NL1010202C2 - Stapelinrichting. - Google Patents
Stapelinrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1010202C2 NL1010202C2 NL1010202A NL1010202A NL1010202C2 NL 1010202 C2 NL1010202 C2 NL 1010202C2 NL 1010202 A NL1010202 A NL 1010202A NL 1010202 A NL1010202 A NL 1010202A NL 1010202 C2 NL1010202 C2 NL 1010202C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- stack
- tray
- transfer tray
- pallet
- transfer
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65G—TRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
- B65G57/00—Stacking of articles
- B65G57/005—Stacking of articles by using insertions or spacers between the stacked layers
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65G—TRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
- B65G57/00—Stacking of articles
- B65G57/02—Stacking of articles by adding to the top of the stack
- B65G57/03—Stacking of articles by adding to the top of the stack from above
- B65G57/06—Gates for releasing articles
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65G—TRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
- B65G57/00—Stacking of articles
- B65G57/02—Stacking of articles by adding to the top of the stack
- B65G57/16—Stacking of articles of particular shape
- B65G57/20—Stacking of articles of particular shape three-dimensional, e.g. cubiform, cylindrical
- B65G57/22—Stacking of articles of particular shape three-dimensional, e.g. cubiform, cylindrical in layers each of predetermined arrangement
- B65G57/24—Stacking of articles of particular shape three-dimensional, e.g. cubiform, cylindrical in layers each of predetermined arrangement the layers being transferred as a whole, e.g. on pallets
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Stacking Of Articles And Auxiliary Devices (AREA)
Description
Titel: Stapelinrichting
De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op een inrichting voor het op elkaar stapelen van voorwerpen. De onderhavige uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een inrichting voor het op elkaar stapelen van 5 met eieren gevulde, kartonnen eierhouders, maar de onderhavige uitvinding zal ook bruikbaar zijn voor andere toepassingen.
Voor het transporteren van eieren is het gebruikelijk, dat de eieren worden geplaatst in een geprofileerde kartonnen plaat, waarbij de profilering van die plaat vakjes voor de 10 eieren definieert. Een dergelijke plaat zal in het kader van de onderhavige uitvinding ook worden aangeduid met de term "tray".
De profilering van die trays is zodanig, dat meerdere trays op elkaar kunnen worden gestapeld, waarbij de 15 profileringen van de opeenvolgende trays op elkaar steunen en belasting van de eieren grotendeels wordt vermeden. Opeenvolgende trays, die onderling identiek zijn, worden daartoe steeds ten opzichte van elkaar een kwart slag gedraaid.
Voorts is- het voor het transporteren van eieren bekend, 20 dat de trays met eieren worden geplaatst op een pallet. In het hiernavolgende zal een stapel van enkele trays boven op elkaar worden aangeduid met de term "traystapel". Op een pallet kunnen meerdere traystapels naast elkaar worden geplaatst. De totale belading van een pallet zal in zijn algemeenheid worden 25 aangeduid met de term "palletstapel". Een palletstapel kan dus meerdere traystapels naast elkaar omvatten.
Bij het stapelen op een pallet spelen enkele problemen een rol. In de eerste plaats hebben pallets standaardafmetingen in horizontale richting, gebaseerd op de standaardbreedte 30 van de binnenruimte van een vrachtwagen, doorgaans 250 cm. Ook 1 0 1 Ü 2 0 2 2 de trays hebben standaardafmetingen. In de praktijk bedragen de afmetingen van een pallet ongeveer 120 cm x 80 cm, en bedragen de afmetingen van een tray ongeveer 31 cm x 31 cm.
Dit betekent, dat er op een pallet in principe 4x3 traystapels 5 geplaatst kunnen worden, om aldus een palletstapel te vormen met afmetingen 124 cm x 93 cm. De palletstapel steekt dan enigszins uit buiten de pallet, maar dat kan op zich geen kwaad. Er passen dan twee palletstapels naast elkaar in de breedte van een vrachtwagen, met 2 cm speling. Indien echter 10 de trays enigszins slordig zijn gestapeld, zodat de traystapels en daardoor de palletstapels niet 100% recht zijn en enkele trays een weinig in horizontale richting naar buiten uitsteken, zal het resultaat zijn, dat de beladen pallets niet meer naast elkaar in een vrachtwagen passen en/of dat er 15 transportschade zal optreden. Bij het stapelen van de trays op een pallet dient men er derhalve voor te zorgen, dat de palletstapel zo compact mogelijk wordt, dat wil zeggen dat de horizontale afmetingen daarvan zo klein mogelijk blijven.
In de tweede plaats is het uit het oogpunt van efficiency 20 gewenst, dat de palletstapel zo hoog mogelijk is. In de praktijk kan een dergelijke palletstapel een hoogte hebben van ongeveer 2 meter of meer. Wanneer echter een traystapel een hoogte bereikt van 2 meter, kan de bovenkant van de traystapel over een vrij grote afstand in horizontale richting bewegen 25 ten opzichte van het grondvlak daarvan. Dit is niet alleen ongewenst in verband met het hierboven genoemde ruimteprobleem, maar ook is de kans op omvallen bij het manoeuvreren groot. Bij het stapelen dient men er derhalve voor te zorgen, dat de palletstapel een goede stabiliteit houdt.
30 Het is daarom in de praktijk gebruikelijk om het stapelen op een pallet uit te voeren in secties of lagen, waarbij elke stapelsectie slechts een relatief geringe hoogte heeft, en waarbij de opeenvolgende stapelsecties van elkaar gescheiden worden door een horizontale scheidingsplaat die doorgaans 35 vervaardigd is van karton. Men stapelt een voorafbepaald 101 0202 3 aantal trays, doorgaans 6, op elkaar: een dergelijke "kleine" stapel zal worden aangeduid met de term "traystapelsectie". Voor het beschermen van de eieren in de bovenste tray wordt doorgaans nog een lege tray daar bovenop geplaatst, welke 5 echter omgekeerd (ondersteboven) wordt geplaatst. Er worden 4x3 traystapelsecties naast elkaar geplaatst voor het vormen van een "palletstapelsectie". Op deze palletstapelsectie wordt een scheidingsplaat geplaatst. Vervolgens wordt daarop weer een palletstapelsectie gevormd, enzovoort. De kartonnen 10 scheidingsplaten zorgen voor een verband tussen de naast elkaar staande traystapels, en zorgen aldus voor stabiliteit van de totale palletstapel.
