NL8701795A - Inrichting voor het verzamelen van een rij nauwkeurig gepositioneerde gevulde zakjes. - Google Patents

Description

3 * NO 34579 - *

Korte aanduiding: Inrichting voor het verzamelen van een rij nauwkeurig gepositioneerde gevulde zakjes.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verzamelen van een rij nauwkeurig gepositioneerde gevulde zakjes.

Om de vulgraad van een doos met gevulde zakjes, bijvoorbeeld met nootjes of chips gevulde zakjes, zo groot mogelijk te 5 maken, moeten de gevulde zakjes in rijen worden gerangschikt waarin de zakjes een nauwkeurig elkaar overlappende stand innemen. Bij het vormen van een rij zakjes direct in een doos of houder of op een plaat, is de hoogte waarover de zakjes van de aanvoertransporteur op de doosbodem, houderbodem of plaat vallen, vaak zo hoog dat de zakjes niet de 10 gewenste nauwkeurige positie innemen.

Met de uitvinding wordt beoogd dit probleem door beperking Van de valhoogte van de zakjes op te lossen.

Volgens de uitvinding omvat de bovengenoemde inrichting hiertoe een transporteur voor het aanvoeren van de zakjes, een op 15 kleine afstand onder het transportvlak van de transporteur geplaatst aflegorgaan met een relatief grote weerstand tegen verschuiving van de zakjes in de toevoerrichting van de transporteur en een relatief kleine weerstand in de richting dwars daarop, en middelen om het afvoer-gedeelte van de transporteur en het aflegorgaan zodanig ten opzichte 20 van elkaar te verplaatsen dat op de transporteur aangevoerde zakjes een nauwkeurig gepositioneerde stand in een rij op het aflegorgaan innemen, waarbij verder duwmiddelen aanwezig zijn om een op het aflegorgaan aanwezige rij zakjes van dat orgaan af te duwen in een richting dwars op de toevoerrichting van de transporteur.

25 De valhoogte kan tot een minimum worden beperkt indien het aflegorgaan twee of meer aan de bovenrand van een vertanding voorziene of ruw gemaakte strippen omvat die door sleuven in een gladde plaat verticaal verplaatsbaar zijn tussen een boven het vlak van de gladde plaat uitstekende stand en een onder dat vlak gelegen stand.

30 Bij een eenvoudiger constructie omvat het aflegvlak twee of meer aan de bovenrand van een vertanding voorziene vaste strippen terwijl de duwmiddelen een duwplaat omvatten met aan de onderrand een vertanding die complementair is aan de vertanding aan de bovenrand van de genoemde strippen.

35 Ook bestaat de mogelijkheid dat het aflegvlak bestaat uit een mat met groeven in de verplaatsingsrichting van de duw- 87 0 1 7 9 4" 2 *4 middelen.

De transporteur voor het aanvoeren van de zakjes bestaat bij voorkeur uit een telescoopband.

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren, 5 waarin een uitvoeringsVoorbeeld van een inrichting voor het verzamelen van een rij nauwkeurig gepositioneerde gevulde zakjes en voor het vullen van dozen met rijen gevulde zakjes is getoond, worden toegelicht.

Figuur 1 geeft schematisch een perspectivisch 10 aanzicht van de voorzijde van de opengewerkte inrichting.

Figuur 2 toont een vooraanzicht van het gedeelte dat de zakken in rijen verzamelt en wel in de stand waarin een rij wordt gevormd.

Figuur 3 toont hetzelfde vooraanzicht echter in de 15 stand waarin een verzamelde rij wordt weggeduwd.

Figuur 4 toont perspectivisch een alternatieve uitvoering van de verzamelinrichting.

Figuur 5 toont perspectivisch nog een andere uitvoering van de verzamelinrichting.

20 Figuur 6 toont perspectivisch een aanzicht van de achterzijde van een deel van de inrichting.

Figuur 7 toont een verticale doorsnede door de inrichting.

Figuur 8 toont een bovenaanzicht van een deel van de 25 inrichting.

De weergegeven inrichting is bestemd om gevulde zakjes zodanig in rijen te verzamelen dat zij elkaar nauwkeurig overlappen, en deze rijen zodanig in een doos te voeren dat de vulgraad van de doos maximaal is.

