NL7906381A - Hooibouwmachine. - Google Patents
Hooibouwmachine. Download PDFInfo
- Publication number
- NL7906381A NL7906381A NL7906381A NL7906381A NL7906381A NL 7906381 A NL7906381 A NL 7906381A NL 7906381 A NL7906381 A NL 7906381A NL 7906381 A NL7906381 A NL 7906381A NL 7906381 A NL7906381 A NL 7906381A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- machine according
- hay
- carrier
- rake
- guide member
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D78/00—Haymakers with tines moving with respect to the machine
- A01D78/08—Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
- A01D78/10—Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
- A01D78/1007—Arrangements to facilitate transportation specially adapted therefor
- A01D78/1014—Folding frames
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Agricultural Machines (AREA)
- Soil Working Implements (AREA)
Description
, ' * « C. van der Lely ïf.V., Wever skade 10, Maasland.
"Hooibouwmaehine" ·
De uitvinding betreft een hooibouwmachine met een aantal door loopwielen ondersteunde, om opwaarts gerichte draaiingsassen aandrijf bare harkorganen, waarbij ten minste één der harkorganen aan een hoofdgestelbalk is beves-5 tigd, een ander harkorgaan nabij het buitenste einde van een aan een einde van de hoofdgestelbalk om een zwenkas in hoog-terichting verzwenkbare drager is bevestigd en aan de drager ten minste één geleidingsorgaan voor het gewas is aangebracht · 10 Bij een bekende machine van deze soort (Duits gebruiksmodel 1.847*623) is op de drager nabij de zwenkas een harkorgaan aangebraeht. Tijdens het verplaatsen van gewas zal de drager bij hoge rijsnelheid in relatief hevige mate ten opzichte van de hoofdgestelbalk op en neer verzwen-15 ken, doordat het loopwiel van het buitenste harkorgaan over bodemoneffenheden rijdt.
Bij der gelijke machines ontstaat tijdens bedrijf in ongewenste mate een onregelmatig strooibeeld van het gewas, hetgeen in het bijzonder in het spoor van het 20 geleidings orgaan tot uitdrukking komt.
Het is een doel van de uitvinding om dit nadeel te ondervangen·
Volgens de uitvinding is aan, de drager slechts één harkorgaan bevestigd, dat te zamen met het geleidings-25 orgaan ten opzichte van de hoofdgestelbalk verzwenkbaar is.
Hierdoor kan worden bereikt, dat een regelmatig strooibeeld wordt verkregen dat overeenstemt met dat van een machine met twee aan een stijve gestelbalk bevestigde harkorganen.
30 Tijdens het vormen van zwaden, waarbij aan de drager een tweede geleidings orgaan kan zijn bevestigd, worden wisselende grootten in de hoek, waarbinnen het gewas 790 63 81 » # 2 door de beide samenwerkende harkorganen wordt af geworpen, vermeden.
Tevens wordt een ongewenst groot aantal gevallen van tandenbreuk van bet harkorgaan van de bekende 5 machine, dat nabij de zwehkas aan de dragers is bevestigd, vermeden.
Bovendien treedt het voordeel op dat voor het opzwenken van de drager in een transportstand aanzienlijk minder kracht is vereist.
10 De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren:
Fig. 1 is een bovenaanzicht van een hooibouw-machine volgens de uitvinding,
Fig. 2 is een bovenaanzicht van een buitenste 15 deel van de machine volgens fig. 1, waarbij duidelijkheidshalve een harkorgaan is weggelaten,
Fig. 3 is gedeeltelijk een aanzicht en gedeel-telijk een doorsnede volgens de lijnen III-III in fig. 2,
Fig. 4 is gedeeltelijk een aanzicht en gédeel-20 telijk een doorsnede volgens de lijnen TV-IV in fig. 2,
Fig. 5 is een bovenaanzicht analoog aan dat volgens fig. 2 en toont een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens fig. 2,
Fig. 6 is een achteraanzicht van een deel 25 van de machine volgens de lijnen VI-VI in fig. 1,
Fig. 7 is een bovenaanzicht volgens de pijl VII in fig. 6,
Fig. 8 is een aanzicht en gedeeltelijk een doorsnede van een alternatieve uitvoeringsvorm volgens de 30 pijl VIII in fig. 7,
Fig. 9 toont een aanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm volgens de lijnen VI-VI in fig. 1,
Fig. 10 is een achteraanzicht van de machine in een transportstand, en tevens in een sehudstand.
35 De in fig. 1 in bovenaanzicht getekende 790 6 3 81 «* 4 3 hooibouwmaehine omvat een gestelbalk 1 die in dit uitvoe-ringsvoorbeeld dwars op de rijrichting A van de machine is gericht, maar die tijdens bedrijf ook onder een scherpe hoek met de ri jrichting A kan worden ingesteld. De gestel-5 balk 1 strekt zich bijna over de gehele werkbreedte van de machine uit. De gestelbalk 1 omvat een middendeel in de vorm van een starre hoofdgestelbalk 2. Aan beide uiteinden van de hoofdgestelbalk 2 zijn dragers 3 bevestigd, die ten opzichte van de hoof gestelbalk 2 om ongeveer horizontale, 10 in de rijrichting A gerichte zwenkassen 4 verzwenkbaar zijn.
Aan de voorzijde van de gestelbalk 2 is een verbindingsccnstructie 5 bevestigd, die een bok 6 op starre wijze met de hoofdgestelbalk 2 verbindt. De bok 6 wordt gevormd door een opwaarts gerichte gebogen pijp die, gezien 15 in de rijrichting A, de vorm heeft van een omgekeerde U. flay) de bovenzijde ai aan de beide onderste uiteinden van deze bok 6 zijn op bekende wijze aanslui tmi dd el en aangebracht, door middel waarvan de machine aan de driepuntshef-inrichting van een trekker kan worden bevestigd.
20 Habij de beide uiteinden van de hoofdgestel balk 2 en derhalve nabij elk der zwenkassen 4, is in de hoofdgestelbalk 2 een harkorgaan 7 resp. 8 gelegerd. Elk der hark-organen 7 en 8 is draaibaar om draaiingsassen 9 resp. 10, die tijdens bedrijf opwaarts zijn gericht en daarbij op be-25 kende wijze iets naar voren hellend zijn opgesteld. In het midden van de hoofdgestelbalk 2 is een tandwielkast 11 aangebracht, die een ingaande as 12 bezit die door middel van een tussenas op aandrijf bare wijze kan worden aangesloten op de af takas van de trekker. De tandwielkast 11 bezit op 30 bekende wijze twee uitgaande assen, die aan weerszijden van de tandwielkast 11 uitsteken. Deze uitgaande assen drijven aandrijfassen voor de harkorganen aan, welke aandrijfassen : in de buisvormige hoofdgestelbalk 2 zijn gelegen. Deze aandrijfassen zijn door middel van nabij de zwenkassen 4 gele-35 gen universele koppelingen 13 aandrijfbaar bevestigd aan 790 63 81 ·> * 4 binnen de buisvormige dragers 3 gelegen aandrij fessen die op bekende wijze harkorganen 14 resp. 15 kunnen aandrijven·
De draaiingsassen 16 resp. 17 van de harkorganen 14 en 15 zijn evenwijdig aan de draaiingsassen 9 en 10 opgesteld.
5 De harkorganen 14 en 15 zijn elk aan een buitenste uiteinde van een drager 3 bevestigd. Elke drager 3 ondersteunt slechts één. harkorgaan 14 resp. 15·
Elk der harkorganen 7, 8, 15» 14 wordt door een in hoogterichting instelbaar loopwiel 18 tijdens bedrijf 10 op de grond af gesteund. De machine is geschikt voor een werkbreedte van ongeveer 6 meter, bewerkstelligd door vier harkorganen. Elk harkorgaan bezit een diameter van ongeveer 1,75 nu in een voor schudden geschikte stand (waarbij de harkorganen elkaar overlappen}- en ongeveer 1,50 m. in een 15 zwadvormende stand (waarbij de tandenbanen van twee harkorganen elkaar ongeveer raken).
Elk der vier harkorganen omvat een aantal aan een aandrijf bare naaf bevestigde, in radiale richting uitstekende spaken 19 (fig. 1 en6), aan de uiteinden waar-20 van verstelbare tandengroepen 20 zijn bevestigd. Windingen van een tweetal tot een tandengroep 20 behorende tanden zijn om een houder 21 geslagen en daaraan bevestigd. Elke houder 21 is vanaf het spaakeinde onder een hoek van ongeveer 45° schuin neerwaarts en, in de draaizin van een hark-25 orgaan, schuin voorwaarts gericht (fig. 6). Aan de windingen sluiten tandendragers 22 aan die ongeveer loodrecht op de hartlijn van de bijbehorende windingen zijn gericht en die in bovenaanzicht tegen de draaizin in ongeveer in tan-gentiale richting achterwaarts kunnen zijn gericht. Aan de 30 onderste uiteinden van de tandendragers 22 sluiten tanden 23 aan, die in buitenwaartse richting uitstéken en ongeveer evenwijdig aan een vlak zijn opgesteld dat loodrecht op de draaiingsas van het desbetreffende harkorgaan is gericht.
De tandendragers 22 en de tanden 23 zijl in hoofdzaak boven 35 elkaar gelegen en zijn, samen met de windingen, uit één 790 63 81 5 stok verenstaaldraad vervaardigd. De houder 21 kan zodanig worden verzwenkt en in meerdere standen worden vastgezet, dat de tanden 23 in een voor het schudden van gewas geschikte stand ongeveer radiaal naar huiten zijn gericht en 5 anderzijds in een voor zwadvorming geschikte stand, waarin de tanden, gerekend ten opzichte van de draaizin, achter een radiale lijn door het overgangspunt tussen de bijbehorende tandendrager en de tand zijn gelegen. In de laatstgenoemde stand zijn de tandendragers 22 ongeveer in tangentiale rieh-10 ting achterwaarts gericht.
