NL2016879B1 - Inrichting voor het vormen van bossen van gewassen en binden ervan, in het bijzonder een bos of boeket van snijbloemen - Google Patents

Inrichting voor het vormen van bossen van gewassen en binden ervan, in het bijzonder een bos of boeket van snijbloemen Download PDF

Info

Publication number
NL2016879B1
NL2016879B1 NL2016879A NL2016879A NL2016879B1 NL 2016879 B1 NL2016879 B1 NL 2016879B1 NL 2016879 A NL2016879 A NL 2016879A NL 2016879 A NL2016879 A NL 2016879A NL 2016879 B1 NL2016879 B1 NL 2016879B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
conveyor
binding
crops
conveyor belt
bunching
Prior art date
Application number
NL2016879A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2016879A (nl
Inventor
Johan Heibloem Ronald
Johannes Maria Timmerman Cornelis
Original Assignee
Potveer Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Potveer Bv filed Critical Potveer Bv
Priority to NL2016879A priority Critical patent/NL2016879B1/nl
Publication of NL2016879A publication Critical patent/NL2016879A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2016879B1 publication Critical patent/NL2016879B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G5/00Floral handling
    • A01G5/02Apparatus for binding bouquets or wreaths

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Basic Packing Technique (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op bos- en bindinrichting voor bossen (70) van gewassen (18), omvattende: een transporteur (12) voor het verplaatsen van gewassen, met een op een eerste hoogte gelegen afvoer (16), een transporteur (62) voor het verplaatsen van bossen, met een op een tweede hoogte gelegen oplegpositie, een bindinrichting (36) met een binderarm (38) en knoopmiddelen (42) voor het vasthouden, snijden en knopen van bindmateriaal (44), zodanig dat een aanslag (40; 86) en het tijdens bedrijf in een ruststand van de binderarm (38) zich tussen de binderarm (38) en de knoopmiddelen (42) uitstrekkend bindmateriaal (44) een positioneringsvak (46) voor het verzamelen van stelen (48) van te binden gewassen (18) vormen, waarbij een verplaatsbaar steunelement (54) is voorzien voor de verzamelde gewassen tussen de eerste transporteur en de tweede transporteur, een detectie-inrichting (50) voor het detecteren van een gewas, aandrijfmiddelen (28, 60, 66, 68) en bijbehorende regelinrichting (30).

