NL193094C - Schijfcassette. - Google Patents

Schijfcassette. Download PDF

Info

Publication number
NL193094C
NL193094C NL9302077A NL9302077A NL193094C NL 193094 C NL193094 C NL 193094C NL 9302077 A NL9302077 A NL 9302077A NL 9302077 A NL9302077 A NL 9302077A NL 193094 C NL193094 C NL 193094C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
shutter
opening
box
disc
insertion opening
Prior art date
Application number
NL9302077A
Other languages
English (en)
Other versions
NL9302077A (nl
NL193094B (nl
Inventor
Masayuki Yukawa
Tadahiro Kuwa
Makoto Miura
Tamotsu Iida
Yoshitane Tsuburaya
Masanori Uematsu
Junji Takamoto
Masahiko Ota
Yoshitake Kato
Original Assignee
Nintendo Co Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nintendo Co Ltd filed Critical Nintendo Co Ltd
Publication of NL9302077A publication Critical patent/NL9302077A/nl
Publication of NL193094B publication Critical patent/NL193094B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193094C publication Critical patent/NL193094C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/02Details
    • G11B17/04Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit
    • G11B17/041Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit specially adapted for discs contained within cartridges
    • G11B17/043Direct insertion, i.e. without external loading means
    • G11B17/0436Direct insertion, i.e. without external loading means with opening mechanism of the cartridge shutter
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • G11B23/03Containers for flat record carriers
    • G11B23/0301Details
    • G11B23/0317Containers with interchangeable record carriers

Landscapes

  • Feeding And Guiding Record Carriers (AREA)
  • Packaging For Recording Disks (AREA)