De machine volgens de uitvinding is eveneens geschikt voor harkorganen met andere tanden. Hierbij zijn de niet-getekende tanden tijdens bedrijf eveneens buitenwaarts en ongeveer loodrecht op de bijbehorende draaiingsas 15 gericht. Deze tanden zijn echter in groepen verzwenkbaar om in bovenaanzicht ongeveer tangentiaal gerichte zwenkassen, die zich op korte afstand (0,10 k 0,25 m.) vanaf de draai-ingsas bevinden zodat het vaste deel van het harkorgaan in verhouding tot de totale hoogte van het harkorgaan (0,70 k 20 0,75 m.) relatief gering is. De tanden zijn in deze tweede uitvoeringsvorm tijdens bedrijf om de zwenkassen verzwenkbaar «i in een transports tand opklapbaar.
De aandrijv-ing van de harkorganen is zodanig, dat de aan één zijde van de machine naast elkaar gelegen 25 harkorganen 7 en 14 in tegengestelde draaizin volgens de pijlen B worden aangedreven en het aan de andere zijde van de machine gelegen paar harkorganen 8 en 15 eveneens in tegengestelde draaizin volgens de pijlen G worden aangedreven.
30 Aan elk der beide dragers 3 zijn twee gelei- dingsorganen voor het geleiden van het door de bijbehorende harkorganen verplaatste gewas bevestigd (fig. 1 en 2). Een eerste geleidingsorgaan 24 is, gezien in de rijrichting A, tussen de harkorganen 8 en 15 opgesteld en bevindt zich, 35 gezien in dezelfde richting, nabij de draaiingsas 10 resp.
790 6 3 81 - 6- de zwenkas 4. Het geleidingsorgaan 24 is door middel van een uithouder 25, die aan de voor- en bovenzijde van het gelei-dingsorgaan 24 is bevestigd, aan de drager 3 bevestigd. Het voorste deel van de uithouder 25 vormt een bevestigingsdeel 5 van het geleidingsorgaan en is vrij verzwenkbaar aangebracht om een bevestigingsmiddel of pen 26, die zich evenwijdig aan de drager 3 uitstrekt. De pen 26 is star bevestigd in een verticaal opgestelde steunplaat 27, waarvan het voorste einde aan de drager 3 is vastgelast. De pen 26 steekt aan weers-10 zijden van de steunplaat 27 uit. Het voorste einde van de uithouder 25 is op het deel van de pen 26 geschoven, dat in de richting van het midden van de machine buiten de steunplaat 27 uitsteekt (fig. 2). Het geleidingsorgaan 24 en de uithouder 25 zijn te zamen om de pen 26 vrij verzwenkbaar. Aan de uithouder 15 25 is een L-vormig gebogen lip 28 bevestigd (fig. 2 en 4), terwijl nabij de onder- en achterzijde van de steunplaat 27 een naar achteren uitstekende nok 29 is aangebracht. Op deze ___________wijze wordt de vrije verzwenkbaarheid van het geleidingsorgaan 24 in neerwaartse richting begrensd doordat de lip 28 op 20 de nok 29 van de steunplaat 27 kan aanliggen. In de steunplaat 27 zijn verder een tweetal gaten 30 en 31 aangebracht (fig. 4), die op gelijke afstand van de hartlijn van de pen 26 (welke hartlijn de zwenkas voor het geleidingsorgaan vormt) zijn gelegen. Op dezelfde afstand van de hartlijn 26 is in 25 het bevestigingsdeel van de uithouder 25 een gat aangebracht, zodat door dit gat en één van de gaten 30 of 31 een grendel -pen kan worden gestoken ten einde het geleidingsorgaan 24 resp. een nog hierna te noemen geleidingsorgaan ten opzichte van de drager 3 te kunnen vastzetten in een tweetal standen, 30 waarbij het geleidingsorgaan ten opzichte van de drager 3 hoger is gelegen dan in de werkstand. Gezien in fig. 2, is de uithouder 25 vanaf zijn bevestiging aan de steunplaat 27 in achterwaartse richting onder een geringe hoek schuin binnenwaarts gericht, zodat het geleidings-35 orgaan, gezien in de rijrichting A, ongeveer ter 790 6 3 81 7 hoogte van de zwenkas 4 is opgesteld· De steunplaat 27 is direct tegen de buitenzijde van een gaffelvormig deel 32 aangebracht, dat de hiervoor genoemde universele koppeling 13 ten dele omsluit, welke koppeling de aandrijfas in de 5 hoofdgestelbalk 2 en die in de drager 3 verbindt·
De hartlijn 26 is, gerekend in de rijrichting, op een afstand achter de hartlijn van de drager 3 gelegen, die in fig. 4 met het verwijzingscijfer 33 is aangeduid.
legen de binnenzijde van een tot de aandrijving 10 van het harkwiel 15 behorende tandwielkast 34 (fig. 2) is op analoge wijze een steunplaat 35 star bevestigd, waaraan een pen 36 star is aangebracht, die aan de buitenzijde van de plaatvormige steunplaat 35 uitsteekt. Dë hartlijn van de pen 36 vormt een zwenkas voor een buitenste aan de dra-15 ger 3 aangebracht geleidingsorgaan 37- Het geleidingsorgaan 37 is «-«η zijn voor- en bovenzijde star bevestigd aan een uithouder 38, waarvan het voorste, een bevestigingsdeel van het geleidingsorgaan vormend uiteinde verzwenkbaar is om de pen 36· De uithouder 38 is weer voorzien van een L-vormig 20 gebogen lip 39 die, analoog aan de opstelling nabij de steunplaat 27, de vrije verzwenkbaarheid van het geleidingsorgaan 37 om de zwenkas 36 in neerwaartse richting begrenst doordat deze lip kan gaan aanliggen op een nok 39A die aan de onder- en achterzijde van de steunplaat 35 is gevormd.
25 Nabij de bovenzijde van de steunplaat 35 is een gat 40 aangebracht j door dit gat 40 en een in de uithouder 38 aangebracht gat kan een pen worden gestoken. Tijdens bedrijf is het geleidingsorgaan 37 vrij verzwenkbaar om de hartlijn 36.
De hartlijn 36 is op een afstand achter de 30 hartlijn van de drager 3 gelegen, die in fig. 3 met het verwijzingscijfer 41 is aangeduid. De pen 36 is evenwijdig aan de pen 26 opgesteld, maar ligt, gerekend in de rijrichting A, op grotere afstand achter de drager 3· De afstand 41 (fig. 3) is derhalve groter dan de afstand 33 (fig. 4).
35 Het bevestigingsdeel van de uithouder 38 is 790 63 81 f - * 8 evenwijdig aan de steunplaat 35 en derhalve loodrecht op de drager 3 gericht, maar het tussen dit hevestigingsdeel en het geleidingsorgaan 37 gelegen deel van de uithouder 38 is in bovenaanzicht (fig. 2)5 onder een hoek van 50 - 60° 5 in buitenwaartse richting af gebogen. Gezien in de rijrichting is de afstand tussen het geleidingsorgaan 37 en zijn beves-tigingsdeel dan ook aanmerkelijk groter dan de afstand tussen het geleidingsorgaan 24 en het daarbij behorende beves-tigingsdeel, welke laatste afstand zeer gering is. Het ge-10 leidingsorgaan 37 kan met de hand in buitenwaartse richting (met getrokken lijnen aangegeven stand) van de pen 36 worden afgenomen door het geleidingsorgaan 37 opwaarts te verzwen-ken; de lip 39 verlaat dan de buitenomtrek van de steunplaat 35 (fig. 3). Het geleidingsorgaan 37 kan daarna te zamen 15 met de uithouder 38 op het naar de buitenzijde van de machine buiten de steunplaat 27 uitstekende deel van de pen 36 worden geschoven en daarna neerwaarts worden verzwenkt, zodanig dat de haakvormig gebogen lip 39 om de buitenomtrek van de steunplaat 27 grijpt (met stippellijnen aangegeven 20 stand van het geleidingsorgaan 37 in fig. 2). De achterste uiteinden van de geleidingsorganen 24 an 37 zijn dan op dezelfde afstand achter de drager 3 gelegen. In de met getrokken lijnen aangegeven stand van het geleidingsorgaan 37 ligt het achterste punt van dit geleidingsorgaan op grotere 25 afstand achter de hartlijn van de drager 3 dan het achterste punt van het geleidingsorgaan 24. In de met stippellijnen aangegeven stand van het geleidingsorgaan 37 is de afstand tussen dit geleidingsorgaan en het geleidingsorgaan 24, welke afstand met het verwijzingseijfer 42 is aangegeven, ge-30 lijk aan de breedte van een te vormen zwad.
In fig. 5 is een alternatieve oplossing getekend voor het verplaatsen van het geleidingsorgaan 37. De steunplaten 27 en 35 zijn, hoewel in bovenaanzicht iets anders gevormd, met hetzelfde verwijzingseijfer aangegeven.
35 Tussen deze beide steunplaten is in dit uitvoeringsvoorbeeld 790 6 3 81 9 een as 43 aangebracht, die aan zijn beide uiteinden in de steunplaten 27 en 35 ia bevestigd. Het voorste uiteinde van de uithouder 38 is in tegenstelling tot het uitvoeringsvoor-beeld volgens fig. 2 aan de binnenzijde van de steunplaat 5 35 opgesteld. Behalve de in het voorgaande genoemde lip 39 is in dit uitvoeringsvoorbeeld eveneens een lip 44 aangebracht die in de met getrokken lajien aangegeven stand van de uithouder 38 verhindert dat deze uithouder en het ge-leidingsorgaan 37 zich in een werkstand in binnenwaartse 10 richting kunnen verplaatsen. Door opwaartse verzwenking van het geleidiagsorgaan 37 en de uithouder 38 om de as 43 wordt de lip 44 in een stand gebracht, waarin hij niet meer om de steunplaat 35 grijpt, zodat de uithouder 38 langs de as 43 in de richting van de steunplaat 27 kan worden ver-15 schoven totdat de lip 39 van de uithouder 38 boven de steunplaat 27 is gebracht. Door neerwaartse verzwenking van de uithouder 38 en geleidiagsorgaan 37 wordt de lip 39 in een stand gebracht, waarin hij om het materiaal van de steunplaat 27 grijpt, zodat de uithouder 38 in deze neerwaartse 20 stand, waartoe ook de werkstand van het gel ei dings orgaan 37 behoort, niet meer op ongewenste wijze terug kan schuiven.
