NL8104378A - Inrichting voor het toevoeren van elektrische schakelingelementen. - Google Patents

Description

% ? * T/tj/lh/1320 i

Inrichting voor het toevoeren van elektrische schakeling-elementen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het toevoeren van elektrische schakelingelementen, bijvoorbeeld chipvormige elementen, uit een voorraad daarvan.

5 Een hybride geïntegreerde schakeling omvat ge- woonliljk een schakelingbord waarop chipvormige elektrische schakelingelementen van verschillende soorten zijn gemon— : teerd, teneinde een elektrische schakeling te vormen. Aanvraagster heeft, bijvoorbeeld in de ter inzage gelegde 10 Japanse octrooiaanvrage no. 151.434/1980 een inrichting voorgesteld voor het toevoeren van elektrische schakelingelementen die bedoeld zijn om gebruikt te worden bij de ver-vaardiging van dergelijke hybride geïntegreerde schakelingen. Een dergelijke bekende toevoerinrichting omvat een vultrech-15 ter die een voorraad van de schakelingelementen omvat, verschuifbaar in een zich door de bodem van de vultrechter uitstrekkende boring gestoken vangmiddelen, waarbij door de vangmiddelen een axiaalgat loopt, zodat, wanneer de vul— trechter en de vangmiddelen een relatieve heen en weergaande 20 beweging uitvoeren de elektrische schakelingelementen in de vultrechter stuk voor stuk worden gevangen door het gat van de vangmiddelen en daardoorheen naar een bepaalde plaats buiten de vultrechter worden toegevoerd. Bij de bekende inrichting is het gewenst dat de vultrechter een groot aan-25 tal söhakelingelementen opneemt teneinde de regelmaat waarmee de voorraad elektrische schakelingelementen aangetrald moeten worden te verminderen. Het is dus gewenst om een vultrechter met een grote capaciteit te verschaffen die, in het geval van een cilindrische vultrechter een vertikale hartlijn 30 heeft, waardoor de vultrechter een grote diameter en/of een grote axiale hoogte krijgt. Wanneer het echter gewenst is. om verschillende soorten elektrische schakelingelementen tegelijkertijd toe te voeren, is het noodzakelijk om een 8104378 Γ * -2- .

overeenkomend aantal vultrechters voor de resp. soorten schakelingelementen aan te brengen, wanneer de diameter van elke vultrechter vergroot wordt teneinde een.· grote voorraad van de respectieve schakelingelementen daarin op te kunnen 5 nemen, zal de toevoerinrichting in zijn geheel een overeenkomstig groter vloeroppervlak beslaan. Wanneer daarentegen de axiale hoogte van elke cilindrische vultrechter zodanig wordt vergroot dat deze een grote voorraad van de resp. elektrische schakelingelementen kan bevatten zonder dat het ; m 10 door de toevoerinrichting beslagen vloeroppervlak onnodig toeneemt, zullen de in het onderste gedeelte van de vul- t trechter aanwezige schakelingelementen blootgesteld worden aan een grote belasting tengevolge van het gewicht van het ; grote aantal schakelingelementen daarboven, in dergelijke . 15 gevallen bestaat het gevaar dat schakelingelementen op de bodem van de-vultrechter beschadigd kunnen worden tengevolge van de relatieve bewegingen van de vultrechter en de vang-middelen, terwijl de schakelingelementen die met de vang-middelen in kontakt komen blootgesteld zijn aan het grote 20 gewicht van de elektrische schakelingelementen daarvan.

Indien verder elke vultrechter smal gemaakt wordt door de diameter daarvan te verkleinen teneinde het beslagen vloeroppervlak van de toevoerinrichting te verminderen, kunnen schakelingelementen in de vultrechter in elkaar 25 grijpen op een zodanige wijze dat bruggen of verstoppingen worden gevormd in de vultrechter zodat, wanneer de vang-middelen de schakelingelementen stuk voor stuk van de bodem van de vultrechter wegnemen een lege ruimte gevormd kan worden in het onderste gedeelte van de vultrechter in. het 30 gebied van vangmiddelen, zodat de toevoer van elektrische schakelingelementen uit de vultrechter onderbroken of gestopt zal worden. In het geval van elektrische schakelingelementen van het type dat gebruikt wordt voor de vervaardiging van hybride -geïntegreerde schakelingen, zijn boven-35 dien de buitenoppervlakken daarvan# met uitzoridering van de elektrodengedeelten aan weerseinden met een hars bedekt.