Volgens de stand der techniek op dit terrein wordt een palletstapelsectie gevormd door 12 keer, na elkaar, een 15 individuele traystapelsectie te plaatsen op de scheidingsplaat van de vorige palletstapelsectie. Dit gebeurt doorgaans handmatig, hoewel er ook al vorkheftruck-achtige apparaten bestaan voor het verrichten van deze handelingen. Het is echter moeilijk om op deze manier de gewenste compactheid van 20 de palletstapel te bereiken.
Om dan toch het vormen van een "strakke" stapel te bevorderen, is het gebruikelijk dat een stapelstation een referentiewand heeft waar de pallet tegenaan geplaatst wordt, zodat de buitenste traystapelsecties tegen die referentiewand 25 aan geplaatst kunnen worden. De pallet bevindt zich daarbij tussen de referentiewand en het vorkheftruck-achtige stapel-apparaat in. Dit impliceert, dat de op de pallet te vormen stapel slechts van twee kanten toegankelijk is voor eventueel corrigerend handelen door personeel* Ook wordt wel gebruik 30 gemaakt van twee haaks op elkaar geplaatste referentiewanden, maar dan is de toegankelijkheid tot de te vormen stapel nog slechter.
Een ander probleem betreft het plaatsen van de kartonnen scheidingsplaten. Daarvoor is nodig een voorraadstapel van 35 dergelijke scheidingsplaten, en is een apparaat nodig voor het 1010202 4 van de voorraadstapel afpakken van een kartonnen scheidings-plaat en het op een stapelsectie plaatsen van die scheidings-plaat. Bij de thans bekende stapelmachines nemen die voorraadstapel en de plaataanbrengeenheid relatief veel vloerruimte in 5 beslag.
Het is een algemeen doel van de onderhavige uitvinding de bovengenoemde problemen op te lossen of althans te verminderen.
In het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een 10 stapelinrichting te verschaffen die relatief weinig ruimte in beslag neemt.
j Meer in het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een werkwijze en inrichting te verschaffen waarmee het op efficiënte wijze mogelijk is om trefzeker een compacte pallet-15 stapel te vormen van eiertrays.
Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding wordt eerst een volledige palletstapelsectie gevormd, welke palletstapelsectie in zijn geheel op de pallet-stapel wordt geplaatst. Bij voorkeur wordt die palletstapel-20 sectie gevormd op een positioneerplateau; het positioneer- plateau wordt boven de palletstapel gebracht; en dan wordt het positioneerplateau onder die palletstapelsectie uit weggetrokken, terwijl die palletstapelsectie wordt tegengehouden.
Op zich is het bekend om dozen te stapelen door eerst een 25 stapelsectie te vormen en die stapelsectie in zijn geheel met behulp van een positioneerplateau bovenop de stapel te plaatsen. Dat gebeurt echter door dat positioneerplateau naast de bovenkant van de stapel te houden en de stapelsectie van het positioneerplateau af te schuiven door middel van een 30 schuiforgaan. Bij het op deze manier vormen van een stapelsectie op een pallet is het echter moeilijk om de gewenste mate van compactheid te bereiken. Voorts schuiven de dozen over de stapel zelf, hetgeen bij eiertrays ongewenst is.
Omdat volgens de stand der techniek afzonderlijke 35 traystapelsecties worden geplaatst bovenop de palletstapel, en 11010202 5 het nodig kan zijn om de plaats van een traystapelsectie te corrigeren, is het nodig dat de kartonnen scheidingsplaat een vlak oppervlak biedt, waartoe deze scheidingsplaat relatief dik en stevig moet zijn uitgevoerd. Dit heeft als 5 consequentie, dat de scheidingsplaten relatief duur zijn, en dat een logistieke organisatie moet worden opgezet voor het hergebruik van de scheidingsplaten.
Voorts hebben eieren nooit 100% uniforme afmetingen, en er zullen altijd eieren zijn die qua grootte uitsteken boven 10 de andere eieren. Deze relatief grote eieren zullen relatief zwaar worden belast door een stijve scheidingsplaat.
Het is een verder doel van de onderhavige uitvinding om ook deze problemen op te lossen.
Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige 15 uitvinding wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een relatief slappe scheidingsplaat, bijvoorbeeld een vel dik papier of dun karton. Een dergelijke scheidingsplaat kan zich beter voegen naar het door de verschillende eieren respectievelijk eiertrays gevormde, "gebobbelde" bovenvlak van de laatste 20 stapelsectie, waardoor een betere verdeling van de krachten wordt bereikt en waardoor de stevigheid van de stapel wordt verbeterd.
Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door 25 de hiernavolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een eierstapelaar volgens de onderhavige uitvinding onder verwijzing naar de tekening, waarin gelijke verwijzings-cijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: 30 figuur 1 schematisch een zijaanzicht toont van een eierstapelaar; figuur 2 schematisch een bovenaanzicht toont van een deel van de eierstapelaar van figuur 1; figuur 3 schematisch een vooraanzicht toont van een overzet-35 plateau om grijpmiddelen voor scheidingsvellen te illustreren; 1010202 figuur 4'schematisch een zijaanzicht toont van een overzet- plateau om details van de bodemconstructie daarvan te illustreren.
6 5 In figuur 1 is schematisch een eierstapelinrichting volgens de onderhavige uitvinding getoond, die in zijn algemeenheid is aangeduid door het verwijzingscijfer 10. De stapelinrichting 10 omvat een palletstapelsectievormeenheid 11 en een palletstapelsectieoverzeteenheid 12. De palletstapel-10 sectieoverzeteenheid 12 omvat een star frame 20 dat gemonteerd is op een vloer 13, en dat twee naast elkaar geplaatste staanders 21 omvat, waarvan er in het zijaanzicht van figuur 1 slechts één is weergegeven. Op de vloer 13 is naast het frame 20, in figuur 1 links van de staanders 21, een pallet 14 15 geplaatst, waarop een palletstapel 15 met met eieren gevulde trays wordt gevormd, welke trays ter wille van de eenvoud niet individueel zijn weergegeven. De palletstapel 15 omvat opeenvolgende palletstapelsecties 16, die onderling zijn gescheiden door een scheidingsplaat 17. Elke palletstapelsectie 16 wordt 20 gevormd door een voorafbepaald aantal (bijvoorbeeld 4x3) naast elkaar geplaatste traystapels van trays met eieren, waarbij elke traystapel een voorafbepaald aantal trays (6) boven op elkaar bevat, maar ook dat is in de figuur ter wille van de eenvoud niet weergegeven. De scheidingsplaten 17 zijn volgens 25 een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding bij voorkeur dunne vellen karton of dergelijke.
