NL2019256B1 - Werkwijze en inrichting voor het torderen van een bundel plantenstelen in een boeket - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het torderen van een bundel plantenstelen in een boeket Download PDF

Info

Publication number
NL2019256B1
NL2019256B1 NL2019256A NL2019256A NL2019256B1 NL 2019256 B1 NL2019256 B1 NL 2019256B1 NL 2019256 A NL2019256 A NL 2019256A NL 2019256 A NL2019256 A NL 2019256A NL 2019256 B1 NL2019256 B1 NL 2019256B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pick
unit
spaces
rotation
bouquet
Prior art date
Application number
NL2019256A
Other languages
English (en)
Inventor
Van Duijn Arend
Wijnands John
Original Assignee
Havatec B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Havatec B V filed Critical Havatec B V
Priority to NL2019256A priority Critical patent/NL2019256B1/nl
Priority to US16/631,797 priority patent/US11547059B2/en
Priority to JP2020524703A priority patent/JP7025102B2/ja
Priority to CA3070219A priority patent/CA3070219C/en
Priority to EP18740344.9A priority patent/EP3654755B1/en
Priority to PCT/NL2018/050417 priority patent/WO2019017770A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2019256B1 publication Critical patent/NL2019256B1/nl
Priority to CONC2020/0001014A priority patent/CO2020001014A2/es

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G5/00Floral handling
    • A01G5/02Apparatus for binding bouquets or wreaths

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Basic Packing Technique (AREA)
  • Packaging Of Special Articles (AREA)

Abstract

Voor het vormen van een “korenschoof’ bos bloemen wordt een bundel stelen getordeerd. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een eerste en tweede draaibare opneemeenheid, elk met een veeltal, dwars op de axiale richting ten opzichte van een draaias van de opneemeenheid van elkaar gescheiden ruimtes. Een veeltal stelen wordt liggend ingebracht in de ruimtes van de opneemeenheden, waarbij een deel van elke boeketcomponent zich uitstrekt over een afstand tussen de eerste en tweede draaibare opneemeenheid. De eerste opneemeenheid wordt tussen het toevoeren van verschillende boeketcomponenten in de ruimtes gedraaid, waarbij de tweede opneemeenheid in hoofzaak meedraait met de eerste opneemeenheid. Vervolgens wordt een relatieve draaihoek tussen de eerste en tweede opneemeenheid veranderd om de bundel stelen te torderen. Na het veranderen van de relatieve draaihoek wordt de bundel in de getordeerde toestand gegrepen en/of gebonden en uitgenomen uit de opneemeenheden.