Daar de bodem van de vultrechter van de eerder genoemde bekende inrichting een gelijkmatig kegelvormig hol oppervlak 8104378 » * t -3- heeft, kunnen de harsbekledingen van de elektrische schakel lingelementen tot gevolg hebben dat deze aan de bodem van de Vultrechter blijven kleven en in lagen aan elkaar. Een dergelijk vastkleven van de schakelingelementen aan elkaar 5 _en aan het binnenoppervlak van de bodem van de vultrechter is in strijd met een gelijkmatige toevoer van de schakelingelementen en verhindert de toevoer van de laatste schakelingelementen die in de vultrechter aanwezig kunnen zijn.

Het is dienovereenkomstig een doel van de onder-10 havige uitvinding een inrichting te verschaffen voor het • toevoeren van elektrische schakelingelementen, welke inrichting vrij is van de bovengenoemde nadelen of problemen welke kleven aan de eerder voorgestelde toevoerinrichting.

Een ander doel van de uitvinding is een toevoer-15 inrichting te verschaffen die een grote hoeveelheid elektrische schakelingelementen in zijn vultrechter op kan nemen zonder dat een excessief vloeroppervlak wordt beslagen voor de installatie van de toevoerinrichting.

Weer een ander doel is het verschaffen van een 20 eerdergenoemde toevoerinrichting die elektrische schakelingelementen gelijkmatig uit zijn vultrechter toe kan voeren.

Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een toevoerinrichting met een vultrechter met grote capaciteit, welke bereikt wordt door de vertikale 25 afmetingen daarvan te vergroten, en waarbij beschadiging aan elektrische schakelingelementen in de vultrechter wordt vermeden, in het bijzonder ter plaatse van het bodemgedeelte van de vultrechter.

Weer een ander doel van de uitvinding is het ver- .

30 schaffen van een toevoerinrichting als bovengenoemd, waarin brugvorming of verstopping door elektrische schakelingele— menten 'in de vultrechter wordt vermeden terwijl de elementen stuk voor stuk van de bodem van de vultrechter worden weggenomen, waardoor wordt verzekerd dat de voorraad elektrische 35 schakelingelementen geheel uit de vultrechter toegevoerd kan worden.

Weer een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een eerdergenoemde toevoerinrichting waarin het 8104378 * * ' ***** - _* - · -4.- in lagen aan de bodem van de vul trechter kleven van de èlek-‘ trische schakelingelementen wordt vermeden teneinde de gelijkmatige toevoer van de laatste schakelingelementen uit de vultrechter mogeliijk te maken.

5 Volgens een aspect van de uitvinding omvat een inrichting voor het toevoeren van elektrische schakeling-• elementen een vultrechter voor het opnemen van een voorraad ; elektrische schakelingelementen en voorzien van een bodem met een zich daardoorheen uitstrekkende boring, zich door de} 10. boring uitstrekkende vangmiddelen, waarbij de vultrechter*en; . de vangmiddelen ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn in • i de richting van de hartlijn van de boring, zodat de elektri- ; ' i sche schakelingelementen in de vultrechter stuk voor stuk door de vangmiddelen worden gevangen en daardoor via de .15 boring naar een bepaalde plaats buiten de vultrechter worden, toegevoerd, en een boven de vangmiddelen in de vultrechter aangebrachte scheidingsplaat voor het af schermen van de elektrische schakelingelementen onder die scheidingsplaat van tenminste een deel van het gewicht van de elektrische 20 schakelingelementen daarvan.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is; een staafvormig orgaan in het onderste gedeelte van de vultrechter aangebracht en beweegbaar ten opzichte hiervan bij de relatieve beweging van de vultrechter en de vang— 25 middelen, teneinde te vermijden dat de elektrische schakeling— elementen in elkaar grijpen waardoor brugvorraing op zou treden in de vultrechter -boven de vangmiddelen en de geli jk-‘ matige toevoer van de schakelingelementen uit de vultrechter zou worden gehinderd.

30 Bovenstaande en andere doeleinden, kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgende gedetaileerde beschrijving van een uitvoeringsvorm welke beschrijving gelezen moet worden aancfe hand van de bijgevoegde tekeningen.

35 Figuur 1 is een gedeeltelijk schematische vertikale doorsnede van een inrichting voor het toevoeren van elektrische schakelingelementen volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

8104378 * * '“Ί*. ..... . ___________ ____ _____________ . . .... .......

-5- .

_ . Figuur 2 is een perspectivisch aanzicht met uiteen genomen delen, dat belangrijke onderdelen van de toevoer-inrichting van figuur 1 toont.

