NL8202392A - Magneetschijfcassette. - Google Patents

Description

C

- * - -*-Λ • Magneetschijfcassette

De uitvinding heeft betrekking op een magneetschijf-cassette, en meer in het bijzonder op een dergelijke cassette die gevormd wordt door een hoes waarin een roteerbare magneet-schijf is opgenomen, waarbij de cassette gebruikt wordt in 5 een opneem/weergeefinrichting van een electronische camera voor stilstaande beelden, en de hoes voorzien is van een sluitorgaan dat over een in de hoes aangebracht venster be-weegbaar is tussen een gesloten stand en een geopende stand, in weIke geopende stand een magneetkop door het venster wordt 10 gestoken voor het op de magneetschijf opnemen van signalen en het daarvan weergeven.

Roteerbare magneetschijven worden in verscheidene soorten inrichtingen gebruikt voor het opnemen van informatie.

Bij computersystemen, tekstverwerkende inrichtingen en derge-15 lijke worden bijvoorbeeld magneetschijven, bekend als "diskettes" gebruikt voor het opnemen van informatiesignalen.

Deze diskettes zijn gewoonlijk opgenomen in een huls die dient om de magnetische registratieoppervlakken van de magneetschijf te beschermen en bovendien om te voorkomen dat 20 de magneetschijf wordt gevouwen, gekreukt of op andere wijze emstig wordt beschadigd. Een dergelijke beschermende hoes is voorzien van een venster waardoorheen een of meer magneet-koppen gestoken worden teneinde magnetisch met het magne- > tische oppervlak van de schijf in contact te komen, voor het 25 daarop opnemen van informatiesignalen of voor het daarvan 8202392 ϊ * ' 2 weergeven van deze signalen. Deze infonaatiesignalen worden geregistreerd in een aantal cirkelvormige registratiesporen.

Bij een magneetschijf van het genoemde type is de hoes voorzien van een sluitorgaan dat roteerbaar of ver-5 schuifbaar over het venster bewogen kan worden tussen de ge-sloten stand en de geopende stand. Bij een dergelijke hoes moet het sluitorgaan echter met de hand worden verschoven, of zullen extra middelen nodig zijn voor het uit de gesloten in de geopende stand bewegen van het sluitorgaan.

10 Het is derhalve een doel van de onderhavige uit- vinding een magneetschijfcassette te verschaffen met een sluitorgaan dat verschuifbaar bewogen kan worden over een venster, waardoorheen een magneetkop wordt gestoken.

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het 15 verschaffen van een magneetschijfcassette met een sluitorgaan dat automatisch het venster opent wanneer de cassette in de cassettehouder wordt gestoken.

Volgens een aspect van de uitvinding wordt de cassette hiertoe gevormd door een hoes die een magneetschijf roteer-20 baar opneemt en een venster omvat waardoorheen een magneetkop kan worden gestoken teneinde met het magnetische vlak van de schijf in contact te komen voor het op de magneetschijf opnemen van signalen of het daarvan weergeven van deze signalen. De hoes is voorzien van een sluitorgaan dat 25 schuifbaar over het venster bewogen kan worden tussen een gesloten stand en een geopende stand waarin de magneetschijf toegankelijk is terwijl het sluitorgaan voorzien is van een uitsteeksel, die zich uitstrekt in een geleidingsgroef die gevormd is aan de omtrek van de hoes en in langsrichting ver-30 loopt, in de richting waarin de cassette in een cassettehouder wordt gestoken. De cassettehouder is voorzien van een geleidingselement voor het verkrijgen van een bepaalde stand van de cassette bij het in de cassettehouder steken hiervan. Wanneer de cassette juist in de houder is gestoken komt het 35 uitsteeksel van het sluitorgaan in contact met het geleidingselement van de houder waardoor het sluitelement in de geopende stand wordt bewogen wanneer de cassette verder in de houder wordt gestoken.

8202392 * + ' 3

Verscheidene andere doeleinden , kenmerken en voor-delen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving aan de hand van . de bijgevoegde tekeningen.