De lip 39 ligt in de met stippellijnen aangegeven stand van de uithouder 38 boven de lip 28 van de uithouder 25.
De constructie van de zwadborden, die aan de 25 andere drager 3 zijn bevestigd, is analoog en spiegelbeeldig ten opzichte van de in de fig. 2-5 weergegeven constructie uitgevoerd.
Zoals uit de fig. 1, 6 en 7 blijkt, is aan een uiteinde van de hoofdgestelbalk 2 een tandwielkast 45 30 aangebracht, die een tandwieloverbrenging omsluit voor de aandrijving van het harkorgaan 7 reap. S. Aan de buitenzijde van de tandwielkast 45 is een gaffelvormig deel 46 star bevestigd, dat door middel van asstompen 47 verzwenkbaar verbonden is met het gaffelvormige deel 32 dat aan de binnen-35 zijde van de drager 3 is bevestigd. Beide dragers 3 zijn om 790 63 81 * 10- # N # .
de asstompen 47 ia hoogteriehting verzwenkbaar ten opzichte van de hoofdgestelbalk 2. De in eikaars verlengde liggende hartlijnen van de asstompen 47 vormen de zwenkas 4· 3)e gaffelvormige delen 32 en 46 omsluiten een universele koppe-5 ling die in fig. 7 met een verwijzingscljfer 48 is aangegeven en die de in de hoofdgestelbalk 2 gelegen aandrijfas en de in de drager 3 gelegen aandrijfas voor het harkorgaan 14 resp. 15 met elkaar koppelt·
Zoals uit de fig. 1, 6 en 7 blijkt, is op de 10 bovenzijden van elk der dragers 3 een steun 49 star bevestigd, welke steunen nabij de zwenkassen 4 zijn opgesteld·
De bovenste uiteinden van de steunen 49 zijn verbonden met een zuigers tang resp. met de eilinderwand van een hydraulische cilinder 50, die zich in hoofdzaak boven de hoofdgestelbalk 15 2 uitstrekt. De hydraulische cilinder 50 is door middel van hydraulische leidingen koppelbaar met het hydraulische systeem van de trekker en kan vanaf de bestuurderszitplaats van de trekker worden bediend· De beide dragers 3 kunnen ten opzichte van de hoofdgestelbalk 2 derhalve in opwaartse 20 richting in een transportstand worden verzwenkt door bekrachtiging van één enkele hydraulische cilinder 50. De transportstand van de dragers 3 is in fig. 6 met stippellijnen aangegeven.
Aan de buitenzijde van elk van de beide tand-25 wielkasten 45 is een zwenkas '51 aangebracht die zich ongeveer in de rijrichting A uitstrekt. Om de zwenkas 51 is een plaatvormige grendel 52 verzwenkbaar, die aan zijn onderzijde een uitholling bezit welke tijdens het opzwenken van de drager 3 kan samenwerken met een grendelpen 53 die nabij de 30 steun 49 aan de drager 3 is bevestigd. Aan de vrije uiteinden van de beide grendels 52 is het uiteinde van een koord 54 bevestigd, dat via geleidingen naar de bok 6 is gevoerd. Indien de machine is aangekoppeld, bevindt het voorste uiteinde van het koord zich nabij de bestuurder. Nabij de 35 grendelpen 53 is op de drager 3 een elastische buffer 55 790 63 81 11 aange bracht, die in de transportstand van de desbetreffende drager 3 met kracht op een nabij de zwenkas 51 aangebrachte steun 56 rust. Indien de hydraulische cilinder 50 in een werkstand van de machine wordt bekrachtigd, 5 verzwenken de beide dragers 3 opwaarts, waarbij elke grendelpen 53 langs de onderzijde van de grendel 52 glijdt, totdat de grendelpen 53 in de uitholling in de grendel 52 valt. De laatstgenoemde stand wordt onder bekrachtiging van de hydraulische cilinder 50 bereikt, zodat de buffer 55 op 10 de steun 56 wordt samengedrukt. Hierdoor ligt de grendelpen 53 met kracht in de uitholling in de grendel 52 opgesloten, zodat indien de hydraulische cilinder 50 niet met het hydraulische systeem van de trekker is gekoppeld, geen gevaar bestaat dat de dragers 3 op ongewenste wijze zouden 15 worden ontgrendeld. Ihdien de dubbel werkende cilinder 50 wèl op het hydraulische systeem van de trekker is aangesloten, kunnen de grendels 52 door middel van het koord 54 worden weggezwenkt na een korte bekrachtiging van de hydraulische cilinder in de richting van een opwaartse 20 verzwehking van de dragers alvorens de gewenste neerwaartse verzwehking te volvoeren. Ten einde de mechanische krachten, die ontstaan door bekrachtiging van de hydraulische cilinder 50, te beperken, is het gewenst om in het hydraulische systeem dat de cilinder 50 voedt, een overdrukventiel 25 aan te brengen dat op een veilige waarde is afgesteld.
Tussen een punt nabij het boveneinde van de steunen 49 en een punt dat bevestigd is aan de verbindings-constructie 5 is aan elke zijde van laatstgenoemde constructie een staalkabel of ketting 57 aangebracht die 30 tijdens bedrijf een begrenzing vormt voor de neerwaartse bewegingen van de dragers 3 ten opzichte van de hoofdgestel-balk 2 en die een zodanige lengte bezit, dat de dragers 3 ten opzichte van de hoofdgestelbalk 2 ten opzichte van een stand, waarin de dragers in het verlengde van de hoofd-35 gestelbalk 2 liggen, bijvoorbeeld tot een hoek van maximaal 790 63 81 12 ongeveer 7 & 10° neerwaarts kannen verzwenken.
In fig. 8 is een alternatieve uitvoeringsvorm getekend voor de aandrijvende koppeling tussen de in de hoofdgestelbalk 2 en in de drager 3 gelegen aandrijf-5 assen in afwijking van de in de fig* 1 en 7 getekende universele koppeling 13 resp. 48. Een koppeling tussen deze aandrijfassen wordt volgens fig. 8 gevormd door een dubbele universele koppeling of dubbele kruiskoppeling 58. Een op de in de hoofdgestelbalk 2 gelegen aandrijfas 10 aangebracht gaffelstuk 59 is met een aan een tussenstuk 60 star bevestigd gaf f elstuk 61 gekoppeld door middel van een tweetal loodrecht op elkaar staande, in de desbetreffende gaf f elstukken schamierbare pennen of zwenkassen 62 en 63, waarvan de hartlijnen elkaar snijden. De constructie is 15 aan de naar de drager 3 toegekeerde zijde van het tussenstuk 60 op analoge wijze spiegelbeeldig uitgevoerd. De dubbele universele koppeling 58 wordt om nog nader uiteen te zetten redenen toegepast. Het gaffelstuk 59 is door middel van een paspen 64 in axiale richting onverschuifbaar 20 op de in de hoofdgestelbalk 2 gelegen aandrijfas bevestigd, terwijl het op de in de drager 3 gelegen aandrijfas bevestigde gaffelstuk van inwendige axiale spiebanen is voorzien, die passend zijn op axiale spiebanen die nabij het uiteinde op de buitenzijde van de desbetreffende 25 aandrijfas zijn aangebracht, zodat het laatstgenoemde gaffelstuk op zijn aandrijfas in axiale richting enigszins verschuifbaar is. De zwenkas 4, waarom de hoofdgestelbalk 2 en een drager 3 ten opzichte van elkaar verzwenkbaar zijn, snijdt de hartlijn van de in de hoofdgestelbalk 2 gelegen 30 aandrijfas niet, maar kruist laatstgenoemde hartlijn op afstand boven een vlak door de hartlijn van de aandrijfas dat evenwijdig loopt aan de hartlijn van de zwenkas 4.
In fig. 9 is een vergrendelinrichting tussen de hoofdgestelbalk 2 en elk der dragers 3 getekend, die een 35 ' dubbele functie bezit. Een plaatvormige grendel 64 is weer 790 6 3 81 13 verzwenkbaar aangebracht om een ongeveer in de rijrichting A gelegen zwenkas 65, die star bevestigd is ten opzichte van de tandwielkast 45. De met de grendelpen 53 samenwerkende grendel 64 bezit aan zijn onderzijde een 5 uitholling 66 waarin de grendelpen 53 kan vallen indien de ^betreffende drager 3 in zijn gestippeld aangegeven cransportstand opwaarts is verzwenkt, analoog aan de in de onderzijde van de grendel 52 aangebrachte uitholling volgens fig. 6. De plaatvormige grendel 64 is echter langer uit-10 gevoerd dan de grendel 52 en bezit aan zijn vrije uiteinde en aan zijn onderzijde een tweede uitholling 67 die zodanig is gevormd, dat, zoals uit fig. 9 blijkt, tijdens normaal bedrijf de grendelpen 53 in de uitholling is gelegen, waarbij de grendel 64 vrij verschuifbaar op de grendel-15 pen 53 rust maar, na een opwaartse verzwenking van de drager 3 ten opzichte van de hoofdgestelbalk 2 van bijvoorbeeld ongeveer 20° , de grendelpen tegen de naar de zwenkas 65 toegekeerde begrenzing van de uitholling 67 stoot. Zonder ingrijpen van de bestuurder kunnen de dragers 3 na 20 bekrachtiging van de hydraulische cilinder 50 slechts over ongeveer 20° opwaarts verzwenken en niet verder.