Figuur 3 is een vergrote vertikale doorsnede van 5, een gedeelte van de in figuur 1 getoonde inrichting, waarbij een sluiter getoond wordt in zijn open toestand-

In figuur 1 is te zien dat een inrichting volgens j de uitvinding voor het toevoeren van elektrische schakeling-elementen een vultrechter 2 omvat die gevormd Wordt door een.

- . 10 vertikaal geplaatste, relatief lange cilindrische houder-* . Deze cilindrische houder of zijwand van de vultrechter 2 is bij voorkeur gevormd van een doorzichtige kunsthars zodat. de voorraad elektrische schakelingelëmenten 1 in de vul— trechter van buitenaf duidelijk zichtbaar is. Verder wordt 15 getoond dat de vultrechter een bodem 3 heeft die voorzien is van een kegel vormig hol binnen of bovenoppervlak- Ook wordt getoond dat de bodem 3 voorzien van een centrale r vertikaal i gerichte boring 4 die zich axiaal daardoorheen uitstrekt en . deze boring 4 heeft een vangbuis of pijp 5 die zich ver-20 schuifbaar daardoorheen uitstrekt. De vangbuis of pijp 5 heeft een schuine boveneindrand in de vultrechter 2, waardoor een opening wordt bepaald voor het opnemen van. elektrische schakelingelementen 1, welke opening in dwarsrichting naar één zijde van de vultrechter is gekeerd. Wanneer de vul-25 trechter 2 en de buis of pijp 5 axiaal heen en weergaand ten opzichte van elkaar worden bewogen, bijvoorbeeld zoals aangegeven door de dubbele pijp a in figuur 1, worden met de getoonde inrichting de elektrische schakelingelementen 1 . in de vultrechter 2 stuk voor stuk gevangen door de vangpijp; 30 of buis 5 en via het inwendige hiervan naar een plaats, buiten de vultrechter overgebracht. In het geval dat de elektrische schakelingelementen 1 een langwerpige cilindervorm hebben, zoals wordt getoond, heeft de vangpijp of buis 5 een binnendiameter die kléiner is dan de lengte van elk·; 35 van de elektrische schakelingelementen en enigszins groter dan de buitendiameter hiervan. In dit geval zullen de gevangen schakelingelementen 1 gericht worden volgens de langsrichting in de buis of pijp 5, zoals in figuur 1 wordt getoond. Ten* 8104378 *·.% '··.· .' : · -β- ; einde de relatieve bewegingen van de vultrechter 2 en de vangpijp of buis 5 te verkrijgen, kan deze laatste onbeweeglijk worden gehouden, terwijl de vultrechter op geschikte wijze gemonteerd of geleid is zodanig dat deze een vertikale; 5 beweging uit kan voerien afhankelijk van de werking van een schematisch bij 50 in figuur 1·aangegeven heen en weergaande· of trillingsaandrijfinrichting. 1

Volgens de onderhavige uitvinding is de boven- ! beschreven toevoerinrichting verder voorzien van een schei— , 10: diijgsplaat 6 die in de vultrechter 2 boven de vangpijp of* . ; .·· buis 5 is geplaatst. In de weergegeven uitvoeringsvorm van i j | de uitvinding helt de scheidingsplaat 6 naar beneden, bij ; • voorkeur van de zijde van de vultrechter 2 die. tegenover de ; ; zijde daarvan ligt welke naar de schuine boveneindrand van 15 de vangpijp of buis 5 is gekeerd. Verder strekt de schèidings- i plaat 6 zich. over slechts een gedeelte van de dwarsdoorsnede’ van de vultrechter 2 uit. In het geval van de zijwand van de 4 ; vultrechter dus cilindrisch is en de vangpijp of buis 5 coaxiaal is of gecentreerd is ten opzichte van dé vultrechter, 20 is de scheidingsplaat 6 bij voorkeur in hoofdzaak halfcirkelvormig zodanig dat deze een door een koord : gevormde . rand heeft welke zich bóven de pijp of buis 5 dwars in de vultrechter uitstrekt. Voor de ondersteuning van de scheidingsplaat 6 in de gewenste stand in de vultrechter 2, . 25 is een cilindrische · steun 7 aangebracht die nauw binnen de cilindrische zijwand van de vultrechter 2 past en een schuin boveneinde heeft, terwijl de scheidingsplaat 6 zich over het bovengedeelte van dat schuine boveneinde·uitstrekt, > zoals in figuur 1 en 2 wordt getoond. De cilindrische 30 steun 7 met de één geheel daarmee vormende scheidingsplaat 6 kan van bovenaf in de vultrechter 2 worden gestoken totdat de ondereindrand dpi' de steun 7 of de bodem 3 rust. De rand : 8 en het gedeelte van het boveneinde van de cilindrische steun 7 dat niet met de scheidingsplaat 6 is verbonden, 35 en de door de koorden gevormde rand $ van de scheidingsplaat zijn af geschuind teneinde te voorkomen dat elektrische schakelingelementen 1 achter die randen blijven hangen.