De palletstapelsectievormeenheid 11 bevindt zich naast het frame 20, tegenover de op de pallet 14 te vormen palletstapel 15. De palletstapelsectievormeenheid 11 omvat een 30 werktafel 30 met een transportband 35. De transportrichting van de transportband 35 is in figuur 1 loodrecht op het vlak van tekening. Naast de transportband 35 is een schuif 32 opgesteld, die door middel van ter wille van de eenvoud niet weergegeven aandrijfmiddelen in horizontale richting kan 1010202 7 worden verschoven over het bovenvlak 31 van de transportband 35, in figuur 1 van links naar rechts en vice versa.
De palletstapelsectieoverzeteenheid 12 omvat een overzet-plateau 40 met een bodem 41 en twee zijwanden 42. De opper-5 vlakte van de bodem 41 correspondeert met de oppervlakte van een palletstapelsectie 16. De overzeteenheid 12 heeft voorts twee steunarmen 43, die zich vanaf de staanders 21 horizontaal uitstrekken in de richting van de palletstapel 15 en naast de palletstapel 15 reiken. Het overzetplateau 40 is in horizon-10 tale richting verplaatsbaar gemonteerd aan die steunarmen 43, en er is voorzien in middelen 50 voor het in horizontale richting heen en weer verplaatsen van dat overzetplateau 40.
In de weergegeven uitvoeringsvorm omvatten die verplaatsings-middelen 50 een elektromotor 51 en een daardoor aangedreven 15 schroefspindel 52, alsmede een met het overzetplateau 40 verbonden en met de schroefspindel 52 gekoppeld koppelorgaan 53. Bij rotatie van de motor 51 zal de schroefspindel 52 roteren, en zal het koppelorgaan 53 gedwongen worden zich te verplaatsen langs de lengterichting van de schroefspindel, 20 waardoor tevens het overzetplateau 40 in horizontale richting wordt verplaatst. Het zal echter duidelijk zijn, dat ook andere dan de weergegeven verplaatsingsmiddelen 50 mogelijk zi jn.
De twee steunarmen 43 zijn verticaal verplaatsbaar 25 gemonteerd aan de staanders 21, en er is voorzien in middelen 60 voor het in verticale richting omhoog en omlaag verplaatsen van die steunarmen 43 ten opzichte van de staanders 21. Deze verplaatsingsmiddelen 60 kunnen een elektromotor 61 en een daardoor bediende hijsketting omvatten, maar dat is ter wille 30 van de eenvoud in de figuur niet gedetailleerd weergegeven.
De werking van de stapelaar 10 is als volgt. Het overzetplateau 40 wordt in een ontvangstpositie naast de bovenkant 31 van de transportband 35 geplaatst. Daartoe worden de 35 horizontale verplaatsingsmiddelen 50 aangedreven om het 1010202 δ overzetplateau 40 in de richting van de transportband 35 te verplaatsen, dat wil zeggen in figuur 1 naar rechts, zodat het overzetplateau 40 vrij is van de stapel 15. Dan worden de vertikale verplaatsingsmiddelen 60 aangedreven om het 5 overzetplateau 40 op gelijke hoogte met het bovenvlak 31 van de transportband 35 te brengen. Het zal voor een deskundige duidelijk zijn, dat genoemde horizontale en vertikale verplaatsingsmiddelen handmatig bediend kunnen worden, maar dat het de voorkeur geniet dat zij worden bestuurd door een 10 geschikt geprogrammeerde computer, microprocessor of dergelijke. De juiste positie van het overzetplateau 40 kan worden gedefinieerd door een willekeurig geschikte positie-detector, zoals eveneens voor een deskundige duidelijk zal zijn. Ter wille van de eenvoud zijn in de figuur de genoemde 15 computer en de genoemde detector niet weergegeven.
Als voorbereiding worden traystapelsecties gevormd, door het op elkaar stapelen van een voorafbepaald aantal, doorgaans 6, trays met eieren op elkaar, waarbij de trays ten opzichte van steeds een kwart slag zijn gedraaid, en waarbij ten slotte 20 een lege tray (omgekeerd) op de bovenste volle tray wordt geplaatst. Het aldus vormen van traystapelsecties kan handmatig gebeuren, maar er kan ook gebruik gemaakt worden van commercieel verkrijgbare traystapelapparaten. Een traystapel-sectie wordt op de transportband 35 geplaatst, en door de 25 transportband 35 getransporteerd langs de schuif 32 tot dat deze traystapelsectie de ontvangstpositie van het overzetplateau 40 heeft bereikt, alwaar deze traystapelsectie wordt tegengehouden door een tegenhouder 36, zoals duidelijker kan worden gezien in het schematische bovenaanzicht van figuur 2, 30 waarin traystapelsecties zijn aangeduid met het verwijzings-cijfer 18.
Een tweede traystapelsectie die door de transportband 35 wordt aangevoerd, zal worden tegengehouden door de eerste traystapelsectie 18, enzovoorts, totdat er vier traystapel-35 secties naast elkaar staan op het bovenvlak 31 van de ’ 1010202 9 transportband 35, tegen de tegenhouder 36 aan, zoals gestippeld aangeduid in figuur 2. De transportband 35 wordt dan even stilgezet.
Dan worden de aandrijfmiddelen voor de schuif 32 5 aangestuurd om de schuif 32 horizontaal te verplaatsen van de rechts in figuur 1 met 32 aangeduide positie naar de links in figuur 1 met 32' aangeduide positie, oftewel in figuur 2 van beneden naar boven, waarbij dus de vier genoemde traystapel-secties van de transportband 35 af op het overzetplateau 40 10 worden geschoven. Dan wordt de schuif 32 terugbewogen naar zijn startpositie.
Dan worden wederom vier traystapelsecties 18 tot de tegenhouder 36 getransporteerd door de transportband 35, en door de schuif 32 van de transportband 35 af op het overzet-15 plateau 40 worden geschoven. Hierbij duwen zij tegen de eerstgenoemde groep van vier traystapelsecties 18 aan, waardoor een compacterend effect wordt bereikt. In dwarsrichting van de schuifbeweging, dat wil zeggen de lengterichting van de transportband 35, wordt een compacterend effect bereikt 20 doordat de zijwanden 42 van het overzetplateau 40, waartussen de genoemde traystapelsecties zijn opgesloten, naar elkaar toe neigen.
Ten slotte wordt deze cyclus nogmaals uitgevoerd, zodat in totaal drie groepen van vier traystapelsecties 18 op het 25 overzetplateau 40 zijn geplaatst. Deze drie groepen van vier traystapelsecties 18 op het overzetplateau 40 vormen tezamen een palletstapelsectie 16.