De werking van de hooibouwmachine volgens de uitvinding is als volgt. De machine wordt met behulp van de op de bok 6 aangebrachte aansluitmiddelen bevestigd aan 25 de driepuntshefinrichting van de trekker. De ingaande as 12 van de tandwielkast 11 wordt door middel van een tussenas in aandrijvende verbinding gebracht met de aftakas van de trekker, waarbij het paar harkorganen 7 en 14 resp. het naastgelegen paar harkorganen 8 en 15 in tegengestelde 30 draaizin B resp. C in draaiing worden gebracht. De machine wordt op de grond afgesteund door middel van de loopwielen 18, zodat tijdens het rijden over oneffen terrein de buitenste harkorganen 14 en 15 door de bijbehorende loopwielen 18 op- en neerwaarts worden geleid, waarbij de 35 dragers 3 ten opzichte van de gestelbalk 2 verzwenken om de 790 6 3 81 Η bijbehorende zwenkas sen 4. De machine volgens de uitvinding is niet beperkt tot machines, waarbij de gestelbalk 2 en de dragers 3, gezien in bovenaanzicht, loodrecht op de rijrichting A zijn gelegen, maar deze balken kunnen in dit 5 aanzicht ook een scherpe hoek met deze rijrichting insluiten.
Yoor het schudden van gewas wordt de machine gebruikt in de in fig. 1 getekende stand, die overeenkomt met de in de fig. 2 en 5 met getrokken lijnen aangegeven 10 stand voor de geleidingsorganen. Hierbij worden de geleidingsorganen 24 ten opzichte van de steunplaat 27 en daarmee ten opzichte van de drager 3 vastgezet door het geleidingsorgaan 24 en de bijbehorende uithouder 25 om de zwenkas 26 enigszins opwaarts te verzwenken en door het 15 gat 31 en een overeenkomstig, in de uithouder 25 aangebracht gat een grendelpen te steken. De geleidingsorganen 24 bevinden zich tijdens het schudden van gewas dus op afstand boven de grond. Het geleidingsorgaan 15 is in de schud-stand vrij zwenkbaar om de zwenkas 36.'Tijdens bedrijf 20 glijdt de (versterkte) onderzijde van het geleidingsorgaan 37 over de grond, waarbij de lip 39 steeds op afstand boven de bovenzijde van de nok 39A (fig. 3) is gelegen. De nok 39A. vormt een neerwaartse begrenzing van de uithouder 38 en het geleidingsorgaan 37 indien de 25 machine door de hefinrichting wordt geheven. De in tegengestelde draaizin draaiende harkorganen 7 en 14 resp. 8 en 15 verplaatsen het op de grond liggende gewas door middel van de tanden 23 van de aan de spaken 19 bevestigde tanden-groepen 20 en verplaatsen het gewas in het gebied tussen 30 de beide harkorganen door in achterwaartse richting, waarna het gewas luchtig wordt verspreid. De opstelling van het geleidingsorgaan 24 door middel van de keuze van de plaats van het gat 31 in de steunplaat 27 (fig. 4) is zodanig, dat het door het bijbehorende paar harkorganen 35 naar achteren geworpen gewas onder het geleidingsorgaan 24 790 6 3 81 15 doorvliegt, zonder door dit geleidingsorgaan te worden gehinderd. Een deel van het gewas komt in aanraking met de beide geleidingsorganen 37 die over de grond glijdend de bodemoneffenheden volgen. Ee geleidingsorganen 37 vormen 5 buitenste begrenzingsvlakken voor het verspreide gewas dat op deze wijze langs beide randen scherp wordt begrensd.
Ee geleidingsorganen 37 zijn, gerekend in de rijrichting A, in hun geheel meer naar achteren geplaatst dan de geleidingsorganen 24 in hun voor zwadvorming geschik-10 te stand. Eit wordt bereikt, doordat de afstand 41 (fig. 3) groter is dan de afstand 33 (fig. 4)· Eoor deze achterwaartse opstelling van de geleidingsorganen 37 kan ook gewas dat in betrekkelijk geringe mate buitenwaarts wordt geslingerd, nog door de achterste delen van de geleidings-15 organen 37 worden opgevangen, terwijl er in de schudstand geen behoefte blijkt te zijn om de voorzijde van de geleidingsorganen 37 onmiddellijk aan de achterzijde van de tandenbaan te doen aansluiten.
In de stand die geschikt is voor zwadvorming 20 zijn de tandengroepen 20 in een hiervoor geschikte stand geplaatst, waarbij de tanden, gerekend in de draaizin, schuin naar achteren zijn opgesteld. In dit geval worden de geleidingsorganen 37 met hun uithouders 38 verplaatst van de in de fig. 2 en 5 met getrokken lijnen getekende 25 stand naar de in deze figuren met stippellijnen aangegeven stand. Hiertoe wordt elk der geleidingsorganen 37 om de bijbehorende zwenkas 36 opgezwenkt, totdat de lip 39 de omtrek van de steunplaat 35 verlaat, waarna de uithouder 38 van de pen 36 kf kan worden geschoven. Het geleidings-30 orgaan 37 en de uithouder 38 worden daarna in ongeveer dezelfde opwaarts verzwenkte stand op het naar de buitenzijde van de machine uitstekende deel van de pen 26 geschoven en aansluitend neerwaarts verzwenkt, waarbij de lip 39 weer nauw om de buitenomtrek van de steunplaat 37 35 sluit. Ee om het andere deel van de pen 26 verzwenkbare 790 6 3 81 16 uithouder 25 en het daaraan star "bevestigde geleidings-orgaan 24 alsmede het verplaatste gele id ings orgaan 37 zijn in de voor zwadvorming geschikte stand beide tijdens bedrijf om de pen 26 vrij verzwenkbaar en volgen over de 5 grond glijdend de bodemoneffenheden. De lip 28 ligt tijdens bedrijf op afstand boven de nok 29 en de nok 39 ligt tijdens bedrijf op afstand boven de lip 28, zodat de uithouders 25 en 38 elkaar tijdens bedrijf niet hinderen. Indien de machine wordt geheven, ligt de lip 28 op de 10 nok 29 aan en de lip 39 op de lip 28, zodat verhinderd wordt dat de geleidingsorganen 24 en 37 op ongewenste wijze neerwaarts verzwenken. Zoals hiervoor reeds tot uitdrukking is gebracht, bevindt de achterzijde van het geleidingsorgaan 37 zich in de zwadvormende stand op 15 dezelfde afstand achter de drager 3 als de achterzijde van het geleidingsorgaan 24, doordat de pen 26 dichter bij de drager 3 ligt dan de oen 36. Deze opstelling is zodanig, dat de voorzijden van de beide geleidingsorganen 24 en 37 · nauw aansluiten aan de achterzijden van de tandenbanen van 20 de bijbehorende harkorganen. Gezien in de rijrichting A, liggen de geleidingsorganen 24 en 37 tussen de draaiings-assen van de bijbehorende harkorganen en is de afstand tussen het geleidingsorgaan 24 en de draaiingsas van het bijbehorende harkorgaan 7 resp. 8 gelijk aan de afstand 25 tussen het geleidingsorgaan 37 en de draaiingsas van het bijbehorende harkorgaan 14 resp. 15. Ten gevolge van de sterke buitenwaartse afbuiging van de uithouder 38 komt de afstand 42 (fig. 2) overeen met de gewenste zwadbreedte. Tegelijkertijd bewerkstelligt deze opstelling van het 30 achterste deel van de uithouder 38 in de voor schudden geschikte stand een afstand tussen de beide geleidingsorganen 37 die ongeveer overeenkomt met de werkbreedte van de gehele machine. In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 5 worden dezelfde opstellingen van het geleidings-35 orgaan 37 bereikt door de uithouder 38 zover op te zwenken, 790 6 3 81 17 dat de lip 44 de buitenomtrek van de steunplaat 35 verlaat, waarna het bevestigingsdeel van de uithouder 38 langs de as 43 in de richting van de steunplaat 27 wordt geschoven, totdat dit deel nabij de steunplaat 27 een aanslag vindt, 5 waarna de uithouder 38 neerwaarts wordt verzwehkt, waarbij de lip 39 nauwsluitend om de buitenomtrek van de steunplaat 27 valt, zodat een ongewenste verschuiving langs de as 43 wordt vermeden. Ook in deze stand ligt de lip 39 tijdens bedrijf op afstand boven de lip 28 van de uithouder 10 25, terwijl de lip 28 op afstand boven de nok 29 ligt, zodat beide geleidingsorganen 24 en 37 zich in de zwad-vormende stand vrij verzwenkbaar over de bodemoneffenheden kunnen bewegen. In de uitvoeringsvorm volgens fig. 5 behoeft het samenstel van uithouder 38 en geleidingsorgaan 37 15 niet naar de steunplaat 27 te worden gedragen; dit kan op eenvoudige wijze door verschuiving langs de as 43 worden bewerkstelligd. Doordat de as 43 in bovenaanzicht een scherpe hoek insluit met de drager 3» verplaatst het geleidingsorgaan 37 zich als geheel in voorwaartse richting 20 ten opzichte van de drager* 3 voor het instellen van een zwadvormende stand resp. in achterwaartse richting voor het instellen van een voor schudden geschikte stand. De in de fig. 2 en 5 getoonde uitvoeringsworbeelden bewerkstelligen dus een verplaatsing van het bevestigingsdeel van het 25 geleidingsorgaan 37 in de richting van de bevestiging van het naastliggende geleidingsorgaan, waarbij het verplaatste geleidingsorgaan evenwijdig aan zichzelf blijft, en het niet-verplaatste geleidingsorgaan uiteraard eveneens.