8104378 - . - -7-

Verder heeft, volgens de uitvinding, de bodem 3 van de vultrechter tenminste één ander gat 10 dat zich daardoorheen uitstrekt op een plaats die op een afstarid ligt van het midden van de vultrechter en een staafvormig, rela-5 tief beweegbaar orgaan 11 verschuifbaar opneemt- Het bbfeen-einde van het staaf vormige orgaan 11 bevindt zich onder de scheidingsplaat 6 in de vultrechter en heeft de vorm van een . kogel 12. Het ondereinde van het staaf vormige orgaan 11 strekt zich onder de bodem 3 uit en heeft een flens 13 die 10 op een vaste aanslag 14 kan rusten, terwijl een schroefdruk-veer 15 zich om het staafvormige orgaan 11 uitstrekt tussen de flens 13 en de bodem 3 van de vultrechter- De veer 15 dwingt de flens 13 van het staafvormige orgaan 11 in kontakt met de vaste aanslag 14 teneinde bewegingen van het orgaan 15 11 terwijl de vultrechter 2 vertikaal ten opzichte daarvan.

. heen en weer. beweegt tegen te gaan. Een veerkrachtig orgaan 16, zoals getoond bijvoorbeeld in de vorm van een schroef veer, j is direkt onder de kogel 12 aan het staafvormige orgaan 11 bevestigd en strekt zich in hoofdzaak loodrecht uit op 20 de hartlijn van het staafvormige orgaan 11, zodat dit zich diametraal in het onderste gedeelte van de vultrechter bevindt boven het boveneinde van de vangpijp 5.

Het kegelvormige holle binnenoppervlak van de bodem 3 van de vultrechter is bij voorkeur voorzien van een aantal 25 in hoofdzaak halfboifcormige uitsteeksel 17, zoals in het bijzondér in figuur 1 en 2 wordt getoond. De uitsteeksels 17 kunnen bijvoorbeeld als één geheel met de bodem 3 worden gevormd wanneer deze bodem van een kunsthars wordt gevormd met een lage wrijvingscoefficient zoals polytetrafluoretheen.

30 Ook kunnen uitsteëksels 17 worden gevormd door kogels in betreffende uitsparingen of gaten in de bodem 3 op te nemen.

De uitsteeksels 17, waarvan er, zoals getoond, drie kunnen zijn, worden willekeurig om het midden van het binnenopper-vlak van de bodem 3 aangebracht. In het geval dat de elektri-35 sche schakelingelementen 1 cilindrisch zijn en een diameter hebben van 2,2 mm en een lengte van 5,9 mm, is het geschikt om elk uitsteeksel 17 een diameter van 6,0 mm te geven en een uitstekende hoogte van ongeveer 3,0 mm.

8104378 » — · V' > . · ' ”8-

Zoals in het bijzonder in figuur 1 en 3 wordt ; getoond, is onder de vultrechter een geschikt steunblok 20 gemonteerd dat voorzien is van een vertikale boring of een vertikaal kanaal 21 met een boveneindgedeelte dat een grotere 5 diameter heeft voor het opnemen en monteren van het onder-eindgedeelte van de vangpijp of buis 5. Behalve dit boveneindgedeelte heeft het resterende deel van de boring of het -kanaal 21 een diameter die gelijk is aan de binnéndiameter van de vangpijp 5. Een horizontale sleuf 22 strekt zich in j · 10 dwarsrichting uit in een onderste gedeelte van het steunblok 20, en het ondereinde van de boring 21 komt uit bovenin de. sleuf 22. Een afvoerkanaal 23 dat axiaal op één lijn ligt met de boring 21 strekt zich uit door het onderste gedeelte van het steunblok 20 vanaf de sleuf 22, en komt uit in de 15 bodem van het blok 20. Een sluiter 24 is horizontaal beweegbaar in de sleuf 22 tussen een gesloten, stand tussen de kanalen 21 en 23 (figuur 1) en een open stand (figuur 3) .