30 Voor de aanvoer van gevulde zakjes wordt gebruik gemaakt van een aanvoertransporteur 1, waarvan het afvoereinde door een op zichzelf bekende zogenaamde telescoopconstructie verplaatsbaar is tussen een uitgeschoven stand en een ingetrokken stand (vergelijk figuur 2 en 3). Zoals figuur 2 toont worden de zakjes door het zich 35 terugtrekkende afvoereinde van de transporteur 1 afgegeven aan een aflegorgaan 2 dat in figuur 1 bestaat uit twee aan de bovenrand van een vertanding voorziene evenwijdige strippen 3, die op enige afstand van elkaar zijn bevestigd aan een verbindingskoker 4 welke door een pneumatische cilinder 5 op en neer beweegbaar is. Ter geleiding dienen twee 8701/^5 % 3 Η stangen 6. Door de zuigerstang van de cilinder 5 uit te schuiven worden de strippen 3 benedenwaarts verplaatst, waarbij zij door sleuven 7 in een gladde plaat 8 bewegen. In de hoogste stand van de strippen 3 ontvangen zij de zakjes van het zich terugtrekkende afvoereinde van de 5 transporteur 1. De vertanding van de strippen 3 zorgt ervoor dat de liggende zakjes, die een nauwkeurig elkaar overlappende stand innemen, niet kunnen verschuiven in de richting waarin zij door de transporteur zijn aangevoerd.

Nadat een rij zakjes is verzameld worden de strippen 10 3 omlaag bewogen waardoor de rij verzamelde zakjes op de gladde plaat 8 komt te liggen. Het verschuiven van de zakjes in de lengterichting van de rij wordt verhinderd door een opstaande rand 9.

In deze positie moet de rij zakjes worden overgebracht op één van twee steunplaten 11a, 11b. Voor dit overbrengen 15 wordt een duwplaat 12 gebruikt, die wordt bediend door een pneumatische cilinder 13.

Het belangrijkste voordeel van de tot nu toe besproken constructie is, dat de vertanding van de strippen 3 zich op zeer kleine afstand onder het afvoereinde van de transporteur 1 bevindt 20 tijdens het ontvangen van de gevulde zakjes (zie figuur 2). De zakjes zullen door de transporteur 1 uiterst nauwkeurig kunnen worden gedeponeerd op de strippen 3 en een rij zakjes kan door de duwmiddelen 12, 13 zonder onderlinge verandering van de stand van de zakjes op een steunplaat 11a of 11b worden geschoven (zie figuur 3).

25 De uitvoering volgens figuur 4 verschilt van die volgens de figuren 2 en 3 doordat de strippen 3a van het aflegorgaan 2 niet op en neer beweegbaar zijn en het duworgaan 12a aan de onderrand is voorzien van een vertanding die complementair is aan de vertanding in de bovenrand van de strippen 3a. Een rij verzamelde zakken kan door 30 het duworgaan 12a van de vertanding van de strippen 3a worden geschoven. De weerstand in de duwrichting is veel geringer dan in de lengterichting van de strippen 3a.

Figuur 5 verschilt van figuur 4 doordat het aflegorgaan 2 uit een mat (bijvoorbeeld een rubber mat) bestaat die van 35 groeven is voorzien, welke zich in de bewegingsrichting van het duworgaan 12 uitstrekken en dus in die richting geen extra weerstand tegen verschuiven en in de richting loodrecht op de groeven wel extra weerstand tegen verschuiven veroorzaken.

De uitvoering volgens de figuren 2 en 3 is weliswaar 8701795 '·* 4 gecompliceerder dan die volgens de figuren 4 en 5 doch werkt beter omdat de wrijving die de plaat 8 veroorzaakt bij het van de plaat afschuiven van een rij zakjes tot een minimum kan worden beperkt. Niettemin kunnen de uitvoeringen volgens de figuren 4 en 5 ook 5 bevredigend werken.

Figuur 6 laat zien dat elk van de steunplaten 11a, 11b via consoles 14a, 15a resp. 14b, 15b is verbonden met een verticaal beweegbaar mechanisme dat zich bevindt in een koker 16a resp. 16b. Elk van deze kokers rust op een plaat 17a resp. 17b die in horizontale 10 richting verplaatst kan worden door een pneumatische cilinder 18a resp. 18b, waarbij door de samenwerking van met de platen 17a resp. 17b verbonden geleidingsogen 19a, resp. 19b en vaste geleidingsstangen 20a resp. 20b de beweging van de platen nauwkeurig kan worden geleid.