Description

Figure NL2019256B1_D0001
Octrooicentrum Nederland © 2019256 (2?) Aanvraagnummer: 2019256 © Aanvraag ingediend: 17 juli 2017 © B1 OCTROOI
Int. Cl.:
A01G 5/02 (2017.01)
0 Aanvraag ingeschreven: © Octrooihouder(s):
30 januari 2019 Havatec B.V. te Nieuw-Vennep.
0 Aanvraag gepubliceerd:
- © Uitvinder(s):
Arend van Duijn te Noordwijkerhout.
© Octrooi verleend: John Wijnands te Noordwijkerhout.
30 januari 2019
© Octrooischrift uitgegeven: © Gemachtigde:
14 mei 2019 ir. C.M. Jansen c.s. te Den Haag.
54) Werkwijze en inrichting voor het torderen van een bundel plantenstelen in een boeket
Voor het vormen van een “korenschoof’ bos bloemen wordt een bundel stelen getordeerd. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een eerste en tweede draaibare opneemeenheid, elk met een veeltal, dwars op de axiale richting ten opzichte van een draaias van de opneemeenheid van elkaar gescheiden ruimtes. Een veeltal stelen wordt liggend ingebracht in de ruimtes van de opneemeenheden, waarbij een deel van elke boeketcomponent zich uitstrekt over een afstand tussen de eerste en tweede draaibare opneemeenheid.
De eerste opneemeenheid wordt tussen het toevoeren van verschillende boeketcomponenten in de ruimtes gedraaid, waarbij de tweede opneemeenheid in hoofzaak meedraait met de eerste opneemeenheid.
Vervolgens wordt een relatieve draaihoek tussen de eerste en tweede opneemeenheid veranderd om de bundel stelen te torderen. Na het veranderen van de relatieve draaihoek wordt de bundel in de getordeerde toestand gegrepen en/of gebonden en uitgenomen uit de opneemeenheden.
NL B1 2019256
Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift wijkt af van de oorspronkelijk ingediende stukken. Alle ingediende stukken kunnen bij Octrooicentrum Nederland worden ingezien.
P115885NL00
Titel: Werkwijze en inrichting voor het torderen van een bundel plantenstelen in een boeket
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het torderen van een bundel plantenstelen in een boeket.
Figuur la toont een getordeerde bundel plantenstelen. De diameter van een getordeerde bundel is op zijn smalst in een kruisgebied 182 tussen de uiteinden van de bundel, op een substantiële afstand van beide uiteinden. In plaats van uit te waaieren vanuit een (denkbeeldig) centraal kruispunt bevinden de dichtste afstanden van de stelen tot de centrale as van de bundel zich in het kruisgebied op afstand van de centrale as van de bundel, en zijn de oriëntaties van verschillende stelen ten opzichte van elkaar rond de centrale as verdraaid.
Het vraagt tijd om met de hand een getordeerde bundel te maken.
Een ervaren bloemist doet dit door de stelen één voor één in verschillende getordeerde posities te leggen. Daarna wordt de bundel gebonden, bijvoorbeeld met een tape of draad wikkeling rond het kruisgebied. Het geheel van de getordeerde bundel en wikkehng wordt ook wel als “korenschoof bos” aangeduid. NL328880 stelt een mal voor, voor het handmatig inzetten van de stelen, waarin de stelen schuin staand gesteund worden overeenkomstig de getordeerde posities. Een veeltal van deze mallen wordt langs verschillende werkposities getransporteerd, waarop werkers verschillende soorten bloemen in de mallen zetten.
NL 1019351 beschrijft een inrichting voor het automatisch torderen van een bundel stelen. De inrichting bevat twee horizontale rasters boven elkaar, aan weerszijden van het kruisgebied. De stelen worden in eerste instantie parallel aan elkaar, elk verticaal door openingen in beide rasters gestoken. Vervolgens worden de beide rasters ten opzichte van elkaar rond een virtuele verticale as gedraaid, zodat de stelen getordeerd worden. Daarna worden de spijlen die het bovenste raster vormen teruggetrokken, om de bundel uit te kunnen pakken. Het bovenste raster bestaat daartoe uit twee onderling beweegbare sets spijlen, waarin de spijlen binnen elke set onderling parallel zijn, en de spijlen van de verschillende sets dwars op elkaar staan.
Deze inrichting heeft het nadeel dat inzetten van de stelen door twee openingen in de rasters lastig is. De uitlijning van de bloemen in de bundel wordt bepaald door de rasters en een eventuele extra ondersteuning van de stelen, waardoor de relatieve hoogte van de bloemen in de bundel niet goed beheersbaar is.
Samenvatting
Het is onder meer een doel om te voorzien in een minder bewerkelijke manier om een boeket met een getordeerde bundel stelen te vormen.
Er wordt voorzien in een inrichting volgens conclusie 1, met opneemeenheden die onderling rond tenminste nagenoeg in eikaars verlengde liggende draaiassen verdraaibaar zijn om een bundel te torderen. De stelen die deel uitmaken van de bundel worden individueel of groepsgewijs hggend in ruimtes in de opneemeenheden gedeponeerd, waarbij een tussenstuk van de steel zich tussen de opneemeenheden uitstrekt. De hggende positie maakt het eenvoudig om de stelen in te brengen. De ruimtes bevinden zich bij voorkeur rond de draaiassen, waardoor de opening van de draaiassen in de radiale richting divergeert, wat het inleggen ook vereenvoudigt.
Eerste aandrijfmiddelen draaien de opneemeenheden om draaiassen die tenminste nagenoeg in eikaars verlengde liggen. De eerste aandrijfmiddelen kunnen bijvoorbeeld twee motoren bevatten die aan de respectievelijke opneemeenheden gekoppeld zijn, of een enkele motor met overbrengingen die aan de respectievelijke opneemeenheden gekoppeld zijn, of een hand- en/of voetbediening. De eerste aandrijfmiddelen draaien de eerste opneemeenheid rond de draaias tussen het toevoeren van verschillende boeketcomponenten in de ruimtes van de eerste opneemeenheid, bijvoorbeeld nadat één of meer boeketcomponenten in een ruimte zijn ingebracht. Daarbij draaien de eerste aandrijfmiddelen de tweede opneemeenheid in hoofdzaak mee met de eerste opneemeenheid. Zodoende wordt een bundel boeketcomponenten gevormd die uitsteekt tussen de opneemeenheden. Vervolgens draaien de eerste aandrijfmiddelen de opneemeenheden ten opzichte van elkaar, waardoor de bundel getordeerd wordt.
Vervolgens maken tweede aandrijfmiddelen gekoppeld aan de eerste en/of tweede opneemeenheid, ruimte voor uitnemen van een bundel gevormd door de boeketcomponenten in de eerste en tweede draaibare opneemeenheid. De benodigde ruimte kan bijvoorbeeld gemaakt worden door de afstand tussen (delen van) de opneemeenheden tijdelijk te vergroten, of door obstakels voor het uitnemen tijdelijk te verwijderen.
Korte figuurbeschrijving
Deze en andere doelen en voordelen blijken uit de volgende beschrijving van voorbeeldmatige uitvoeringsvormen aan de hand van figuren waarin
Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van een inrichting voor het torderen van stelen
Figuur la toont een getordeerde bundel stelen
Figuur 2, 2a tonen dwarsaanzichten van de eerste opneemeenheid
Figuur 3, 3 a tonen aanzichten van de tweede opneemeenheid
Figuur 4, 5 illustreren een uitvoeringsvorm met een ring
Figuur 6 illustreert een uitvoeringsvorm met draaibare
kleppen
Figuur 7 illustreert een uitvoeringsvorm met een holle cilinder
Figuur 8 illustreert een uitvoeringsvorm met scheidingswanden in een cilinder
Figuur 9 toont een aanvoermechanisme
Beschrijving van voorbeeldmatige uitvoeringsvormen
Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van een inrichting voor het torderen van stelen van een bundel boeketcomponenten, voor het vormen van een boeket. De term “boeketcomponent” wordt hier in brede zin gebruikt voor het geheel van een steel in combinatie met loof, bloemen en/of (bloem)knoppen die zich aan de steel bevinden. De term steel wordt in brede zin gebruikt voor een stengel, tak en/of stengel met takken etc. Eén uiteinde van een boeketcomponent bestaat in hoofdzaak alleen uit een smalle steel, terwijl het ander uiteinde breder is, met loof, bloemen, (bloem)knoppen en/of vertakkingen. Hiernaar zal respectievelijk worden verwezen als het smalle en brede uiteinde van de boeketcomponent. Het deel van de steel dat in wezen net zo smal is als het smalle uiteinde van de steel zal worden aangeduid als het smalle deel van de steel.
De richting van het smalle uiteinde naar het midden van het brede uiteinde zal worden aangeduid als de axiale richting van de boeketcomponent. De term “axiaal deel” van een boeketcomponent zal worden gebruikt voor een deel van boeketcomponent dat zich in een deelbereik van posities langs de axiale richting bevindt en axiaal delen van verschillende boeketcomponenten in hetzelfde deelbereik van posities langs de axiale richting zullen als overeenkomstige axiale delen worden aangeduid.
Figuur 1 toont een inrichting met een eerste en tweede draaibare opneemeenheid 10, 12 en eerste en tweede aandrijfmiddelen 14, 16. De eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 zijn ingericht om de boeketcomponenten 18, 18a liggend, met de axiale richting van de boeketcomponenten 18, 18a in hoofdzaak parallel aan elkaar op te nemen, met eerste en tweede axiale delen van elke boeketcomponent 18, 18a in ruimtes in respectievelijk de eerste en tweede opneemeenheid 10, 12, zodat een tussenliggend deel van een axiale lengte van de boeketcomponent tussen het eerste en tweede axiaal deel van de boeketcomponent zich uitstrekt tussen eerste en tweede opneemeenheid 10, 12. Daarvoor zijn de ruimtes minstens bij het opnemen radiaal ten opzichte van de draaiassen toegankelijk. De ruimtes kunnen vakken vormen, met scheidingselementen zoals wanden of pennen tussen de ruimtes.
Verder toont figuur 1 een optioneel steunelement 11 tussen eerste en tweede opneemeenheid 10, 12, dat niet draaibaar hoeft te zijn opgesteld, voor het ondersteunen van de boeketcomponenten tussen eerste en tweede opneemeenheid 10, 12. Eén steunelement 11 of meerdere steunelementen op verschillende posities tussen eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 kunnen gebruikt worden tegen uitzakken van boeketcomponenten naar posities die lager liggen dan eerste opneemeenheid 10. Steunelement 11 kan bijvoorbeeld de vorm hebben van een halve ring in een vlak loodrecht op de axiale richting tussen eerste en tweede opneemeenheid 10, 12, onder het niveau van de draaias. Wanneer de boeketcomponenten schuin worden opgenomen kan de ring overeenkomstig de positie tussen eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 en de schuinheid meer of minder boven het onderste niveau van eerste opneemeenheid 10 worden geplaatst en een kleinere of grotere diameter hebben. In een uitvoeringsvorm is steunelement 11 openklapbaar, om het uitnemen van de bundel te vereenvoudigen.