t t

De sluiter 24 is bevestigd aan beweegbaar gestel 25 dat aangebracht is achter het steunblok 20 en op geschikte wijze 20 gemonteerd is teneinde · een rechtlijnige beweging uit te kunnen voeren evenwijdig aan de richting van de gewenste beweging van de sluiter 24, tussen de geopende en de gesloten stand daarvan. Een arm 26 strekt zich voorwaarts van een eindggdéelte van het gestel 25 en de arm 26 heeft een gat 25 27a dat zich. horizontaal daardoorheen uitstrekt voor het verschuifbaar;;opnemen van een langwerpige pen 27. Een eindgedeelte van de pen 27, die bij voorkeur aan zijn einde afgerond is, strekt zich verschuifbaar uit in een horizontale boring 28 die in het steunblok 20 is aangebracht, teneinde 30 in de vertikale boring of het vertikale kanaal 21 uit te . '· steken of dit open te laten. De vertikale plaat van de hori-' zontale boring 28 is zodanig gekozen dat, wanneer-Ida sluiter 24 zich in zijn gesloten stand bevindt (figuur 1) teneinde het onderste schakelingelement la in de boring of het kanaal 35 21 te ondersteunen, het schakelingelement lb direkt daarboven zich op een niveau van de boring 28 zal bevinden. en door de pen 27 aangegrepen kan worden, zoals in figuur 3 wordt getoond. Aan de pen 27 is nabij het · eindgedeelte daarvan dat 8104378 3Γ * -9- *s .

zich in de boring 28 uitstrekt een flens 29 aangebracht en een schroefdrukveer 30 strekt zich uit om de pen 27 tussen, de flens 29 en de arm 26 teneinde de pen 27, ten opzichte * van de arm 26, gezien in figuur 1 en 3 naar links te dwingen.

5 Da beweging van de pen 27 onder invloed van de veer 30 ten opzichte van het gestel 25 wordt beperkt door een ring 31 op de pen 27 die met de arm 26 in kontakt kan komen. De pen : 27 heeft een zodanige langsafmeting dat, wanneer het gestel 25 naar rechts wordt bewogen, naar de in figuur 1 getoonde m 10 starid teneinde de sluiter 24 in zijn gesloten positie te ' : brengen, de arm 26 in kontakt komt met de ring 31 om de pen .

27 uit de boring 21 terug te trekken in de horizontale vorm 28 teneinde belemmering van de vertikale beweging van de schakelingelementen 1 in de boring of het kanaal 21 te voor- 15 komen. Terwijl het gestel 25 echter naar links beweegt om de sluiter 24 in zijn geopende stand te brengen, zoals in figuur 3 wordt, getoond, wordt de pen 27 door de veer 30 axiaal in ' het kanaal 21 gedrukt om daar een schakelingelement 1b dat het eerstvolgende is in de reeks schakelingelementen in het 20 kanaal 21 vast te grijpen of daar tegenaan te drukken. Wanneer de sluiter 24 dus in de geopende stand wordt bewogen wordt het onderste schakelingelement la in het kanaal 2l vrijgelaten zodat dit door het uitlaatkanaal 23 in het steunblok 20 kan vallen, en wordt het volgende schakeling-25 element 1b door de pen 27 tegen het binnenoppervlak van het kanaal 21 gedrukt teneinde dit schakelingelement 1b en de schakelingelementen daarboven in het kanaal 21 tengevolge van wrijving vaste te houden. Tenslotte is een geschikt, schematisch bij 32 in figuur 3 aangegeven aandrijfmechanisme 30 met het gestel 25 verbonden om dit gestel horizontaal heen en weer te bewegen waardoor de sluiter 24 tussen zijn gesloten en geopende stand wordt bewogen (figuur 1 en 3} en tegelijkertijd de pen 27 tussen de rust- en aangrijpings-stand te bewegen.

35 De bovenbeschreven toevoerinrichting voor schake lingelementen volgens de uitvinding werkt als volgt:

Eerst wordt een aanzienlijke voorraad elektrische schakelingelementen in de vul trechter 2 gedaan, waarna de 8104378 .-ίο- ' : ίΕ . - u— ' ; aandrijf inrichting 50 bediend wordt om een vertikaie heen en weergaande beweging van de vultrechter 2 ten opzichte van devvangpijp of buis 5 en het staaf'vormige orgaan 11 te veroorzaken. Door deze relatieve beweging worden achtereen-5 volgens elektrische schakelingelementen door de pijp 5 in hun vertikaal gerichte toestand gevangen. !