5 Fig. 1 is een gedeeltelijk weggebroken bovenaan- zicht van de een buigzame magneetschijf bevattende hoes of cassette.

Fig.' 2 is een doorsnede volgens de lijn A-A' in fig.l

Fig. 3 en 4 zijn zijaanziehten van de hoes of cas-10 sette van fig. 1.

Fig. 5 is een perspectivisch aanzicht van een opneem-en/of weergeefinrichting voor een magneeteassette.

Fig. 6 (A) en (B) zijn respectievelijk zij- en voor-aanzichten van de cassettehouder met een daarmee verbonden 15 chassis van de inrichting.

Fig. 7 (A) en (B) zijn respectievelijk horizontale en verticale doorsneden van de cassettehouder waarin de cassette is gestoken.

In de tekeningen, waarin telkens dezelfde verwijzings-20 cijfers voor dezelfde onderdelen zijn is te zien dat een cassette die bedoeld is om gebruikt te worden bij een opneem-en/of weergeefinrichting die werkt met een buigzame schijf, een in hoofdzaak platte rechthoekige hoes of een plat recht-hoekig huis 1 omvat dat van een geschikte kunststof gegoten, 25 geperst of gespoten kan worden en waarin een buigzame schijf of een buigzaam blad van magnetisch materiaal vrij roteerbaar is opgenomen. De schijf 2 heeft een geschikte kleine diameter bijvoorbeeld niet meer dan ongeveer 50 mm, zodat de hoes 1 overeenkomstig klein Van afmetingen kan zijn en bij-30 voorbeeld 60 mm bij 54 mmm bij 3 mm kan meten, om gemakkelijk gehanteerd, bewaard en, bijvoorbeeld per post verzonden te worden en in een zeer compacte opneem- en/of weergeefinrichting gebruikt kan worden welke inrichting bijvoorbeeld een deel kan zijn van een camera voor stilstaande beelden, die 35 niet belangrijk groter is dan een conventionele 35 mm §§n-ogige spiegelreflexcamera.

In een gedeelte van de hoes 1 is een venster 3 ge-vormd, zodat de magneetschijf of het magneetblad 2 gedeelte- 8202392 4 * 4 lijk aan de buitenzijde toegankelijk is. Het venster 3 is zodanig uitgevoerd, dat een of meer magneetkoppen 4 daardoor-heen kunnen steken om stilstaande beelden representerende videosignalen magnetisch op te nemen op een aantal concen-5 trische cirkelvormige sporen van de magneetschijf of het blad 2.

In het rotatiemiddelpunt is de magneetschijf 2 voor-zien van een schijfvormig versterkingsorgaan 8, dat voorzien is van een aandrijfgat 7 waarin een roterende aandrijfspil 10 6 van een magneetrecorder 5 .gestoken kan worden terwijl deze roteerbaar is om een opening 9 in de hoes 1.

Op de hoes is een indicator 10 voor het aangeven van het aantal ringvormige sporen waarin de informatiesignalen magnetisch op de schijf 2 zijn geregistreerd, aangebracht.

15 Zoals in fig. 1 is weergegeven omvat de indicator 10 een schijfvormig wijzerplaatorgaan 12 met een sleutelgatvormige indicatieopening 11, een met het wijzerplaatorgaan 12 ver-bonden rotatietandwiel 13, en een arr§teringsorgaan 14 met een aangrijpingsdeel 14, dat elastisch aan kan grijpen in een 20 zaagtanddeel 13a van het roterende tanddeel 13. Het wijzerplaatorgaan 12 is opgenomen in de hoes 1 en kan vrij roteren in een in de hoes 1 gevormde opening 15. Het arr§terings-.orgaanl4 is stevig met schroeven 16 in de hoes 1 verankerd en dient om het tandwiel 13 intermitterend te laten roteren. 25 Om de opening van de hoes 1 is een schaal 17 aange bracht die de getallen aangeeft overeenkomend met het aantal sporen waarin informatie is opgeslagen. In deze uitvoerings-vorm heeft de schaal 17 een maximale waarde van cijfers 50.