Indien het buitenste geleidingsorgaan op 30 bekende wijze vanuit een stand die geschikt is als begrenzingsorgaan voor gewasverspreiding tijdens het schudden van gewas, om een nabij de gestelbalk gelegen opwaarts gerichte as naar de stand zou worden verzwenkfc, die geschikt is voor zwadvorming, treedt, gezien in boven-35 aanzicht, een aanzienlijke verzwenking van het geleidings- 790 6 3 81 18 orgaan ten opzichte van de rijrichting op, terwijl het andere, daarmee samenwerkende geleidingsorgaan bij bekende machines eveneens een hoek insluit met de rijrichting A.
Bij een dergelijke bekende verzwenking treedt een relatief 5 grote convergentie tussen de geleidingsorganen in achter- l waartse richting op, die bij grote hoeveelheden te verwerken gewas tot verstoppingen kan leiden. Door een verplaatsing van het bevestigingsdeel van léider geleidingsorganen ten opzichte van het bevestigingsdeel van 10 het andere geleidingsorgaan wordt dit nadeel volgens de uitvinding op eenvoudige wijze vermeden, doordat in de zwad-vormende stand geen of een geringe convergentie van de geleidingsorganen in achterwaartse richting, aangepast aan de zwadbreedte 42, vanuit een voor schudden geschikte stand 15 van het buitenste geleidingsorgaan kan worden ingesteld.
Bij bekende constructies zijn in de voor schudden bedoelde stand de buitenste geleidingsorganen na een verzwenking om de genoemde opwaartse as schuin buitenwaarts en achterwaarts gericht, welke richting in aanzienlijke mate overeen-20 komt met die van het buitenwaarts geslingerde gewas, zodat deze stand weinig effektief is. Bij de hier voorgestelde opstelling blijft het geleidingsorgaan zijn achterwaartse richting behouden.
Het zal duidelijk zijn dat een analoge 25 verplaatsing van het bevestigingsdeel van één of meer geleidingsorganen (in plaats van de bekende verzwenking om een opwaarts gerichte as) eveneens kan worden toegepast voor het instellen van verschillende zwadbreedten door het aanbrengen van meerdere steunplaten 27.
30 Ten einde de machine in een transportstand te kunnen brengen, waarbij de totale breedte aanzienlijk geringer is dan in de werkstand, wordt de met het hydraulische systeem van de trekker gekoppelde hydraulische cilinder 50 bekrachtigd. Deze hydraulische cilinder, die 35 de hoofdgestelbalk 2 overbrugt en aan beide einden direct 790 6 3 81 19 met één der dragers 3 is gekoppeld, werkt bij voorkeur samen met een smoorventiel dat in de hydraulische voeding van de dubbelwerkende hydraulische cilinder is opgenomen, ten einde te vermijden dat het opzwenken van de dragers 3 te snel 5 verloopt, waardoor schokkende belastingen zouden ontstaan. Zoals reeds is vermeld, wordt eveneens bij voorkeur een overdrukventiel toegepast, ten einde de bovenwaarde van de hydraulische druk te beperken.
In het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig. 6 10 en 7 is een normale universele koppeling 48 toegepast, In de transportstand (gestippelde stand in fig. 5 en fig. 10) sluit de in de drager 3 gelegen aandrijfas een hoek van 90° of meer in met de aandrijfas die in de hoofdgestelbalk 2 is gelegen.
15 Het gevaar bestaat dat de bestuurder bij in de transportstand gebrachte dragers 3 per vergissing de aandrijving van de machine via de ingaande as 12 in werking stelt. In dit geval is 'de normale universele koppeling 48 niet in staat om de draaiende beweging van de in de hoofd-20 gestelbalk 2 gelegen aandrijfas over te brengen op de in de dragers 3 gelegen aandrijfassen, zodat de ingaande as 12 is geblokkeerd en beschadiging van de machine kan optreden.
Het is wel mogelijk om bijvoorbeeld in de tussenas, die de ingaande as 12 met de trekker verbindt, een slipkoppeling 25 aan te brengen, maar een dergelijke koppeling zal in het algemeen op een andere waards worden afgesteld.
Volgens een aspect van de uitvinding is tussen de aandrijfas in de hoofdgestelbalk 2 en de aandrijfas in de dragers 3 een dubbele universele koppeling 58 volgens 30 fig. 8 toegepast, die een draaiing van de in de dragers 3 gelegen aandrijfassen bij aandrijving van de in de hoofdgestelbalk 2 gelegen aandrijfas wèl kan bewerkstelligen, zodat schade in het aandrijfmechanisme wordt vermeden. Se zwenkas 4 ligt in dit geval op afstand van een evenwijdig 35 aan de zwenkas 4 gelegen vlak door de hartlijn van de in de 790 63 81 20 hoofdgestelbalk 2 gelegen aandrijfas; deze plaats van de in het symmetrievlak van het tussenstuk 60 gelegen zwenk-as 4 is zodanig, dat in de werkstand van de machine en in de transportstand van de machine geen axiale verschuiving 5 van de in de drager 3· gelegen aandrijfas resp. de in de hoofdgestelbalk 2 gelegen aandrijfas ten opzichte van het tussenstuk 60 optreedt. De ligging van de zwenkas 4 kan zodanig worden vastgesteld, dat in tussenstanden tussen de werkstand en de transportstand slechts een zeer geringe 10 axiale verschuiving optreedt, zodat de afmetingen van de gaffelvormige delen 32 en 46 ongeveer dezelfde zijn als in het geval van het toepassen van een enkele universele koppeling 48.
In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 9 is 15 een voorziening getroffen, waarbij voorkomen wordt dat de dragers 3 met de daaraan bevestigde harkorganen tijdens bedrijf per ongeluk worden opgeklapt in de met stippellijnen aangegeven transportstand van de dragers 3» doordat de bestuurder tijdens bedrijf bij vergissing de verkeerde 20 hefboom bedient. In dit geval is de enkele universele koppeling 48 toegepast zodat, indien de dragers 3 door middel van de hydraulische cilinder 50 over een hoek van ongeveer 90° zouden worden verzwenkt, ernstige beschadiging van de aandrijving zou kunnen optreden. De 25 grendelpen 53 gaat volgens fig. 9 aanliggen tegen de naar de zwenkas 65 toegekeerde begrenzing van de uitholling 67. De dragers 3 zijn in de laatstbedoelde stand over een hoek van bijvoorbeeld ongeveer 20° opgezwenkt en kunnen ten gevolge van de aanwezigheid van de uitholling 67 niet 30 verder opzwenken. Bij een dergelijke kleine verzwenkings-hoek van de dragers 3 treden bij toepassing van een enkele universele koppeling geen moeilijkheden.op. Indien de dragers 3 in de transportstand en derhalve over een hoek van 90° of meer moeten worden opgeklapt, dient de 35 bestuurder bewust het koord 54 te bedienen, waardoor elke 790 6 3 81 21 grendel 6 4 om de bijbehorende zwenk as 65 zodanig wordt opgeklapt, dat de grendelpen 53 niet in de uitholling 67 komt te liggen, maar ongestoord de uitholling 66 kan bereiken, welke laatste uitholling bestemd is voor het 5 vergrendelen in de transportstand, zoals hiervoor is beschreven aan de hand van de grendel 52 in fig. 6.
Uit de in fig. 10 getekende transportstand blijkt, dat de geleidingsorganen 37 vanuit de voor schudden geschikte stand zover zijn opgeklapt (grendelpen 10 in gat 40, fig. 3)» dat de buitenzijden van de machine worden gevormd door de luchtbanden van de buitenste loopwielen 18. Indien de dragers 3 vanuit'een voor zwadvorming geschikte stand in de transportstand worden verzwenkt, worden de geleidingsorganen 37 door middel van een 15 grendelpen in het gat 31 (fig· 4) vastgezet en de geleidingsorganen 24 met behulp van een grendelpen in het gat 30 van de steunplaat 27.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat in de beschrijving en/of in de conclusies is vermeld, 20 maar heeft ook betrekking op de details van de figuren al dan niet beschreven.
790 6 3 81
Claims (41)
1. Hooibouwmachine met een aantal door loopwielen ondersteunde, om opwaarts gerichte draaiingsassen aandri jfbare harkorganen, waarbij ten minste één der hark-organen aan een hoofdgestelbalk is bevestigd, een ander 5 harkorgaan nabij het buitenste einde van een aan een einde van de hoofdgestelbalk om een zwenkas in hoogterichting verzwenkbare drager is bevestigd en aan de drager ten minste één geleidingsorgaan voor het gewas is aangebracht, met het kenmerk, dat slechts één harkorgaan aan de drager 10 is bevestigd dat te zamen met het geleidingsorgaan ten opzichte van de hoofdgestelbalk verzwenkbaar is.
2. Hooibouwmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het aan de drager bevestigde harkorgaan met het aan" de hoofdgestelbalk bevestigde harkorgaan samenwerkt.
3. Hooibouwmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de beide harkorganen in tegengestelde draaizin * aandrijfbaar zijn.
4· Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de harkorganen zijn voorzien van 20 buitenwaarts gerichte tanden.
5. Hooibouwmachine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de tanden zich ongeveer evenwijdig aan een loodrecht op de bijbehorende draaiingsas gericht vlak uitstrekken.
6. Hooibouwmachine volgens conclusie 4 of 5, met het 25 kenmerk, dat elk der tanden van een tandengroep met een tandendrager is verbonden die zich vanaf de tand schuin opwaarts en, in de draaizin, voorwaarts uitstrekt.
7· Hooibouwmachine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elke tandendrager aan zijn van de tand hf gelegen 30 uiteinde met een groep windingen is verbonden, waarvan de hartlijn zich ongeveer loodrecht op de bandendrager uitstrekt.