Description

Korte aanduiding: INRICHTING VOOR HET VORMEN VAN BOSSEN VAN GEWASSEN EN BINDEN ERVAN, IN HET BIJZONDER EEN BOS OF BOEKET VAN SNIJBLOEMEN
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vormen van bossen van gewassen en binden ervan, in het bijzonder een bos of boeket van snijbloemen.
Uit NL 2004172 C zijn een werkwijze en inrichting voor het vormen van tulpenbossen bekend, waarbij verenkelde tulpen op een eerste transporteur worden aangevoerd, tot bossen van meerdere tulpen worden verzameld en als gevormde bossen op een van vakken voorziene tweede transporteur worden afgevoerd. Een tussentransporteenheid is met een ingang bij de eerste transporteur en een uitmonding boven de tweede transporteur opgesteld. De inrichting omvat eerste aandrijfmiddelen om een relatieve positionering van de uitmonding en de vakken uit te voeren en om die positionering te veranderen tussen het vormen van achtereenvolgende groepen tulpen. De tussentransporteenheid omvat inklemmiddelen voor het achtereenvolgens inklemmen van stelen van de tulpen, transportmiddelen voor verplaatsing van de ingeklemde stelen via eenzelfde transportpad van de ingang naar de uitmonding, waarbij het transportpad achtereenvolgens een voortraject en een eindtraject bevat, welk eindtraject is ingericht om de tulpen omlaag naar de uitmonding te verplaatsen, middelen voor het liggend ondersteunen van de tulpen tijdens verplaatsing in het voortraject, en tweede aandrijfmiddelen voor de genoemde transportmiddelen, ingericht om een transportsnelheid van de ingeklemde stelen in het voortraject voor overdracht aan het eindtraject tijdsafhankelijk te variëren, zodat tussen geselecteerde paren tulpen in het eindtraject verbrede afstanden optreden, waarvan de aankomst aan de uitmonding samenvalt met het veranderen van de relatieve positionering. Tijdens bedrijf worden de ingeklemde stelen van alle tulpen via eenzelfde transportpad van de eerste transporteur verplaatst naar vakken op de tweede transporteur. Het transportpad omvat een voor- en een eindtraject, waarbij de tulpen langs het voortraject liggend ondersteund met variabele snelheid verplaatst worden en de tulpen in het eindtraject omlaag gaan. Tussen het vormen van achtereenvolgende bossen tulpen worden relatieve posities van de uitmonding van de tussentransporteenheid en de vakken veranderd. Door de omlaag gerichte uitmonding van de tussentransporteenheid in het eindtraject vallen de tulpen op elkaar in de vakken van de tweede transporteur.
Bij een in het vak bekende praktische uitvoeringsvorm daarvan omvat de eerste transporteur een eindloze band, waarop de tulpen verenkeld worden aangevoerd, en de tweede transporteur een eindloze band voorzien van vakken in de vorm van op het bandoppervlak opstaande randen en daarmee samenwerkende sponswielen. De tussentransporteenheid bij de scheiding tussen de eerste en tweede transporteur omvat een rol en steunmiddelen. Voor het geleiden van de tulpen over de rol zijn transportsnaren voorzien, waarbij de stelen tussen parallelle delen daarvan worden ingeklemd en over een in deze praktische uitvoeringsvorm drie trajecten omvattend transportpad worden verplaatst. De besturing van de tussentransporteenheid zorgt voor modulatie van de afstanden tussen de stelen in een tussentraject, gevormd door een tussenwiel en tussentransportsnaar, terwijl de tweede transporteur intermitterend wordt aangedreven telkens wanneer een bos is gevormd om een leeg vak onder de uitmonding te positioneren. Een of meer bindinrichtingen voor het samenbinden van de vrije steeluiteinden van een gevormde bos van tulpen zijn stroomafwaarts langs de transportbaan van de tweede transporteur opgesteld.
Nadelen van deze bekende bosinrichting zijn naast de complexe besturing en aandrijving van de tussentransporteur en tweede transporteur dat de bossen gewassen in de vakken van de tweede transporteur los liggen, waardoor de steeluiteinden ervan alle richtingen uit kunnen steken., Als de stelen niet nauwkeurig gepositioneerd in een vak liggen, kan dit het binden daarvan bemoeilijken en de vorm van de gebonden bos negatief beïnvloeden. Een ander nadeel is dat het verzamelen van de bos gewassen en het binden daarvan op afstand van elkaar plaatsvinden, zodat deze bekende bosinrichting een relatief groot vloeroppervlak beslaat. Ook vereist deze bekende inrichting dat de tweede transporteur vakken heeft, die in het algemeen door op de band voorziene verdeelschotten of stellen sponswielen worden gerealiseerd. Ten opzichte van een gewone transportband brengen deze voorzieningen extra kosten met zich mee.
De onderhavige uitvinding heeft ten doel een of meer van de hierboven genoemde nadelen op te lossen, dan wel een geschikt alternatief te verschaffen.
In het bijzonder heeft de onderhavige uitvinding ten doel een bosinrichting voor het vormen en binden van een bos gewassen uit een reeks afzonderlijk toegevoerde, liggende gewassen te verschaffen, waarbij de controle over de positie van de stelen van een gevormde bos gewassen bij het binden ervan is vergroot.
Een verder doel van de uitvinding is het vereenvoudigen van de tweede transporteur.
Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een bosinrichting die een compacte configuratie heeft.