De eerste aandrijfmiddelen 14 zijn ingericht om eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 te draaien, waarbij verschillende draaimodussen mogelijk zijn, inclusief een draaimodus waarin een relatieve draaihoek van de eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 voor het torderen van de bundel ten opzichte van elkaar verandert en een draaimodus waarin eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 hoofzakelijk dezelfde relatieve oriëntatie behouden, met hoogstens kleine relatieve oriëntatieveranderingen ten opzichte van elkaar. De tweede aandrijfmiddelen 16 zijn ingericht om ruimte te maken om de boeketcomponenten 18, 18a na het torderen uit te nemen. De tweede aandrijfmiddelen 16 kunnen daartoe bijvoorbeeld ingericht zijn om de axiale afstand tussen de eerste en tweede opneemeenheid 10, te vergroten, maar de benodigde ruimte kan ook anders gemaakt worden, bijvoorbeeld door de scheidingen tussen de verschillende stelen terug te trekken.
De eerste aandrijfmiddelen 14 kunnen zijn ingericht voor handmatige aandrijving, bijvoorbeeld met behulp van handvaten, handwielen of een voetpedaal en een eventuele overbrenging, voor hoofzakelijk gelijk op draaien en veranderen van de relatieve draaihoek. Ook tweede aandrijfmiddelen 16 kunnen zijn ingericht voor handmatige aandrijving.
In een uitvoeringsvorm bevatten eerste aandrijfmiddelen 14 één of meer motoren, die direct of via een overbrenging, bijvoorbeeld met kettingen, aan de draaiassen 20, 30 van eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 verbonden zijn. In deze uitvoeringsvorm bevat de inrichting een besturingseenheid ingericht om aan- en uitschakelen en optioneel de draairichting van de motoren te besturen. In een eenvoudige uitvoeringsvorm bevat de besturingseenheid één of meer schakelaars, met een neutrale stand, één of meer standen om de opneemeenheden hoofdzakelijk gelijk-op te draaien met de motor of motoren en een tordeerstand om met de motor of motoren een relatieve draaihoek rond draaiassen 20, 30 ten opzichte van elkaar te veranderen. Dat laatste kan bijvoorbeeld simpelweg door maar rond één van de draaiassen 20, 30 te draaien, of rond beide draaiassen in tegengestelde richting te draaien, of met verschillende draaisnelheid en/of -richting te draaien. In een andere uitvoeringsvorm bevat de besturingseenheid een computer, die voorziet in overeenkomstige neutrale, gelijk-op en tordeer besturingstoestanden en aansturing van de motoren afhankelijk van de toestand.
In bedrijf worden boeketcomponenten één voor één en/of groep voor groep in de inrichting gelegd, met een deel aan het brede einde van de boeketcomponent of groep liggend in een ruimte in eerste opneemeenheid 10, en een deel aan het smalle uiteinde van de boeketcomponent of groep liggend in tweede opneemeenheid 12. Vervolgens wordt eerste opneemeenheid 10 verdraaid en wordt een volgende boeketcomponent of groep met het brede uiteinde in een volgende ruimte in eerste opneemeenheid 10 gelegd, en het smalle uiteinde in tweede opneemeenheid 12. In een uitvoeringsvorm wordt de eerste opneemeenheid 10 telkens over het hoekbereik van één ruimte gedraaid, zodat achtereenvolgens in alle ruimtes van de eerste opneemeenheid 10 boeketcomponenten kunnen worden ingebracht. Maar het is ook mogelijk om ruimtes leeg te laten, door tussen het inbrengen van opeenvolgende boeketcomponenten over het hoekbereik van meerdere ruimtes te draaien. Het is ook mogelijk om boeketcomponenten in meerdere verschillende ruimtes in te brengen zonder tussendoor te draaien, en het draaien uiterlijk uit te stellen totdat er geen lege ruimtes meer van boven toegankelijk zijn.
Bij het draaien van de eerste opneemeenheid voor het inbrengen van de boeketcomponenten wordt tweede opneemeenheid 12 in hoofdzaak met eerste opneemeenheid 10 meeverdraaid. Met in hoofdzaak meedraaien wordt draaien bedoeld dat ervoor zorgt dat een overlap, in de rondgaande richting, tussen ruimtes in de eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 aanwezig blijft, minstens op tijdstippen wanneer boeketcomponenten ingebracht worden. Een voorbeeld is tegelijkertijd over eenzelfde hoekbereik draaien, maar in hoofzaak gelijk op draaien sluit niet uit dat de verdraaiingen op verschillende tijdstippen tussen het inbrengen van boeketcomponenten wordt uitgevoerd. Het sluit ook niet uit dat de tweede opneemeenheid 12 niet gedraaid wordt, zodat draaiing van de eerste opneemeenheid over het hoekbereik van één of zelfs twee ruimtes voor of achter kan komen te lopen op draaiing van de tweede opneemeenheid, of als dat voor het in stand houden van overlap niet nodig is.
De aantallen ruimtes in de eerste en tweede opneemeenheid kunnen verschillen. Bijvoorbeeld als het aantal ruimtes in de eerste opneemeenheid een veelvoud is van het aantal ruimtes in de tweede opneemeenheid sluit in hoofdzaak meedraaien ook niet uit dat de tweede opneemeenheid pas na verdraaiing van de eerste opneemeenheid over zo’n veelvoud ruimtes meegedraaid wordt.
De ruimtes in bijvoorbeeld de tweede opneemeenheid kunnen zich in de rondgaande richting rond de draaias zich over een groter hoekbereik uitstrekken dan in de eerste opneemeenheid. Een ruimte in de tweede opneemeenheid kan dan tegelijkertijd minstens ten dele overlappen met meerdere ruimtes in de eerste opneemeenheid. In dat geval sluit in hoofdzaak meedraaien ook niet uit dat de tweede opneemeenheid niet gedraaid wordt als de ruimte in de eerste opneemeenheid waar de volgende boeketcomponent zal worden ingebracht voor en na draaiing in overlap blijft met eenzelfde ruimte in de tweede opneemeenheid.
Het draaien van de eerste opneemeenheid en het in hoofdzaak mee verdraaien van de tweede opneemeenheid wordt voor een aantal boeketcomponenten of groepen herhaald. Vervolgens wordt de door alle ingelegde boeketcomponenten samen gevormde bundel getordeerd door de relatieve draaihoek van de eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 ten opzichte van elkaar te veranderen, voor het torderen van de bundel stelen van de opgenomen boeketcomponenten 18, 18a, zoals getoond in figuur la. De relatieve hoekverandering van de positie van de stelen in de opneemeenheden is bijvoorbeeld minstens negentig graden, bijvoorbeeld tussen de honderdtwintig en honderdtachtig graden. In praktijk kan de hiervoor gebruikte relatieve hoekverandering tussen de opneemeenheden iets groter zijn dan die van de stelen, bijvoorbeeld het hoekbereik van één ruimte extra. Vervolgens maken tweede aandrijfmiddelen 16 ruimte voor het uitnemen van de getordeerde bundel, bijvoorbeeld door de afstand tussen eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 te vergroten. Voordien kan de bundel tot een bos gebonden worden, terwijl de uiteinden nog in de opneemeenheden liggen, door windingen rond het kruisgebied 18a te leggen. Maar dit kan ook na het uitnemen, als de bundel voor het uitnemen zo gegrepen wordt dat de tordering niet verloren gaat.
Eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 kunnen tussen het inleggen van opeenvolgende boeketcomponenten strikt gelijk gedraaid worden, maar dat is niet nodig. Tweede opneemeenheid 12 kan bijvoorbeeld enkele verdraaiingen achterblijven of vooruit lopen en/of telkens pas na een veeltal verdraaiingen van eerste opneemeenheid 10 bijgedraaid worden (bijvoorbeeld na twee of drie verdraaiingen). In een uitvoeringsvorm bevat tweede opneemeenheid 12 minder ruimtes voor opname van boeketcomponenten dan eerste opneemeenheid 10, waarbij minstens een deel van de ruimtes in tweede opneemeenheid 12 meer boeketcomponenten bevat dan de ruimtes in eerste opneemeenheid 10.
Figuur 2 toont een doorsnede van een uitvoeringsvorm van de eerste opneemeenheid 10, in een vlak loodrecht op de draaias 20 van eerste opneemeenheid 10. De eerste opneemeenheid 10 bevat een veeltal, dwars op de axiale richting ten opzichte van draaias 20 minstens ten dele van elkaar gescheiden ruimtes 22, elk voor opname van de eerste axiale delen van één of meer individuele boeketcomponenten, waarbij de rest van de axiale lengte van elke boeketcomponent axiaal uit de betrokken ruimte 22 steekt. De fysieke draaias hoeft zich niet tot tussen ruimtes 22 uit te strekken: het volstaat dat de ruimtes dwars op de axiale richting vanuit een virtuele draaias in het verlengde van de fysieke draaias uitsteken. Het oppervlak van de scheidingen tussen de ruimtes is zo gericht dat met de scheidingen krachten kunnen worden overgebracht die een component rond de draaias hebben, loodrecht op de axiale en radiale richting. Het oppervlak van de scheidingen tussen de ruimtes strekt zich in de axiale richting bij voorkeur parallel aan de draaias uit. De scheidingen scheiden de ruimtes bij voorkeur dwars op een rondgaande richting rond de draaias. De scheidingen tussen de ruimtes kunnen zich radiaal uitstrekken ten opzichte van de draaias, maar de scheidingen kunnen ook onder een hoek met de radiale richting staan, zolang ze niet alleen loodrecht op de radiale richting staan. De scheidingen hoeven ook niet vlak te zijn. Ze kunnen bijvoorbeeld een gebogen of gehoekt oppervlak hebben, dat overal parallel is aan de axiale richting, maar waarvan de hoek met de radiale richting verloopt. Dat kan de ligging van de boeketcomponenten verbeteren. Het specifieke aantal in de figuur getoonde ruimtes 22 is alleen een voorbeeld: bij voorkeur zijn er minstens drie ruimtes, en kunnen grotere aantallen ruimtes gebruikt worden. In de getoonde uitvoeringsvorm heeft de eerste opneemeenheid 10 ruimtes 22 voor overeenkomstige axiale delen die het brede uiteinde van de boeketcomponenten bevatten. In de getoonde uitvoeringsvorm heeft de eerste opneemeenheid 10 scheidingswanden 24 tussen ruimtes 22, waarbij scheidingswanden 24 radiaal uitlopen vanaf de draaias 20 van eerste opneemeenheid 10.
Figuur 2a toont een aanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van eerste opneemeenheid 10, in een vlak parallel aan de draaias. Scheidingswanden 24 onder verschillende hoeken worden hierin met verschillende arcering weergegeven. Alle scheidingswanden 24 hebben bij voorkeur dezelfde axiale lengte L, maar het is ook mogelijk om verschillende lengtes te gebruiken. De axiale lengte van elk van de scheidingswanden 24 is bij voorkeur een lengte die voldoende groot is om een opvang van de boeketcomponenten mogelijk te maken die onafhankelijk is van verschillen in lengte van de boeketcomponenten en verschuivingen bij het torderen, waarbij de axiale lengte van scheidingswanden 24 voldoende groot is om krachten op de boeketcomponenten over te brengen zonder dat de boeketcomponenten uit ruimtes 22 weg buigen. L is bijvoorbeeld minstens vijf of tien centimeter.
