparing 34 tegen de kracht van de schroefveer 77 in, en wordt de schuif 57 uit de geleidingsgroef 28 getrokken zodat de op het uitstekende gedeelte 30 van het paldeel 24 van het grendelorgaan 22 werkende druk wordt weggenomen. Daar het uitstekende 30 gedeelte 30 niet langer onder druk staat, wordt het paldeel 24 door zijn veerkracht in een richting bewogen zodanig dat hèt uitstekende gedeelte 30 in de geleidingsgroef 28 valt, waarbij het gebogen einde 2la van het aangrijpingsorgaan 21 weer in kontakt komt met het paldeel 24 voor het in de 35 geopende toestand van het venster houden van de sluiter 14.

Hierna zal een gemodificeerde uitvoeringsvorm van de uitvinding aan de hand van de figuren 13-18 worden beschreven. Bij deze uitvoeringsvorm zullen de delen of 8302584 I « -13- componenten die gelijk zijn aan die van de voorgaande uitvoeringsvorm met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangegeven, en de bijbehorende beschrijving wordt voor de eenvoud niet herhaald. Opgemerkt moet worden dat in de magneetbladcassette 5 A het omgebogen einde 2ia van het orgaan 21 en het paldeel 24 van tevoren met elkaar in kontakt komen en dat de vensters 12,13 door de sluiterplaten 15,16 worden gesloten net zoals in de voorgaande uitvoeringsvorm.

In de bladcassette A is een paldeel 210 aan 10 het verbindingsdeel 17 van de sluiter 14 aangebracht, zoals in fig. 13 wordt getoond.

Het paldeel 210 van het grendelorgaan 2*2 is in aangrijping met de uitsparing 27 in het grendelorgaan wanneer de sluiter 14 in zijn het venster sluitende positie 15 is.

Zoals in fig. 14 wordt getoond is een schuif 78 door schroeyen 79a,79b aan de geleidingssektie 53 van het gestel 52 bevestigd. De schuif 78 heeft horizontaal uitsteeksel 64 met een hellend oppervlak 64b met een naar de voor-20 rand benedenwaartse gradient zodat een verschil in niveau wordt gecreëerd tussen de voorrand 64a en het achterste gedeelte 64b van het uitsteeksel 64. Door het verschaffen van dit schuine oppervlak blijft het paldeel 24 niet in de gebogen toestand wanneer de cassette A in de magnetische 25 opneem eri/of weergeefinrichting is gestoken. Op deze wijze wordt de elasticiteitsgrens van het paldeel 24 in een kortere werkzame duur overschreden. Daar de schuif 78 is gefixeerd en de veerkracht van de schroefveer 77 niet toeneemt tengevolge van beweging van de schuif 78 zoals in de voorgaande 30 uitvoeringsvorm moet een voldoende elastische kracht in de schroefveer 77 worden opgeslagen voor het aangrijpen van het voorste gedeelte van het uitsteeksel 73 van het paldeel 78 door een snapwerking in de uitsparing 34.

In fig. 15A is te zien dat, wanneer de 35 cassette A langs de betreffende geleidingssekties 53,54 van het vierkante gestel 52 is bewogen, het voorste gedeelte van \ het horizontale uitsteeksel 73 van het veerkrachtige belaste \ paldeel 78 langs het bovenoppervlak 17a van het verbindings- 830 2 5 34 ------.-- « t « -14- dee 1 17 van de sluiter 14 glijdt en in schuivend drukkontakt daarmee wordt gehouden onder invloed van de kracht van de schroefveer 77. Wanneer de cassette A naar een in fig. 15B positie wordt geschoven wordt het roterende paldeel 68 5 tegen de richting van de klok ingedraaid met de pen 71 als middelpunt, zodat het uitsteeksel 73 door snapwerking in de uitsparing 34 wordt aangegrepen. De voorrand 64a van het door de geleidingssektie 53 uitstekende uitsteeksel 64 wordt langs het eerste schuine oppervlak 25 van het grendelorgaan 10 22 bewogen en het uitstekende gedeelte 30 wordt in de binnen zijde van de cassette 1 geduwd tegen de eigen veerkracht van het paldeel 30 in. Hét paldeel 210 komt nu los uit het paldeel 24 en de voorrand 64a van het horizontale uitsteeksel 64 komt in kontakt met het einde 14a van de sluiter 14.

15 Wanneer de cassette A verder in de houder 34 wordt gedrukt worden de vensters 12,13 die in fig. 16 niet zijn getoond, geleidelijk door de sluiter 14 geopend. Opgemerkt moet worden dat voor het betrouwbaar openen van de sluiter 14 het einde van het uitsteeksel 73 in aangrijping 20 moet komen met de uitsparing 34 voordat het paldeel 24 loskomt van de sluiter 14.