Daar de scheidingsplaat 6 boven de vangpijp 5 in de vultrechter 2 is aangebracht, worden de schakelingelemen- =' ten 1 in hét onderste gedeelte van de vultrechter .2 en in ; • IQ- het. bijzonder de schakelingelementen 1 in aangrijping met • de relatief bewegende vangpijp 5 door de plaat 6 afgeschermd; ; van tenminste een deel van het gewicht van de elektrische-schakelingelementen daarboven. Het is dus mogelijk om de vultrechter 2 slanker te maken dat wil zeggen de vultrechter 15 2 relatief klein van diameter te maken en de axiale afmeting . overeenkomstig te vergroten, voor. het opnemen van een grotere hoeveelheid elektrische schakelingelementen 1 zonder dat het gevaar bestaat dat de beweging van de vultrechter 2 vertikaal ten opzichte van de vangpijp 5 beschadiging van die schake-20 lingelementen die met de vangpijp in kontakt zullen komen waarschijnlijk wordt gemaakt. Meer in het bijzonder heeft, in een praktische uitvoeringsvorm van de uitvinding, de vultrechter 2 een uitwendige diameter van 40 mm en een axiale lengte van 385 mm, teneinde een grotere hoeveelheid 25 van elektrische schakelingelementen met de eerdergenoemde afmetingen op de kunnen nemen en tegelijkertijd het door de toevoerinrichting beslagen vooroppervlak te beperken. De grote voorraadschakelingelementen 1 die in een dergelijke ' .

; vultrechter 2 opgenomen kan worden verkleint de regelmaat 30 waarmee een derge lijke voor raad door de bedienende persoon of een opzichter van de inrichting aangevuld behoeft te worden.

Daar de scheidingsplaat 6 neerwaarts helt naar de vrije rand 9 daarvan, is het gedeelte van de plaat 6 direkt 35 nabij de zijwand van de vultrechter 2 hoger dan de vrije rand 9 waardoor wordt verzekerd dat een ruimte die vrij is van schakelingelementen 1 onder de scheidingsplaat 6 gevormd zal worden, zoals in figuur 1 wordt getoond. Met andere ™ 8104378 -11- woorden, de schakelingelementen 1 kunnen alleen naar beneden langs de platen 6 bewegen door de opening tussen de rand 9 van de plaat 6 en de rand 8 van de steun 7 en, na de beweging door die opening, zullen de schakelingelementen niet de 5· neiging hebben om omhoog te bewegen in de tussen de hellende scheidingsplaat 6 en de aangrenzende steun 7 gevormde ruimte. Daar de scheidingsplaat 6 zich dus over het boveneinde van de vangbuis of over het boveneinde van de vangbuis of pijp 5 uitstrekt, bevinden zich in feite slechts een paar schake-10 lingelementen 1 boven het boveneinde van de vangpijp 5 . wanneer de vultrechter 2 vertikaal heen en.-weer wordt bewogen ten opzichte van de vangpijp. Het gewicht van de schakelingelementen 1 boven de vulpi'jpUwordt dus relatief laag gehouden : teneinde beschadigingen aan die schakelingelementen te 15 voorkomen tengevolge van deze relatieve beweging.

Zoals eerder werd opgemerkt wordt de pen 13 aan hef ondereinde van het staaf vormige orgaan 11 verder tegen de $ vaste aanslag 14 aangedwongen door de veer 15 zodat, wanneer de vultrechter 2 vertikaal heen en weer beweegt, de vultrech-20 ter en de schakelingelementen 1 in het onderste gedeelte van de vultrechter om de vangpijp 5 vertikaal worden bewogen ten opzichte van het staafvormige orgaan 11 en het veerkrachtige orgaan 16 daarop. Deze relatieve bewegingen zorgen ervoor dat de elektrische schakelingelementen 1 in het onder-25 ste gedeelte van de vultrechter 2 continu geschud worden zodat deze niet op een zodanige wijze in elkaar grijpen dat brugvorming in de smalle vultrehhter 2 op kan treden. Bij de afwezigheid van een dergelijk staafvormig orgaan 11 en veerkrachtig orgaan 16 bestaat het gevaar dat, wanneer achter-30 eenvolgens elektrische schakelingelementen van de bodem van de vultrechter 2 worden weggenomen door de vangpijp 5, de schakelingelementen 1 daarboven in elkaar grijpen zodat een brugstructuur gevormd wordt waaronder een holte wordt gevormd Waarin zich geen schakelingelementen 1 zouden be-35 vinden, zodat uiteindelijk de toevoer van schakelingelementen uit de vultrechter zal worden onderbroken. Aan de andere kant verzekeren het staalvormige orgaan 11 en het veerkrachtige orgaan 16, door de elektrische schakelingelémenten 8 1 0 4 3 78 . -12- .