Optioneel kan eerste opneemeenheid 10 een aanslagplaat bevatten aan de axiale kant van eerste opneemeenheid 10 die af ligt van tweede opneemeenheid 12 (zodat de ruimtes in de eerste opneemeenheid tussen de aanslagplaat en de tweede opneemeenheid liggen), loodrecht op de draaias (niet weergegeven in de figuur). Scheidingswanden 24 kunnen aan deze aanslagplaat bevestigd zijn, waarbij de aanslagplaat meedraait met scheidingswanden 24. In een andere uitvoeringsvorm kan de aanslagplaat op afstand van scheidingswanden 24 worden aangebracht, waarbij scheidingswanden 24 op de draaias gemonteerd zijn.
Tweede opneemeenheid 12 kan hetzelfde worden uitgevoerd als eerste opneemeenheid 10, maar omdat eerste opneemeenheid 10 dient voor het brede deel van de boeketcomponenten en tweede opneemeenheid 12 voor het smalle deel kan het voordelig zijn om onderling verschillende eerste en tweede opneemeenheden 10, 12 te gebruiken. Het kan voor het torderen voordelig zijn om in tweede opneemeenheid 12 middelen op te nemen om de stelen op afstand van de draaias te houden, terwijl dat voor eerste opneemeenheid overbodig kan zijn omdat de brede delen van de boeketcomponenten in de eerste opneemeenheid 10 zelf voor de afstand kunnen zorgen. Anderzijds kan het voordelig zijn om in eerste opneemeenheid 10 extra maatregelen te nemen ter bescherming van de boeketcomponenten die in de tweede opneemeenheid 12 overbodig zijn, omdat de brede delen kwetsbaarder zijn dan de steel.
Figuur 3 toont een dwarsaanzicht van een uitvoeringsvorm van de tweede opneemeenheid 12, loodrecht op de draaias 30 van tweede opneemeenheid 12. De tweede opneemeenheid 12 bevat eveneens een veeltal, dwars op de axiale richting minstens ten dele van elkaar gescheiden ruimtes 32. Het specifieke aantal in de figuur getoonde ruimtes is alleen een voorbeeld. Het aantal ruimtes in tweede opneemeenheid 12 kan verschillen van dat in eerste opneemeenheid 10. Bij voorkeur is het aantal in tweede opneemeenheid 12 kleiner.
In de getoonde uitvoeringsvorm heeft de tweede opneemeenheid 12 ruimtes 32 voor een axiaal deel van het smalle deel van de stelen van de boeketcomponenten. Ruimtes 32 bevinden zich op afstand van de draaias 30 van tweede opneemeenheid 12. In de getoonde uitvoeringsvorm bevat tweede opneemeenheid 12 een verdikking 36 rond de draaias en een veeltal pennen 34 die radiaal ten opzichte van de draaias 30 uitsteken uit verdikking 36, waarbij pennen 34 de enige scheidingen vormen tussen ruimtes 32. In plaats van pennen kunnen ook scheidingswanden gebruikt worden die zich verder in de richting van de draaias 30 uitstrekken. Maar pennen voldoen al als scheiding.
Figuur 3a toont een doorsnede van de tweede opneemeenheid in een vlak dat de draaias 30 van de tweede opneemeenheid bevat. In de getoonde uitvoeringsvorm bevat de tweede opneemeenheid een optionele aanslagplaat 38 loodrecht op draaias 30, op afstand van pennen 34. Aanslagplaat 38 bevindt zich aan de axiale kant van tweede opneemeenheid die af ligt van eerste opneemeenheid, zodat pennen 34 zich tussen aanslagplaat 38 en de eerste opneemeenheid bevinden. Aanslagplaat 38 kan gebruikt worden voor het uitlijnen van de uiteinden van de stelen. In een uitvoeringsvorm bevat de inrichting middelen om verdikking 36 met pennen 34 en aanslagplaat 38 axiaal ten opzichte van elkaar en/of ten opzichte van de eerste opneemeenheid, te verstellen. Verdikking 36 en aanslagplaat 38 kunnen bijvoorbeeld voorzien zijn met klemmen om verdikking 36 en aanslagplaat 38 op as 30 te klemmen.
De afstand tussen eerste opneemeenheid 10 en aanslagplaat 38 kan aangepast worden aan de lengte van de gebruikte boeketcomponenten. Bij een gegeven afstand tussen eerste opneemeenheid 10 en aanslagplaat 38 kan de positie van pennen tussen eerste opneemeenheid 10 en aanslagplaat 38 aangepast worden om de positie van het kruisgebied 182 in de axiale richting van de bundel aan te passen. Zodoende kan de inrichting worden ingesteld om het kruisgebied op een gewenste positie tussen bijvoorbeeld een tiende en de helft van de lengte te brengen.
In een uitvoeringsvorm bevat de inrichting middelen voor het aanpassen van de positie van aanslagplaat 38 tijdens het torderen, ter compensatie van verkorting van de bundel tijdens het torderen. Deze middelen kunnen bijvoorbeeld een veer bevatten om aanslagplaat 38 naar de eerste opneeminrichting te dringen tijdens het torderen, en/of een motor en een motorbesturing die ingericht is om de positie van aanslagplaat 38 in combinatie met de verandering van de relatieve oriëntatie van de opneemeenheden aan te passen. De gewenste relatie tussen oriëntatie en positie kan eenvoudig experimenteel worden bepaald.
Verdikking 36 zorgt ervoor dat de stelen bij het torderen op afstand van draaias 30 gehouden worden, zoals nodig voor een getordeerde bundel, en voorkomt problemen door verstrengeling van de stelen. Een vergelijkbare verdikking rond de draaias kan ook in eerste opneemeenheid 10 gebruikt worden, maar kan daar een kleinere diameter hebben of zelfs weggelaten worden vanwege de grotere breedte van de boeketcomponenten aan het brede uiteinde.
Als alternatief voor de uitvoering waarin de tweede aandrijfmiddelen ruimte maken om de bundel uit te nemen door de afstand tussen de opneemeenheden te vergroten kunnen de tweede aandrijfmiddelen ook ingericht zijn om pennen 32 weg te vouwen of in te klappen om zo ruimte te maken voor het uitnemen. De diameter van verdikking 36 kan zo klein worden gehouden dat deze het uitnemen niet verhindert.
Zoals getoond in figuur 1 zijn de eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 zodanig ten opzichte van elkaar opgesteld dat elke boeketcomponent 18, 18a liggend met verschillende axiale delen van de boeketcomponent 18 in ruimtes 22, 32 van eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 kan worden ingébracht en claarin blijven liggen (zoals getoond schuin ten opzichte van de horizontaal). In de getoonde uitvoeringsvorm liggen de draaiassen van eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 horizontaal. Maar ook een schuine opstelling kan voldoende zijn voor gebruik van een liggende boeketcomponent, zolang de verbindingslijn tussen de ruimtes 22, 32 op eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 bij het inbrengen in hoofdzaak afwijkt van de verticaal, dat wil zeggen minstens zover dat de boeketcomponent niet kan omvallen (bijvoorbeeld minstens dertig graden). De draaiassen 20, 30 van de eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 staan bij voorkeur in eikaars verlengde, maar een radiale offset of een hoek tussen de draaiassen 20, 30 is niet uitgesloten, zolang het inleggen en draaien van de boeketcomponenten mogelijk is.
In de getoonde uitvoeringsvormen van eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 worden deze bij voorkeur voorzien van middelen om te voorkomen dat boeketcomponenten 18, 18a na verdraaiing omlaag uit ruimtes 22, 32 kunnen vallen. Anders blijft de bruikbare draaihoek beperkt tot een hoekbereik waarin de radiale toegang tot ruimtes 22, 32 minstens ten dele naar boven gericht blijft. Hiervoor kan gezorgd worden door één of meer optionele steunelementen 11 die ingericht zijn om de stelen in te vangen als de opneemeenheden de stelen naar de onderkant van de opneemeenheden draaien, en de stelen te ondersteunen minstens over het hoekbereik waarin de stelen naar de onderkant van de opneemeenheden gekeerd zijn.
Figuur 4 illustreert een uitvoeringsvorm van de inrichting waarin rond tweede opneemeenheid 12 een ring 40 is opgenomen die vast is opgesteld zodat ring 40 niet meedraait met de draaias 30 van tweede opneemeenheid 12. Ring 40 kan in de axiale richting van draaias 30 verplaatst ten opzichte van pennen 34 worden geplaatst, en heeft bij voorkeur een binnendiameter die kleiner is dan de diameter van de cirkel die bij het draaien beschreven wordt door het uiteinde van de pennen en groter clan de diameter van verdikking 36. In de bovenste helft van ring 40 bevindt zich een opening die radiaal inbrengen van stelen van de boeketcomponenten tussen pennen 34 mogelijk maakt. Ring 40 vormt een afscherming tussen de ruimtes 32 aan de onderkant van de ruimtes. In bedrijf zorgt deze afscherming ervoor dat de stelen niet uit ruimtes 32 kunnen vallen als deze naar onder gedraad zijn. Daardoor kunnen willekeurige draaiingen van tweede opneemeenheid 12 gebruikt worden.
Als alternatief voor ring 40 kunnen ook andere soorten afscherming gebruikt worden zoals sluitingen tussen pennen 34, of andere scheidingen, waarmee de omtrekken van ruimtes 32 gesloten worden na inbrengen van de boeketcomponenten in de ruimtes.
Rond eerste opneemeenheid 10 kan eenzelfde soort ring worden opgenomen, bij voorkeur een axiaal bredere ring die zich uitstrekt over het hele axiale bereik van scheidingswanden 24. Omdat het brede uiteinde van de boeketcomponenten kwetsbaarder is dan het smalle uiteinde worden bij voorkeur aanvullende maatregelen genomen om schade aan de boeketcomponenten te voorkomen.
Figuur 5 illustreert een uitvoeringsvorm van de inrichting die een vast opgestelde ring 50 rond de eerste opneemeenheid bevat. In de bovenste helft heeft ring 50 een opening die radiaal inbrengen van stelen van de boeketcomponenten mogelijk maakt. In de getoonde uitvoeringsvorm van de eerste opneemeenheid zijn flexibel veerkrachtige flappen 52 opgenomen die aan scheidingswanden 24 verbonden zijn, en radiaal uitsteken voorbij het eind van de scheidingswanden 24 tot een lengte die groter is dan de straal van ring 50. Flappen 52 zijn bijvoorbeeld axiaal net zo lang als ring 50. Ring 50 kan een mantel vormen rond flappen 52. In plaats van een enkele ring 50 kan een veeltal ringen op verschillende axiale posities gebruikt worden.
In gebruik dwingt ring 50, waar aanwezig, bij draaiing van eerste opneemeenheid 10 het uiteinde van flappen 52 om de binnen omtrek van ring 50 te volgen. Zodoende schermen flappen 52 bij draaiing van eerste opneemeenheid 10 het brede deel van de boeketcomponenten minstens ten dele af van stilstaande ring 50, om schade te voorkomen. De lengte van de flap 52 is bij voorkeur minstens zo groot dat flap 52 zich in de door ring 50 gedwongen toestand uitstrekt tot voorbij het radiale verlengde van de eerstvolgende scheidingswand 24 naast de scheidingswand 24 waaraan de flap bevestigd is. Zodoende worden de brede delen van de boeketcomponenten volledig van ring 50 afgeschermd.