Het in de koker 16a resp. 16b opgenomen bewegings-15 mechanisme voor de verticale beweging van de steunplaten 11a resp. 11b kan bestaan uit een door een stappenmotor aangedreven ketting die met de console 14a resp. 14b is verbonden. Een andere mogelijkheid is een door een motor aangedreven schroefspindel met moer waaraan de console 14a resp. 14b is bevestigd.

20 Om het afvoereinde van de transporteur 1 stapsgewijs te kunnen terugtrekken over een instelbare afstand, die is aangepast aan de lengte van de gevulde zakjes, is, zoals figuur 8 toont, aan het verplaatsbare freemdeel van de transporteur een tandstang 22 aangebracht, waarbij met behulp van een eenheid 23 bestaande uit een 25 lichtbron en een fotocel, het aantal tanden wordt geteld dat bij verplaatsing van het afvoereinde van de transporteur mag worden gepasseerd alvorens dat einde tot stilstand wordt gebracht. Niet weergegeven electronische besturingsmiddelen zorgen voor de gewenste bediening van verschillende delen van de inrichting.

30 Met behulp van de steunplaten 11a resp. 11b worden de rijen zakjes op een nader te beschrijven wijze overgebracht naar een cassette 27 die een bodem 28 en twee zijwanden 29, 30 omvat en die door een pneumatische cilinder 31 heen en weer kan worden verplaatst tussen een in figuur 1 getekende opneemstand en een dozenvuistand. In deze 35 laatste stand bevindt de cassette zich met zijn ene open zijkant voor een duworgaan 32 (bediend door een pneumatische cilinder 33) en met zijn andere open zijkant voor een aangevoerde gekantelde doos 34. De geleiding van de cassette vindt plaats met behulp van geleidingsstangen 35.

8701795 i' 5

Tussen de ruimte waarin zich de cassette 27 bevindt en de ruimte waarin de bewegings- en geleidingsmechanismen 14 tot en met 20 voor de platen lla} 11b zijn ondergebracht, bevindt zich een scheidingswand 38 waarin een I-vormige uitsparing 39 is aangebracht.

5 De inrichting werkt volgens de volgende cyclus:

Een van de twee steunplaten 11a, 11b is door het bovenste horizontale deel van de I-vormige uitsparing 39 geschoven door één van de bovenbeschreven bewegingsmechanismen voor de verticale en horizontale verplaatsing van de betreffende steunplaat. Op die zich in 10 de bovenste stand bevindende plaat 11a wordt een eerste rij zakjes geschoven door het duworgaan 12. Terwijl een twee rij zakjes op het aflegorgaan 2 wordt verzameld, beweegt de betreffende steunplaat ongeveer over de hoogte van een rij zakjes naar beneden waarbij een console 15a resp. 15b door het verticale deel van de I-vormige uit-15 sparing steekt. De tweede rij zakjes wordt door het duworgaan 12 op de eerste rij geschoven en dit verzamelen van zakjes tot een rij en het op de voorgaande rij schuiven van die rij vindt voortgang tot een gewenst aantal rijen zakjes (bijvoorbeeld vijf rijen) op elkaar is gestapeld.

De zich recht boven de zijwanden 29 van de cassette 20 27 bevindende wanden 40 zorgen ervoor dat de zakjes niet in de lengte richting van een rij kunnen wegschuiven. Het maximale aantal rijen zakjes op een steunplaat 11a of 11b wordt bereikt indien die steunplaat ongeveer is aangekomen bij de onderrand van de wanden 40.

De electronische besturingsmiddelen voor de 25 bewegingsmechanismen van de steunplaten 11a en 11b zijn zo geprogrammeerd, dat op dit punt de betreffende steunplaat met de op elkaar gestapelde rijen zakjes naar de bodem 28 van de cassette 27 beweegt en daar via het onderste gedeelte van de I-vormige uitsparing naar achteren wordt teruggetrokken, zodat de op elkaar gestapelde rijen 30 zakjes op de bodem van de cassette 27 terecht komen.