Dan worden de verticale verplaatsingsmiddelen 60 bekrachtigd om de steunarmen 43 en daardoor het overzetplateau 30 40 in verticale richting te verplaatsen totdat de bodem 41 van het overzetplateau 40 zich bevindt iets boven de bovenkant van de reeds bestaande stapel 15. Het zal duidelijk zijn, dat bij het begin van het stapelproces de palletstapelsectie 16 moet worden gepositioneerd op de pallet 14, zodat het overzet-35 plateau 40 voor het bereiken van de gewenste hoogte vanaf het 1010202 10 bovenvlak 31 van de transportband 35 omlaag moet worden verplaatst.
In een volgende stap worden de verplaatsingsmiddelen 50 aangedreven om het overzetplateau 40 in horizontale richting 5 te verplaatsen langs de steunarmen 43, in figuur 1 naar links, totdat het overzetplateau 40 boven de stapel 15 is gebracht.
Nu wordt een schot 100, waarvan de constructie later meer gedetailleerd zal worden beschreven, bekrachtigd om de pallet-stapelsectie 16 op het plateau 40 verder naar het uiteinde 10 daarvan te schuiven, waarbij de te bereiken positie op het plateau 40 goed reproduceerbaar is. Hierbij bereikt het schot 100 een in figuur 1 met het verwijzingscijfer 100" aangeduide aanslagstand, waarbij het een aan de rechterzijde (figuur 1) van de palletstapelsectie 16 gelegen aanslag vormt voor deze 15 palletstapelsectie 16.
Dan worden de verplaatsingsmiddelen 50 aangedreven om het overzetplateau 40 terug te trekken, dat wil zeggen in figuur 1 naar rechts te bewegen. De palletstapelsectie 16 kan deze beweging niet volgen omdat de palletstapelsectie 16 wordt 20 tegengehouden door het schot 100. Het overzetplateau 40 ; schuift aldus onder de palletstapelsectie 16 weg, waardoor de stilstaande palletstapelsectie 16 op de bovenkant van de stapel 15 komt te rusten.
Hierna kan' de in het voorgaande beschreven cyclus worden 25 herhaald voor het plaatsen van volgende palletstapelsecties.
Door de aanwezigheid van de zijwanden 42 van het overzetplateau 40 wordt de lengte-afmeting van de palletstapelsectie 16, dat wil zeggen in figuur 1 in de richting loodrecht op het papier, goed gedefinieerd. Voorts wordt verzekerd, dat de 30 lengte-afmetingen van alle palletstapelsecties 16 aan elkaar gelijk zijn, zodat de lengte van de stapel 15 over de gehele hoogte daarvan in goede mate constant is.
Door het gebruik van de schuif 32 om de palletstapelsectie 16 vanaf de transportband 35 op het overzetplateau 40 35 te schuiven, en door de aanwezigheid van een aanslag in de 1010202 11 vorm van het schot 100 bij het terugtrekken van het overzet-plateau 40, worden de breedte-afmetingen van de palletstapel-secties 16 op een reproduceerbare wijze gedefinieerd, waardoor wordt verzekerd dat de breedte-afmetingen van de stapel 15 5 over zijn volledige hoogte in goede mate constant zullen zijn. Samenvattend wordt aldus op efficiënte wijze en zonder de noodzaak van menselijk corrigerend optreden een bijzonder compacte stapel vervaardigd.
10 Thans zal uitgebreider de constructie van het bewegingsmechanisme voor het schot 100 worden beschreven.
Het schot 100 strekt zich in zijn algemeenheid loodrecht uit op de steunarmen 43, en is door middel van verplaatsings-middelen 110 verbonden met die steunarmen 43. Die verplaat-15 singsmiddelen 110 zijn ingericht om het schot 100 vast te houden in tenminste twee bedrijfsstanden en om het schot 100 vanuit de ene bedrijfsstand naar de andere en vice versa te brengen. De eerste bedrijfsstand is de in figuur 1 met doorgetrokken lijnen weergegeven stand, waarbij het schot 100 20 in hoofdzaak verticaal is gericht, dat wil zeggen in hoofdzaak loodrecht op het overzetplateau 40. Deze stand zal ook worden aangeduid met de term "middenstand".
Een tweede bedrijfsstand is de in figuur 1 met stippellijnen aangeduide stand 100'. In deze stand, die ook zal 25 worden aangeduid met de term "vrijgeefstand", is het schot 100 omhoog verplaatst ten opzichte van het overzetplateau 40, zodanig dat er tussen de bodem 41 van het overzetplateau 40 enerzijds en de onderrand van het schot 100 anderzijds voldoende ruimte is voor het doorlaten van een stapelsectie 30 16.
De bewegingsconstructie voor het schot 100 kan zodanig zijn uitgevoerd, dat het schot 100 in verticale richting omhoog en omlaag wordt verplaatst om de middenstand en de vrij geefstand te bereiken. In het weergegeven uitvoerings-35 voorbeeld wordt het schot 100 geroteerd om een horizontale as 1010202 12 die loodrecht staat op de steunarmen 43. Hierdoor wordt bereikt, dat in de vrijgeefstand 100' het schot 100 in hoofdzaak horizontaal is gericht, zodat de maximale hoogte van de stapelinrichting in de hoogste positie van het overzet-5 plateau 40, dat wil zeggen bij het aanbrengen van de bovenste stapelsectie 16, zo klein mogelijk is.
Het schot 100 wordt daartoe bij zijn zijranden vastgehouden door armen 111. Elke arm 111 is bij zijn ene uiteinde vast verbonden met een zijrand van het schot 100, en bij zijn I 10 andere uiteinde scharnierbaar verbonden met de bovenzijde van een steunarm 43. De twee armen 111 laten aldus een vrije doorlaat van het overzetplateau 40 toe. De lengte van deze armen 111 definieert de doorlaathoogte onder het schot in de vrijgeefstand 100’.
15 Elke arm 111 is gekoppeld met rotatiebedieningsmiddelen 112 voor het laten scharnieren van elke arm 111 om het scharnierpunt S met betrekking tot de steunarm 43. In het weergegeven voorbeeld worden deze scharnierbedieningsmiddelen 112 gevormd door een bijvoorbeeld op perslucht werkende ; 20 zuiger, maar een andere uitvoering zal ook mogelijk zijn.