Figuur 6 illustreert een uitvoeringsvorm waarin draaibaar aan scheidingswanden 24 gekoppelde vormvaste kleppen 60 worden gebruikt in plaats van de flappen, om de boeketcomponenten volledig van ring 50 af te schermen. Elke klep 60 kan zijn voorzien van een veer om kleppen 60 in een open stand te dringen in het hoekbereik waarin ring 50 tijdens de omwenteling van de opneemeenheid afwezig is. Als alternatief kan de inrichting voorzien worden van een mechanisme om kleppen 60 open te klappen waar ring 50 afwezig is, bijvoorbeeld met behulp van een pal aan elke klep en een vaste geleider om de pal van een klep radiaal naar buiten te dringen op een plaats in de bovenste helft van eerste opneemeenheid 10 waar boeketcomponenten kunnen worden ingebracht. Ring 50 kan gebruikt worden als een geleider om de pallen naar binnen te dringen. In een ander alternatief kan ring 50 worden weggelaten en kunnen kleppen 60 worden voorzien van een sluitveer, gecombineerd met een mechanisme om kleppen 60 open te klappen op een plaats in de bovenste helft van eerste opneemeenheid 10 waar boeketcomponenten kunnen worden ingebracht.
Hoewel uitvoeringsvormen getoond worden waarin elke ruimte 22 is voorzien van een flap 52 of klep 60 kan worden opgemerkt dat flap 52 of klep 60 vooral voordelig zijn voor ruimtes 22 waarvan de opening naar onder gekeerd is. In een uitvoeringsvorm worden ze weggelaten voor ruimtes 22 waarvan de opening bij het torderen naar boven gekeerd zijn. Bij gebruik van deze uitvoeringsvorm worden de ruimtes 22 waarvan de opening bij het torderen naar boven gekeerd zijn als laatste van boeketcomponenten voorzien. Gebruik van een flap 52 of klep 60 voor alle ruimtes 22 heeft het voordeel dat de eerste opneemeenheid in willekeurige oriëntaties gebruikt kan worden en dat ook opwaartse bewegingen van de bloemcomponenten bij het draaien worden tegengegaan.
Figuur 7 illustreert een uitvoeringsvorm van de eerste opneemeenheid voorzien van een holle cihnder 70 rond draaias 20 en scheidingswanden 72 op de buitenkant van cilinder 70 (draaias 20 strekt zich alleen virtueel uit tot in cilinder, en hoeft niet te corresponderen met een fysieke structuur). Holle cilinder 70 is voorzien van een beweegbare klep 74 en een mechanisme om klep 74 open en dicht te klappen op een plaats in de bovenste helft van eerste opneemeenheid 10 waar boeketcomponenten kunnen worden ingebracht, en klep 74 vervolgens dicht te klappen. Het mechanisme om klep 74 open en dicht te klappen kan bijvoorbeeld een elektronisch bestuurde meenemer bevatten. Scheidingswanden 72 op de buitenkant van cilinder 70 zijn niet in detail uitgewerkt, maar kunnen zijn uitgevoerd zoals in een van de eerder beschreven uitvoeringsvormen. In bedrijf dient holle cihnder 70 voor het opnemen van één of meer centrale boeketcomponenten van een boeket en ruimtes rond holle cilinder 70 voor perifere boeketcomponenten van hetzelfde boeket. Figuur 8 illustreert een uitvoeringsvorm van de eerste opneemeenheid waarin verdere scheidingswanden 80 binnen cilinder 70 zijn opgenomen. In een verdere uitvoeringsvorm zijn verdere scheidingswanden 80 draaibaar ten opzichte van cihnder 70 en scheidingswanden 72 op de buitenkant van cilinder 70. In een uitvoeringsvorm zijn de eerste aandrijfmiddelen ingericht om eerst scheidingswanden 80 in hoofdzaak gelijk op te draaien met tweede opneemeenheid 12 terwijl cilinder 70 niet roteert. Zodoende kunnen meerdere centrale boeketcomponenten via klep 74 in verschillende ruimtes 82 binnen cilinder 70 worden ingebracht. Verder zijn de eerste aandrijfmiddelen ingericht om cihnder 70 op een ander tijdstip gelijk op te draaien met tweede opneemeenheid 12. Zodoende kunnen meer perifere boeketcomponenten in verschillende ruimtes buiten cilinder 70 worden ingebracht. Desgewenst kunnen de boeketcomponenten binnen en buiten cilinder 70 ook verschillend getordeerd worden, door de eerste aandrijfmiddelen cilinder 70 en verdere scheidingswanden 80 binnen cilinder 70 bij het torderen ten opzichte van elkaar te laten draaien.
De inrichtingen van figuur 7 en 8 voorzien in twee radiale lagen van boeketcomponenten, één centrale laag binnen cilinder 70 en een tweede laag die een krans van boeketcomponenten vormt rond binnen cilinder 70. In een verdere uitvoeringsvorm kunnen meer lagen gebruikt worden, door één of meer verdere cilinders concentrisch met cilinder 70 op te nemen, met vergelijkbare mechanismes voor toevoeren van boeketcomponenten tussen de verschillende cilinders.
Het zal duidelijk zijn dat ook andere constructies van eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 mogelijk zijn met een veeltal gescheiden ruimtes. Zo kunnen op een plaat zoals de aanslag plaat gemonteerde bakken gebruikt worden, en/of bakken die via radiale pennen op de draaias gemonteerd zijn.
Voor laag volume toepassingen kunnen de boeketcomponenten met de hand in eerste en tweede opneemeenheid 10, 12 worden ingelegd, en nadat de bundel is getordeerd worden uitgenomen en gebonden. Voor grootschaliger toepassingen kan een aanvoermechanisme, een uitneemmechanisme en/of een bindmachine worden gebruikt.
Figuur 9 toont een aanvoermechanisme van de inrichting voor het torderen van stelen van een bundel boeketcomponenten, voor het vormen van een boeket. De inrichting bevat de eerder beschreven opneemeenheden en aandrijfmiddelen (alleen eerste opneemeenheid 10 zichtbaar) en verder een aanvoerband 90, een detector 92 en een besturingseenheid 94. Op aanvoerband 90 zijn een aantal boeketcomponenten 18 aangegeven, die op aanvoerband 90 liggen met de steel dwars op de transportrichting van aanvoerband 90. Aanvoerband 90 is ingericht om boeketcomponenten 18 naar cle opneemeenheden te transporteren en daar vanaf het eind van aanvoerband 90 in de eerste en tweede opneemeenheid te deponeren. Detector 92 is ingericht om passage van boeketcomponenten 18 te detecteren. Detector 92 kan bijvoorbeeld een optische detector zijn.
Besturingseenheid 94 is gekoppeld aan detector 92 en eerste aandrijfmiddelen 14, en ingericht om de eerste aandrijfmiddelen 14 telkens, in response op detectie van vooraf bepaalde aantallen boeketcomponenten 18, de eerste en tweede opneemeenheden 10, 12 in hoofdzaak gelijk op te doen draaien, over een hoek zodat een volgende ruimte op de eerste en tweede opneemeenheden opgesteld wordt om boeketcomponenten 18 op te vangen.
Afhankelijk van het aantal boeketcomponenten dat in een ruimte moet worden opgevangen kunnen de vooraf bepaalde aantallen bijvoorbeeld één, twee of meer zijn. Verder is besturingseenheid 94 ingericht om, in response op detectie dat een vooraf bepaalde benodigd aantal boeketcomponenten voor een compleet boeket aangekomen is, de eerste aandrijfmiddelen 14 te activeren om een relatieve draaihoek van de eerste en tweede opneemeenheden ten opzichte van elkaar te veranderen, en vervolgens de tweede aandrijf middelen te activeren zodat de getordeerde bundel kan worden uitgenomen. Besturingseenheid 94 kan bijvoorbeeld een computer zijn, geprogrammeerd met een programma om deze stappen uit te voeren.
In bedrijf worden de boeketcomponenten op aanvoerband 90 gelegd, bijvoorbeeld met de hand of met een verdere machine. Aanvoerband 90 transporteert de boeketcomponenten naar de eerste en tweede opneemeenheden, waarin delen van de boeketcomponenten in verschillende ruimtes worden opgenomen, en de bundel vervolgens wordt getordeerd. Aan de inrichting kunnen verdere onderdelen worden toegevoegd, bijvoorbeeld voor een verbeterde controle over het transport van de boeketcomponenten. Zo kunnen één of meer geleiders worden toegevoegd naast de opneemeenheden om de boeketcomponenten na aanvoerband 90 te ondersteunen en/of één of meer geleiders om te verhinderen dat boeketcomponenten de eerste en tweede opneemeenheden voorbij schieten. Zulke geleiders kunnen draaibaar opgestelde wielen bevatten, om wrijving met de boeketcomponenten te voorkomen. Verder kunnen één of meer schuimbanden of siliconenbanden boven aanvoerband 90 en/of de geleider of geleiders worden toegevoegd, die mee transporteren met aanvoerband 90 om de boeketcomponenten bij het eind van aanvoerband 90 tegen een deel van aanvoerband 90 en/of de geleiders aan te drukken.
De inrichting kan worden voorzien van snijmiddelen, zoals een mes of snij wiel, voor het afsnijden van een uiteinde van de stelen op aanvoerband 90 of in het traject van aanvoerband 90 naar de opneemeenheden. De boeketcomponenten kunnen met het brede uiteinde uitgelijnd op de gewenste hoogte in het boeket op aanvoerband 90 gelegd worden, bijvoorbeeld met behulp van referentie markeringen op aanvoerband 90, of na het opleggen dienovereenkomstig verschoven worden, waarna de snijmiddelen de uiteinden van de stelen op gelijke hoogte afsnijden, zodat de aanslagplaat van de tweede opneemeenheid voor de gewenste hoogte in de opneemeenheden zorgt.
Verder kunnen één of meer paren transportbanden, zoals schuimbanden of siliconenbanden, voor transport van aanvoerband 90 naar de opneemeenheden worden toegevoegd. Deze één of meer paren transportbanden worden opgesteld om boeketcomponenten van het eind van aanvoerband 90 over te nemen, waarbij de steel van elke boeketcomponent tussen de transportbanden van het paar ingeklemd wordt. Hierbij wordt de uitmonding van de één of meer paren transportbanden zo gepositioneerd dat de boeketcomponent uit de één of meer paren transportbanden van (eventueel schuin) boven aan de opneemeenheden wordt toegevoerd zodat de boeketcomponent liggend in de opneemeenheden gedeponeerd wordt.
In een verdere uitvoeringsvorm bevat de inrichting middelen voor het besturen van de positie van de uitmonding van de één of meer paren transportbanden, en is de besturingseenheid ingericht om deze te besturen. De besturingseenheid kan worden ingericht om zodoende boeketcomponenten in verschillende ruimtes van de eerste opneemeenheid en in de tweede opneemeenheid te deponeren zonder dat daarvoor tussentijdse verdraaiing van de eerste opneemeenheid nodig is.
In een uitvoeringsvorm bevat de inrichting een bindmachine, opgesteld om de stelen tussen de eerste en tweede opneemeenheden na het torderen te binden, bijvoorbeeld met tape of draad. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren voordat de tweede aandrijfmiddelen geactiveerd worden.
In een uitvoeringsvorm bevat de inrichting een grijper opgesteld om de bundel stelen tussen de eerste en tweede opneemeenheden na het torderen te grijpen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren voordat de tweede aandrijfmiddelen geactiveerd worden. De grijper kan ingericht zijn om de gegrepen bundel naar een volgend verwerkingsstation te transporteren. De bundel kan dan bijvoorbeeld in het volgend verwerkingsstation, of na dat station gebonden worden.
Voor niet verder geautomatiseerde toepassingen kan de bundel ook met de hand gegrepen en/of gebonden worden, zodat dan geen grijper en/of bindmachine gebruikt wordt.