De bosinrichting volgens de uitvinding voor het vormen van bossen van gewassen en binden ervan, in het bijzonder een bos of boeket van snijbloemen, omvat: een eerste transporteur zonder einde voor het gezien in de transportrichting ervan op afstand van elkaar liggend verplaatsen van gewassen, die in hoofdzaak dwars op de transportrichting zijn georiënteerd, met een op een eerste hoogte gelegen afvoer voor het afvoeren van de gewassen, een tweede transporteur voor het gezien in de transportrichting ervan verplaatsen van bossen van verzamelde en gebonden gewassen, met een oplegpositie gelegen op een tweede hoogte, die lager is dan genoemde eerste hoogte van de afvoer van de eerste transporteur, een bij de afvoer van de eerste transporteur in een verzamel- en bindpositie opgestelde bindinrichting voor het met bindmateriaal binden van een verzameld aantal gewassen tot een bos, waarbij de bindinrichting ten minste een vanuit een ruststand naar een knooppositie zwenkbare binderarm en knoopmiddelen voor het vasthouden, snijden en knopen van het bindmateriaal omvat, zodanig dat een aanslag en het tijdens bedrijf van de inrichting in een ruststand van de zwenkbare binderarm zich tussen de binderarm en de knoopmiddelen uitstrekkend bindmateriaal een positioneringsvak voor het voorafgaand aan het binden verzamelen van stelen van te binden gewassen vormen, waarbij een verplaatsbaar steunelement is voorzien voor het in de verzamel- en bindpositie liggend ondersteunen van de verzamelde gewassen op een hoogte tussen afvoeruiteinde van de eerste transporteur en een oplegpositie van de tweede transporteur, een detectie-inrichting voor het detecteren van de aanwezigheid van een gewas, aandrijfmiddelen voor het aandrijven van de eerste en tweede transporteur, bindinrichting en steunelement, en een regelinrichting voor het regelen van de aandrijfmiddelen op basis van een van de detectie-inrichting afkomstig signaal.
De bos- en bindinrichting volgens de uitvinding omvat een eerste transporteur met een eerste uiteinde en een stroomafwaarts gelegen afvoeruiteinde voor het afvoeren van de gewassen, gebruikelijk een transportband zonder einde, waarop de te bossen gewassen, zoals al dan niet verschillende soorten snijbloemen desgewenst in combinatie met andere decoratie-elementen, zoals groentakken of-bladen, op een onderlinge afstand van bijvoorbeeld 5-20 cm, liggend worden verplaatst. Gebruikelijk zijn de gewassen, indien van toepassing al van hun bol ontdaan, op lengte gesneden, (gedeeltelijk) ontbladerd, en gewassen, die niet aan voorafbepaalde kwalificaties zoals lengte, aantal bloemen, kleur enz. voldoen, zijn uitgesorteerd. De stelen zijn in hoofdzaak in dwarsrichting op de transportrichting van de eerste transporteur gepositioneerd, waarbij de steeluiteinden voorbij de langsrand van deze eerste transporteur uitsteken. De transportband zonder einde wordt over aan de uiteinden daarvan opgestelde keerrollen geleid, waarvan er ten minste een wordt aangedreven met een aandrijving, zoals een elektromotor. Het deel van de transportband waarop tijdens bedrijf de gewassen liggend in de transportrichting naar het afvoeruiteinde worden verplaatst, wordt hierna ook wel transportpart genoemd. Het naar het eerste uiteinde terugaande deel van de transportband wordt dan met de term retourpart aangeduid.
De bosinrichting omvat eveneens een tweede transporteur voor het in een transportrichting liggend verplaatsen van gevormde en gebonden bossen, die een voorafbepaald aantal gewassen zoals 5, 10 of 20 stuks bevatten. Gebruikelijk is de tweede transporteur eveneens een transportband zonder einde, vergelijkbaar met de eerste transporteur. De tweede transporteur heeft een oplegpositie, op welke positie tijdens bedrijf de gevormde en gebonden bos gewassen vanaf het steunelement op het transportpart van de tweede transporteur worden geplaatst en in de transportrichting ervan naar een stroomafwaarts gelegen afvoeruiteinde worden getransporteerd voor verdere verwerking, zoals naar een verpakkingsstation voor het verpakken van de gevormde bos of bossen in een hoes of doos. De oplegpositie van de tweede transporteur ligt op een hoogte die lager is dan de hoogte van het afvoereinde van de eerste transporteur.
Bij het afvoeruiteinde van de eerste transporteur is een gecombineerde verzamel- en bindfunctie voorzien. Volgens de uitvinding is daartoe aan het afvoeruiteinde van de eerste transporteur in een verzamel- en bindpositie een bindinrichting voor het met bindmateriaal binden van een verzameld aantal gewassen opgesteld. De bindinrichting is doorgaans van het in het vak gebruikelijke type, die een zwenkbare binderarm omvat en knoopmiddelen voor het vasthouden, snijden en knopen van het bindmateriaal. Tijdens bedrijf loopt een bindmiddel zoals een draad of elastiek, vanaf een voorraadspoel door een in de zwenkbare binderarm voorzien oog naar de knoopmiddelen. Samen met een stroomopwaarts tegenover het bindmiddel liggende aanslag vormt het bindmiddel een tijdelijk positioneringsvak, waarin het gewenste aantal stelen, in het bijzonder vrije steeluiteinden, wordt verzameld en vervolgens direct gebonden. De aanslag is met voordeel een stationair deel van de inrichting en kan bijvoorbeeld deel uitmaken van het gestel of een deel van het werkoppervlak van de gebruikelijke bindinrichting zijn, welk oppervlak de knoopmiddelen afschermt. Ten opzichte van de gebruikelijk positie van de bindinrichting in bestaande boslijnen, zoals hierboven beschreven, waarbij tijdens bedrijf het bindmiddel zich hellend in de richting tegen de transportrichting van de bos gewassen tussen zwenkarm en knoopmiddelen uitstrekt, is de bindinrichting in de transportrichting “gekanteld” zodat het bindmiddel zich nagenoeg verticaal tussen zwenkarm en knoopmiddelen uitstrekt. Het werkoppervlak is in deze gekantelde positie van een gebruikelijke inrichting in plaats van horizontaal nagenoeg verticaal opgesteld. Detectiemiddelen, zoals sensoren bijvoorbeeld fotocellen, zijn voorzien voor het signaleren van de aanwezigheid van een gewas, bijvoorbeeld nabij de open bovenzijde van het positioneringsvak, nabij het afvoeruiteinde van de eerste transporteur of bij het geleidingstraject van hierna nog te bespreken geleidingsmiddelen. De regelinrichting stuurt de verschillende aandrijvingen aan op basis van van de detectie-inrichting afkomstige signalen.
Door het binden komt het bindmiddel aan de andere kant van de bos te liggen, zodat na doorsnijden van het bindmiddel de stelen niet meer tegengehouden worden door het bindmiddel en verder verplaatst kunnen worden. Verplaatsing van het steunelement leidt er dan toe dat de gevormde bos op de tweede transporteur wordt gelegd op de oplegpositie daarvan. Het bindmiddel vormt samen met de aanslag een nieuw positioneringsvak voor het verzamelen en binden van de steeluiteinden van een volgende bos.