8. Hooibouwmachine volgens conclusie 7, met het kenmerk, 790 6 3 81 dat de tand om de hartlijn van de windingen verstelbaar is en de hartlijn zich, gerekend vanaf een boven de windingen gerekend punt ervan, neerwaarts en, in de draaizin, voorwaarts uitstrekt· 5 9· Hooibouwmachine volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de tand om een nabij de draaiingsas van het harkorgaan gelegen, in bovenaanzicht ongeveer tangentiaal gelegen zwenkas in hoogterichting verzwenkbaar is·
10. Hooibouwmaehine volgens een der conclusies 4-9, 10 met het kenmerk, dat elke tand vanuit een ongeveer radiale, voor schudden van gewas bestemde stand in een voor zwad-vorming bestemde stand en omgekeerd verstelbaar is.
11. Hooibouwmaehine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de tand in de voor zwadvorming bestemde stand achter een 15 door de tandbevestiging gaande radiale lijn is gelegen.
12. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in een voor schudden van gewas bestemde instelling van de machine het nabij het vrije einde van de drager opgestelde geleidingsorgaan tijdens bedrijf 20 in hoogterichting vrij verzwenkbaar is en over de grond glijdt.
13. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een tweede geleidingsorgaan is aangebracht, dat nabij het harkorgaan is opgesteld dat 25 naast het nabij het einde van de drager aangebrachte harkorgaan is gelegen.
14· Hooibouwmachine volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het tweede geleidingsorgaan zich in de schudstand op afstand boven de grond bevindt, een en ander zodanig dat 30 gewas onder het tweede geleidingsorgaan door kan worden geworpen.
15. Hooibouwmachine volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat voor verstelling van de machine vanuit een voor schudden van gewas geschikte stand in een voor zwad-35 vorming geschikte stand en omgekeerd het tot een geleidings- 79063 81 orgaan behorende bevestigingsdeel ten opzichte van het bevestigingsdeel van een tweede geleidingsorgaan verplaatsbaar is·
16. Hooibouwmachine met teiminste twee samenwerkende, om 5 opwaarts gerichte draaiingsassen aandrij fbare harkorganen en met twee nabij de harkorganen opgestelde geleidings-organen voor het gewas, met het kenmerk, dat voor verstelling van de machine vanuit een voor schudden van gewas geschikte stand in een voor zwadvorming geschikte 10 stand en omgekeerd het tot een geleidingsorgaan behorende bevestigingsdeel ten opzichte van het bevestigingsdeel van een tweede geleidingsorgaan verplaatsbaar is.
17. Hooibouwmachine volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat de plaats van bevestiging van het tweede 15 geleidingsorgaan, gerekend langs een de geleidingsorganen ondersteunend gesteldeel, tijdens de verstelling ongewijzigd blijft. 18r- Hooibouwmachine volgens een der conclusies 13 - 17, met het kenmerk, dat beide geleidingsorganen aan de drager 20 zijn bevestigd.
19. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 15 - 18» met het kenmerk, dat middelen ter bevestiging van één der geleidingsorganen aan een gesteldeel tevens zijn ingericht voor het aanbrengen van het bevestigingsdeel van het 25 andere geleidingsorgaan.
20. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 15 - 19» met het kenmerk, dat het geleidingsorgaan evenwijdig aan zichzelf verplaatsbaar is.
21. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 15 - 20, 30 met het kenmerk, dat middelen ter bevestiging van de geleidingsorganen zodanig zijn opgesteld, dat een geleidingsorgaan in een zwadvormende stand van de machine, gerekend ten opzichte van de rijrichting, in voorwaartse richting is verplaatst ten opzichte van zijn stand in een 35 voor schudden geschikte stand. 790 63 81
22. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 15 - 21, met het kenmerk, dat het geleidingsorgaan langs een as verschuifbaar is.
23. Ho o ibouwmachine volgens conclusie 22, met het' kenmerk, 5 dat de as in bovenaanzicht een scherpe hoek insluit met de lengterichting van de drager.
24. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 13 - 23, met het kenmerk, dat beide geleidingsorganen in hun zwad vormende stand in hoogterichting vrij verzwenkbaar zijn 10 en over de grond glijden.
25. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan beide einden van de hoofdgestel-balk een drager verzwenkbaar is bevestigd en beide dragers door middel van slechts één hydraulische cilinder ten 15 opzichte van de hoofdgestelbalk verzwenkbaar zijn.
26. Hooibouwmachine met een hoofdgestelbalk en aan beide einden van de hoofdgestelbalk verzwenkbaar bevestigde dragers, met het kenmerk, dat beide dragers door middel van slechts één hydraulische cilinder onderling 20 verzwenkbaar zijn.
27. Hooibouwmachine volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, dat de hydraulische cilinder dubbelwerkend is uitgevoerd.
28. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 25 - 27, 25 met het kenmerk, dat de hydraulische cilinder door middel van hydraulische middelen met het hydraulische systeem van een trekker koppelbaar is.
29. Hooibouwmachine volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de hydraulische middelen een smoorventiel omvatten.
30. Hooibouwmachine volgens conclusie 28 of 29, met het kenmerk, dat de hydraulische middelen een overdrukventiel omvatten.
31. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een een aan de hoofdgestelbalk 35 bevestigd harkorgaan aandrijvende aandrijfas door middel 790 63 81 7 van een dubbele universele koppeling met een een aan de drager aangebracht harkorgaan aandrijvende aandrijfas is gekoppeld.
32. Hooibouwmachine voorzien van ten minste twee met elkaar 5 gekoppelde, onderling verzwenkbare aandrijfassen, met het kenmerk, dat de aandrijfassen door middel van een dubbele universele koppeling zijn gekoppeld.
33. Hooibouwmacbine volgens conclusie 31 of 32, met bet kenmerk, dat de dubbele universele koppeling een tussenstuk 10 omvat, dat aan twee zijden voorzien is van een gaf fel vormig deel dat door middel van elkaar snijdende zwenkassen verzwenkbaar verbonden is met een ander gaf fel vormig deel, waaraan één der aandrijfassen bevestigbaar is.
34. Hooibouwmacbine volgens een der voorgaande conclusies, 15 met bet kenmerk, dat de drager ten opzichte van de hoofd- gestelbalk ten minste over een boek van ongeveer 90° in een transportstand opklapbaar is.
35. Hooibouwmacbine volgens conclusie 34, met bet kenmerk, dat bet geleidingsorgaan ten opzichte van zijn in de schud- 20 stand van de machine ingenomen stand om een ongeveer evenwijdig aan de drager gelegen as opwaarts resp. binnenwaarts is verzwenkt en vastgezet.
36. Hooibouwmacbine volgens een der voorgaande conclusies, met bet 'kenmerk, dat de machine aansluitmiddelen ter 25 bevestiging aan de driepuntshefinrichting van een trekker omvat.
37. Hooibouwmacbine volgens een der voorgaande conclusies, met bet kenmerk, dat de machine middelen omvat die een ongewenst onderling verzwenken van twee gesteldelen in een 30 transportstand verhinderen.
38. Hooibouwmacbine volgens conclusie 37, met het kenmerk, dat de middelen nabij de zwenkas zijn aangebracht.
39. Hooibouwmacbine volgens conclusie 37 of 38, met bet kenmerk, dat de middelen een grendel omvatten, die aan één 35 der gesteldelen verzwenkbaar is bevestigd. / 790 6 3 81
40. Ho o ibouwmachine volgens conclusie 39, met Het kenmerk, dat de grendel een uitholling omvat, waarin een aan het andere gesteldeel bevestigde pen begrensd beweegbaar is.
41. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 37 - 40, 5 met het kenmerk, dat de middelen een onderlinge verzwenking van de gesteldelen over een begrensde hoek toelaten.
42. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 37 - 41, met het kenmerk, dat de middelen tevens ter vergrendeling van de gesteldelen in de transportstand dienen.