Description

Schijf cassette
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een schijfcassette met daarin opgenomen schijfvormig opneemmedium, die om te worden gebruikt, wordt geplaatst in een schijfaandrijfinrichting, omvattende: 5 een doos voor het draaibaar opnemen van het schijfvormige opneemmedium met een aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening en een aan de zijde van de doos gelegen aandrijfasinsteekopening; een sluiter, die schuift voor het openen of sluiten van de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening en de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfasinsteekopening; een platte tafel, die is aangebracht met een concaaf opneemgedeelte voor het draaibaar opnemen van het 10 schijfvormige opneemmedium, welk gedeelte is gevormd op het ene vlak ervan en een aandrijfasinsteekopening, die is gevormd op een van tevoren bepaalde plaats op het andere vlak; waarbij de doos een zodanige afmeting heeft dat de tafel kan worden opgenomen, welke doos aan één zijde een tafelinsteekopening vertoont voor het insteken van de tafel en waarin de openingen zijn gevormd op een plaats die overeenkomt met de tafelopeningen, en waarin de sluiter schuifbaar is aangebracht.
15 Een dergelijke schijfcassette is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift US-5.140.489. Deze bekende schijfcassette voor gebruik in een schijfaandrijfinrichting omvat een doos voor het draaibaar opnemen van het schijfvormige opneemmedium, een sluiter, die schuift voor het openen en sluiten van de aan de zijde van de daar gelegen aandrijfasinsteekopening en een platte tafel met concaaf opneemgedeelte voor het draaibaar opnemen van het opneemmedium gevormd op het ene vlak ervan en een aandrijfasinsteek-20 opening gevormd op het andere vlak.
De onderhavige uitvinding beoogt een schijfcassette te verschaffen, die in bedrijf zeer betrouwbaar is en die een grote bescherming biedt tegen het binnendringen van stof en waarbij een sluiter niet in aanraking kan komen met het opneemoppervlak van de schijf, waardoor deze zou worden beschadigd, en een sluiter niet gemakkelijk kan worden geopend, zodat de vingers in aanraking zouden kunnen komen met de 25 opneemschijf, zodat beschadiging of verontreiniging van het opneemoppervlak van de schijf wordt verhinderden geen spleet wordt gevormd tussen de schijf en een doos, waardoor stof naar binnen zou kunnen dringen en zich zou kunnen hechten aan het opneemoppervlak, zodat wordt voorkomen dat bij het weergeven afleesfouten ontstaan.
Een ander oogmerk van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een schijfcassette van kleine 30 afmeting, waarin een schijfvormig opneemmedium kan worden opgenomen en een deel met een elektronische schakeling, waarbij men een grote betrouwbaarheid krijgt en een sterke mate van vrijheid heeft in het plaatsen van het deel met de elektronische schakeling en waarbij de breedte van de sluiter en van de doos niet groot wordt.
Nog een ander oogmerk van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een schijfcassette met 35 twee sluiters, die één enkel bedieningsmechanisme vertonen, die beide sluiters gelijktijdig kan sluiten en een klein aantal onderdelen vertoont.
Verder is nog een oogmerk van de onderhavige uitvinding het verschaffen van een schijfcassette met een grote betrouwbaarheid in bedrijf, waarbij een sluiter niet gemakkelijk kan worden geopend en worden gesloten, zodat wordt voorkomen dat een gebruiker per ongeluk de sluiter opent en het schijfvormige 40 opneemmedium verontreinigt evenals het deel met de elektronische schakeling, wanneer de cassette niet in de schijfaandrijfinrichting is geplaatst.
Daartoe verschaft de onderhavige uitvinding een schijfcassette van de hiervoor omschreven soort, welke is gekenmerkt, doordat de sluiter tussen een vlak gedeelte, dat ligt aan de zijde tegenover het concave opneemgedeelte van de tafel, en de doos is aangebracht voor het gelijktijdig openen of sluiten van de 45 openingen in de tafel respectievelijk de doos, en dat in de tafel een kopinsteekopening is aangebracht, welke gelijktijdig met de in de doos aangebrachte kopinsteekopening door de sluiter kan worden geopend of gesloten, waarbij het openen of sluiten gelijktijdig plaatsvindt met het openen of sluiten van de aandrijfas-insteekopeningen in respectievelijk de doos en de tafel.
Omdat de sluiter schuifbaar is geplaatst tussen de tafel en de doos, aan de zijde tegenover het concave 50 opneemgedeelte van de tafel, komt de sluiter niet rechtstreeks in aanraking met de opneemschijf, zoals bij de bekende stand van de techniek. Daardoor wordt verhinderd dat de sluiter krassen veroorzaakt op de opneemschijf, zodat de kans op het optreden van fouten wordt verkleind.
Ook is de sluiter niet toegankelijk aan de buitenzijde, zodat de sluiter niet per ongeluk kan worden geopend en een gebruiker de opneemschijf kan aanraken met de vingers of dergeiijke, waardoor vervuiling 55 zou kunnen optreden. Zelfs wanneer men de sluiter naar buiten of naar binnen wil verplaatsen, wordt deze verplaatsing verhinderd door de aanwezigheid van de doos of de tafel, zodat een goede bescherming tegen het binnendringen van stof wordt bereikt.
Opgemerkt wordt dat uit de ter inzage gelegde Europese octrooiaanvrage EP-A 421.775 een schijf-cassette op zichzelf bekend is, waarbij zowel een kopinsteekopening als een aandrijfasopening in het concave opneemgedeelte voor een opneemschijf zijn aangebracht, welke gelijktijdig door dezelfde sluiter worden geopend of gesloten. Het concave opneemgedeelte is hierbij echter niet in een apart insteekbare 5 tafel aangebracht, doch in een wand van de cassettedoos.
Bij voorkeur is de schijfcassette volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat een afsluitinsteekopening is aangebracht, die is gevormd in het hoofdoppervlak van de doos tussen één eind van de insteekrichting van de schijfcassette en de kopopening in een bereik dat een bereik uitsluit waar de kopopening is gevormd en een bereik waar de eerste sluiter is gelegen, wanneer deze is geopend; en dat een tweede sluiter is 10 aangebracht, die afzonderlijk is van de eerste sluiter en schuifbaar is aangebracht langs de eerste zijde van de doos voor het openen en sluiten van de aansluitinsteekopening; waarbij de tweede sluiter wordt geopend onafhankelijk van het openen van de eerste sluiter en wordt gehouden in een stand.
Wanneer de tweede sluiter voor het openen en sluiten van de aansluitinsteekopening wordt aangebracht afzonderlijk van de eerste sluiter voor het openen en sluiten van het kopopeningsgedeelte, heeft men geen 15 onbruikbaar bereik in de sluiter en de doos, zelfs indien de aansluitinsteekopening en het kopopeningsgedeelte een verschillende breedte vertonen en de zijdelingse breedte en de breedte in langsrichting zijn niet groot, zoals bij de bekende stand van de techniek, zelfs wanneer de aansluitinsteekopening (opneemgedeelte) wordt aangebracht. Als gevolg hiervan kan een compacte schijfcassette worden verkregen met een zijdelingse breedte en een breedte in lengterichting, die dezelfde is als bij een schijfcassette zonder 20 aansluitinsteekopening.
Opgemerkt wordt dat uit de ter inzage gelegde Europese octrooiaanvrage EP-A 266.101 een schijfcassette op zichzelf bekend is, waarbij een aansluitinsteekopening is aangebracht, die is gevormd in het hoofdoppervlak van de doos in een bereik dat een bereik uitsluit waar de kopopening is gevormd. Deze aansluitinsteekopening wordt echter door dezelfde sluiter bediend als de kopopening, zodat geen tweede 25 sluiter aanwezig is.
De voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden toegelicht aan de hand van de volgende, gedetailleerde beschrijving verduidelijkt met behulp van de tekeningen.