Bij de inrichting volgens de uitvinding worden terwijl de gewassen rusten op het verplaatsbare steunelement de steeluiteinden gestapeld in het door bindmiddel en de aanslag gevormde positioneringsvak. Wanneer het voorafbepaalde aantal gewassen is verzameld, dat is gedetecteerd met de detectie-inrichting en regelinrichting, en derhalve het juiste aantal steeluiteinden daarvan in het positioneringsvak aanwezig is, wordt de bindinrichting geactiveerd en de bundel gewassen met begrensde positie van de steeluiteinden gebonden. De controle over de positie van de steeluiteinden voorafgaand aan en tijdens het binden is aldus toegenomen. Zodoende kan een strak gebonden bos worden gevormd, zelfs als de gewassen relatief dikke stelen bezitten zoals gladiolen en sommige gewassen met houtachtige stelen. Doordat het verzamelen en binden op dezelfde positie plaatsvindt en geen verplaatsing vanaf een verzamelpositie naar een bindpositie zoals bij de bekende bosinrichting nodig is, laat de uitvinding een compacte inrichting toe. Verder worden bij de uitvinding de gewassen in reeds gebonden bossen op de tweede transporteur geplaatst en kan de tweede transporteur als een transportband zonder einde zonder voorzieningen voor het vormen van vakken worden uitgevoerd.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het verplaatsbare steunelement een zich dwars op de transportrichting opgestelde, horizontale draai-as met een of meer dwarssteunen of dragers. Wanneer een bos gewassen is verzameld en gebonden en rust op de betreffende dwarssteun of drager zoals hierboven uitgelegd, kan door rotatie van de draai-as de dwarssteun naar beneden worden verplaatst en zodoende de bos op de tweede transporteur worden gelegd. Daarbij komt een volgende dwarssteun in de verzamel- en bindpositie te liggen voor de volgende te vormen bos van verzamelde en gebonden gewassen. Teneinde de voor het binden van de bos noodzakelijke zwenking van de zwenkarm van de bindinrichting niet te belemmeren zijn bij voorkeur 3 dwarssteunen voorzien, die 120° uit elkaar liggen rondom de draai-as, meer bij voorkeur meerdere in de lengterichting van de draai-as op afstand van elkaar gelegen sets van dwarssteunen.
Met voordeel is de vrije langszijde van een dwarssteun, d.w.z. tegenover de bevestigingszijde aan de draaias, gezien in de verzamel en -bindpositie, voorzien van een opstaande langsrand, De langsrand zorgt enerzijds ervoor dat tijdens het verzamelen en binden in de verzamel- en bindpositie de gewassen niet van de dwarssteun vallen, anderzijds fungeert de langsrand als geleidingsmiddel voor het plaatsen van de gevormde en gebonden bossen in de oplegpositie op de tweede transporteur, zodat de kans op beschadiging van de gewassen gering is.
Teneinde de stapeling van de stelen in het positioneringsvak zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren en te beheersen is bij voorkeur de regelinrichting zodanig ingericht dat tijdens het verzamelen het steunelement stapsgewijs met toename van de stapeling wordt verplaatst, in het bijzonder geroteerd.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn verplaatsbare geleidingsmiddelen voorzien voor het geleiden van de steel uiteind en langs een geleidingstraject vanaf het afvoereinde van de eerste transporteur naar het positioneringsvak. Een of meer sponswielen in aanraking met de eerste transporteur zijn een voorbeeld daarvan. In een voordelige uitvoeringsvorm omvatten de geleidingsmiddelen twee met elkaar samenwerkende geleidingssnaren of smalle geleidingsbanden met in het geleidingstraject naar elkaar toegekeerde klemparten, welk geleidingstraject een invoer nabij het afvoereinde van de eerste transporteur en een uitmonding boven het positioneringsvak bezit.
Teneinde het stapelen van dikstelige gewassen in het positioneringsvak te beheersen zijn bij voorkeur aan het afvoereinde van de geleidingsmiddelen een paar met elkaar samenwerkende wielen zoals sponswielen opgesteld, die zodoende de bovenkant van het positioneringsvak voor de steeluiteinden begrenzen. De bodem of onderzijde van het positioneringsvak is met voordeel gevormd door een in hoogterichting verplaatsbaar steundeel, bij voorkeur een veerbaar opgesteld draagwiel, dat met toenemend gewicht van de steeluiteinden bij toenemend aantal verzamelde gewassen tegen de veerrichting in mee naar beneden beweegt. Aldus kan de doorsnede van het positioneringsvak automatisch zich aan de momentane omvang van de verzamelde steeluiteinden aanpassen zonderde controle van de positie van de stelen in gevaar te brengen.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de eerste transporteur zelf ingericht voor het vormen van op een onderlinge afstand van elkaar gelegen gewassen in aantallen die telkens met het aantal gewassen in een te verzamelen en te binden bos overeenkomen. Daartoe omvat de eerste transporteur met voordeel meerdere in de machinerichting opeenvolgend opgestelde transportbanden zonder einde, waarbij de snelheid van de afzonderlijke transportbanden regelbaar is. Met voordeel zijn sensoren voor het detecteren van gewassen opgesteld bij de overgangen tussen de transportbanden, bij voorkeur de afvoeruiteinden van de transportbanden. De regeling van de snelheid van de transportbanden is bij voorkeur zodanig ingericht dat bij het detecteren van het laatste gewas van een in een bos te verzamelen aantal gewassen op de invoerpositie van een transportband het snelheidsverschil tussen genoemde transportband en de stroomopwaartse transportband wordt vergroot, en bij het detecteren van hetzelfde laatste gewas op de invoerpositie van de daaropvolgende stroomafwaartse transportband het snelheidsverschil tussen genoemde transportband en de stroomopwaartse transportband wordt verkleind, met voordeel teruggebracht tot de originele