43. Hooibouwmachine zoals hiervoor is beschreven en in de tekeningen is weergegeven. —O“O“O—o— 790 63 81
Priority Applications (22)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NLAANVRAGE7906381,A NL177070C (nl) | 1979-08-24 | 1979-08-24 | Hooibouwmachine. |
IE1608/80A IE50078B1 (en) | 1979-08-24 | 1980-08-01 | Haymaking machine |
AT0400580A AT389974B (de) | 1979-08-24 | 1980-08-01 | Kreiselheuwerbungsmaschine |
GB8025701A GB2057239B (en) | 1979-08-24 | 1980-08-06 | Drive coupling |
US06/177,137 US4366666A (en) | 1979-08-24 | 1980-08-11 | Haymaking machine |
IT24239/80A IT1132447B (it) | 1979-08-24 | 1980-08-21 | Macchina da gienagione con elementi a rastrello girevoli collegati con doppio giunto universale per il ripiegamento |
BE0/201837A BE884888A (nl) | 1979-08-24 | 1980-08-22 | Hooibouwmachine |
JP11490380A JPS5632918A (en) | 1979-08-24 | 1980-08-22 | Hay maker |
FR8018334A FR2463573A1 (fr) | 1979-08-24 | 1980-08-22 | Faneuse avec organes porteurs et arbres d'entrainement repliables |
NZ194740A NZ194740A (en) | 1979-08-24 | 1980-08-22 | Haymaking machine driveshafts in frame beam and upwardly pivotable rake carrier connected by double universal coupling |
DE3050793A DE3050793C2 (de) | 1979-08-24 | 1980-08-23 | Kreiselheuwerbungsmaschine |
DE3050792A DE3050792C2 (nl) | 1979-08-24 | 1980-08-23 | |
DE3031837A DE3031837C2 (de) | 1979-08-24 | 1980-08-23 | Landmaschine, insbesondere Kreiselheuwerbungsmaschine |
DE8022517U DE8022517U1 (de) | 1979-08-24 | 1980-08-23 | Heuwerbungsmaschine. |
GB08233212A GB2107564B (en) | 1979-08-24 | 1982-11-22 | Haymaking machine |
GB08233211A GB2107563B (en) | 1979-08-24 | 1982-11-22 | Haymaking machine |
NLAANVRAGE8303201,A NL179534C (nl) | 1979-08-24 | 1983-09-16 | Hooibouwmachine. |
FR8411980A FR2549686B1 (fr) | 1979-08-24 | 1984-07-27 | Faneuse avec organes porteurs et arbres d'entrainement repliables |
FR8411981A FR2549687B1 (fr) | 1979-08-24 | 1984-07-27 | Faneuse avec organes porteurs et arbres d'entrainement repliables |
AT310188A AT393195B (de) | 1979-08-24 | 1988-12-20 | Kreiselheuwerbungsmaschine |
FR898904957A FR2628934B1 (fr) | 1979-08-24 | 1989-04-14 | Faneuse |
FR9215367A FR2687537B1 (fr) | 1979-08-24 | 1992-12-21 | Faneuse. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL7906381 | 1979-08-24 | ||
NLAANVRAGE7906381,A NL177070C (nl) | 1979-08-24 | 1979-08-24 | Hooibouwmachine. |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL7906381A true NL7906381A (nl) | 1981-02-26 |
NL177070B NL177070B (nl) | 1985-03-01 |
NL177070C NL177070C (nl) | 1985-08-01 |
Family
ID=19833724
Family Applications (2)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NLAANVRAGE7906381,A NL177070C (nl) | 1979-08-24 | 1979-08-24 | Hooibouwmachine. |
NLAANVRAGE8303201,A NL179534C (nl) | 1979-08-24 | 1983-09-16 | Hooibouwmachine. |
Family Applications After (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NLAANVRAGE8303201,A NL179534C (nl) | 1979-08-24 | 1983-09-16 | Hooibouwmachine. |
Country Status (11)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4366666A (nl) |
JP (1) | JPS5632918A (nl) |
AT (1) | AT389974B (nl) |
BE (1) | BE884888A (nl) |
DE (4) | DE3050792C2 (nl) |
FR (2) | FR2463573A1 (nl) |
GB (3) | GB2057239B (nl) |
IE (1) | IE50078B1 (nl) |
IT (1) | IT1132447B (nl) |
NL (2) | NL177070C (nl) |
NZ (1) | NZ194740A (nl) |
Families Citing this family (42)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2467535A1 (fr) * | 1979-10-16 | 1981-04-30 | Kuhn Sa | Dispositif de liaison entre les chassis des roues rateleuses des machines de fenaison |
DE3022798A1 (de) * | 1980-06-19 | 1981-12-24 | Rainer Dipl.-Ing. Dipl.-Wirtsch.-Ing. 5202 Hennef Weidtmann | Heuwerbungsmaschine |
JPS58146433U (ja) * | 1982-03-29 | 1983-10-01 | 佐々木農機株式会社 | 竪軸回転式ヘ−テツダの折り畳み装置 |
GB2141311A (en) * | 1983-06-13 | 1984-12-19 | Carier | Seed drilling machine |
DE3418352A1 (de) * | 1984-05-17 | 1986-01-09 | Max 8951 Baisweil Hölzle | Geraet zum zusammenrechen von futter, insbesondere fuer frontanbau am schlepper |
DE3448426C3 (de) * | 1984-12-05 | 1997-11-13 | Poettinger Alois Landmasch | Landwirtschaftliche Maschine |
FR2582186B1 (fr) * | 1985-05-21 | 1989-05-05 | Kuhn Sa | Perfectionnement aux machines de fenaison munies de plusieurs roues rateleuses |
NL193967C (nl) * | 1985-09-05 | 2001-04-03 | Lely Nv C Van Der | Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas. |
DE8625784U1 (de) * | 1986-09-26 | 1987-03-05 | Klöckner-Humboldt-Deutz AG Zweigniederlassung Fahr, 7702 Gottmadingen | Kreiselheuwerbungsmaschine |
DE3641116C2 (de) * | 1986-12-02 | 1999-01-28 | Poettinger Alois Landmasch | Heuwerbungsmaschine |
DE3709097A1 (de) * | 1987-03-20 | 1988-09-29 | Khd Agrartechnik | Kreiselheuwerbungsmaschine |
DE3713474A1 (de) * | 1987-04-22 | 1988-11-03 | Niemeyer Gmbh & Co Kg Soehne | Heuwerbungsmaschine |
DE3874950D1 (de) * | 1987-04-22 | 1992-11-05 | Niemeyer Gmbh & Co Kg Soehne | Heuwerbungsmaschine. |
DE8716632U1 (de) * | 1987-05-20 | 1988-07-28 | Klöckner-Humboldt-Deutz AG, 5000 Köln | Heuwerbungsmaschine |
FR2618045B1 (fr) * | 1987-07-15 | 1990-06-08 | Kuhn Sa | Machine de fenaison munie de plusieurs roues rateleuses basculables en vue du repliement pour le transport ou le remisage |
DE3739305A1 (de) * | 1987-11-20 | 1989-06-01 | Claas Saulgau Gmbh | Landwirtschaftliche arbeitsmaschine mit hochklappbaren werkzeugtraegern |
DE3739485A1 (de) * | 1987-11-21 | 1989-06-01 | Claas Saulgau Gmbh | Gelenkige rahmenverbindung fuer futtererntemaschinen |
DE3743025C2 (de) * | 1987-12-18 | 1998-03-26 | Claas Saulgau Gmbh | Schutzbügel für Kreiselheumaschinen |
FR2631208B1 (fr) * | 1988-05-13 | 1990-08-31 | Kuhn Sa | Perfectionnement aux machines agricoles avec un chassis porte-outils articule |
FR2639178B1 (fr) * | 1988-11-21 | 1991-07-12 | Kuhn Sa | Machine agricole, notamment pour la fenaison, ayant un chassis articule |
FR2641936B2 (nl) * | 1988-11-21 | 1992-01-03 | Kuhn Sa | |
FR2643783B1 (fr) * | 1989-03-01 | 1992-01-17 | Kuhn Sa | Machine de fenaison comportant plusieurs rotors |
DE3911296A1 (de) * | 1989-04-07 | 1990-10-11 | Claas Saulgau Gmbh | Landwirtschaftliche arbeitsmaschine |
FR2661312B1 (fr) * | 1990-04-27 | 1992-07-17 | Kuhn Sa | Machine de fenaison avec plusieurs rotors. |
DE9014438U1 (de) * | 1990-10-18 | 1991-02-14 | H. Niemeyer Söhne GmbH & Co KG, 4446 Hörstel | Heuwerbungsmaschine |
DE4110634C2 (de) * | 1991-04-02 | 1994-03-03 | Krone Bernhard Gmbh Maschf | Gelenkige Rahmenverbindung |
EP0539662B1 (de) * | 1991-10-30 | 1996-12-04 | Claas Saulgau Gmbh | Zweikreisel-Schwader |
FR2696899B1 (fr) * | 1992-10-16 | 1994-12-09 | Kuhn Sa | Machine de fenaison pour l'andainage de fourrage. |
NL9300974A (nl) * | 1993-06-07 | 1995-01-02 | Lely Nv C Van Der | Hooibouwmachine. |
NL9401502A (nl) * | 1994-09-16 | 1996-05-01 | Maasland Nv | Landbouwmachine. |
NL1002141C2 (nl) * | 1996-01-22 | 1997-07-25 | Maasland Nv | Landbouwmachine. |
DE19747310C1 (de) * | 1997-10-27 | 1999-08-26 | Walterscheid Gmbh Gkn | Antriebsvorrichtung für eine Landmaschine, insbesondere Kreiselheuer |
GB2346790B (en) * | 1999-02-19 | 2001-11-14 | Spearhead Machinery Ltd | Improvements in mowing head drives |
DE19918194A1 (de) * | 1999-04-22 | 2000-10-26 | Claas Saulgau Gmbh | Heuwerbungsmaschine mit verstellbarem Prallelement |
FR2875377B1 (fr) * | 2004-09-23 | 2007-01-19 | Kuhn Sa Sa | Andaineuse de vegetaux avec trois roues rateleuses |
US7377093B2 (en) * | 2005-10-19 | 2008-05-27 | Cnh America Llc | Rotary crop inverter |
US20090258717A1 (en) * | 2006-01-23 | 2009-10-15 | Damien Higgins | Power Take-Off Shaft with 80 Degree Angular Displacement |
NL1037784C2 (nl) * | 2010-03-08 | 2011-09-09 | Forage Innovations Bv | Hooibouwinrichting. |
CA2897820A1 (en) | 2014-07-15 | 2016-01-15 | Pequea Machine, Inc. | Frame suspension for rotary rakes and tedders |
GB201814800D0 (en) * | 2018-09-12 | 2018-10-24 | Agco Feucht Gmbh | Improved agricultural implement |
US11477934B2 (en) * | 2019-01-11 | 2022-10-25 | Cnh Industrial Canada, Ltd. | Wing hinge coupling device |
US20210392815A1 (en) * | 2020-06-17 | 2021-12-23 | Deere & Company | Corn head adjustment system with force relief |
Family Cites Families (40)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE7318934U (de) * | 1973-08-30 | Stoll W Maschinenfabrik Gmbh | Heuwerbungsmaschine | |