1 continu in het onderste gedeelte van de vultrechter 2 door-. een te mengen dat, wanneer de schakelingelementen achtereenvolgens door de vangpijp 5 worden weggenomen, de zich in ; het bovenste gedeelte van de vultrechter 2 bevindende scha- t 5 kelingelementen gelijkmatig naar beneden bewegen tot in het : onderste gedeelte van de vultrechter voor het continueren van de ononderbroken toevoer van de schakelingelementen daaruit. Bovendien dienen het staafvormige orgaan 11 en het . veerkrachtige orgaan 16 daarop om te voorkomen dat de 10 elektrische schakelingelementen in lagen aan. het kegel- ? ' . vormige binnenopper vlak van de bodem 3 blijven kleven- Met ; betrekking tot het voorgaande zal het duidelijk zijn dat, ; • wanneer de schakelingelementen 1 met een hars zijn bekleed, ' met uitzondering van de elektrodegedeelten aan de einden 15 daarvan, deze schakelingelementen gemakkelijk ten opzichte van elkaar worden gericht en opeenvolgende lagen vormen op . het keg^lvormige holle binnenoppervlak van de bodem 3.

! Wanneer de schakelingelementen aldus in lagen zijn gericht, kleven de harsbekledingen daarop gemakkelijk aan elkaar en • 20 aan het oppervlak van de bodem 3, met het resultaat dat niet alle schakelingelementen uit de vultrechter worden verwij- , -derd of toegevoerd. Het zal duidelijk zijn dat, alhoewel slechts éên enkel staafvormig orgaan 11 in de weergegeven uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt getoond, op versch.il-25 lende plaatsen om de vangpijp 5 een aantal van dergelijke staafvormige organen kunnen worden aangebracht.

De zich van het binnenoppervlak van de bodem 3 van de vultrechter uitstrekkende uitsteeksels 17 verzekeren dat : de verschillende schakelingelementen 1 die. in kontakt. komen' ; 30 met het oppervlak van de bodem 3 willekeurig gericht zullen worden, zoals in figuur 1 wordt getoond, waardoor dus doel- j treffend wordt voorkomen dat deze in lagen aan het conische binnenoppervlak van de bodem 3 gaan kleven.

Terwijl het gestel 25 horizontaal heen en weer 35 bewogen wordt door het aandrijfmechanisme 32, bewegende achtereenvolgens uit de vultrechter 2 genomen elektrische · * schakelingelementen 1 stuk voor stuk naar beneden via de vangpij,p 5 en het kanaal 22 om via het. uitlaatkanaal 23 te - 8104378 e “13- .

worden afgevoerd. Met andere woordenr"bij elke heen en weer-gaande cyclus van het gestel 25, wordt één enkel elektrisch schakelelement uit het uitlaatkanaal 23 af gevoerd.

# Λ 8104378

Claims (17)

1. Inrichting voor het toevoeren van elektrische schakelingelementen omvattende: :a ' ) een vultrechter voor het opnemen van een voorraad s elektrische elementen met èen bodem waardoorheen zich een > 5 boring hitstrekt; en zich door de boring uitstrekkende vangmiddelen; I waarbij de vultrechter en de vangmiddelen ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn in de richting van de hartlijn van 1 • ί : de boring, zodat de elektrische schakelingelementen in de 10 vultrechter door de vangmiddelen worden gevangen en daardoor · naar een bepaalde plaats worden toegevoerd, gekenmerkt door : \ ’ . . een boven de vangmiddelen (5) geplaatste scheiding-: plaat (6) in de vultrechter (2) voor het af schermen van de : elektrische schakelingelementen (1) onder de scheidingsplaat 15 tegen tenminste een deel van het gewicht van de elektrische schakelingelementen (1) daarboven.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, : dat de scheidingsplaat (6) onder een hoek staat.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 20 dat het binnenoppervlak van de bodem (3) van de vultrechter (2) hol kegelvormig is.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de boring (4) en de zich daardoorheen uitstrekkende vangmiddelen (5) ongeveer ten opzichte van de bodem van de 25 vultrechter (1) zijn gecentreerd.

5. Inrichting volgens conclusie I,. gekenmerkt door t * * ’ ! een beweegbaar orgaan (11) dat ten opzichte van de bodem (3) ; • l * * , van de vultrechter (2) in de vultrechter (.2) beweegbaar is.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, 30 dat de vangmiddelen (5) ongeveer gecentreerd zijn ten 1 opzichte van de vultrechter (2), en dat het beweegbare orgaan excentrisch gepositioneerd is ten opzichte van de vangmiddelen (5).