snelheidsverschil, waarbij de vergroting van het snelheidsverschil wordt bepaald door de benodigde tijd voor het verzamelen, binden en afvoeren. Anders gezegd, elke transportband kent in beginsel een vaste basissnelheid en een variabele, vertraagde dan wel verhoogde snelheid. Door telkens een vertraging van een voorgaande transportband (b-1), dan wel een versnelling van de betreffende transportband (b) zelf in de regeling in te bouwen na het detecteren van het laatste gewas van een te vormen bos bij de afvoer van transportband (b-1) dan wel bij de invoer van een transportband (b), wordt door de relatieve snelheidsverandering de afstand tussen het laatste gewas van een te verzamelen bos gewassen en het eerste gewas van een volgende te verzamelen bos vergroot. De vertraging van de voorgaande transportband (b-1) wordt verminderd, in het bijzonder opgeheven (de snelheid wordt met voordeel op de oorspronkelijke waarde ingesteld), als bij de transportband (b+1) stroomafwaarts van transportband (b) hetzelfde laatste gewas is gepasseerd en gedetecteerd. In het geval van een relatieve snelheidsverandering in de vorm van een versnelling van de transportband (b) wordt bij detectie van hetzelfde gewas bij de transportband (b+1) de snelheid van die transportband (b) bij voorkeur teruggebracht op de oorspronkelijke snelheid De herhaalde introductie van snelheidsverschillen van opeenvolgende transportbanden (en dus de uiteindelijke afstand tussen het laatste gewas van de ene bos en het eerste gewas van de direct daaropvolgende bos aan het eind van de eerste transporteur) wordt met voordeel geregeld in afhankelijkheid van de tijd die nodig is om een bos op het verplaatsbaar steunelement te verzamelen, te binden, en te deponeren op de tweede transporteur. De dynamische snelheidsregeling laat een continue verwerking van de gewassen toe. Door de stapsgewijze opbouw van de voor verzamelen, binden en afvoeren benodigde afstand kunnen de snelheidsverschillen relatief klein worden gehouden, hetgeen het risico op beschadiging en uitval van gewassen beperkt en de kwaliteit van de uiteindelijke bos gebonden gewassen verbeterd. Grote wisselende snelheidsverschillen met inbegrip van tijdelijke stilstand betekenen tevens een zware mechanische belasting voor de inrichting en slijtage ervan, die de betrouwbare werking van de inrichting in gevaar brengen. Bij de geleidelijke opbouw met relatief kleine snelheidsverschillen worden deze nadelen vermeden. De uitvinding wordt hierna toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening, waarin Fig. 1 een schematische weergave van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding is;
Fig. 2 een schematisch aanzicht in perspectief van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding is;
Fig. 3 een schematisch vooraanzicht van de in Fig. 2 weergegeven uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding is; en
Fig. 4 een schematisch achteraanzicht van de in Fig. 2 en 3 weergegeven uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding is.
In Fig. 1 is schematisch een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding weergegeven, die in zijn geheel met verwijzingscijfer 10 is aangeduid. De inrichting 10 omvat een eerste transporteur 12 met een eerste uiteinde 14 en een afvoeruiteinde 16 voor het op onderlinge afstand van elkaar liggend verplaatsen van gewassen 18 in de met een pijl aangeduide transportrichting. In de weergegeven uitvoeringsvorm omvat de eerste transporteur 12 een vijftal transportbanden zonder einde 12b"2, 12b"1, 12b, 12b+1, 12b+2, met elk een transportpart 20 en retourpart 22, die over keerrollen 24 en 26 worden geleid, waarvan er een wordt aangedreven door aandrijving 28, zoals een elektromotor, aangestuurd door controle-of regelinrichting 30. In de weergegeven uitvoeringsvorm ligt het stroomafwaartse afvoeruiteinde van een transportband op een hoogte, die enigszins hoger is dan het invoeruiteinde van een daaropvolgende transportband. Aan het afvoeruiteinde 16 zijn geleidingsmiddelen 32 voorzien in de vorm van twee naast de langsrand 33 van de transportband 12b+2 opgestelde geleidingssnaren 34 of smalle bandjes, die in het betreffende geleidingstraject tussen eerste en tweede transporteur met elkaar samenwerken. In dit geleidingstraject wordt een steel van een gewas tussen de naar elkaar gerichte transportparten 35 ervan opgenomen. In de weergegeven uitvoeringsvorm omvat het geleidingstraject een zich in hoofdzaak parallel aan het transportpart 20 van de laatste transportband 12b+2 uitstrekkende geleidingssectie met een aangrenzend, de ronding van de overeenkomstige keerrol 26 volgende tussensectie en een zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkende afvoersectie. Een aantal vrij draaibare sponswielen, waarvan het omtreksoppervlak in aanraking verkeert met het oppervlak van de transportband 12b+2 is een alternatieve uitvoeringsvorm van de geleidingsmiddelen 32.. Bij het afvoeruiteinde 16 is in een verzamel- en bindpositie een bindinrichting 36 opgesteld met een aandrijfbare zwenkarm 38, werkoppervlak 40 en onder werkoppervlak 40 opgestelde knoopmiddelen 42. De arm 38 is zwenkbaar tussen de weergegeven rustpositie, en een knooppositie, waarin het bindmiddel om de steeluiteinden is geslagen en de knoopmiddelen worden geactiveerd. Tussen zwenkarm 38 en knoopmiddelen 42 strekt zich bindmiddel 44 uit door een opening 45 in werkoppervlak 40. Bindmiddel 44 en werkoppervlak 40 dat in termen van de uitvinding als aanslag fungeert, vormen een - in dit geval V-vormig - positioneringsvak 46 voor het verzamelen van de steeluiteinden 48 van de gewassen 18. Detectiemiddelen 50b'1, 50b, 50b+1, 50b+2, bijvoorbeeld een of meer schematisch weergegeven fotocellen, voor het detecteren van de gewassen, zijn langs de langsranden van de transportbanden 12b"1, 12b, 12b+1, 12b+2 bij het afvoeruiteinde ervan opgesteld, waarvan het signaal wordt doorgegeven aan de regelinrichting 30. Wanneer op basis van signalen van