Voorts is het schot 100 voorzien van middelen om het ; schot 100 vanuit de middenstand in horizontale richting te verplaatsen om de in figuur 1 met stippellijnen aangeduide aanslagstand 10'0" te bereiken. In principe kunnen de middelen 25 voor het in horizontale richting verplaatsen van het schot 100 tussen de middenstand en de aanslagstand een willekeurig geschikte constructie hebben. In het weergegeven uitvoerings-voorbeeld zijn de genoemde armen 111 althans ten dele uitgevoerd als bijvoorbeeld pneumatisch werkende zuigers, 30 zodat in feite de lengte van de armen 111 ten opzichte van het genoemde scharnierpunt S variabel is. Aldus is de horizontale positie van het schot 100 ten opzichte van dat scharnierpunt S met betrekking tot de steunarm 43 variabel, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn.
1010202 13
Tussen twee opeenvolgende palletstapelsecties 16 wordt steeds een vel karton 17 geplaatst. Daar zou een afzonderlijke plaatsingseenheid voor gebruikt kunnen worden, maar een dergelijke plaatsingseenheid zou vrij veel ruimte vergen en 5 zou de totale stapelinrichting 10 relatief duur maken. Bij de in figuur 1 getoonde voorkeursuitvoeringsvorm van de stapelinrichting 10 volgens de onderhavige uitvinding is een dergelijke plaatsingseenheid geïntegreerd met het overzet-plateau 40, en wordt het plaatsen van een vel karton 17 10 tegelijkertijd met het plaatsen van een palletstapelsecties 16 uitgevoerd, zoals in het hiernavolgende nader zal worden uitgelegd.
In figuur 1 is een voorraad van scheidingsplaten 17 in zijn algemeenheid aangeduid met het verwijzingscijfer 33 15 waarbij die voorraad 33, geplaatst op een container 34, onder de transportband 35 respectievelijk onder de werktafel 30 is gepositioneerd, zodat deze voorraad 33 zo weinig mogelijk vloeroppervlak in beslag neemt.
De container 34 kan worden verplaatst naar een positie 20 tussen de staanders 21, dat wil zeggen onder het overzet- plateau 40 wanneer dat zich bevindt in de genoemde ontvangst-positie naast de transportband 35. Deze positie van de container zal worden aangeduid met de term "afgeefpositie". Doelmatigerwi j s' is de container 34 daartoe uit gevoerd als 25 rolcontainer. In principe zou de rolcontainer 34 continu in de afgeefpositie kunnen blijven staan, maar dan staat de rolcontainer 34 in de weg bij het plaatsen van de eerste palletstapelsectie 16 op een lege pallet 14. Dit bezwaar zou ondervangen kunnen worden door de pallets 14 niet rechtstreeks 30 op de vloer 13 te plaatsen maar op een verhoging, als de bedrijfsruimte waar de inrichting 10 gebruikt wordt tenminste hoog genoeg is om de hoogte van de stapel 15 op een dergelijke verhoging aan te kunnen.
De rolcontainer 34 kan los over de vloer 13 of op rails 35 rijden. Het zal overigens voor een deskundige duidelijk zijn, 1010202 14 dat het type en de constructie van de verplaatsingsmiddelen voor de container 34 niet kritisch zijn voor het implementeren van de onderhavige uitvinding.
Het overzetplateau 40 is aan zijn onderzijde voorzien van 5 grijpmiddelen 130 voor het grijpen van een vel scheidings-karton 17 vanaf de voorraadstapel 33. Deze grijpmiddelen 130 worden schematisch geïllustreerd in figuur 3. De grijpmiddelen 130 omvatten in een geschikte uitvoeringsvorm een voorafbepaald aantal vacuïimzuigorganen 131. Gebleken is, dat vier 10 van dergelijke vacuümzuigorganen 131, geplaatst nabij de hoekpunten van de bodem 41 van het overzetplateau 40, goed voldoen, maar het zal duidelijk zijn dat het aantal vacuüm-zuigorganen 131 naar wens gekozen kan worden, waarbij de door die vacuïimzuigorganen 131 leverbare kracht en het gewicht van 15 de vellen 17 een rol spelen.
De grijpmiddelen 130 omvatten voorts grijporgaan-verplaatsingsmiddelen 132 voor het in verticale richting ten opzichte van het overzetplateau 40 verplaatsen van de vacuïimzuigorganen 131. De vacuïimzuigorganen 131 kunnen in 20 principe individueel worden verplaatst, maar bij voorkeur en zoals weergegeven zijn zij alle gemonteerd op een drager 133, bijvoorbeeld in de vorm van een plaat of een rek, en is die drager 133 in verticale richting verplaatsbaar bevestigd aan de onderkant va'n de bodem van het overzetplateau 40. De grijp-25 orgaanverplaatsingsmiddelen 132 kunnen een willekeurig geschikte constructie hebben, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn. In een proefopstelling was de drager 133 opgehangen aan vier kabels, welke via katrollen waren verbonden met een op perslucht werkende zuiger.
30 Wanneer het overzetplateau 40 zich bevindt in zijn ontvangstpositie, worden de grijporgaanverplaatsingsmiddelen 132 bediend om de vacuïimzuigorganen 131 te laten zakken tot de bovenste plaat 17 van de voorraad 33. Er is voorzien in middelen om te detecteren of alle vacuïimzuigorganen 131 "beet" 35 hebben; dit kan bijvoorbeeld worden gedetecteerd door de druk 1010202 15 binnen de vacuümzuigorganen 131 te bewaken: het dalen van de druk is indicatief voor het vormen van een goede hechting tussen de plaat 17 en het betreffende vacuümzuigorgaan 131. Wanneer gesignaleerd wordt dat alle vacuümzuigorganen 131 in 5 aangrijping zijn op de plaat 17, worden de grijporgaan- verplaatsingsmiddelen 132 bediend om de vacuümzuigorganen 131 op te tillen en aldus de vastgegrepen plaat 17 van de voorraad 33 omhoog te tillen tot vlak onder de bodem 41 van het overzetplateau 40.
10 Wanneer dan de palletstapelsectie 16 door het overzet plateau 40 tot boven de stapel 15 is gebracht, wordt het scheidingsvel 17 op de bovenkant van de stapel 15 geplaatst. Dan worden de verticale verplaatsingsmiddelen 60 aangedreven om de steunarmen 43 en daardoor het overzetplateau 40 langzaam 15 te laten zakken tot vlak boven het zojuist geplaatste ^ scheidingsvel 17. Daarna wordt de palletstapelsectie 16 geplaatst door het opschuiven daarvan door middel van het schot 100 en het terugtrekken van het overzetplateau 40, zoals beschreven. Het zojuist geplaatste scheidingsvel 17 wordt niet 20 door het daaroverheen schuivende plateau 40 verschoven, omdat de wrijvingscoëfficiënt tussen het scheidingsvel 17 en het plateau 40 kleiner is dan de wrijvingscoëfficiënt tussen het scheidingsvel 17 en het karton van de bovenste trays.