Tegelijkertijd is de andere steunplaat door het bovenste gedeelte van de I-vormige uitsparing geduwd om een op het aflegorgaan 2 verzamelde rij zakjes te ontvangen. Terwijl op de nieuwe steunplaat het gewenste aantal rijen wordt gestapeld, wordt de cassette 35 27 van de in figuur 1 getekende opneemstand naar de dozenvulstand bewogen. In die vulstand wordt door middel van een aandrukplaat 41, die door een pneumatische cilinder 42 wordt bediend, de stapel van in rijen gerangschikte zakjes in verticale beweging samengedrukt.

Daarna wordt de cilinder 33 bekrachtigd waardoor de B7C17S5 * 6 stapel via een opening in het huis 43 in een gekantelde doos 34 wordt geschoven. Genoemde opening in het huis is door schuine stroken 44 omgeven die dienen om de sluitflappen van de gekantelde doos 34 tegen te houden.

5 De cassette 27 wordt vervolgens in de opneemstand terugbewogen, waarbij de cyclus zo is ingedeeld dat bij terugkeer van de cassette de betreffende steunplaat 11a of 11b is beladen met het gewenste aantal rijen zakjes. Deze steunplaat wordt weer teruggetrokken zodat de tweede voorraad gestapelde zakjes op de cassettebodem terecht 10 komt.

Deze cyclus wordt herhaald tot in een doos 34 het gewenste aantal gestapelde rijen zakjes is geschoven. Dan wordt de doos vervangen door een nieuwe doos. De gevulde doos wordt in de verticale stand teruggekanteld waardoor de liggend ingebrachte zakjes verticaal 15 komen te staan, hetgeen bij transport een betere bescherming biedt. De behandeling van de gevulde zakjes, voordat de doos is gevuld, vindt echter geheel in liggende toestand van de zakjes plaats, waardoor een gelijkmatige verdeling van het product in de zakjes verzekerd is.

De werking van de beschreven inrichting leidt tot een 20 combinatie van een gelijkmatige verdeling van het product in de zakjes, een maximale vulling van de dozen en een hoge vulcapaciteit.

Binnen het kader van de conclusies zijn verschillende wijzigingen en alternatieven van de bovenbeschreven inrichting mogelijk.

8701735

Claims (5)

1. Inrichting voor het verzamelen van een rij nauwkeurig gepositioneerde gevulde zakjes, gekenmerkt door een transporteur (1) voor het aanvoeren van de zakjes, een op kleine afstand onder het transportvlak van de transporteur (1) geplaatst 5 aflegorgaan (2) met een relatief grote weerstand tegen verschuiving van de zakjes in de toevoerrichting van de transporteur en een relatief kleine weerstand in de richting dwars daarop, middelen om het afvoer-gedeelte van de transporteur en het aflegorgaan zodanig ten opzichte van elkaar te verplaatsen dat op de transporteur aangevoerde zakjes een 10 nauwkeurig gepositioneerde stand in een rij op het aflegorgaan innemen, en duwmiddelen (12, 13) om een rij zakjes op het aflegorgaan (2) van dat orgaan af te duwen in een richting dwars op de toevoerrichting van de transporteur.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het 15 kenmerk, dat het aflegorgaan (2) twee of meer aan de bovenrand van een vertanding voorziene of ruw gemaakte strippen (3) omvat die door sleuven (7) in een gladde plaat (8) verticaal verplaatsbaar zijn tussen een boven het vlak van de gladde plaat uitstekende stand en een onder dat vlak gelegen stand.

3. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het aflegvlak (2) twee of meer aan de bovenrand van een vertanding voorziene vaste strippen (3a) omvat, en de duwmiddelen een duwplaat (12a) omvatten met aan de onderrand een vertanding die complementair is aan de vertanding aan de bovenrand van genoemde 25 strippen (3a).

4. Inrichting volgens conclusie 1, m e t h e t kenmerk, dat het aflegvlak (2) bestaat uit een mat met groeven in de verplaatsingsrichting van de duwmiddelen (12, 13).

5. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en 30 met 3, met het kenmerk, dat de transporteur (1) een telescoopband is. b i 0 1 7 o y