de sensoren 50b'1 bij de transportband 12b"1 de regelinrichting 30 een voorafbepaald aantal gewassen in een bos, bijvoorbeeld 10 bloemstelen, heeft gedetecteerd, wordt de snelheid van de direct stroomopwaarts grenzende transportband 12b"2 vertraagd, totdat ook bij de volgende detectie-inrichting 50b het laatste (zelfde) gewas van het voorafbepaald aantal is gepasseerd. Dan wordt de afstand opnieuw vergroot door vertraging van transportband 12b"1, terwijl de snelheid van transportband 12b"2 op zijn oorspronkelijke waarde wordt ingesteld. Het geheel wordt zodanig geregeld dat aan het eind van de eerste transporteur, met andere woorden bij de afvoer van transportband 12b+2 de afstand tussen het laatste gewas van de ene bos en het eerste gewas van de daaropvolgende bos en gegeven de snelheid van deze laatste transportband 12b+2 voldoende is om het hierna te bespreken verzamelen van de gewassen in een bos van genoemd vooraf bepaald aantal gewassen en het binden daarvan te kunnen uitvoeren.
Bij het afvoeruiteinde 16 is ook een verplaatsbaar steunelement 54 opgesteld, dat om een horizontale draai-as 56 een aantal sets van roteerbare dwarssteunen 58 omvat, waarbij de as 56 is gekoppeld aan een door regelinrichting 30 geregelde aandrijving 60. Onder het steunelement 54 en dus onder het afvoeruiteinde 16 van de eerste transporteur 12, strekt zich een tweede transporteur 62 uit in de machinerichting. De tweede transporteur 62 omvat een transportband zonder einde die over keerrollen 64, waarvan er een is aangedreven met een door regelinrichting 30 bestuurde aandrijving 66, wordt geleid.
Tijdens bedrijf van de hierboven besproken inrichting 10 worden gewassen 18, zoals op lengte gesneden en bijvoorbeeld op kleur gesorteerde snijbloemen, bijvoorbeeld nabij het eerste uiteinde 14 op een onderlinge afstand van elkaar op de eerste transporteur 12 gepositioneerd en naar het afvoeruiteinde 16 verplaatst. Bij het afvoeruiteinde 16 wordt het steeluiteinde 48 tussen het transportpart 20 van de eerste transporteur 12 en de geleidingsmiddelen 32 opgenomen en in het positioneringsvak 46 geleid, waarbij het resterende deel van het gewas 18 op het steunelement 54 rust. Indien nodig, kunnen aanvullende detectiemiddelen bij de uitmonding van de geleidingsmiddelen 32 zijn voorzien. De gewassen 18 stapelen zich op het steunelement 54 en in het positioneringsvak 46 op, totdat de regelinrichting 30 heeft bepaald dat een voorafbepaald aantal gewassen is verzameld, bijvoorbeeld op basis van signalen die van de detectiemiddelen afkomstig zijn.
De regelinrichting 30 bestuurt de aandrijving 68 van de bindinrichting 36, zodat het bindmiddel 44 door draaiing van de zwenkarm 38 naar de knooppositie om de steeluiteinden wordt geslagen en met de knoopmiddelen 42 wordt verknoopt en afgesneden. Bij terugkeer van de zwenkarm 38 naar de rustpositie ervan vormt het nieuwe stuk bindmiddel 44 samen met het werkoppervlak 40 een nieuw positioneringsvak voor de volgende te vormen en te binden bos. De steeluiteinden van de gebonden bos 70 liggen nu vrij van dit nieuwe positioneringsvak en door rotatie van het steunelement 54 wordt de gevormde en gebonden bos gewassen in de oplegpositie op de tweede transporteur 62 geplaatst en voor verdere verwerking afgevoerd in de met een pijl aangeduide transportrichting.
Fig. 2-4 tonen andere aanzichten van de in Fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, waarin gelijke onderdelen met gelijke verwijzingscijfers zijn aangeduid. De meest stroomafwaartse transportband 12b+2van de eerste transporteur 12 is een over keerrollen geleide transportband zonder einde met transportpart 20 en retourpart 22. De tweede transporteur 62 is een eveneens een over keerrollen geleide transportband zonder einde. Beide transporteurs 12 en 62 worden aangedreven door middel van niet-weergegeven aandrijvingen, die worden bestuurd door de eveneens niet weergegeven regelinrichting. In het overgangsgebied tussen eerste en tweede transporteurs zijn geleidingssnaren 34 als geleidingmiddelen 32 voorzien Bij de uitmonding 82 van de in hoofdzaak verticale geleidingssectie staan twee om een horizontale draai-as roteerbare sponswielen 84, waartussen een steeluiteinde wordt doorgeleid en die de bovenkant van een positioneringsvak 46 begrenzen, waarvan de stroom opwaartse zijwand wordt gevormd door een vaste aanslag of geleiding 86 en de stroomafwaartse zijwand door het bindmiddel 44 en de bodem door een verend element 88, in dit geval een om een horizontale as 90 draaibaar opgesteld draagwiel 92 met harde omtrek, welke as 92 is gelegerd in een vrij uiteinde 94 van een (gehoekte) draagarm 96, die ter plaatse van de hoek 98 draaibaar is bevestigd aan het frame van de inrichting 10 en het andere vrije uiteinde 100 met een trekveer 102 is bevestigd aan het frame. Het steunelement 54 omvat in deze uitvoeringsvorm opnieuw een aandrijfbare horizontale as 56 waaraan drie in zijaanzicht onder een hoek van 120° staande dwarssteunen 58 zijn bevestigd voorzien van een opstaande langsrand 106.
Door het toenemende gewicht van de verzamelde gewassen in het positioneringsvak 46 wordt het draagwiel 92 tegen de werking van trekveer 102 naar beneden gedrukt, waardoor het volume van het positioneringsvak 46 wordt vergroot totdat het aantal te binden gewassen is bereikt. Gelijktijdig wordt het steunelement 54 stapsgewijs, bijvoorbeeld bij elk gewas dat daarop wordt gedeponeerd, geroteerd met kleine stappen waarvan de stapgrootte is afgestemd op de te verwachten verticale verplaatsing van het draagwiel. Bij het bereiken van dit juiste aantal wordt de bindinrichting 36 door de regelinrichting 30 geactiveerd en het bindmiddel 44 om de steeluiteinden geknoopt. Door verdere rotatie van het steunelement 54 wordt de bos 70 van gebonden gewassen op de tweede transporteur 62 gelegd. Een schot of plaat 108 is voorzien om te verhinderen dat een gewas van de dwarssteun 58 of een gebonden bos 70 van de tweede transporteur 62 afvalt.