Wanneer de cassette A geleidelijk uit het gestel 52 wordt getrokken, in een poging de cassette A uit de opneem en/of weergeefinrichting te verwijderen, zorgt de 25 sluiter 14 voor het geleidelijk sluiten van de vensters 12, 13 aangezien de sluiter tussen de schuif 78 en het roterende paldeel 68 (fig. 17) wordt vastgehouden. Wanneer de cassette A naar buiten is getrokken tot het punt dat de schuif 78 loskomt uit de geleidingsgroef 28, wordt de belaste toestand 30 van het uitstekende gedeelte 30 van het grendelorgaan 22 opgeheven. Het paldeel 210 van de sluiter 14 grijpt aan in de uitsparing 27 door het tweede schuine oppervlak 26 van het paldeel 24 zodat de sluiter 14 weer in de sluiter-toestand wordt gehouden (fig. 18A). Wanneer de sluiter 14 35 zijn het venster sluitende eindstand heeft bereikt, en de cassette A verder naar buiten wordt getrokken, komt het horizontale uitsteeksel 73 van het paldeel 68 los uit de uitsparing 34 tegen de veerkracht van de schroefveer 77 in 8302584 -15- zodat de cassette A uit de opneem en/of weergeefinrichting getrokken kan worden (fig. 18B).

Wanneer bij de onderhavige uitvoeringsvorm de magneetbladcassette A in de houder 34 is gestoken, kan 5 het grendelorgaan 22 waarmee de de vensters 12,13 van het cassettehuis 1 sluitende sluiter 14 in de de vensters sluitende toestand wordt gehouden automatisch worden vrijgegeven terwijl de sluiter 14 wordt geopend. Wanneer de cassette A uit de houder 134 wordt getrokken kan de de 10 vensters 12,13 openende sluiter 14 automatisch worden gesloten terwijl het grendelorgaan 22 weer in zijn sluiter-grendelstand wordt gebracht.

Oit het voorgaande blijkt dat het grendelorgaan 22 waarmee de sluiter 14 in de gesloten toestand 15 wordt vergrendeld automatisch vrijkomt bij het in de houder 134 steken van de magneetbladcassette A, waarbij de sluiter 14 dan wordt geopend. Op dezelfde wijze wordt de sluiter 14 automatisch gesloten bij het uit de houder 134 trekken van de cassette A en wordt het grendelorgaan 22 weer in zijn 20 sluitergrendelstand gebracht.

Zelfs wanneer de cassette 1 dus zelf niet voorzien is van verende'middelen voor het sluiten van de sluiter, kan de sluiter 14 automatisch worden gesloten en dus zonder dat handbediening nodig is wanneer de cassette Ά 25 uit de opneem en/of weergeefinrichting is getrokken.

Opgeraerkt moet worden dat de sluiter ook automatisch geopend of gesloten kan worden wanneer de cassette van dergelijke verende middelen is voorzien.

Uit het voorgaande blijkt dat de constructie 30 van de onderhavige uitvinding het mogelijk maakt om de vergrendelde toestand van de sluiter op te heffen voor het openen en in de geopende toestand houden van de sluiter bij het in de houder van de magnetische opneem en/of weergeefinrichting steken van de magneetbladcassette, en om de 35 sluiter automatisch te sluiten en gesloten te houden bij het uit de houder trekken van de cassette, zelfs in die gevallen wanneer de cassette niet is voorzien van verende middelen voor het sluiten van de sluiter.

8302584

Claims (6)

1. Schijfcassette-laadinrichting voor het in een opneem en/of weergeefinrichting positioneren van een schijfcassette omvattende een hoofdchassis en signaal-transducenten zijn aangebracht, met het kenmerk, dat deze 5 verder omvat een scharnierend aan het hoofdchassis gemonteerde cassettehouder voor het op de spil bewegen van de schijf-cassette en een signaaltransducent, waarbij aan de binnen-zijrand van de cassettehouder een uitsteeksel is aangebracht en het uitsteeksel in een goot wordt·'gestoken die aan één 10 rand van de cassette is gevormd voor het ontgrendelen en openen van een sluiter van de schijfcassette wanneer de schijfcassette in de cassettehouder wordt geschoven.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kennterk, dat de cassettehouder verder een haak aan de rand 15 waar het uitsteeksel is aangebracht omvat, welke haak in aangrijping komt met de sluiter voor het sluiten hiervan wanneer de schijfcassette uit de cassettehouder wordt geschoven.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het 20 kenmerk., dat het uitsteèksel verschuifbaar aan de cassettehouder is gemonteerd.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de haak door een veer naar de binnenzijde van de cassettehouder wordt gedwongen teneinde opzij bewogen 25 te worden wanneer de sluiter wordt gesloten.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het uitsteeksel verschuifbaar aan de cassettehouder is gemonteerd, en dat het uitsteeksel en de haak door een veer met elkaar zijn verbonden. 30

6. Buigzame magneetschuifcassette met een magneetschijf en een deksel omvattende een aan één rand van het deksel gemonteerde slditer voor het openen of sluiten van een toegangsgat voor een magneetkop, met het kenmerk, . ^ dat in het deksel een sluitervergrendeling is aangebracht V-/ 35 en aan de sluiter een uitsteeksel is gevormd voor het aan- \ grijpen van de sluitervergrendeling. volgens conclusie 6, met het , 3302584 -17- kenmerk, dat de sluitervergrendeling buitenwaarts van het dekselveer belast is, en wanneer de sluiter wordt geopend de sluitervergrendeling naar binnen wordt geduwd voor het ontkoppelen van de sluitervergrendeling met de sluiter. 5 8. Cassette volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de sluitervergrendeling voorzien is van een uitstekend gedeelte dat van buitenaf toegankelijk is voor het ontgrendelen van de sluitervergrendeling. « __- - e 8302584