Claims (19)

  1. CONCLUSIES
    1. Inrichting voor het torderen van een bundel van stelen van boeketcomponenten, voorzien van
    - een eerste en tweede draaibare opneemeenheid, met tenminste nagenoeg in eikaars verlengde liggende draaiassen, op gesteld om boeketcomponenten liggend op te nemen, waarbij een deel van elke boeketcomponent. zich uitstrekt over een afstand tussen de eerste en tweede draaibare opneemeenheid, waarin
    - de eerste opneemeenheid voorzien is van een eerste veeltal, dwars op de axiale richting ten opzichte van een draaias van de eerste opneemeenheid minstens ten dele van elkaar gescheiden eerste ruimtes, voor opname van een eerste axiaal deel van de boeketcomponenten;
    - de tweede opneemeenheid voorzien is van een tweede veeltal, dwars op de axiale richting ten opzichte van een draaias van de tweede opneemeenheid minstens ten dele van elkaar gescheiden tweede ruimtes, voor opname van een tweede axiaal deel van de boeketcomponenten; welke eerste en tweede ruimtes minstens bij de opname radiaal ten opzichte van de draaiassen toegankelijk zijn, en de inrichting verder is voorzien van
    - eerste aandrijfmiddelen gekoppeld aan de eerste en tweede opneemeenheid, ingericht om de eerste opneemeenheid rond de draaias te draaien tussen het toevoeren van verschillende boeketcomponenten in de eerste ruimtes, waarbij de tweede opneemeenheid in hoofdzaak meedraait met de eerste opneemeenheid en vervolgens een relatieve draaihoek tussen de eerste en tweede opneemeenheid te veranderen;
    - tweede aandrijfmiddelen gekoppeld aan de eerste en/of tweede opneemeenheid, ingericht om ruimte te maken voor uitnemen van een bundel gevormd door de boeketcomponenten in de eerste en tweede draaibare opneemeenheid.
  2. 2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de tweede aandrijfmiddelen ingericht zijn om een afstand tussen de eerste en tweede opneemeenheid of delen van de eerste en tweede opneemeenheid tijdelijk te vergroten om ruimte te maken voor uitnemen van de bundel.
  3. 3. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de eerste opneemeenheid is voorzien van wanden voor minstens ten dele radiale afscheiding van de eerste ruimtes en tenminste één van de eerste ruimtes is voorzien van een beweegbare afscherming, waarin de beweegbare afscherming beweegbaar is tussen een eerste stand die radiale toegang tot de eerste ruimte open laat en een tweede stand voor het afschermen van de tenminste één van de eerste ruimtes.
  4. 4. Inrichting volgens conclusie 3, waarin de afscherming een tussen de eerste en tweede stand verbuigbare flap bevat.
  5. 5. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, voorzien van een steunelement, op gesteld tussen de eerste en tweede opneemeenheid, ingericht voor het tussen de eerste en tweede opneemeenheid ondersteunen van boeketcomponenten wanneer de eerste ruimtes naar beneden gekeerd zijn.
  6. 6. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, voorzien van een vast op gestelde, onderbroken ring rond de eerste ruimtes, concentrisch met de draaias van de eerste opneemeenheid, welke ring een onderbreking heeft voor het van boven de eerste ruimtes radiaal doorlaten van boeketcomponenten naar de ruimtes, en op posities lager dan de draaias van de eerste opneemeenheid gesloten is.
  7. 7. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de eerste opneemeenheid is voorzien van een holle cilinder concentrisch met de draaias van de eerste opneemeenheid, scheidingswanden tussen de eerste ruimtes op een buitenomtrek van de cilinder;
    een beweegbare klep in de cilinder, waarin de klep beweegbaar is tussen een open en dichte stand, in welke standen radiale doorvoer van een boeketcomponent naar de binnenkant van de cilinder respectievelijk mogelijk is en verhinderd is.
  8. 8. Inrichting volgens conclusie 7, voorzien van een verdere scheiding tussen ruimtes binnen de cilinder.
  9. 9. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de tweede opneemeenheid is voorzien van een verdikking rond de draaias van tweede opneemeenheid en scheidingen tussen de ruimtes die uitsteken uit de verdikking.
  10. 10. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, voorzien van een aanslagplaat dwars op de draaias van de tweede opneemeenheid, waarbij de tweede ruimtes zich tussen de aanslagplaat en de eerste opneemeenheid bevinden.
  11. 11. Inrichting volgens conclusie 10, voorzien van middelen voor het verstellen van een afstand tussen de aanslagplaat en de eerste opneemeenheid.
  12. 12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, voorzien van middelen voor het automatisch verstellen van een afstand tussen de aanslagplaat en de eerste opneemeenheid in combinatie met verandering van de relatieve draaihoek tussen de eerste en tweede opneemeenheid bij het veranderen van de relatieve draaihoek tussen de eerste en tweede opneemeenheid.
  13. 13. Inrichting volgens conclusie 10, 11 of 12, waarin de tweede opneemeenheid scheidingen tussen de tweede ruimtes bevat en de inrichting is voorzien van middelen voor het tussen de aanslagplaat en de eerste opneemeenheid verstellen van een positie van deze scheidingen.
  14. 14. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, voorzien van een grijper met klauwen voor het grijpen van de stelen tussen de eerste en tweede opneemeenheid.
  15. 15. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de aandrijfmiddelen motoren bevatten die aan de respectievelijke opneemeenheden gekoppeld zijn, of een enkele motor met overbrengingen die aan de respectievelijke opneemeenheden gekoppeld zijn, voorzien van een besturingseenheid gekoppeld aan de eerste aandrijfmiddelen en ingericht om aan- en uitschakelen en optioneel de draairichting van de motor of motoren te besturen en om opeenvolgend naar een eerste en een tweede toestand te schakelen, en in de eerste toestand de eerste aandrijfmiddelen te besturen om de eerste opneemeenheid minstens stapsgewijs rond draaias van de eerste opneemeenheid te doen draaien, waarbij de tweede opneemeenheid in hoofdzaak meedraait met de eerste opneemeenheid, en in de tweede toestand de eerste aandrijfmiddelen te besturen om een relatieve draaihoek van de eerste en tweede opneemeenheid ten opzichte van elkaar te veranderen.
  16. 16. Inrichting volgens conclusie 15, voorzien van een detector voor detectie van stelen bij aanvoer van boeketcomponenten naar de opneemeenheden, waarin besturingseenheid is ingericht om de eerste aandrijfmiddelen te besturen om de eerste opneemeenheid stapsgewijs rond draaias van de eerste opneemeenheid te doen draaien in respons op detectie dat een vooraf bepaald aantal van één of meer bloemcomponenten is aangevoerd.
  17. 17. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, voorzien van een transportband voor het aanvoeren van de boeketcomponenten naar de eerste en tweede opneemeenheid, liggend op de transportband, met een lengterichting van de steel tenminste nagenoeg loodrecht op de transportrichting van de transportband.
  18. 18. Inrichting volgens conclusie 17, voorzien van snijmiddelen voor uitlijnen van eindes van de stelen van de boeketcomponenten op de transportband en/of bij transport van de transportband naar de opneemeenheden, door een exces lengte van de stelen af te snijden.
  19. 19. Werkwijze voor het torderen van stelen van een bundel boeketcomponenten, gebruik makend van een eerste en tweede draaibare opneemeenheid, tenminste nagenoeg in eikaars verlengde liggende draaiassen, elke opneemeenheid met een veeltal, dwars op de axiale richting ten opzichte van een draaias van de opneemeenheid minstens ten dele van elkaar gescheiden ruimtes, waarbij de werkwijze de stappen omvat van
    - een eerste en tweede axiaal deel van elk van een veeltal boeketcomponenten liggend radiaal ten opzichte van de draai-assen inbrengen in de ruimtes van respectievelijk de eerste en tweede draaibare opneemeenheid, waarbij een deel van elke boeketcomponent zich uitstrekt over een afstand tussen de eerste en tweede draaibare opneemeenheid;
    - draaien van de eerste opneemeenheid tussen het toevoeren van verschillende boeketcomponenten in de ruimtes, waarbij de tweede opneemeenheid in hoofzaak meedraait met de eerste opneemeenheid
    - een relatieve draaihoek tussen de eerste en tweede opneemeenheid te veranderen waardoor de bundel stelen getordeerd wordt;
    - grijpen en/of binden van de stelen in de getordeerde bundel na het veranderen van de relatieve draaihoek;
    - verwijderen van de gegrepen en/of gebonden bundel stelen uit de opneemeenheden.
    1/4
    2/4
NL2019256A 2017-07-17 2017-07-17 Werkwijze en inrichting voor het torderen van een bundel plantenstelen in een boeket NL2019256B1 (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2019256A NL2019256B1 (nl) 2017-07-17 2017-07-17 Werkwijze en inrichting voor het torderen van een bundel plantenstelen in een boeket
US16/631,797 US11547059B2 (en) 2017-07-17 2018-06-27 Method and device for twisting a bundle of plant stems in a bouquet
JP2020524703A JP7025102B2 (ja) 2017-07-17 2018-06-27 花束の植物の茎の束を捩る方法及び装置
CA3070219A CA3070219C (en) 2017-07-17 2018-06-27 Method and device for twisting a bundle of plant stems in a bouquet
EP18740344.9A EP3654755B1 (en) 2017-07-17 2018-06-27 Method and device for twisting a bundle of plant stems in a bouquet
PCT/NL2018/050417 WO2019017770A1 (en) 2017-07-17 2018-06-27 METHOD AND DEVICE FOR TORSIONING A BOOT OF PLANT RODS IN A BOUQUET
CONC2020/0001014A CO2020001014A2 (es) 2017-07-17 2020-01-28 Método y dispositivo para el trenzado de un ramillete de tallos de plantas en un ramo de flores