Claims (10)

1. Inrichting (10) voor het vormen van bossen (70) van gewassen (18) en binden ervan, in het bijzonder een bos of boeket van snijbloemen, welke inrichting omvat: een eerste transporteur (12) zonder einde voor het gezien in de transportrichting ervan op afstand van elkaar liggend verplaatsen van gewassen (18), die in hoofdzaak dwars op de transportrichting zijn georiënteerd, met een op een eerste hoogte gelegen afvoer (16) voor het afvoeren van de gewassen (18), een tweede transporteur (62) voor het gezien in de transportrichting ervan verplaatsen van bossen (70) van verzamelde en gebonden gewassen (18), met een oplegpositie gelegen op een tweede hoogte, die lager is dan genoemde eerste hoogte van de afvoer van de eerste transporteur (62), een bij de afvoer (16) van de eerste transporteur (10) in een verzamel- en bindpositie opgestelde bindinrichting (36) voor het met bindmateriaal (44) binden van een verzameld aantal gewassen (18) tot een bos (70), waarbij de bindinrichting (36) ten minste een vanuit een ruststand naar een knooppositie zwenkbare binderarm (38) en knoopmiddelen (42) voor het vasthouden, snijden en knopen van het bindmateriaal (44) omvat, zodanig dat een aanslag (40; 86) en het tijdens bedrijf van de inrichting (10) in een ruststand van de zwenkbare binderarm (38) zich tussen de binderarm (38) en de knoopmiddelen (42) uitstrekkend bindmateriaal (44) een positioneringsvak (46) voor het voorafgaand aan het binden verzamelen van stelen (48) van te binden gewassen (18) vormen, waarbij een verplaatsbaar steunelement (54) is voorzien voor het in de verzamel- en bindpositie liggend ondersteunen van de verzamelde gewassen (18) op een hoogte tussen de afvoer (16) van de eerste transporteur (12) en de oplegpositie van de tweede transporteur (62), een detectie-inrichting (50) voor het detecteren van de aanwezigheid van een gewas (18), aandrijfmiddelen (28, 60, 66, 68) voor het aandrijven van de eerste (12) en tweede transporteur (62), bindinrichting (36) en steunelement (54), en een regelinrichting (30) voor het regelen van de aandrijfmiddelen (28, 60, 66, 68) op basis van een van de detectie-inrichting (50) afkomstig signaal.
2. Bos- en bindinrichting volgens conclusie 1, waarbij het steunelement (54) een zich dwars op de transportrichting uitstrekkende horizontale draai-as (56) met daaraan bevestigd een of meer dwarssteunen (104) omvat.
3. Bos- en bindinrichting volgens conclusie 2, waarbij dwarssteunen (104) onder een hoek van 120° rondom de as (56) zijn gerangschikt.
4. Bos- en bindinrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij de dwarssteunen (104) een -in de verzamel- en bindpositie gezien - naar boven toe uitstrekkende langsrand (106) omvatten.
5. Bos- en bindinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de regelinrichting (30) zodanig is ingericht, dat het steunelement (54) tijdens het verzamelen van gewassen (18) in het positioneringsvak (46) stapsgewijs wordt aangedreven.
6. Bos- en bindinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij geleidingsmiddelen (32) voor het geleiden van de steeluiteinden (48) van de gewassen (18) in een geleidingstraject vanaf de eerste transporteur (12) naar het positioneringsvak (46) zijn voorzien.
7. Bos- en bindinrichting volgens conclusie 6, waarbij de geleidingsmiddelen () twee met elkaar in het geleidingstraject samenwerkende geleidingsnaren of-banden (80) omvatten.
8. Bos- en bindinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de onderzijde van het positioneringsvak (46) een in hoogterichting verplaatsbaar opgesteld draagwiel (92) omvat.
9. Bos- en bindinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste transporteur (12) meerdere in de machinerichting opeenvolgend opgestelde transportbanden (12b 2, 12b'1, 12b, 12b+1, 12b+2) zonder einde omvat, waarbij de snelheid van de afzonderlijke transportbanden regelbaar is.
10. Bos- en bindinrichting volgens conclusie 9, waarbij de regeling van de snelheid van de transportbanden zodanig is ingericht dat bij het detecteren van het laatste gewas van een in een bos te verzamelen aantal gewassen op de invoerpositie van een transportband (12b+1) het snelheidsverschil tussen genoemde transportband (12b+1) en de stroomopwaartse transportband (12b) wordt vergroot, en bij het detecteren van hetzelfde laatste gewas op de invoerpositie van de daaropvolgende transportband (12b+2) het snelheidsverschil tussen genoemde transportband en de stroomopwaartse transportband (12b) wordt verkleind, in het bijzonder teruggebracht tot het oorspronkelijke snelheidsverschil, waarbij de vergroting van het snelheidsverschil wordt bepaald door de benodigde tijd voor het verzamelen, binden en afvoeren.
NL2016879A 2016-06-02 2016-06-02 Inrichting voor het vormen van bossen van gewassen en binden ervan, in het bijzonder een bos of boeket van snijbloemen NL2016879B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2016879A NL2016879B1 (nl) 2016-06-02 2016-06-02 Inrichting voor het vormen van bossen van gewassen en binden ervan, in het bijzonder een bos of boeket van snijbloemen