Figuur 1 is een perspectivisch aanzicht van een schijfcassette 100 in een eerste uitvoeringsvorm; 30 figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht vanaf de onderzijde van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1; figuur 3 is een perspectivisch aanzicht van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1, met de delen op afstand van elkaar getekend; figuur 4 is een gedeeltelijke doorsnede van een opneemschijf 150 voordat deze in de inrichting volgens figuur 1 wordt geklemd; 35 figuur 5 is een gedeeltelijke doorsnede die de opneemschijf 150 laat zien terwijl deze is geklemd in de uitvoeringsvorm volgens figuur 1; figuur 6 is een gedeeltelijke doorsnede die een tweede sluiter 161 laat zien, die wordt gedragen in de inrichting volgens figuur 1; figuur 7 is een langsdoorsnede van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1; 40 figuur 8 is een doorsnede op grotere schaal voor het laten zien van het opnemen van de sluiter in de uitvoeringsvorm van figuur 1; figuur 9 is een gedeeltelijk, perspectivisch aanzicht van een achterste deel van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1; figuur 10 toont schematisch een eerste sluiter en een tweede sluiter in de gesloten stand; 45 figuur 11 is een schema dat de eerste sluiter laat zien voordat deze gaat bewegen; figuur 12 is een schema dat de tweede sluiter laat zien onmiddellijk voordat deze gaat bewegen; figuur 13 is een schema dat de eerste sluiter en de tweede sluiter laat zien in de geopende stand; figuur 14 is een schema dat de eerste sluiter en de tweede sluiter halverwege het sluiten laat zien; figuur 15 is een perspectivisch aanzicht van een schijfcassette 200 in een andere uitvoeringsvorm; 50 figuur 16 is een perspectivisch aanzicht vanaf de onderzijde van de uitvoeringsvorm volgens figuur 15; figuur 17 is een perspectivisch aanzicht, met de delen op afstand van elkaar getekend, van de uitvoeringsvorm volgens figuur 15; en figuur 18 is een perspectivisch aanzicht op grotere schaal van een sluiter 260 in de uitvoeringsvorm volgens figuur 15;
Figuur 1 en figuur 2 laten schematisch de omtrek zien van een schijfcassette 100 in een uitvoeringsvorm volgens de onderhavige aanvrage, waarbij figuur 1 een perspectivisch aanzicht van bovenaf en figuur 2 een 55 a 193094 perspectivisch aanzicht van benedenaf is.
Aan de hand van de figuren 1 en 2 zal de omtrek van de schijfcassette 100 worden beschreven. In figuur 1 omvat de schijfcassette 100 een doos 101. De doorsnedevorm van de doos 101 is vrijwel U-vormig en een tafelinsteekopening 102 is in de ene zijde ervan aangebracht. De doos 101 bestaat uit een bovenste 5 helft 110 en onderste helft 120, die zijn vervaardigd uit kunststof. In de bovenste helft 110 is de vlakke vorm vrijwel vierkant en een aanduidingsgedeelte 111 geeft de insteekrichting aan en vertoont een pijl die de insteekinrichting aanduidt van de schijfcassette in opneem/weergeefinrichting en het woordje ”in” is tevens op het bovenoppervlak aangebracht. Verder zijn tafelvergrendelopening 112 voor het vergrendelen gevormd op twee verschillende plaatsen langs een zijkant in de nabijheid van tafelinsteekopening 102. In de onderste 10 helft 120 is, zoals figuur 2 laat zien, een aan de zijde van de doos gelegen aandrijfasinsteekopening 121 aangebracht en een aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122 doorgaand gevormd. Een plaat 140, met een gedrukte schakeling, die is voorzien van uitwendige geheugenelementen (niet afgebeeld) en dergelijke, is eveneens bevestigd aan de onderste helft 120 en een eindcontact 141 is aangebracht op een bepaalde plaats in het onderoppervlak van de plaat 140 met de gedrukte schakeling.
15 Een tafel 130, die kan worden gestoken in en worden getrokken uit de doos 101, is vervaardigd uit bijvoorbeeld een kunstharsmateriaal, waarbij een rond, concaaf opneemgedeelte 131 voor het opnemen van een opneemschijf is gevormd in de nabijheid van het midden in het bovenoppervlak, en een aan de zijde van de tafel gelegen aandrijfasinsteekopening 132 en een aan de zijde van de tafel gelegen kopinsteekopening 133 (zie figuur 3) zijn doorgaand gevormd op plaatsen die overeenkomen met die van de aan de 20 zijde van de doos gelegen aandrijfasinsteekopening 121 en de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122. Elastische organen 134, die horen bij de tafelvergrendelopeningen 112, zijn aangebracht op twee afzonderlijke plaatsen aan de rechter- en linkerzijde van het bovenoppervlak van de tafel 130. Sleuven 135 zijn gevormd rondom de elastische organen 134, zodat ze kunnen worden verplaatst tegen de elastische veerwerking in wanneer ze worden ingedrukt. Vergrendeluitsteeksels 136, die kunnen 25 samenwerken met de tafelvergrendelopeningen 112, zijn aangebracht op de bovenoppervlakken van de betreffende elastische organen 134. Een opneemschijf 150, zoals een optische schijf, kan worden gestoken in en verwijderd uit het concave opneemgedeelte 131 en de tafel 130.
De schijfcassette 100 kan worden geplaatst in de aandrijfinrichting, waarbij de opneemschijf 150 is opgenomen in de tafel 130 en welke tafel 130 is gestoken in, en vergrendeld in de doos 101. Afhankelijk 30 van de constructie van de aandrijfinrichting kan de opneemschijf 150 ook op zichzelf worden geplaatst in de aandrijfinrichting nadat de tafel uit de doos 101 is getrokken na het opheffen van de vergrendeling van de doos 101 door het indrukken van de elastische organen 134 en het vervolgens uit de tafel 130 nemen van de opneemschijf 150.
De figuren 3 tot 9 vormen schema's die de schijfcassette 100 in detail laten zien, waarbij figuur 3 een 35 perspectivisch aanzicht van de schijfcassette is, met de delen op afstand van elkaar getekend, figuur 4 een gedeeltelijke doorsnede toont die de opneemschijf laat zien voor het vastklemmen ervan, figuur 5 een gedeeltelijke doorsnede die laat zien hoe de opneemschijf is vastgeklemd, figuur 6 een gedeeltelijke doorsnede is die laat zien hoe een tweede sluiter wordt gedragen, figuur 7 een langsdoorsnede toont van de schijfcassette, figuur 8 een doorsnede op grotere schaal is, waarin het openen van de sluiter in de 40 schijfcassette is te zien en figuur 9 een gedeeltelijk, perspectivisch aanzicht toont van een achterste gedeelte van de schijfcassette.
Aan de hand van de figuren 3 tot 9 zal de specifieke constructie van de schijfcassette 100 worden beschreven. In figuur 3 is een ronde opening 113, die groter is dan de aandrijfasinsteekopening 151 van de opneemschijf 150, gevormd in een ongeveer centrale plaats van de bovenste helft 110. Een trapvormig 45 gedeelte 114 is gevormd in de opening 113 (zie figuur 4), waarin een klem 115 draaibaar wordt gedragen. Een afdekplaat 116 is bevestigd in de opening 113 door middel van geschikte middelen, zoals lassen, zodanig dat de klem 115 niet naar beneden kan vallen. De klem 115 wordt gedragen op het trapvormige gedeelte 114 door middel van het eigen gewicht wanneer de klem niet in gebruik is (zie figuur 4) en de klem werkt samen met een aandrijfas 171 van de aandrijfinrichting voor het elastisch inklemmen van de 50 opneemschijf 150 in bedrijf (zie figuur 5).
Een concaaf gedeelte 123 voor het mogelijk maken van het schuiven van de eerste sluiter 160 is gevormd in een bereik, dat de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfasinsteekopening 121 en de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122 binnen de onderste helft 120 omvat. Een buitenste gedeelte 124 is gevormd aan de bovenstroomse zijde gerekend in de richting van de inschuifrichting van de 55 schijfcassette op de achterste wand van de onderste helft 120. Verder is een geleidewand 125, die lager is dan de achterwand, doorgaand gevormd van de ene zijwand naar de andere zijwand op korte afstand van de achterwand. Een soortgelijk uitgesneden gedeelte 117 en een geleidewand 118 (zie figuur 7 en figuur 8) I zijn eveneens gevormd in de bovenste helft 110.
Een verende aanslag 126 en een aanslag 127 zijn aangebracht aan de beide einden van de geleide-wand 125. Verder zijn een rechthoekige aansluitopening (of een aansluitinginsteekopening) 142 en een uitsteeksel 143 voor het vastleggen van de plaats gevormd aan die zijde van de aanslag 127. Dit uitsteeksel 5 143 wordt gebruikt voor het vastleggen van de plaats van de plaat 140 met gedrukte schakeling, die is voorzien van een geheugen, waarin informatie elektrisch kan worden gewist, bijvoorbeeld EEROM. Een aantal contactaansluitingen 141 is aangebracht op het ondervlak van de bedrukte plaat 140. Deze contactaansluitingen 141 zijn toegankelijk vanaf de aansluitopening 142 (zie figuur 2).
De aansluitopening 142 wordt geopend en gesloten door een tweede sluiter 161. De tweede sluiter 161 10 en een eerste sluiter 160 kunnen schuiven in dezelfde richting langs de geleidewand 125 (zie figuur 4, figuur 6 en figuur 8). Beide sluiters 160 en 161 worden aangedreven door een enkele veer 162 in de sluitrichting. In figuur 2 is de tweede sluiter 161 afgebeeld tijdens het schuiven bij het openen van de aansluitopening 142. Dat wil zeggen, wanneer de schijfcassette 100 niet wordt gebruikt, wordt de aansluitopening 142 gesloten door de tweede sluiter 161.
15 Een batterijhouder 144 wordt samen met een batterij 145 geschoven in een gestel 146, dat is aangebracht op de bedrukte plaat 140, door deze naar binnen te schuiven vanaf de zijde vanaf de onderste helft 120, waarbij de knoopvormige batterij in de houder is opgenomen.