Het is mogelijk om het scheidingsvel 17 te plaatsen door 25 eenvoudigweg de vacuümzuigorganen 131 aan te sturen om de zuigkracht uit te schakelen, zodat het scheidingsvel 17 op basis van de zwaartekracht omlaag valt op de bovenkant van de stapel 15. Dan moet vervolgens het plateau 40 samen met de genoemde drager 133 voorzichtig omlaag worden verplaatst tot 30 vlak boven het scheidingsvel 17, en er moet gedetecteerd worden wanneer deze combinatie het scheidingsvel 17 bereikt. Het is echter mogelijk dat de bovenkant van de stapel 15 oneffenheden bevat, en dat die niet gedetecteerd worden, zodat het een en ander kapot kan worden gedrukt door het omlaag 35 bewegende plateau 40. Om dit risico te verkleinen, verdient 1010202 16 het de voorkeur om het scheidingsvel 17 te plaatsen door de combinatie van drager 133 en vacuümzuigorganen 131 en scheidingsvel 17 te laten zakken tot op de bovenkant van de stapel door aandrijving van de verplaatsingsmiddelen 132, en 5 om vervolgens het plateau 40 te laten zakken totdat dit de drager 133 raakt. Tussen drager 133 en plateau 40 is een enkele naderingsschakelaar voldoende.
De verticale afstand waarover de drager 133 met de vacuümzuigorganen 131 en het scheidingsvel 17 omlaag zakt, kan 10 ongeveer 10 cm bedragen, maar is niet kritisch. Middelen om te detecteren of het plateau 40 de juiste hoogte boven de stapel 15 heeft, hoeven niet nauwkeurig te zijn; een eenvoudige fotocel-detector volstaat.
15 In principe kunnen alle traystapelsecties 18 in eenzelfde oriëntatie worden geplaatst. Echter, voor het verkrijgen van een goed verband in de stapel, en voor een goede ontlasting van de eieren, verdient het de voorkeur dat de traystapelsecties in elke palletstapelsectie 16 onderling gelijke 20 oriëntatie hebben maar in opeenvolgende palletstapelsecties 16 ten opzichte van elkaar een kwart slag zijn gedraaid. Dit kan op relatief eenvoudige wijze tot stand worden gebracht door langs de transportband 35 een in horizontale richting verplaatsbaar obstakel 37 aan te brengen (zie figuur 2), bij 25 voorkeur een verticaal georiënteerde en roteerbare cilinder, welk obstakel is voorzien van willekeurig geschikte verplaatsingsmiddelen die ter wille van de eenvoud niet in figuur 2 zijn weergegeven. In een vrijgeefstand bevindt het obstakel 37 zich naast de transportband 35, zodat de traystapelsecties 18 30 ongehinderd kunnen passeren. In een werkzame stand (gestippeld getekend) bevindt het obstakel 37 zich ten dele boven de transportband 35, zodat passerende traystapelsecties 18 met een hoekgedeelte tegen het obstakel 37 aan komen en door de transportband 35 gedwongen worden om met hun lichaam om dat 35 dan stilstaande hoekgedeelte te roteren, zodat zij juist een 1010202 17 kwart slag maken wanneer zij vrij komen van het obstakel 37, zoals links in figuur 2 schematisch geïllustreerd.
Figuur 4 toont schematisch een doorsnede van de bodem 41 5 van het overzetplateau 40, om details te tonen van een voorkeursconstructie daarvan. De kijkrichting in figuur 4 is gelijk aan de kijkrichting in figuur 1. De bodem 40 omvat een eerste bodemplaat 140 die, vanwege de gewenste stevigte, relatief dik is, in een uitvoeringsvorm ca. 3 mm. De bodem-10 plaat 140 helt ten opzichte van de horizontaal H, zodat het afgeefuiteinde van de eerste bodemplaat 140 (links in figuur 4) lager ligt dan het ingangsuiteinde daarvan. De eerste bodemplaat 140 wordt ondersteund door draagbalken 141, waarvan er in figuur 4 drie zijn weergegeven, die zich uitstrekken 15 loodrecht op het vlak van tekening van figuur 4, en die onderling verschillende dwarsafmetingen hebben, en wel zodanig dat de draagbalken 141 nabij de ingang dikker zijn dan nabij de uitgang. De eerste bodemplaat 140 heeft voorts een knik 142 nabij zijn afgeefuiteinde, zodat het laatste deel 143 van de 20 eerste bodemplaat 140 een grotere helling heeft dan de rest van de eerste bodemplaat; deze knik 142 draagt ook weer bij aan de stevigte van de eerste bodemplaat 140.
De combinatie van de dikte van de eerste bodemplaat 140 en de relatief 'grote helling van het laatste gedeelte 143 25 daarvan maakt, dat van de bodem 40 afschuivende traystapels de neiging zouden kunnen vertonen om te kantelen. Om dit te vermijden, is op de eerste bodemplaat 140 een tweede bodemplaat 150 aangebracht, die aanzienlijk dunner is dan de eerste bodemplaat 140; in een proefopstelling was de tweede bodem-30 plaat 150 een (roestvrij) staalplaat met een dikte van 1 mm. Deze tweede bodemplaat 150 is dus een relatief soepele plaat.
In de genoemde proefopstelling was de tweede bodemplaat 150 uitsluitend bij de ingang van het plateau 40 (rechts in figuur 4) vastgelast aan de eerste bodemplaat 140; voor het 35 overige lag de tweede bodemplaat 150 eenvoudigweg los op de 1010202 18 eerste bodemplaat 140. De tweede bodemplaat 150 is langer dan de eerste bodemplaat 140, en is niet voorzien van een knik zoals de knik 142 van de eerste bodemplaat 140, zodat het afgeefuiteinde van de tweede bodemplaat 150 (links in figuur 5 4) vrij in de ruimte hangt en voor de traystapelsecties een gelijkmatige overgang vormt tussen de helling van de eerste bodemplaat 140 en het horizontale vlak van de bovenkant van de stapel 15.
10 Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de 15 aangehechte conclusies.