In de indicatieopening 11 is een uitsparing 18 gevormd die 30 dient als een wijzer voor het aangeven van elke gradatie van de schaal 17.

De cassette 1 is verder voorzien van een sluitorgaan 18 dat om de schijf 2 heen grijpt en voldoende groot is om het venster 3 te bedekken. Door dit sluitorgaan 19 wordt het 35 binnendringen van stof etc. in de hoes 1 in het venster 3 voorkomen. In deze weergegeven uitvoeringsvorm is het sluitorgaan 19 zodanig uitgevoerd dat beide zijden van de magneetschijf 2 worden bedekt.

Aan een zijranddeel van het dekselorgaan 19 is een 8202392 5 gen geheel daannee vormende schuifplaat 20 bevestigd. Een aantal geleidingspennen 21 is aan de boven- en ondervlakken van de schuifplaat 20 aangebracht op een zodanige wijze dat deze langs de geleidingsgroeven 22 in de boven- en onder-5 platen van de hoes 1 verplaatsbaar zijn. Deze schuifplaat 20 is dus verschuifbaar in fig. 1 naar links en naar rechts.

Een uitsteeksel 23 is aan een einde 20a van de schuifplaat 20 gevormd en in een geleidingsgroef gestoken die zich langs ein zijplaat 24 van de hoes 1 uitstrekt.

10 Het uitsteeksel 23 steekt daardoor via de geleidings groef 25 naar buiten. (zie fig. 3 en 4). Dit uitsteeksel kan in aangrijping komen met een in' de-.hpeshoude^ .26^ waarin de . hoes 1 aangebracht moet worden, gevormd uitsteeksel 28 (zie fig. 6 (A) en (B).

15 Een einde 29a van het verende of elastische orgaan 29 met veerkrachtige eigenschappen is met het uitsteeksel . 23 van de schuifplaat 20 verbonden, terwijl het andere einde 29b van het verende orgaan 29 verankerd is op een in de hoes 1 bevestigde pen 30. In de nabijheid van het middendeel 20 van het verende orgaan 29 is een roterende schijf 32 roteer-baar op een stationaire as 31 gemonteerd, en waardoor een verbeterde expansie en contractie van het verende orgaan 29 wordt bereikt. De schuifplaat 20 wordt altijd in fig. 1 naar links gedwongen ten gevolge van de elasticiteit van het 25 orgaan 29. Het gevolg hiervan is dat het venster 3 volledig met het sluitorgaan 19 gesloten wordt gehouden. De schuifplaat 20 wordt bijvoorbeeld door de pen 21 van de schuifplaat 20 aan ggn einde 22a van de geleidingsgroef 22 gepositioneerd en wordt daarbij in de in fig. 1 weergegeven stand vastge-30 houden teneinde te voorkomen dat deze verder naar links wordt verschoven.

De hoeshouder 26 voor het opnemen van de hoes 1 be-staat in deze uitvoeringsvorm uit een paar steungebieden 33 en 34 met U-vormige dwarsdoorsnede die de twee zijdelen 35 la en lb van de hoes 1 kunnen opnemen terwijl een verbindings-plaat 35 en een bovenplaat 36 aanwezig zijn die de steungebieden 33 en 34 met elkaar aan de twee einden daarvan kop-pelen. Een steundeel 33 heeft.een uitsteeksel of geleidings-orgaan 28 dat met het genoemde uitsteeksel 23 van de hoes 1 8202392 J* - .

t 6 in contact kan komen. De bovenste en onderste gedeelten van de hoeshouder 26 zijn respectievelijk voorzien van een dek-sel 38, dat zwenkbaar door een scharnieras 37 wordt onder-steund en een door dezelfde as 37 ondersteunde basisplaat 39.