Een aan de zijde van de tafel gelegen aandrijfasinsteekopening 132 en een aan de zijde van de tafel gelegen kopinsteekopening 133 zijn doorgaand gevormd vrijwel in het midden van de tafel 130. Een hol 20 opneemgedeelte 131, dat vrijwel C-vormig is, is gevormd in het bereik buiten de aan de ene zijde van de tafel gelegen aandrijfasinsteekopening 132 en de aan de andere zijde van de tafel gelegen kopinsteekopening 133.
Een doorgaand of een onderbroken schijfsteungedeelte 137 is gevormd langs de omtrent van het concave opneemgedeelte 131, behalve bij de aan de zijde van de tafel gelegen kopinsteekopening 133, 25 zodat het ondervlak van de opneemschijf 150 niet in rechtstreekse aanraking komt met het bodemvlak van het concave opneemgedeelte 131 wanneer de schijf is opgenomen in het concave opneemgedeelte 131 (zie figuur 7).
De eerste sluiter 160 omvat een sluiterplaat 163 en een schuif 164. De sluiterplaat 163 is doorgaand gevormd uit een dunne plaat materiaal, die een vorm heeft of een grootte die met zekerheid de aan de zijde 30 van de doos gelegen aandrijfasinsteekopening 121 en de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122 afdekt. De schuif 164 heeft een vrijwel H-vormige doorsnede en is verbonden met de sluiterplaat 163 op een geschikte wijze, zoals bijvoorbeeld door ultrasoon lassen of lijmen.
De tweede sluiter 161 vertoont eveneens een sluiterplaat 165 en een schuif 166 net als de eerste sluiter 160. De sluiterplaat 165 heeft een zodanig oppervlak, dat met zekerheid de aansluitopening 142 wordt 35 afgedekt, en is verbonden met de schuif 166, die een vrijwel h-vormige doorsnede heeft, door middel van geschikte middelen, zoals ultrasoon lassen of lijmen.
Ofschoon afzonderlijke sluiterplaten 163 en 165 en schuiven 164 en 166 zijn vervaardigd en opgenomen in de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, kunnen de sluiterplaten 163, 165 en de schuiven 164,166 als één geheel zijn gevormd indien de dikte van de sluiterplaten 163, 165 betrekkelijk groot kan worden 40 uitgevoerd bij het ontwerpen.
De eerste sluiter 160 en de tweede sluiter 161 schuiven langs dezelfde baan langs de geleidebanen 118 en 125. Doordat een veer 162 is aangebracht tussen het ene eind van de schuif 164 en de veeraanslag 126, drijft de veer 162 de eerste sluiter 160 elastisch aan naar de uitgangsstand (de gesloten stand) en het andere eind van de schuif 164 ligt aan tegen het ene eind van de schuif 166 voor het aandrijven van de 45 tweede sluiter 161 naar de uitgangsstand. Het andere eind van de schuif 166 komt aan te liggen tegen de aanslag 127. Zoals in het voorgaande is beschreven, zullen door het plaatsen van de sluiters 160 en 161 met het andere eind van de schuif 164 tegen het ene eind van de schuif 166 en het andere eind van de schuif 166 tegen aanslag 127, de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfasinsteekopening 121, de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122 en de aansluitopening 142 in de onderste helft 120 50 kunnen worden gesloten zonder dat de randen van de dunne sluiterplaten 163 en 165 rechtstreeks aanliggen tegen het eindgedeelte van het concave gedeelte 123 in de onderste helft 120.
Wanneer nu de eerste sluiter 160 en tweede sluiter 161 zodanig worden geplaatst, dat de randen van de sluiterplaten 163 en 165 rechtstreeks aanliggen tegen het eindgedeelte van het concave gedeelte 123, zullen de randen van de dunne sluiterplaten 163 en 165 de neiging vertonen om naar binnen te krullen, 55 zodat mogelijkerwijs een spleet zal ontstaan bij het herhaaldelijk openen en sluiten van de sluiters 160 en 161. Wanneer de sluiters 160 en 161 zodanig zijn geplaatst, dat de randen van de sluiterplaten 163 en 165 aanliggen tegen het eindgedeelte van het concave gedeelte 123, waarbij de schuif 164 wordt aangedrukt 5 193094 door de veer 162, wordt de schuifspanning opgewekt in de verbindingsgedeelten van de sluiterplaten 163 en 165 met de schuiven 164 en 166, zodat de sluiterplaten 163 en 165 los kunnen komen uit de schuiven 164 en 166.
Teneinde de hiervoor beschreven problemen op te lossen, wordt de in deze uitvoeringsvorm het andere 5 eind van de schuif 164 zodanig uitgevoerd, dat dit aanligt regen het ene eind van de schuif 166 en het andere eind van de schuif 166 komt aan te liggen tegen de aanslag 127 op de onderste helft 120, zodat de randen van de sluiterplaten 163 en 165 niet rechtstreeks rusten tegen de onderste helft 120.
In het volgende zal de montage van de schijfcassette 100 worden beschreven.
De onderste groeven van de schuiven 164 en 166 worden op de geleidewand 125 van de onderste helft 10 120 geplaatst, waarbij de eerste sluiter 160 en de tweede sluiter 161 worden aangebracht op het concave gedeelte 123 en de veer 162 wordt aangebracht tussen de veeraanslag 126 en het ene eind van de schuif 164.
Vervolgens wordt de bedrukte plaat 140 geplaatst op het uitsteeksel 143 en de contactaansluiting 141 is toegankelijk aan de buitenzijde vanaf de aansluitopening 142, zoals figuur 2 laat zien.
15 Dan wordt de bovenste helft 110 aangebracht op de onderste helft 120, zodat de geleidewand 118 wordt geschoven in de bovenste groeven van de schuiven 164 en 166 (zie figuur 8), en de zijwanden en de achterwanden worden met elkaar verbonden door geschikte middelen, zoals ultrasoon lassen. Zo zijn de schuiven 164 en 166 op betrouwbare wijze in ingrijping met de bovenste helft 110 en de onderste helft 120.
Door de bovenste helft 110 met de onderste helft 120 te verbinden, wordt de doos 101 gevormd, die een 20 U-vormige doorsnede vertoont. Zoals figuur 9 laat zien, passen ook de uitgesneden gedeelten 117 en 124 van de achterwanden van de bovenste helft 110 en de onderste helft 120 bij elkaar, zodat een sluiter-openingsgroef 103 wordt verkregen, die wordt geopend in het ene wandvlak.
De opneemschijf 150 wordt geschoven in het concave opneemgedeelte 131 en ondersteund op het schijfdraaggedeelte 137 (zie figuur 1), en vervolgens wordt de tafel 130 via de tafelinsteekopening 102 naar 25 binnen geschoven voor het uitoefenen van een betrekkelijk grote kracht. Wanneer de tafel 130 volledig in de doos 101 is geschoven, grijpen de vergrendeluitsteeksel 136 in de tafelvergrendelopeningen 112 en worden deze vergrendeld, waardoor de volledig ingeschoven stand van de tafel 130 is vastgelegd. Tevens wordt de tafelinsteekopening 102 gesloten door het handgreepgedeelte 138 van tafel 130 (zie figuur 2). Zo is de montage van de schijfcassette voltooid.
30 In het volgende zal nu de werking bij het gebruiken van de schijfcassette 100 worden beschreven.
Wanneer de schijfcassette 100, met de opneemschijf 150 daarin opgenomen, wordt geplaatst in de opneem/weergeefinrichting (niet afgebeeld), wordt de schijfcassette in de opneem/weergeefinrichting geschoven in de richting voor het insteken, zoals is aangeduid op het gedeelte 111 (zie figuur 1), waarbij het oppervlak van de bovenste helft 110 naar boven is gekeerd.
35 Een eerste sluiteropeningspen 170 en een tweede sluiteropeningspen 172 zijn uitstekend geplaatst op een cassette-insteekbaan in de opneem/weergeefinrichting (zie figuur 8). De tweede sluiteropeningspen 172 is langer dan de eerste sluiteropeningspen 170, die is gevormd in het diepere deel in de insteekrichting van de schijfcassette. Wanneer de schijfcassette 100 naar binnen wordt geschoven, komt de eerste sluiteropeningspen 170 in de sluiteropeningsgroef 103 en komt in aanraking met het einde van de schuif 164.
40 Omdat de schuif 166 in doorsnede de vorm heeft van een h, zal de eerste sluiteropeningspen 170 niet in aanraking komen met de schuif 166.
Wanneer de schijfcassette 100 verder naar binnen wordt geschoven, glijden de schuif 164 en de sluiterplaat 163 in de concave holte 123 tegen de elastische kracht van de veer 162 in voor het tegelijkertijd openen van de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfasinsteekopening 121, de aan de zijde van de 45 doos gelegen kopinsteekopening 122, de aan de zijde van de tafel gelegen aandrijfasinsteekopening 132 en de aan de zijde van de tafel gelegen kopinsteekopening 133. Wanneer de eerste sluiter 160 half is geopend, komt de tweede sluiteropeningspen 172 in de sluiteropeningsgroef 103 en komt in aanraking met het eind van de schuif 166. Daarna bewegen de eerste sluiter 160 en de tweede sluiter 161 verder voor het gelijktijdig continu openen en wanneer de schijfcassette 100 volledig in de opneem/weergeefinrichting is 50 geschoven, zijn de eerste sluiter 160 en de tweede sluiter 161 volledig open. In deze omstandigheid kan de informatie worden opgenomen op of weergegeven vanaf de opneemschijf 150.