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2016879A NL2016879B1 (nl) 2016-06-02 2016-06-02 Inrichting voor het vormen van bossen van gewassen en binden ervan, in het bijzonder een bos of boeket van snijbloemen

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2016879A NL2016879A (nl) 2017-12-11
NL2016879B1 true NL2016879B1 (nl) 2018-01-25

Family

ID=56292860

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2016879A NL2016879B1 (nl) 2016-06-02 2016-06-02 Inrichting voor het vormen van bossen van gewassen en binden ervan, in het bijzonder een bos of boeket van snijbloemen

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2016879B1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2030316B1 (nl) * 2021-12-28 2023-07-03 Havatec B V Bloembosverwerkingssysteem en werkwijze voor het geautomatiseerd opschudden van bloembossen

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1021623C2 (nl) * 2002-10-10 2004-04-14 Koppert Machines Bv Werkwijze voor het vervaardigen van een gehoesde bos bloemen, en inrichting daarvoor.
NL2004172C2 (nl) * 2010-01-29 2011-08-01 Florian Holding B V Werkwijze en inrichting voor het vormen van tulpenbossen.

Also Published As

Publication number Publication date
NL2016879A (nl) 2017-12-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DK3081071T3 (en) System for harvesting mushrooms
NL2016879B1 (nl) Inrichting voor het vormen van bossen van gewassen en binden ervan, in het bijzonder een bos of boeket van snijbloemen
NL1002445C1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het be- respectievelijk verwerken van gewassen, in het bijzonder langstelige gewassen.
NL8901613A (nl) Broodsnijmachine.
US1008914A (en) Hop-picker.
NL1012981C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het bossen van bloemen.
US1454545A (en) Method and machine for banding articles in transit
NL1036829C2 (nl) Inrichting voor het verzamelen van vruchten tijdens het oogsten ervan.
EP0744120B1 (en) Method and apparatus for harvesting and bunching agricultural produce and/of market garden produce
NL2013456B1 (nl) Inrichting voor het vormen van bossen van gewassen.
NL7906281A (nl) Beweegbare oogstmachine.
EP2279676B1 (fr) Dispositif d'alimentation d'un dispositif d'effeuillaison de pieds de tabac
NL1039064C2 (nl) Werkwijze voor het samenstellen van gemengde boeketten alsmede een samenstel daarvoor.
NL1028644C2 (nl) Systeem en werkwijze voor toepassing in bijvoorbeeld een kas of warenhuis, alsmede transportinrichting.
NL1028368C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het verplaatsen van bolbloemen.
NL1011323C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het oogsten van witlof.
NL1030316C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het hanteren van snijbloemen.
NL1018970C2 (nl) Bloemorientatiewijziging bij bossen.
NL2013348B1 (nl) Sorteerinrichting voor het sorteren van gewassen met een steeluiteinde volgens een of meer bepaalde gewaskenmerken, alsmede bloemenverwerkingslijn voorzien van een dergelijke sorteerinrichting.
US20010011503A1 (en) Method and device for handling baked products
BE1029626B1 (nl) Inrichting voor het rooien van koolgroenten, in het bijzonder bloemkolen
NL1021817C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het afvoeren van afval.
RU2812467C1 (ru) Устройство для сортировки фруктов и корнеплодов
JP4190144B2 (ja) 花卉処理装置
CN112793825B (zh) 一种自动化金桔包装设备