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2019256A NL2019256B1 (nl) 2017-07-17 2017-07-17 Werkwijze en inrichting voor het torderen van een bundel plantenstelen in een boeket

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2019256B1 true NL2019256B1 (nl) 2019-01-30

Family

ID=59656141

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2019256A NL2019256B1 (nl) 2017-07-17 2017-07-17 Werkwijze en inrichting voor het torderen van een bundel plantenstelen in een boeket

Country Status (7)

Country Link
US (1) US11547059B2 (nl)
EP (1) EP3654755B1 (nl)
JP (1) JP7025102B2 (nl)
CA (1) CA3070219C (nl)
CO (1) CO2020001014A2 (nl)
NL (1) NL2019256B1 (nl)
WO (1) WO2019017770A1 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2003041629A1 (en) * 2001-11-12 2003-05-22 Van Zuylen Andre Device for arranging a bunch of flowers
US8438780B1 (en) * 2012-04-27 2013-05-14 NF Global Bouquet making apparatus and method
NL1039397C2 (nl) * 2012-02-21 2013-08-26 Ard Van Bers Holding B V Inrichting voor gebruik bij het schikken van een bos bloemen met korenschoof-gebonden bloemstelen.
NL1040275C2 (en) * 2013-06-28 2015-01-05 Best & West In En Ompakkers B V Device for making bouquet.
WO2017032937A1 (fr) * 2015-08-24 2017-03-02 Mecaflor Poste de conformation de bouquet rond et installation de conformation de bouquet comprenant une pluralite de tels postes