Nu de eerste en de tweede sluiter 160 en 161 zijn opgenomen in de concave holte 123, zodat een soort spleet wordt gevormd tussen de tafel 130 en de sluiters (zie figuur 7), waardoor ze niet in aanraking komen met de tafel 130 tijdens het schuiven.
55 Wanneer de schijfcassette 100 uit de opneem/weergeefinrichting naar buiten wordt bewogen door het indrukken van een uitwerphefboom (niet afgebeeld), komen de sluiteropeningspennen 170 en 172 uit de sluiteropeningsgroep 103 en de eerste en tweede sluiter 160 en 161 worden terugbewogen in de uitgangs- stand door de elastische werking van de veer 162, waardoor in overeenstemming daarmee gelijktijdig de aandrijfasinsteekopeningen 121,132, de kopinsteekopeningen 122, 133 en de aansluitopening 142 worden gesloten. In deze toestand wordt de schijfcassette 100 uit de inrichting genomen.
Wanneer nu de opneemschijf wordt vervangen, wordt de tafel 130 uit de tafelinsteekopening 102 5 getrokken onder het indrukken van de vergrendeluitsteeksels 136. In deze omstandigheden werken de sluiters 160 en 161 steeds samen met de bovenste en onderste geleidewanden 118 en 125, zoals is te zien in figuur 7 doordat ze achterblijven in de doos 101, zelfs wanneer de tafel 130 naar buiten wordt getrokken en de aandrijfasinsteekopening 132 wordt geopend zonder te worden gehinderd door de sluiters 160 en 161. Een gebruiker kan dus de opneemschijf 150 gemakkelijk uit de tafel nemen door een vinger in de 10 aandrijfasinsteekopening 151 en de aandrijfasinsteekopening 132 te steken.
De figuren 10 tot 14 laten schematische tekeningen zien voor het verduidelijken van de openings/ sluitwerking van de eerste sluiter 160 en de tweede sluiter 161, en in het bijzonder figuur 10 laat het openen en sluiten van de eerste sluiter 160 en van de tweede sluiter 161 zien, figuur 11 toon de eerste sluiter 160 onmiddellijk voordat deze gaat bewegen, figuur 12 laat de tweede sluiter 161 zien onmiddellijk voor deze 15 gaat bewegen, figuur 13 laat de eerste sluiter 160 en de tweede sluiter 161 zien in de geopende stand en figuur 14 laat de eerste sluiter 160 zien halverwege de gesloten stand. Aan de hand van deze figuren 10 tot 14 zal het opnemen en sluiten van de eerste sluiter 160 en de tweede sluiter 161 in het volgende meer in detail worden beschreven.
Eerst zal aan de hand van de figuren 10 tot 13 de werking worden beschreven wanneer de eerste sluiter 20 160 en de tweede sluiter 161 worden geopend. Voor de schijfcassette 100 in de aandrijfinrichting wordt gestoken (zie figuur 10), sluit de eerste sluiter 160 de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfasinsteekopening 121 en de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122 af en de tweede sluiter 161 sluit de aansluitopening 142 af. De veer 162 is geplaatst tussen de eerste sluiter 160 en de zijwand van de doos 101. De eerste sluiter 160 en de tweede sluiter 161 worden aangedreven in de richting voor het sluiten 25 door de elastische werking van de veer 162. in de gesloten stand liggen de eerste sluiter 160 en de tweede sluiter 161 tegen elkaar en worden ze vastgehouden tussen de veer 162 en de aanslag 127, die uitstekend is aangebracht in de onderste helft 120. Een nagelgedeelte 163a, dat is gevormd op het ondervlak van het vrije eind van de sluiterplaat 163 is schuifbaar gestoken in een geleidegroef 128, die is gevormd op de onderste helft 120 en geplaatst onder de sluiterhouder 129.
30 In de aandrijfinrichting is een eerste sluiteropeningspen 170, die betrekkelijk kort is, aangebracht voor het openduwen van de eerste sluiter 160 en de tweede sluiteropeningspen 172, die betrekkelijk lang is, is aangebracht voor het openduwen van de tweede sluiter 161. De eerste sluiteropeningspen 170 en de tweede sluiteropeningspen 172 zijn gevormd met een zekere tussenruimte op dezelfde lijn volgens de cassette-insteekrichting X en steken uit in de richting loodrecht op de cassette-insteekrichting X. Zoals de 35 figuren 10 tot 14 laten zien, is de eerste sluiteropeningspen 170 dichter geplaatst bij de cassette- insteekopening (niet afgebeeld) van de aandrijfinrichting, en de tweede sluiteropeningspen 172 is meer naar binnen toe geplaatst dan de eerste sluiteropeningspen 170.
Wanneer de schijfcassette 100 in de aandrijfinrichting is gestoken, komt de punt van de eerste sluiteropeningspen 170 het eerst in de sluiteropeningsgroef 103. Daar de eerste sluiteropeningspen 170 kort is, 40 beweegt deze langs de schuif 166 zonder daarmee in aanraking te komen en komt in aanraking met een penaanslaguitsteeksel 164a van de eerste sluiter 160, zoals figuur 11 laat zien.
Wanneer de schijfcassette 100 verder naar binnen wordt geschoven, wordt de eerste sluiter 160 bewogen in de richting voor het openen van de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfsasinsteekopening 121 en de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122 door de eerste sluiteropeningspen 170. 45 De veer 162 wordt elastisch vervormd door de eerste sluiter 160 wanneer de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfsasinsteekopening 121 en de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122 worden geopend. De tweede sluiteropeningspen 172 wordt geschoven in de sluiteropeningsgroef 103 wanneer de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfasinsteekopening 121 en de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 121 half zijn geopend. De tweede sluiteropeningspen 172 steekt verder uit 50 dan de eerste sluiteropeningspen 170, zodat deze pen stuit tegen een penaanslaguitsteeksel 166a van de schuif 166 van de tweede sluiter 161. De tweede sluiter 161 blijft stilstaan aanliggende tegen de aanslag 127, totdat de tweede sluiteropeningspen 172 in aanraking komt met het penaanslaguitsteeksel 166a.
Wanneer de schijfcassette 100 verder naar binnen wordt geschoven, zoals figuur 12 laat zien, zal de eerste sluiteropeningspen 170 de eerste sluiter 160 openen en de tweede sluiteropeningspen 172 zal de 55 tweede sluiter 161 openen. Wanneer de schijfcassette 100 naar binnen wordt geschoven tot in een bepaalde stand, zijn de aan de zijde van de doos gelegen sluiteropeningspen 121, de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122 en de aansluitopening 142 volledig open, zoals figuur 13 laat zien. In deze toestand zal de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfasinsteekopening 121 en de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122 de schijf 150 vrijgeven en de aansluitopening 142 geeft de contactaansluiting 141 vrij. Wanneer de tweede sluiter 161 in de geopende stand staat, is het ene eind van de schuif 166 in aanraking met een trapvormig deel in het midden van de geleidewanden 118 en 125, zodat 5 de tweede sluiter 161 niet verder kan bewegen naar de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfsas-insteekopening 121 en de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122. In overeenstemming hiermee, is bij elke geopende stand de tweede sluiter 161 opgesloten tussen het trapvormige deel en de tweede sluiter openingspen 172 en de eerste sluiter 160 wordt vastgehouden tussen de elastisch gevormd veer 162 en de eerste sluiteropeningspen 170. De tweede sluiter 161 staat in een stand, waarin deze de 10 aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122 niet sluit, dat wil zeggen tussen de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122 en de aansluitopening 142.
Daar de eerste sluiter 160 langer is dan de tweede sluiter 161, kan nu het vrije eind ervan naar boven bewegen. Wanneer de vrije-eindzijde naar boven beweegt, kan een probleem ontstaan doordat de tafel 130 kan worden gegrepen en de eerste sluiter 160 kan worden vervormd wanneer de tafel 130 wordt geschoven 15 in de richting van de pijl Y (zie figuren 3 en 10). Teneinde een dergelijk probleem te vermijden, is een deel van de eerste sluiter 160 altijd in ingrijping met de sluitervasthoudinrichting 129, waar ook de eerste sluiter 160 zich kan bevinden in de constructie. In het bijzonder wanneer de eerste sluiter 160 in de gesloten stand staat of half is geopend, ligt het vrije eind onder de sluitervasthoudinrichting 129. Ook in de open stand wordt met het uitsteeksel 163b de eerste sluiter 160 vastgehouden doordat deze in ingrijping blijft met de 20 sluitervasthoudinrichting 129.
Omdat de eerste sluiter 160 steeds in ingrijping is met de sluitervasthoudinrichting 129, zal verder de eerste sluiter 160 niet de sluitervasthoudinrichting 129 kunnen beïnvloeden wanneer de sluiter terugbeweegt naar de gesloten stand, hetgeen leidt tot een soepele werking.