US2605853A (en) * | 1947-10-23 | 1952-08-05 | Carl E Swenson | Power take-off joint assembly |
CH327994A (de) * | 1955-12-16 | 1958-02-28 | Lang Alfred | Landwirtschaftliches Arbeitsgerät |
US3070938A (en) | 1960-06-20 | 1963-01-01 | Shunk Mfg Company | Grass mowers |
FR1346993A (fr) * | 1961-07-14 | 1963-12-27 | Fahr Ag Maschf | Dispositif facilitant le transport par route de machines de fenaison comportant plus de deux croisillons à dents |
AT237367B (de) * | 1961-07-14 | 1964-12-10 | Fahr Ag Maschf | Heumaschine |
NL293914A (nl) * | 1962-07-20 | |||
NL6404613A (nl) * | 1964-04-27 | 1965-10-28 | ||
DE1263378B (de) * | 1964-09-14 | 1968-03-14 | Massey Ferguson Ltd | Geraeterahmen fuer Bodenbearbeitungswerkzeuge |
DE1219719B (de) * | 1964-11-09 | 1966-06-23 | Hans Strunk | Landwirtschaftliches Mehrzweckgeraet zum Anhaengen an Ackerschlepper |
NL142050B (nl) * | 1965-03-29 | 1974-05-15 | Texas Industries Inc | Maaimachine. |
DE1926268U (de) | 1965-03-31 | 1965-11-04 | Telefunken Patent | Selbstinduktionsspule veraenderbarer induktivitaet mit ueber die laenge der wicklung verteilten abgriffen. |
CH439844A (de) * | 1965-12-30 | 1967-07-15 | Bucher Guyer Ag Masch | Heuerntemaschine |
DE1266556B (de) * | 1966-06-24 | 1968-04-18 | Fahr Ag Maschf | Gelenkverbindung zwischen den Abschnitten einer mit Tragrohren versehenen Gelenkwelle |
FR1532881A (fr) * | 1966-08-01 | 1968-07-12 | Lely Nv C Van Der | Dispositif pour travailler les végétaux se trouvant sur le sol |
DE1278161B (de) * | 1966-08-31 | 1968-09-19 | Josef Maugg | Ladewagen |
US3483683A (en) * | 1966-12-29 | 1969-12-16 | Hesston Of Delaware Inc | Constant velocity drive |
DE1957940U (de) * | 1967-01-28 | 1967-03-30 | Josef Bautz G M B H | Kreiselzettwender. |
NL6709864A (nl) * | 1967-07-17 | 1969-01-21 | ||
FR1535118A (fr) * | 1967-08-18 | 1968-08-02 | Querry Fils Ets | Andaineur adaptable notamment sur faneuse rotative à toupies |
US3527032A (en) * | 1969-08-07 | 1970-09-08 | Hesston Of Delaware Inc | Cutter section for multisection mower |
DE7241013U (de) * | 1971-11-09 | 1974-02-07 | Texas Industries Inc | Kreiselheuwerbungsmaschine |
NL7200926A (nl) * | 1972-01-24 | 1973-07-26 | ||
DE2220162B2 (de) * | 1972-04-25 | 1976-11-25 | Rabewerk Heinrich Clausing, 4515 Bad Essen | Bodenbearbeitungsgeraet mit einem kupplungsrahmen und daran befestigten geraeteteilen |
NL169947C (nl) * | 1973-06-14 | 1984-03-16 | Zweegers P | Maaimachine. |
DE2400200C3 (de) * | 1974-01-03 | 1978-08-31 | Deere & Co., Moline, Ill. (V.St.A.), Niederlassung Deere & Co. European Office, 6800 Mannheim | Mähdrescher mit verschwenkbar angeordnetem Entleerungsrohr |
NL7400684A (nl) * | 1974-01-18 | 1975-07-22 | Lely Nv C Van Der | Hooibouwmachine. |
DE2411489B2 (de) * | 1974-03-11 | 1977-06-30 | An einen Schlepper anbaubares Bodenbearbeitungsgerät Maschinenfabrik Rau oHG, 7315 Weilheim | An einen schlepper anbaubares bodenbearbeitungsgeraet |
NL7405407A (nl) * | 1974-04-22 | 1975-10-24 | Lely Nv C Van Der | Hooibouwmachine. |
DE2431366A1 (de) * | 1974-06-29 | 1976-01-15 | Weidtmann Rainer Dipl Ing Dipl | Heuwerbungsmaschine |
US3897832A (en) * | 1974-08-19 | 1975-08-05 | Dunham Lehr Inc | Agricultural tool bar |
AT334123B (de) * | 1975-07-07 | 1976-12-27 | Prillinger Landmaschf Hans | Egge |
NL7514820A (nl) * | 1975-12-19 | 1977-06-21 | Lely Nv C Van Der | Grondbewerkingsmachine. |
FR2342639A1 (fr) * | 1976-03-05 | 1977-09-30 | Kuhn Sa | Dispositif permettant la modification de l'angle de piquage des toupies d'une machine agricole du type faneuse-andaineuse |
NL7609321A (nl) * | 1976-08-23 | 1978-02-27 | Lely Nv C Van Der | Grondbewerkingsmachine. |
DD128889B1 (de) * | 1976-12-31 | 1979-12-27 | Bernd Kretzschmar | Schwadmaeher mit zugeordneter halmgutbearbeitungseinrichtung |
AU509225B2 (en) * | 1977-01-06 | 1980-05-01 | Massey-Ferguson Services N.V. | Mower |
NL7708761A (nl) * | 1977-08-09 | 1979-02-13 | Lely Nv C Van Der | Grondbewerkingsmachine. |
CH626478A5 (nl) * | 1978-04-14 | 1981-11-13 | Micafil Ag | |
DE7812394U1 (de) * | 1978-04-24 | 1978-08-17 | Wilhelm Stoll Maschinenfabrik Gmbh, 3325 Lengede | Bodenbearbeitungsgeraet |
-
1979
- 1979-08-24 NL NLAANVRAGE7906381,A patent/NL177070C/nl not_active IP Right Cessation
-
1980
- 1980-08-01 IE IE1608/80A patent/IE50078B1/en not_active IP Right Cessation
- 1980-08-01 AT AT0400580A patent/AT389974B/de not_active IP Right Cessation
- 1980-08-06 GB GB8025701A patent/GB2057239B/en not_active Expired
- 1980-08-11 US US06/177,137 patent/US4366666A/en not_active Expired - Lifetime
- 1980-08-21 IT IT24239/80A patent/IT1132447B/it active
- 1980-08-22 FR FR8018334A patent/FR2463573A1/fr active Pending
- 1980-08-22 BE BE0/201837A patent/BE884888A/nl not_active IP Right Cessation
- 1980-08-22 NZ NZ194740A patent/NZ194740A/xx unknown
- 1980-08-22 JP JP11490380A patent/JPS5632918A/ja active Granted
- 1980-08-23 DE DE3050792A patent/DE3050792C2/de not_active Expired
- 1980-08-23 DE DE8022517U patent/DE8022517U1/de not_active Expired
- 1980-08-23 DE DE3031837A patent/DE3031837C2/de not_active Expired
- 1980-08-23 DE DE3050793A patent/DE3050793C2/de not_active Expired
-
1982
- 1982-11-22 GB GB08233212A patent/GB2107564B/en not_active Expired
- 1982-11-22 GB GB08233211A patent/GB2107563B/en not_active Expired
-
1983
- 1983-09-16 NL NLAANVRAGE8303201,A patent/NL179534C/nl not_active IP Right Cessation
-
1989
- 1989-04-14 FR FR898904957A patent/FR2628934B1/fr not_active Expired - Lifetime
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NZ194740A (en) | 1983-11-30 |
DE3031837C2 (de) | 1986-10-09 |
NL177070C (nl) | 1985-08-01 |
IE50078B1 (en) | 1986-02-05 |
BE884888A (nl) | 1981-02-23 |
NL177070B (nl) | 1985-03-01 |
GB2107563B (en) | 1984-03-21 |
FR2463573A1 (fr) | 1981-02-27 |
ATA400580A (de) | 1989-08-15 |
IT1132447B (it) | 1986-07-02 |
DE3050793C2 (de) | 1986-06-05 |
GB2107563A (en) | 1983-05-05 |
NL8303201A (nl) | 1984-01-02 |
JPS5632918A (en) | 1981-04-02 |
GB2057239A (en) | 1981-04-01 |
US4366666A (en) | 1983-01-04 |
NL179534C (nl) | 1989-11-16 |
FR2628934B1 (fr) | 1993-04-02 |
AT389974B (de) | 1990-02-26 |
DE8022517U1 (de) | 1985-03-29 |
GB2107564A (en) | 1983-05-05 |
IT8024239A0 (it) | 1980-08-21 |
GB2107564B (en) | 1984-01-11 |
IE801608L (en) | 1981-02-24 |
DE3031837A1 (de) | 1981-03-12 |
FR2628934A1 (fr) | 1989-09-29 |
JPS6366487B2 (nl) | 1988-12-21 |
DE3050792C2 (nl) | 1987-08-20 |
GB2057239B (en) | 1983-05-18 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL7906381A (nl) | Hooibouwmachine. | |
US4202160A (en) | Crop working machine | |
US6298643B1 (en) | Machine for mowing and chopping corn and similar stalk-like harvested crops | |
US4166352A (en) | Hay-making machine | |
EP0217436B1 (en) | Machine for working grass, hay or other crops on the field | |
DE2606151A1 (de) | Vorrichtung zum seitlichen versetzen von halmgut | |
US4601162A (en) | Rotary mowing attachment for a tractor and the like | |
HU182488B (en) | Swath harvesting machine connected with rough fodder processing device | |
US6467249B2 (en) | Hay making machine comprising at least one raking wheel articulated to a carrying arm | |
US4641491A (en) | Agricultural machine | |
US4346549A (en) | Agricultural machine for tedding and windrowing fodder crops | |
NZ195336A (en) | Raking machine with rake member rotatable about upwardly and forwardly inclined axis | |
US4700535A (en) | Drum-type windrowing machine | |
US3952489A (en) | Hay-making machines | |
GB2065434A (en) | Haymaking machine | |
EP0706751B1 (de) | Kreiselschwader | |
NL8303200A (nl) | Hooibouwmachine. | |
NL8303199A (nl) | Hooibouwmachine. | |
EP0507408B1 (en) | An agricultural machine | |
US3015202A (en) | Running wheel structure for a raking device and methods associated therewith | |
US4048793A (en) | Raking machine | |
US3217481A (en) | Implements for the lateral displacement of crop or like material lying on the ground | |
US3438185A (en) | Rotary wheel raking device | |
NL8602066A (nl) | Machine voor het bewerken van gewas. | |
EP0713640A1 (en) | A hay-making machine |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
V4 | Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Free format text: 19990824 |