1010202
Claims (20)
1. Werkwijze voor het vormen van een stapel (15) van trays met voorwerpen zoals eieren, waarbij eerst een traystapel-sectie wordt gemaakt, waarbij vervolgens meerdere van dergelijke traystapelsecties naast elkaar worden geplaatst om 5 een palletstapelsectie (16) te vormen, en waarbij de aldus gevormde palletstapelsectie (16) in zijn geheel op de stapel (15) wordt geplaatst, waarbij onder die palletstapelsectie (16) een scheidingsvel (17) wordt aangebracht, dat bij voorkeur een relatief slap vel karton is. 10
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het plaatsen van het scheidingsvel (17) en het plaatsen van de palletstapelsectie (16) in een geïntegreerde handeling plaatsvindt.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de pallet stapelsectie (16) wordt geplaatst op een overzetplateau (40), waarbij dat overzetplateau (40) boven de stapel (15) wordt gebracht, en waarbij vervolgens het overzetplateau (40) onder de palletstapelsectie (16) uit wordt getrokken terwijl de 20 palletstapelsectie (16) wordt tegengehouden.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij de palletstapelsectie (16) wordt geplaatst op het overzetplateau (40) door: a) het overzetplateau (40) in een ontvangstpositie te 25 plaatsen; b) een groep van een voorafbepaald aantal, bij voorbeeld vier, traystapelsecties (18) naast elkaar voor een ingang van het overzetplateau (40) te plaatsen; c) genoemde groep op het overzetplateau (40) te schuiven; 30 d) de stappen (b) t/m (c) een voorafbepaald aantal, bij voorbeeld twee, maal te herhalen, waarbij steeds de te 1010202 verschuiven groep tegen de reeds op het overzetplateau (40) geplaatste traystapelsecties (18) duwt.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij bij stap (b) 5 genoemde groep van traystapelsecties (18) wordt gevormd door een eerste traystapelsectie door middel van een transportband (35) aan te voeren naar een tegenhouder (36), en steeds een volgende traystapelsectie aan te voeren door middel van genoemde transportband (35), waarbij steeds elke volgende 10 traystapelsectie wordt tegengehouden door zijn voorganger.
6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, waarbij bij stap (c) genoemde groep door middel van een schuif (32) op het overzet-plateau (40) wordt geduwd. 15
7. Werkwijze volgens één der conclusies 4-6, waarbij bij stap (c) een compacterend effect tot stand wordt gebracht door de genoemde groep van traystapelsecties (18) te schuiven tussen naar elkaar toe neigende zijwanden (42) van het 20 overzetplateau (40).
8. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij onder de ontvangstpositie van het overzetplateau (40) ten minste één scheidingsvel j17) wordt verschaft, en waarbij door middel van 25 grijpmiddelen (130) onder^het overzetplateau (40), terwijl dat zich in zijn ontvangstpositie bevindt, dat scheidingsvel (17) wordt aangegrepen en onder de bodem (41) van het overzetplateau (40) wordt gepositioneerd. 1 2 3 4 5 6 1010202
9. Werkwijze volgens conclusie 4 of 8, waarbij onder de 2 ontvangstpositie van het overzetplateau (40) een voorraad (33) 3 van scheidingsvellen (17) wordt verschaft, en waarbij door 4 middel van grijpmiddelen (130) onder het overzetplateau (40), 5 terwijl dat zich in zijn ontvangstpositie bevindt, een 6 scheidingsvel (17) van de voorraad (33) wordt afgenomen en onder de~bodem (41) van het overzetplateau (40) wordt gepositioneerd.
10. Werkwijze volgens één der conclusies 8-9, waarbij het 5 door genoemde grijpmiddelen (130) onder de bodem (41) van het overzetplateau (40) vastgehouden scheidingsvel (17) op de stapel (15) wordt neergelegd voordat de op het overzetplateau (40) palletstapelsectie (16) op de stapel (15) wordt geplaatst. 10
11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij genoemde grijpmiddelen (130) een drager (133) met grijporganen (131) omvatten; waarbij het door genoemde grijpmiddelen (130) onder de bodem (41) van het overzetplateau (40) vastgehouden 15 scheidingsvel (17) op de stapel (15) wordt neergelegd door de combinatie van genoemde drager (133), genoemde grijporganen (131) en genoemd scheidingsvel (17) te laten zakken tot op de bovenkant van de stapel (15); en waarbij men vervolgens het overzetplateau (40) laat zakken totdat dit de genoemde drager 20 (133) raakt. 1 2 1010202 Werkwijze volgens één der conclusies 3-11, waarbij, terwijl het overzetplateau (40) met de palletstapelsectie (16) zich boven d,e stapel (15) bevindt, de palletstapelsectie (16) 25 door middel van een schot (100) eerst tot nabij het afgeef-uiteinde van het overzetplateau (40) wordt geschoven, waarna het overzetplateau (40) wordt teruggetrokken en genoemd schot (100) stationair wordt gehouden om de palletstapelsectie (16) tegen te houden. 30 2 Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, omvattende: een stationair ten opzichte van een vloer (13) gemonteerd frame (20); twee zich evenwijdig aan elkaar horizontaal uitstrekkende steunarmen (43) , die in verticale richting verplaatsbaar zijn gemonteerd aan het frame (20); eerste verplaatsingsmiddelen (60) voor het in verticale 5 richting ten opzichte van het frame (20) verplaatsen van de steunarmen (43); een overzetplateau (40) met een bodem (41) en twee zijwanden (42), dat in horizontale richting verplaatsbaar is gemonteerd aan de steunarmen (43); 10 tweede verplaatsingsmiddelen (50) voor het in horizontale richting ten opzichte van de steunarmen (43) verplaatsen van het overzetplateau (40); een beweegbaar ten opzichte van de steunarmen (43) gemonteerd schot (100); 15 positioneringsmiddelen (110) voor het positioneren van het schot (100) in een aanslagpositie of in een vrijgeefpositie.
14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij onder het overzetplateau (40) grijpmiddelen (130) aanwezig zijn voor het 20 vastgrijpen van een scheidingsvel (17).
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij genoemde grijp-middelen (130) een drager (133) met grijporganen (131) omvatten; waarbij genoemde grijpmiddelen (130) voorts zijn 25 voorzien van grijporgaanverplaatsingsmiddelen (132) voor het ten opzichte van het overzetplateau (40) laten zakken van de drager (133) met de grijporganen (131); en waarbij is voorzien in ten minste één naderingsschakelaar of daarmee vergelijkbare sensor tussen de drager (133) en het overzetplateau (40). 30
16. Inrichting volgens één der conclusies 13-15, voorzien van een stapelsectievormeenheid (11) voor het vormen van een stapelsectie (16), en middelen (32) voor het overzetten van een gevormde stapelsectie (16) op het overzetplateau (40). 35 ΊΌ10202
17. Inrichting volgens conclusie 16, waarbij de stapel-sectievormeenheid (11) een transportband (35) omvat voor het naar een ontvangstpositie van het overzetplateau (40) transporteren van traystapelsecties (18) ; een tegenhouder (36) 5 voor het tegenhouden van de traystapelsecties (18); en schuifmiddelen (32) voor het van de transportband (35) af schuiven van een groep van traystapelsecties (18).