Wanneer de tweede sluiter 161 opengaat voor het vrijgeven van de aansluitopening 142, wordt de 25 uitwendige klem van de aandrijfinrichting in de aansluitopening 142 geschoven. De uitwendige klem komt in aanraking met de contactaansluiting 141 voor het overbrengen en opnemen van gegevens tussen de aandrijfinrichting en de elektronische schakeling (een CPU bijvoorbeeld) op de bedrukte plaat 140. De gegevens kunnen worden gevormd door spelgegevens van een spel of het kunnen indexgegevens zijn van de schijf 150.
30 Wanneer de schijf cassette 100 uit de aandrijfinrichting wordt afgevoerd, doordat de schijfcassette 100 wordt getrokken uit de geopende toestand volgend figuur 13, zal de eerste sluiter 160, die is geplaatst tussen de veer 162 en de eerste sluiteropeningspen 170, geleidelijk de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfsasinsteekopening 121 sluiten, evenals de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122 onder invloed van de terugstelkracht van de veer 162. De tweede sluiteropeningspen 172 komt vrij van de 35 tweede sluiter 161 wanneer de schijfcassette 100 naar buiten wordt getrokken. De tweede sluiter 161 blijft in de geopende stand staan, omdat deze rust op het trapvormige deel op de geleidewanden 118 en 125.
Wanneer de schijfcassette verder naar buiten wordt getrokken, komt het eind van de schuif 164 in aanraking met het eind van de schuif 166, zoals figuur 14 laat zien. Daar de schijfcassette 100 voortdurend naar buiten wordt getrokken, wordt de tweede sluiter 161 teruggedrukt door de terugstelkracht van de veer 40 162, samen met de eerste sluiter 160.
De tweede sluiter 161 wordt volledig gesloten, gelijktijdig met de eerste sluiter 160, en wordt in de gesloten stand gehouden, samen met de eerste sluiter 160, tussen de veer 162 en aanslag 127. Wanneer de schijfcassette 100 verder wordt getrokken, passeert de eerste sluiteropeningspen 170 de schuif 166 om terug te keren in de in figuur 10 afgebeelde stand. Zoals hiervoor is beschreven, sluit de eerste sluiter 160 45 de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfsasinsteekopening 121 en de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 122 en de tweede sluiter 161 dekt de aansluitopening 142 af bij het naar buiten trekken van de schijfcassette 100.
De figuren 15 tot 18 zijn schematische tekeningen die een andere uitvoeringsvorm laten zien, waarbij figuur 15 een perspectivisch aanzicht is, gezien van bovenaf, figuur 16 een perspectivisch aanzicht is, 50 gezien van onderaf, figuur 17 een perspectivisch aanzicht is van de schijfcassette met de delen op afstand van elkaar getekend en figuur 18 een op grotere schaal getekend perspectivisch aanzicht is van de sluiter.
De uitvoeringsvorm van figuur 15 verschilt van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 doordat het vergrendelmechanisme van de tafel 130 is gewijzigd, zodat de vergrendeling kan worden vrijgegeven met één hand. Dat wil zeggen een schijfcassette 200 in deze uitvoeringsvorm omvat een bovenste helft 210, 55 een onderste helft 220, een tafel 230, een plaat 240 met een gedrukte schakeling, een sluiter 260, een opneemschijf 150 en dergelijke, evenals in de uitvoeringsvorm volgens figuur 1.
Meer in het bijzonder is een aan de zijde van de doos gelegen ronde aandrijfsasinsteekopening 221 gevormd in het midden van de onderste helft 220 en een ongeveer rechthoekige, aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 222 is gevormd in verbinding daarmee. Een handgreepgedeelte 238 is gevormd op het eindgedeelte (aan deze zijde in de figuur) en elastische organen 234 zijn respectievelijk als één geheel gevormd aan de beide einden ervan. De elastische organen 234 worden verplaatst wanneer ze naar 5 binnen worden gedrukt, naar elkaar toe, waarbij door sleuven 235 de elastische tegenkracht wordt verkregen. Vergrendeluitsteeksels 236 zijn gevormd aan beide zijden van de elastische organen 234 en uitsteeksel 239 zijn gevormd op de beide achterzijden van de tafel 230.
Zoals figuur 17 laat zien is een concaaf gedeelte 223, voor het mogelijk maken dat de sluiter 260 kan schuiven, gevormd in het bereik, met inbegrip van de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfsasinsteek-10 opening 221 en de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 222 binnen de onderste helft 220. In de dichterbij gelegen zijde dan de aandrijfsasinsteekopening 221 zijn een paar referentie-openingen 228 aangebracht, die een ronde opening en een ovale opening omvatten met een van tevoren bepaalde tussenruimte.
Uitgesneden gedeelten 219 en 229 zijn aangebracht in deze zijde aan de ondereinden van de beide 15 zijwanden in de bovenhelft 210 en aan deze zijde aan de boveneinden van de beide zijwanden in de onderste helft 220 (vier in totaal). Wanneer de bovenste helft 210 en de onderste helft 220 met elkaar worden verbonden voor het vormen van de doos, zijn de uitgesneden gedeelten 219 en 229 naar elkaar toegekeerd voor het vormen van tafeivergrendelopeningen 212 aan beide zijden van de doos 201 (zie figuren 15 en 16).
20 Een uitgesneden gedeelte 224 is gevormd in het bovenstroomse gedeelte, gerekend in de richting van het insteken van de schijfcassette op de achterwand van de onderste helft. 220. Een geleidewand 225, die lager Is dan de achterwand, Is doorgaand gevormd van de ene zijwand naar de andere zijwand, op een kleine afstand van de achterwand. Een zelfde uitgesneden gedeelte en een geleidewand zijn gevormd in de bovenste helft 210.
25 Een veervasthoudpen 226 en een aanslag 227 zijn gevormd in de zijde van de geleidewand 225 en steken ten opzichte daarvan uit. Een trapvormig gedeelte 243 omgeeft de rechthoekige aansluitopening 242 en de omtrek ervan is gevormd aan deze zijde van de veervasthoudpen 226. Een bedrukte plaat 240 die Is voorzien van een geheugen, waarin de informatie elektrisch kan worden gewist (zogenaamd EEROM), is aangebracht in het trapvormige gedeelte 243. Een aantal contactaansluitingen 241 zijn aangebracht onder 30 het oppervlak van de bedrukte plaat 240, welke contactaansluitingen toegankelijk zijn vanuit de aansluitopening 242 (zie figuur 16).
Een ronde, aan de zijde van de tafel gelegen aandrijfsasinsteekopening 232 is gevormd nabij het midden van de tafel 230 en een vrijwel rechthoekige, aan de zijde van de tafel gelegen kopinsteekopening 233 sluit daarop doorgaand aan. Een concaaf opneemgedeelte 231, dat ongeveer C-vormig is, is gevormd in het 35 bereik dat de aan de zijde van de tafel gelegen aandrijfsasinsteekopening 232 omgeeft, met uitzondering van de kopinsteekopening 233 aan de zijde van de tafel.
Een binnenste en buitenste draaggedeelte 237 steekt uit ten opzichte van de omtrek van de aan de zijde van de tafel gelegen aandrijfsasinsteekopening 232 en omringt deze behalve in het gedeelte dat is verbonden met de aan de zijde van de tafel gelegen kopinsteekopening 233 (in de onderhavige uitvoerings-40 vorm is het binnenste draaggedeelte 237 doorgaand en het buitenste draaggedeelte 237 niet doorgaand), zodat het ondervlak van de opneemschijf 150 niet rechtstreeks in aanraking kan komen met het bodem-oppervlak van het concave opneemgedeelte 231, wanneer de opneemschijf is opgenomen in het concave opneemgedeelte 231.
Een sluiter 260 omvat een sluiterplaat 263 en een schuif 264, evenals in de uitvoeringsvorm volgens 45 figuur 1. Zoals figuur 18 laat zien, omvat de schuif 264 een schuifgedeelte 265 en een plaatbevestigings-gedeelte 266, dat als één geheel daarmee is gevormd aan de binnenzijde ervan. Het schuivende gedeelte 265 heeft een lengte die aanzienlijk groter is dan de breedte van de sluiterplaats 263 en is ongeveer H-vormig. Het ene eind van de sluiterplaats 263 is verbonden met het onderoppervlak van het plaatbebesti-gingsgedeelte 266 door middel van geschikte middelen, zoals ultrasoon lassen of lijmen.
50 Een trapvormig gedeelte 267 is gevormd op het bovenoppervlak van het plaatbevestigingsgedeelte 266 en een veerophangpen 268 is gevormd op het bovenoppervlak ervan. Een veer 262 is gespannen tussen de pen 268 en de veerophangpen 226 (zie figuur 17), en de sluiter 260 wordt aangedreven naar de uitgangsstand toe (de zijde van de gesloten stand) door de spanning in de veer. Het eindoppervlak van het plaatbevestigingsgedeelte 266 ligt aan tegen de aanslag 277 van de onderste helft 220. Met het eind-55 oppervlak van het plaatbevesitgingsgedeelte 266 aanliggend tegen de aanslag 277, sluit de sluiter 260 de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfsasinsteekopening 221 en de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening 222 zonder dat de rand van de dunne sluiterplaat 263 rechtstreeks rust tegen de rand