7. Inrichting volgens conclusie 6, met hét kenmerk, 35 dat het. beweegbare orgaan (11) een veerkrachtig deel (16) omvat.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, 8 1 0 4 3 7 8 ψ ’Ν, __ . .................. ..... · _ _ ____ -15- dat het veerkrachtige gedeelte (16) de vorm heeft van een spoel en zich ongeveer loddrecht op de richting van de relatief beweging van het beweegbare orgaan (11) uitstrekt.

9. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 5 dat het binnenoppervlak van de bodem (3) van de vultrechter (2) hol kegelvormig is, en verder uitsteeksels (17) op dat binnenoppervlak omvat.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het uitsteeksels (17) één geheel vormen met de bodem 10 (3). ‘

11. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk van de elektrische schakelingelementen (1) ; een langwerpige cilindrische vorm heeft, en dat-de vang-middelen (5) een tenminste nagenoeg vertikale buis omvatten 15 die in de vultrechter (2) uitkomt onder de scheidingsplaat (6) in een schuine eindrand, waarbij de buis (5) een binnen-diameter heeft die kleiner is dan de lengte van elk van de j elektrische schakelingelementen (1) en groter dan de buitendiameter daarvan.

12. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vangmiddelen (5) een tenminste nagenoeg vertikale buis omvatten die in de vultrechter (2) onder de scheidingsplaat (6) in een schuine eindrand uitkomt, teneinde een opening te bepalen voor het opnemen van de-:elektrische 25 schakelingelementen (1), welke opening in dwarsrichting naar één zijde van de vultrechter (2) is gericht; en dat de scheidingsplaat (6) benedenwaarts helt vanaf de zijde van de vultrechter (2) die tegenover de ene -zijde ligt en zich over slechts een gedeelte van de dwarsdoorsnede van de vul-30 trechter (2) uitstrekt, vanaf de tegenoverliggende zijde.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de vultrechter (2) een in het algemeen cilindrische zijwand omvat met een zich vertikaal uitstrekkende hartlijn, dat de boring (4) en de buis (5) van de vang-35 middelen coaxiaal zijn met de hartlijn van de cilindrische zijwand, en dat de scheidingsplaat (6) in hoofdzaak halfcirkelvormig is zodat een zich volgens een koord uitstrekkende rand zich door de vultrechter uitstrekt boven de buis 8104378 •· ! . -16- ; (5). ~

14. Inrichting volgens conclusie 13, verder gekenmerkt door een nauw in de cilindrische zijwand van de vul-trechter (2) passende cilindrische steun (7) voor de 5. scheidingsplaat (6), welke een schuin boveneinde heeft aan e.en gedeelte waarvan de scheidingsplaat (6) is aangebracht, , en dat de zich volgens een koord uitstrekkende rand van de ? scheidingsplaat (6) en de rand van het boveneinde, met uitzondering van de rand nabij dat gedeelte, afgeschuaind 10 zijn. . \ * ; ·

15. Inrichting volgens conclusie 12, verder geken-. merkt door tenminste êén zich. in hoofdzaak evenwijdig aan de buis (5) door de bodem (3) van de vul trechter (2) uitstrek- j kende staaf (11) die onder de scheidingsplaat (6) is geposi-15 tioneerd, waarbij de staaf (11) en de vultrechter (2) ook ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn bij een relatieve beweging van de vultrechter. (2) en de vangmiddelen (5), i - waarbij de staaf (11) een zich in dwarsrichting van het boveneinde daarvan over de schuine eindrand van de buis (5) 20 uitstrekkend veerkrachtig element (16) omvat voor het onderbreken van opeenhopingen van de elektrische schakeling-elementen (1) die de gelijkmatige toevoer daarvan tot in de buis (5) zouden belemmeren.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het 25 kenmerk, dat het binnenoppervlak van de bodem (3) van de vultrechter (2) hol kegelvormige is, dat de buis (5) ten opzichte van de bodem is gecentreerd en dat het binnenoppervlak van de bodem zich daarvan uitstrekkende uitsteek- .j’ seis (17) heeft. , . 30

‘17. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de buis (5) en de staaf (IX) in hoofdzaak stationair zijn, en dat de vultrechter (2) vertikaal heen en weer wordt bewogen teneinde de relatieve beweging van de vultrechter (2) ten opzichte van de buis (5) en de staaf 35 (11) te verkrijgen. 8104378