5 De basisplaat 39 draagt een aandrijfspil 6 die in een in de hoes 1 gevormd aandrijfgat 7 gestoken kan worden terwijl een vliegwiel 40 met de aandrijfspil 6 is verbonden, en een snaar 42 voor het met een schijf 41 verbinden van het vliegwiel 40, een aandrijfmotor 43 voor het doen roteren van de 10 schijf 41, een zwaaiarm 44 waaraan een magneetkop 4 is be-vestigd, een onderste geleidingsplaat 45 voor het geleiden van de magneetschijf 2, en een sensormechanisme 46 voor ; het detecteren van het aantal op de.magneetschijven 2 gere-gistreerde sporen aanwezig zijn. Bovendien is aan het binnen-15 oppervlak van het deksel 38 op de met de onderste geleidings-plaat 45 overeenkomende plaats en bovenste geleidingsplaat 47 bevestigd.

De magneetschijfcassette van de onderhavige uitvinding met de boven beschreven constructie werkt als volgt.

29“ Wanneer de hoes 1 in de toestand van fig. 5, 6 (A) en "(B) in-de hoeshouder 26 wordt gestoken, worden de twee zij-delen la en lb van de hoes 1 naar de scharnieras 37 toe ver-.plaatst terwijl deze door de in de hoeshouder 26 aangebrachte steundelen 33 eb 34 wordt geleid.

25 Wanneer de hoes 1 aldus in de houder. wordt gestoken bereikt deze een bepaalde positie in de hoeshouder 26, waar-bij het op een van de steundelen 33 en 34 gevormde uitsteeksel of geleidingsorgaan 28 in de geleidingsgroef 25a in €en zij-plaat 24 van de hoes 1 valt. Bij het verder in de houder 26 30 schuiven van de hoes 1 komt het uitsteeksel 23 van het sluit-orgaan 19 tegen het uitsteeksel 28 aan waardoor dit tegen de veerkracht van het elastische orgaan 29 in, in de richting tegengesteld aan de insteekrichting van de hoes 1 in de houder 26 wordt ingedrukt, ten gevolge van de aanwezigheid van het 35 uitsteeksel 28. Het gevolg is dat de van het uitsteeksel 23 voorziene schuifplaat 20 in fig. Ϊ naar rechts wordt ver-schoven langs de geleidingsgroef 22 waardoor het sluitorgaan 19 dat aan de schuifplaat 20 is bevestigd eveneens in de- 8202392 7 zelfde richting wordt verschoven. Daardoor wordt het sluit-orgaan 19, dat het venster 3 afsloot, van het venster ver-wijdert. In de volgende fase waarin de hoes 1 in de houder 26 is gestoken totdat de voorrand lc in contact is gekomen met 5 het binnenoppervlak 35a van de de houder 26 vormende ver-bindingsplaten 35 is het sluitorgaan 19 geheel van het venster 3 weggeschoven onder invloed van de werking van het uitsteeksel 28, waardoor het oppervlak van de magneetschijf 2 in het met de opening van het venster 3 overeenkomende 10 oppervlak van buitenaf toegankelijk is. Wanneer het deksel 38 enigszins om de scharnieras 37.naar de basisplaat 39 wordt gezwenkt tegen de houder,26 aan, wordt de verplaatsing van de hoes 1 naar links of rechts in fig. 7 (A) tussen de voorplaat 38a van het deksel 38 en de verbindingsplaat 35 15 van de houder 26 verhinderd, zodat de hoes 1 in de houder 26 wordt vastgehouden. Door de voorziening van een plaats-bepalingsmechanisme 48 op de verbindingsplaat 35, kan de hoes 1 in een juiste stand in de:hoeshouder 26 worden vastgehouden.. Het gevolg is dat de bovenste geleidingsplaat 47 20 van het deksel 38 tegenover de positie van het venster 3 in de hoes 1 wordt gesteld.