Claims (3)

9 193094 van het concave gedeelte 223, zoals reeds is beschreven aan de hand van de uitvoeringsvorm uit figuur 1. De montage van de schijfcassette 200 wordt op overeenkomstige wijze uitgevoerd als bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 1. Wanneer de bovenste helft 210 en de onderste helft 220 worden verbonden, passen uitgesneden gedeelten 219 en 229 bij elkaar, zodat tafelvergrendelingsopeningen 212 worden gevormd, 5 zowel aan de rechter- als aan de linkerzijde (zie figuren 15 en 16), hetgeen verschilt van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1. Wanneer de tafel 230 in de doos 201 wordt geschoven grijpen de uitsteeksels 239 in de tafelvergrendelopeningen 212 voor het vastleggen van de stand waarin de tafel 230 volledig is uitgetrokken. De opneemschijf 150 wordt in de concave opneemruimte 231 geplaatst onder deze omstandigheden en aangebracht op het schijfondersteuningsgedeelte 237 (zie figuur 15). 10 Wanneer de tafel 230 verder in de doos 201 wordt geschoven, grijpen de vergrendeluitsteeksel 236 in de tafelvergrendelopeningen 212, waardoor de volledig ingeschoven stand van de tafel 230 is vastgelegd. De tafelinsteekopening 202 wordt ook gesloten door het handgreepgedeelte 238 van de tafel 230 (zie figuur 16). Hiermee is de montage van de schijfcassette 200 voltooid. In deze uitvoeringsvorm schuift de schuif 264, die langer is dan de breedte van de sluiterplaat 263, langs 15 de bovenste en onderste geleidewanden, zodat de sluiter 260 soepel glijdt zonder ratelen. Verder steken de vergrendeluitsteeksels 236 in de vergrendeiopeningen 212 van de tafel en de uitsteeksels 239 zijn elastisch in aanraking met de zijwanden van de doos 201, zodat de tafel 230 wordt vastgehouden ten opzichte van de door 201, zodat de tafel 230 niet zal ratelen, zelfs wanneer de opneemschijf 150 met hoge snelheid roteert bij het opnemen en weergeven. 20 Wanneer de opneemschijf 150 uit de doos 201 wordt genomen, worden de elastische organen 234 naar binnen gedrukt ten opzichte van elkaar. Dan worden de vergrendeluitsteeksel 260 verplaatst naar de binnenzijde van de tafelvergrendelopeningen 212 voor het opheffen van de vergrendeling. De tafel 230 wordt dan naar deze zijde getrokken en de uitsteeksels 239 grijpen in de tafelvergrendelopening 212, zoals figuur 15 laat zien. In deze toestand wordt verhinderd, dat de tafel 230 uit de doos 201 naar buiten komt en 25 de opneemschijf 150 is volledig vrij van de doos 201.
1. Schijfcassette met daarin opgenomen schijfvormig opneemmedium, die om te worden gebruikt, wordt geplaatst in een schijfaandrijfinrichting omvattende: een doos voor het draaibaar opnemen van het schijfvormige opneemmedium met een aan de zijde van de doos gelegen kopinsteekopening en een aan de zijde van de doos gelegen aandrijfsasinsteekopening; een sluiter, die schuift voor het openen of sluiten van de aan de zijde van de doos gelegen kopinsteek-35 opening en de aan de zijde van de doos gelegen aandrijfsasinsteekopening; een platte tafel, die is aangebracht met een concaaf opneemgedeelte voor het draaibaar opnemen van het schijfvormige opneemmedium, welk gedeelte is gevormd op het ene vlak ervan en een aandrijfsasinsteekopening, die is gevormd op een van tevoren bepaalde plaats op het andere vlak; waarbij de doos een zodanige afmeting heeft dat de tafel kan worden opgenomen, welke doos aan één 40 zijde een tafelinsteekopening vertoont voor het insteken van de tafel en waarin de openingen zijn gevormd op een plaats die overeenkomt met de tafelopeningen, en waarin de sluiter schuifbaar is aangebracht, met het kenmerk, dat de sluiter (160) tussen een vlak gedeelte, dat ligt aan de zijde tegenover het concave opneemgedeelte (131) van de tafel (130), en de doos (100) is aangebracht voor het gelijktijdig 45 openen of sluiten van de openingen in de tafel (130) respectievelijk de doos (100); en dat in de tafel (130) een kopinsteekopening (133) is aangebracht, welke gelijktijdig met de in de doos aangebrachte kopinsteekopening (122) door de sluiter (130) kan worden geopend of gesloten, waarbij het openen of sluiten gelijktijdig plaatsvindt met het openen of sluiten van de aandrijfsasinsteekopening (121, 132) in respectievelijk de doos en de tafel.
2. Schijfcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een aansluitinsteekopening (142) is aangebracht, die is gevormd in het hoofdoppervlak van de doos (100) tussen één eind van de insteekinrichting van de schijfcassette en de kopopening (122) in een bereik dat een bereik uitsluit waar de kopopening is gevormd en een bereik waar de eerste sluiter (160) is gelegen, wanneer deze is geopend; en dat een tweede sluiter (161) is aangebracht, die afzonderlijk is van de eerste sluiter (160) en schuifbaar 55 is aangebracht langs de eerste zijde van de doos voor het openen en sluiten van de aansluitinsteekopening (142); waarbij de tweede sluiter (161) wordt geopend onafhankelijk van het openen van de eerste sluiter (160) en wordt gehouden in een stand, waarin deze sluiter (161) de in de open stand staande kopopening (122) niet sluit.
3. Schijfcassette volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een tussenruimte tussen de kopopening (122) en de aansluitinsteekopening (142) zodanig is uitgevoerd, dat deze niet kleiner is dan een breedte afmeting in de schuifrichting van de tweede sluiter (161) en zodanig, dat de tweede sluiter (161) ligt tussen 5 de kopopening (122) en de aansluitinsteekopening (142) wanneer de aansluitinsteekopening (142) is geopend. Hierbij 14 bladen tekening
NL9302077A 1992-11-30 1993-11-30 Schijfcassette. NL193094C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP32023992 1992-11-30
JP4320239A JPH06168561A (ja) 1992-11-30 1992-11-30 ディスクカートリッジ