Family Cites Families (40)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL238880A (nl)
US2553103A (en) 1946-08-14 1951-05-15 Harry J Miller Standard for preparing hand bouquets
US3250209A (en) * 1963-06-04 1966-05-10 Western Electric Co Apparatus for wrapping a binding material about articles
US3659709A (en) * 1970-03-23 1972-05-02 Floral Grading Inc Method and apparatus for sorting flowers
US4041672A (en) * 1976-07-26 1977-08-16 Gularte David L Apparatus for bunching broccoli and a method therefor
US4534817A (en) * 1983-04-08 1985-08-13 Sullivan Denis P O Automatic bundle-tying tool
IL73653A (en) * 1984-11-27 1985-11-29 Israel State Apparatus for sorting and bunching flowers and other agricultural produce
NL9000731A (nl) * 1990-03-28 1991-10-16 Aweta Bv Werkwijze en inrichting voor het sorteren en bundelen van bloemen.
GB2271752A (en) * 1992-10-22 1994-04-27 Peter Lindsey Davenport Binding apparatus
JPH0739970U (ja) * 1993-12-28 1995-07-18 有限会社武藤選果機製作所 花卉の結束選別装置
NL9400067A (nl) * 1994-01-14 1995-08-01 Janssen Wilhelmus H J Inrichting voor het sorteren en bundelen van bloemen.
US5791134A (en) * 1994-09-02 1998-08-11 Siemens Aktiengesellschaft Winding device and method for wrapping a product being processed in cable technology
DE19631770C2 (de) * 1996-08-06 1998-08-27 Gluth Systemtechnik Gmbh Verfahren zum Verdrillen von mindestens zwei Einzelleitungen
NL1005613C2 (nl) 1997-03-24 1998-09-28 Pokon & Chrysal B V Werkwijze en inrichting voor het samenbinden van een of meer stelen.
JP3409643B2 (ja) * 1997-06-05 2003-05-26 住友電装株式会社 ツイスト電線製造装置
JP3445127B2 (ja) * 1997-11-26 2003-09-08 株式会社クボタ 花束等の調製結束装置
NL1009091C2 (nl) 1998-05-06 1999-04-19 Visser S Gravendeel Holding Boeketvergaarinrichting.
US6457276B1 (en) * 1999-04-12 2002-10-01 David Immel Masters Radial floral arrangement apparatus
US6502368B1 (en) * 1999-05-20 2003-01-07 Southpac Trust International, Inc. Cover forming apparatus
NL1012981C2 (nl) 1999-09-06 2001-03-08 Tno Werkwijze en inrichting voor het bossen van bloemen.
ATE315891T1 (de) * 2000-10-25 2006-02-15 Food Processing Systems Vorrichtung und verfahren zum transport und sortieren von blumen
DE20101458U1 (de) * 2001-01-27 2002-04-11 Schuster Detlef Vorrichtung zur Herstellung eines Gesteckes, insbesondere eines Grabgesteckes
NL1017452C2 (nl) * 2001-02-26 2002-08-27 Germaco B V Invoerstation voor de verwerking van bolbloemen.
KR20020090585A (ko) 2001-05-28 2002-12-05 안승균 꽃다발 성형대
US6519924B1 (en) * 2001-06-18 2003-02-18 Daniel Barz Bough roping machine
FR2831766B1 (fr) * 2001-11-06 2004-07-09 Jean Pierre Lebreton Procede et installation pour confectionner des bouquets de fleurs
US20030089033A1 (en) * 2001-11-15 2003-05-15 Wimp William D. Flower grouping organizer
US20060288641A1 (en) * 2003-12-03 2006-12-28 Cardamone Lisa P Floral design container system
NL1030314C2 (nl) 2005-10-31 2007-05-03 Baggermans Holding B V Bundelinrichting voor het samenbinden van een bundel langstelige gewassen.
JP2008029217A (ja) * 2006-07-26 2008-02-14 Tsujita Seisakusho:Kk 花束ネジリ結束装置
KR20100027756A (ko) * 2008-09-03 2010-03-11 박현준 분리형 화환 받침대
DE102010060200A1 (de) * 2010-10-27 2012-05-03 Tim Schüßler Verfahren zur automatisierten Handhabung von Schnittblumen
KR200452463Y1 (ko) * 2010-11-25 2011-02-25 양정규 꽃다발 봉
US9078479B2 (en) * 2011-01-24 2015-07-14 Sheila Wright Decorative article and apparatus and method for creating the same
US8234850B1 (en) * 2011-01-24 2012-08-07 Ann Williams Group Llc Tool and method for creating fashion accessories
KR101302047B1 (ko) * 2011-05-06 2013-08-30 배근우 꽃다발 받침
NL2006898C2 (nl) 2011-06-06 2012-12-10 Potveer Bv Inrichting voor het samenstellen van een bos bloemen, alsmede toepassing daarvan.
KR101367864B1 (ko) * 2012-07-10 2014-02-27 이선 분갈이용 화분 거치대
US9117573B2 (en) * 2013-05-30 2015-08-25 Delphi Technologies, Inc. Integrated wire cable twisting, wrapping, and testing apparatus and method of operating same
EP3301768B1 (de) * 2016-10-03 2021-06-16 Komax Holding AG Verfahren und vorrichtung zum rotationslagerichtigen ausrichten von konfektionierten kabelenden eines kabelstrangs

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2003041629A1 (en) * 2001-11-12 2003-05-22 Van Zuylen Andre Device for arranging a bunch of flowers
NL1039397C2 (nl) * 2012-02-21 2013-08-26 Ard Van Bers Holding B V Inrichting voor gebruik bij het schikken van een bos bloemen met korenschoof-gebonden bloemstelen.
US8438780B1 (en) * 2012-04-27 2013-05-14 NF Global Bouquet making apparatus and method
NL1040275C2 (en) * 2013-06-28 2015-01-05 Best & West In En Ompakkers B V Device for making bouquet.
WO2017032937A1 (fr) * 2015-08-24 2017-03-02 Mecaflor Poste de conformation de bouquet rond et installation de conformation de bouquet comprenant une pluralite de tels postes

Also Published As

Publication number Publication date
US11547059B2 (en) 2023-01-10
WO2019017770A1 (en) 2019-01-24
CA3070219A1 (en) 2019-01-24
EP3654755B1 (en) 2021-08-25
US20200205350A1 (en) 2020-07-02
JP2020527962A (ja) 2020-09-17
JP7025102B2 (ja) 2022-02-24
EP3654755A1 (en) 2020-05-27
CA3070219C (en) 2024-04-30
CO2020001014A2 (es) 2020-04-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DE3786083T2 (de) Verfahren und vorrichtung zur selbsttätigen verladung von plätzchen, mit doppelter entladung.
CN104417775B (zh) 蛋的搬运装置及移载方法
EP0931450B1 (en) A device for sorting and bundling flowers
US20080209800A1 (en) Apparatus and method for the receiving/delivering of crop holders
NL2019256B1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het torderen van een bundel plantenstelen in een boeket
WO1991011902A1 (en) Equipment for selective harvesting of mushrooms and other related crops
EP2687082B9 (en) Machine for cutting off tobacco leaves with stem holding for eastern type plants for harvesting, layering and collecting the leaves in collection containers
US5511501A (en) Method and apparatus for handling flexible objects
WO2001017331A1 (nl) Method and apparatus for bunching flowers
DE3441633C2 (de) Verpackungsmaschine für quaderförmige Gegenstände
DE60310904T2 (de) Einwickelmaschine
EP1495971B1 (en) Method and apparatus for packing bunches of flowers into sleeves
NL1032805C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het sorteren van bloemen.
JP2890298B2 (ja) 花茎結束装置
EP0744120B1 (en) Method and apparatus for harvesting and bunching agricultural produce and/of market garden produce
WO1991001628A1 (en) Device for processing cut flowers, particularly roses
NL2003705C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het verwerken van bloemen.
NL2016879B1 (nl) Inrichting voor het vormen van bossen van gewassen en binden ervan, in het bijzonder een bos of boeket van snijbloemen
NL1001993C2 (nl) Werkwijze voor het in een hoes verpakken van een bos bloemen of dergelijke.
NL194775C (nl) Werkwijze en inrichting voor het mechanisch in een met teelaarde gevulde houder planten van een verzameling als stortgoed aangevoerde bollen van een gewas.
NL1018970C2 (nl) Bloemorientatiewijziging bij bossen.
JP4190144B2 (ja) 花卉処理装置
NL1022206C2 (nl) Inrichting voor het aanbrengen van een hoes van folie-materiaal om een bundel langstelige gewassen.
JPH08268545A (ja) 分離供給装置
EP2826357A1 (en) Machine for cutting off tobacco leaves with stem holding for eastern type plants, for harvesting and collecting the leaves in collection mesh baskets with pneumatic conveying