18. Inrichting volgens conclusie 17, voorts voorzien van een 10 rolcontainer (34) met een voorraadstapel (33) van scheidings- vellen (17), welke rolcontainer verplaatsbaar is tussen een positie onder de transportband (35) enerzijds en een positie onder de ontvangstpositie van het overzetplateau (40) anderzijds. 15
19. Inrichting volgens één der conclusies 13-18, waarbij het schot (100) met zijn zijranden is bevestigd aan twee armen (111), welke armen (111) scharnierend zijn bevestigd aan de steunarmen (43), en waarbij is voorzien in middelen (112) voor 20 het doen scharnieren van de armen (111) ten opzichte van de steunarmen (43).
20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij de lengte van de armen (111) variabel is. 25
21. Inrichting volgens één der conclusies 13-20, waarbij de zijwanden (42) van het overzetplateau (40), gezien in de richting van een ingangsuiteinde naar een afgeefuiteinde van het overzetplateau (40), naar elkaar toe neigen. 30
22. Inrichting volgens één der conclusies 13-21, waarbij de bodem (41) van het overzetplateau (40) twee bodemplaten (140; 150) omvat; waarbij de eerste bodemplaat (140) relatief dik is, hellend is opgesteld ten opzichte van de horizontaal, en 35 bij zijn afgeefuiteinde is voorzien van een knik (142); en 1010208 waarbij dê tweede bodemplaat (150) een relatief dunne en soepele plaat is, die is aangebracht op de eerste bodemplaat (140), en een lengte heeft die groter is dan de lengte van de eerste bodemplaat (140). 1010202
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1010202A NL1010202C2 (nl) | 1998-09-28 | 1998-09-28 | Stapelinrichting. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1010202A NL1010202C2 (nl) | 1998-09-28 | 1998-09-28 | Stapelinrichting. |
NL1010202 | 1998-09-28 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1010202C2 true NL1010202C2 (nl) | 1999-08-30 |
Family
ID=19767891
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1010202A NL1010202C2 (nl) | 1998-09-28 | 1998-09-28 | Stapelinrichting. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1010202C2 (nl) |
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2006096055A1 (en) * | 2005-03-09 | 2006-09-14 | Nedpack Patenten B.V. | Device and method for (de)palletizing products |
NL2003951C2 (nl) * | 2009-12-14 | 2011-06-15 | Cornelis Jan Jochemsen | Werkwijze en samenstel voor het palletiseren van eiertrays. |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB2051722A (en) * | 1979-06-15 | 1981-01-21 | Staalkat Bv | Apparatus for stacking trays or boxes filled with articles, such as eggs |
DE3627577A1 (de) * | 1986-08-14 | 1988-02-18 | Heinrich Langhammer | Palettenfuellstation |
US4785611A (en) * | 1986-12-04 | 1988-11-22 | Ralph Hasenbalg | Carton Packaging |
EP0369547A1 (en) * | 1988-11-14 | 1990-05-23 | Staalkat B.V. | Method and apparatus for unloading stacks of trays |
EP0893379A1 (de) * | 1997-07-26 | 1999-01-27 | Heinrich Langhammer | Palettiervorrichtung |
-
1998
- 1998-09-28 NL NL1010202A patent/NL1010202C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB2051722A (en) * | 1979-06-15 | 1981-01-21 | Staalkat Bv | Apparatus for stacking trays or boxes filled with articles, such as eggs |
DE3627577A1 (de) * | 1986-08-14 | 1988-02-18 | Heinrich Langhammer | Palettenfuellstation |
US4785611A (en) * | 1986-12-04 | 1988-11-22 | Ralph Hasenbalg | Carton Packaging |
EP0369547A1 (en) * | 1988-11-14 | 1990-05-23 | Staalkat B.V. | Method and apparatus for unloading stacks of trays |
EP0893379A1 (de) * | 1997-07-26 | 1999-01-27 | Heinrich Langhammer | Palettiervorrichtung |
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2006096055A1 (en) * | 2005-03-09 | 2006-09-14 | Nedpack Patenten B.V. | Device and method for (de)palletizing products |
NL2003951C2 (nl) * | 2009-12-14 | 2011-06-15 | Cornelis Jan Jochemsen | Werkwijze en samenstel voor het palletiseren van eiertrays. |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US6145281A (en) | Method and apparatus for packaging a series of articles in different formations | |
US4141193A (en) | Horizontal diaper grouper | |
NL1037378C2 (nl) | Werkwijze voor het verzamelen van een aantal verschillende, tot een opdracht behorende, producten, stellingsbedienapparaat voor toepassing in een dergelijke werkwijze en systeem voor het verzamelen van verschillende producten op een verzamelpallet. | |
US5012628A (en) | Method and apparatus for arranging articles | |
US3735561A (en) | Carton packing device | |
NL8801059A (nl) | Inrichting voor het stapelen van bundels platgevouwen dozen van golfkarton. | |
JP2732867B2 (ja) | 枚葉紙のパイルを排出する装置 | |
CN212173837U (zh) | 用于逐层地操作彼此堆叠地布置的件货垛层的装置 | |
JPS63330B2 (nl) | ||
US20130174514A1 (en) | Packaging system | |
US5180277A (en) | Can end handling system | |
US6409449B1 (en) | Commissioning system with a high-speed automatic machine and a shelf control unit | |
US5020966A (en) | Pallet dispenser/accumulator | |
NL1010202C2 (nl) | Stapelinrichting. | |
NL1011978C2 (nl) | Inrichting voor transport van stukgoed. | |
EP0359299B1 (en) | An automatic supply and loading device for sheet items | |
CN220281923U (zh) | 自动扫码包装设备 | |
CN211593108U (zh) | 一种圆柱状物料分层排列装置及纸包装挂面装袋机 | |
NL8701795A (nl) | Inrichting voor het verzamelen van een rij nauwkeurig gepositioneerde gevulde zakjes. | |
EP0453111A1 (en) | Carton feeding apparatus | |
DK2700597T3 (en) | An apparatus and method for stacking or destacking of boxes | |
JPH09142405A (ja) | 製品パッケージ箱詰め装置 | |
NL8403054A (nl) | Werkwijze en inrichting voor het automatisch afnemen van de zak van buseinden en dergelijke voorwerpen. | |
US4051958A (en) | Pallet unloading and orienting device | |
NL1036522C2 (nl) | Systeem en werkwijze voor het verzamelen van verschillende producten op een verzamelpallet. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20100401 |