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9302077A NL9302077A (nl) 1994-06-16
NL193094B NL193094B (nl) 1998-06-02
NL193094C true NL193094C (nl) 1998-10-05

Family

ID=18119278

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9302077A NL193094C (nl) 1992-11-30 1993-11-30 Schijfcassette.

Country Status (11)

Country Link
JP (1) JPH06168561A (nl)
KR (1) KR940012372A (nl)
CN (1) CN1090671A (nl)
AU (1) AU683625B2 (nl)
CA (1) CA2110204C (nl)
DE (1) DE4340761A1 (nl)
FR (1) FR2698710A1 (nl)
GB (1) GB2273601B (nl)
NL (1) NL193094C (nl)
SE (1) SE9303979L (nl)
TW (1) TW243529B (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6205115B1 (en) 1997-09-10 2001-03-20 Tdk Corporation Disc cartridge
EP0961274B1 (en) * 1997-12-16 2001-02-28 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Disk cartridge
SG94718A1 (en) 1998-05-23 2003-03-18 Samsung Electronics Co Ltd Cartridge for an information recording medium
US6418113B1 (en) * 1998-11-05 2002-07-09 Tdk Corporation Disk cartridge
KR20050006410A (ko) * 2003-07-08 2005-01-17 삼성전자주식회사 디스크 카트리지

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4694448A (en) * 1984-05-15 1987-09-15 Nippon Gakki Seizo Kabushiki Kaisha Disc case
JPS6348677A (ja) * 1986-08-19 1988-03-01 Hitachi Ltd ハイブリツド記憶カ−トリツジ
DE3770115D1 (de) * 1986-10-16 1991-06-20 Hitachi Maxell Kombination zweier verschiedener speicherelemente.
JPS63266680A (ja) * 1986-12-15 1988-11-02 Hitachi Maxell Ltd 光記録媒体
NL8702222A (nl) * 1987-09-17 1989-04-17 Philips Nv Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat.
JPH0268378U (nl) * 1988-11-11 1990-05-23
JP2827332B2 (ja) * 1989-10-06 1998-11-25 ソニー株式会社 ディスクカートリッジ
US5140489A (en) * 1989-10-30 1992-08-18 Eastman Kodak Company Disk cartridge adapted for use with different disk drives
US5270717A (en) * 1992-03-26 1993-12-14 Texas Instruments Deutschland Gmbh Extended range RF-ID transponder

Also Published As

Publication number Publication date
NL9302077A (nl) 1994-06-16
SE9303979D0 (sv) 1993-11-30
KR940012372A (ko) 1994-06-23
AU5187893A (en) 1994-06-09
FR2698710A1 (fr) 1994-06-03
CA2110204C (en) 1998-11-24
DE4340761A1 (de) 1994-06-01
JPH06168561A (ja) 1994-06-14
AU683625B2 (en) 1997-11-20
GB9324492D0 (en) 1994-01-12
NL193094B (nl) 1998-06-02
TW243529B (nl) 1995-03-21
SE9303979L (sv) 1994-05-31
CN1090671A (zh) 1994-08-10
GB2273601B (en) 1996-07-17
GB2273601A (en) 1994-06-22
CA2110204A1 (en) 1994-05-31
FR2698710B1 (nl) 1997-02-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP3178005B2 (ja) ディスクカートリッジ
US6392987B1 (en) Disk cartridge and adapter with locking and misinsertion preventing mechanism for the cover
US5537389A (en) Disk cartridge having a single closing energizer for closing two independently opened shutters
CA1307337C (en) Apparatus for storing recording media, particularly for installation in motor vehicles
EP0174111B1 (en) Shuttering mechanism for a cassette
NL8302584A (nl) Laadinrichting voor schijfcassette.
NL193095C (nl) Schijfcassette.
NL193094C (nl) Schijfcassette.
EP0843310A1 (en) Disc cartridge
JP4055209B2 (ja) 磁気ヘッド装置及びディスク状記録媒体の記録及び/又は再生装置
EP0438297B1 (en) Objective lens cleaning cartridge
JP3812085B2 (ja) ディスク状記録媒体装置
JP4148237B2 (ja) 記録及び/又は再生装置
JP4364370B2 (ja) ディスクカートリッジ
EP0665549B1 (en) Disc cassette
JP3640086B2 (ja) ディスクプレーヤ装置
EP1227490B1 (en) Cartridge in which disk is stored
JP2616501B2 (ja) カセットローディング装置
JP3606012B2 (ja) ディスク収納装置
JP3609556B2 (ja) ディスクカートリッジ
JP3625342B2 (ja) ディスクカートリッジ
JP2530140B2 (ja) デイスクロ−デイング機構
JP3392288B2 (ja) ディスク駆動装置
JPH0817122A (ja) ディスク駆動装置
JP2890587B2 (ja) 光ディスクドライブ装置の対物レンズクリーニング方法

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20030601