Wanneer het deksel 38 naar de basisplaat 39 toegedrukt .wordt, wordt de aandrijfspil 6 op de basisplaat 39 in het aandrijfgat 7 in de hoes 1 gestoken, zoals in fig. 7 {B) is 25 weergegeven, terwijl de bovenste geleidingsplaat 47 in direct aangrijping gebracht wordt met een aantal op de onderste geleidingsplaat 45 bevestigde plaatsbepalingspennen 49. Het gevolg is dat de bovenste geleidingsplaat 47 nauwkeurig op een bepaalde juiste stand, op een afstand van de onderste gelei-30 dingsplaat 45 wordt ondersteund, welke onderste geleidingsplaat 45 als positionele referentie dient. De door het venster 3 gestoken magneetkop 4 wordt in contact gebracht met de magneetschijf 2. Bij rotatie van de aandrijfspil 6 door de motor 43 worden gewenste videosignalen magnetisch in de vorm 35 van ringvormige sporen door de kop 4 op de magneetschijf 2 opgenomen.

In de beschreven uitvoeringsvorm waarbij het uitsteeksel 28 slechts in e§n van de steundelen 33 en 34 in de hoes- 8202392 «/ 8 houder 26 is aangebracht en in het in de hoes .1 gevormde langwerpige gat 25 gestoken kan worden, wordt het foutief in de houder 26 steken van de hoes 1 verhinderd door de bus 28, in het geval de laadrichting zodanig is dat het andere 5 zijgedeelte lb van de hoes 1 zonder de aanwezigheid van dat langwerpige gat 25 in ein ondersteuningsgebied 33 van de hoeshouder 26 is gepositioneerd. Het uitsteeksel 28 kan dus als middel gebruikt worden voor het onjuist insteken van de hoes 1, waardoor dus het juist in de houder 26 laden van 10 de hoes wordt bereikt.

Wanneer de hoes 1 wordt’verwijderd na het van de basisplaat 39 losnemen van het deksel 38 en de houder 26, komt het uitsteeksel 28 op de houder 26 los van het uitsteeksel 23 van de hoes 1, zodat de schuifplaat 20 vanuit de 15 toestand van fig. 7 (A) naar links wordt bewogen ten gevolge van de elasticiteit van het elastische orgaan 29. Het ge-volg is dat het sluitorgaan 19 ook mee wordt verschoven : in dezelfde richting, teneinde het venster 3 te bedekken. Hieruit volgt dat het venster 3 automatisch gesloten wordt 20 bij het sluiten van het sluitorgaan 19, wanneer de hoes 1 uit de houder 26 wordt getokken.

Zoals hierboven beschreven wordt het sluitorgaan, dat over het venster beweegbaar is volgens de uitvinding automatisch verplaatst bij het in de houder steken van de 25 hoes en deze wordt automatisch in de tegengestelde richting bewogen voor het sluiten van het venster bij het uit de houder nemen van de hoes. Het wordt dus mogelijk om een groot gebruiksgemak . te bereiken in vergelijking met de con-ventionele hand bediende schijfcassettes terwijl verder als 30 voordeel wordt bereikt dat het binnendringen van stof etc. door het venster wordt voorkomen.

Hoewel de onderhavige uitvinding in het bijzonder getoond en beschreven is aan de hand van een voorkeursuit-voeringsvorra zal het duidelijk zijn dat verscheidene wijzi-35 gingen en modificaties in de vorm en detail aangebracht kun-nen worden zonder dat de geest en het kader van de uitvinding wordt verlaten. Enige van deze modificaties zijn hierboven beschreven en andere zullen voor de lezer duidelijk zijn.

8202392

Claims (2)

1. Magneetschijfcassette met een hoes en een in de hoes opgenomen roteerbare magneetschijf voor het daarop opnemen en daarvan weergeven van.signalen, wanneer de cassette in een opneem/weergeefinrichting is geplaatst, met het 5 kenmerk, dat de cassette een zich in een richting waarin de cassette in een cassettehouder van de opneem/ weergeefinrichting gestoken wordt uitstrekkende geleidings-groef omvat vcor het opnemen van een geleidingselement aan de cassettehouder voor het instellen van een bepaalde stand 10 van de cassette voor het insteken daarvan in de cassettehouder, dat in de hoes een venster aanwezig is voor het verschaffen van toegang tot de magneetschijf voor het daarop opnemen en daarvan weergeven van signalen, dat over het venster tussen een gesloten stand en een open stand beweeg-15 bare sluitmiddelen zijn aangebracht, die in de open stand de magneetschijf toegankelijk laten,. en dat een zich in de ge-leidingsgroef uitstrekkend uitsteeksel op de sluitmiddelen aanwezig is welk uitsteeksel met het geleidingselement in contact kan komen wanneer de cassette op de juiste wijze in 20 de cassettehouder wordt.gestoken en daardoor de.sluitmiddelen .uit de gesloten stand in de open stand te bewegen wanneer de cassette verder in de inrichting wordt gestoken.

2. Magneetschijfcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoes boven-, onder- en omtreks- 25 wanden omvat, en dat de geleiding in de omtrekswand is aangebracht .

3. Magneetschijfcassette volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de geleidingsgroeven zijn aangebracht in het gedeelte van de omtrekswand dat evenwijdig loopt aan 30 de richting waarin de cassette in een cassettehouder wordt gestoken.

4. Magneetschijfcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de cassette slechts e£n enkele geleidingsgroef is aangebracht.

5. Cassettehouder voor een magneetschijfcassette volgens een van de voorgaande conclusies, .^gehenmerkt 8202392 door geleidingsmiddelen voor het geleiden van het in de cassettehouder steken van de magneetschijfcassette en door een bij de geleidingsmiddelen aangebracht element dat alleen dan in de geleidingsgroef van de magneetschijfcassette kan 5 worden gestoken, wanneer deze op de juiste wijze in de cassettehouder is gestoken en voor het verder tegen in-. . steken van de cassette blokkeren daarvan, waarbij het ele ment het uitsteeksel aan de sluitmiddelen aangrijpt wanneer de cassette op de juiste wijze wordt ingestoken teneinde 10 de sluitmiddelen' van de gesloten stand in de open stand daarvan. te bewegen wanneer de cassette in de cassettehouder wordt gestoken.

6. Cassettehouder volgens conclusie 5, met het k e n m e r k, dat de geleidingsmiddelen van de cassette-15 houder een paar op afstand tegenover elkaar liggende ge-leidingsrails omvatten voor het opnemen van respectieve langswanden van de hoes.

7. Cassettehouder volgens conclusie 6, met het k e n m e r k, dat de hoes boven en onderwanden en een 20 omtrekswand omvat met door de geleidingsrails opgenomen tegenover elkaar liggende langsdelen.

8. Cassettehouder volgens conclusie 7, met het k e n m e r k, dat de geleidingsgroef in Sen van de langsdelen van de omtrekswand van de cassette is aangebracht.

9. Cassettehouder volgens conclusie 8, met het k e n m e r k, dat de geleidingsgroef begint bij het begin van het ene langsgedeelte van de omtrekswand en zich over een lengte uitstrekt die kleiner is dan de lengte van het ene langsdeel.

10. Cassettehouder volgens conclusie 5, met het k e n m e r k, dat de hoes boven- en onderwanden en een omtrekswand met een voor-, achter- en tegenover liggende zijdelen omvat, waarbij de geleidingsgroef in Sen van de zijdelen is aangebracht en zich van het voorste gedeelte 35 naar het achterste gedeelte uitstrekt en een lengte heeft kleiner dan de lengte van dat ene zijdeel.

11. Cassettehouder volgens conclusie 10, met het k e n m e r k, dat de geleidingsmiddelen voor de cassette- 8202392 houder een paar L-vormige geleidingsrails omvatten voor het opnemen van de respectieve zijdelen van de omtrekswand van de hoes.

2. Cassettehouder volgens conclusie 11, met het 5 kenmerk, dat het geleidingselement een van Sen van de geleidingsrails uitstekende pen omvat. 8202392