NL1012981C2 - Werkwijze en inrichting voor het bossen van bloemen. - Google Patents
Werkwijze en inrichting voor het bossen van bloemen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1012981C2 NL1012981C2 NL1012981A NL1012981A NL1012981C2 NL 1012981 C2 NL1012981 C2 NL 1012981C2 NL 1012981 A NL1012981 A NL 1012981A NL 1012981 A NL1012981 A NL 1012981A NL 1012981 C2 NL1012981 C2 NL 1012981C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- flowers
- pair
- stems
- gripping members
- disc
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G5/00—Floral handling
- A01G5/02—Apparatus for binding bouquets or wreaths
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Sorting Of Articles (AREA)
- Basic Packing Technique (AREA)
Description
Titel: Werkwijze en inrichting voor het bossen van bloemen.
De onderhavige uitvinding heeft allereerst betrekking op een werkwijze voor het automatisch maken van boeketten. Dergelijke boeketten kunnen zowel bloemen, als takken, zoals varens, of siertoevoegingen, zoals 5 vlaggetjes, omvatten. Onder bloem wordt hier verstaan zowel de eigenlijke bloem of de knop van de bloem, als het geheel van de eigenlijke bloem of knop tezamen met de stengel en bladeren en eventueel de bol. Uit het verband waarin de uitdrukking bloem wordt gebruikt, blijkt duidelijk in welke 10 zin het begrip bloem moet worden opgevat.
Tot voor ruim een tiental jaren vond het bossen van bloemen handmatig plaats. In de jaren tachtig is echter gezocht deze bewerking te automatiseren. Zo is uit de Nederlandse octrooiaanvrage 90.00099 een inrichting voor 15 het bundelen of bossen van snijbloemen, meer in het bijzonder van rozen bekend, waarbij de snijbloemen hangend in cirkelvormige sleuven naar en in een centrale opening worden bewogen en de vanaf de sleuven neerhangende stelen of stengels door een grijporgaan bijeen gebracht worden, 20 waarna de gevormde bundel of bos naar beneden toe wordt bewogen om te worden afgevoerd naar een binder om de stelen of stengels bijeen te binden. De bloemen worden op lengte gesorteerd in de sleuven gebracht met behulp van een opneemschijf waarin de bloemen met de hand worden 25 geplaatst. Een nadeel hiervan is dat deze wijze van werken niet kan worden toegepast wanneer een bloem of knop een zodanige vorm heeft dat deze hieraan niet kan worden opgehangen. De bekende werkwijze is dan ook voor de meeste bloemen ongeschikt en specifiek afgestemd op rozen.
30 Om dit nadeel te voorkomen en een werkwijze te verschaffen die bruikbaar is voor het maken van boeketten met allerlei soorten bloemen, heeft de werkwijze voor het automatisch maken van boeketten overeenkomstig de uitvinding het kenmerk, dat het bossen van de bloemen, 1012981 2 eventueel met takken en/of siertoevoegingen, plaats vindt met de stengels en/of stelen aan de onderzijde aangegrepen.
Een verder nadeel van de bekende werkwijze is dat met name de afhangende bladeren van de bloemen bij het 5 bossen gemakkelijk worden beschadigd. Het verdient dan ook de voorkeur dat, overeenkomstig de uitvinding, het bossen plaats vindt met de bloemen, eventueel met takken en/of siertoevoegingen, naar beneden hangend.
Uit de Nederlandse octrooiaanvrage 86.02544 is op 10 zich het transport van bloemen met de bloemen naar beneden hangend bekend. De transportinrichting is daartoe voorzien van vasthoudorganen voor het aangrijpen van het onderste gedeelte van de stengels. De bloemen worden handmatig ingebracht en door de transportinrichting getransporteerd 15 naar de plaats waar zij worden verpakt. De kans op beschadiging van de bloemen wordt hierdoor sterk teruggebracht, terwijl de oorspronkelijke kwaliteit van de bloemen kan worden gehandhaafd. De bloemen worden hier echter niet gebost.
20 Een bijzonder fraai uiterlijk kan aan boeketten worden gegeven wanneer de bloemen met eventueel takken en/of siertoevoegingen door het verdraaien van de stengels en/of stelen in schoofvorm worden gebost. Een korengeschbven bos kan bovendien rechtstreeks in een vaas 25 worden gebracht; de bloemen behoeven daarbij niet meer te worden geschikt.
Een verdere verfraaiing van het uiterlijk van de boeketten wordt verkregen wanneer de hoogte van de afzonderlijke bloemen en eventuele takken en/of 30 siertoevoegingen in het boeket vóór het bossen wordt ingesteld. In het bijzonder is het mogelijk dat de bloemen, tijdens transport in verticale toestand naar de plaats waar het bossen plaats vindt, in hoofdzaak in een horizontaal vlak gelegen worden uitgelijnd.
35 Omdat nu eenmaal de stengels van bloemen en takken enigszins gekromd kunnen zijn, is het gunstig wanneer 1012981 3 tijdens het transport de kromming van de stengels wordt bepaald en tijdens het bossen de bloemen en de eventuele takken met de gekromde stengels op een te voren bepaalde wijze, bijvoorbeeld naar binnen of naar buiten, gedraaid in 5 de bos worden opgenomen. Ook deze maatregel kan bijdragen tot de verfraaiing van de verkregen bossen.
Om een verdere verfraaiing van de boeketten te verkrijgen kunnen met behulp van een detector parameters, die voor het sorteren van de in de boeketten op te nemen 10 bloemen van belang kunnen zijn, zoals steellengte en/of -kromming, bloemhoogte, beschadigingen, rijpheid, en dergelijke, worden vastgesteld en geregistreerd, waarna op grond van deze parameters de bloemen gesorteerd worden gebost.
15 De werkwijze zoals deze tot dusverre is beschreven, is in het bijzonder geschikt voor snijbloemen. Wanneer echter de werkwijze moet worden toegepast op bolgewassen, in het bijzonder tulpen, dan is het van belang dat de bloemen naar de plaats waar het bossen plaats vindt worden 20 getransporteerd nadat zij eerst zijn ontbolt.
Alhoewel het ontbollen op bekende wijze kan plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld omschreven in het Nederlands octrooischrift 175580, verdient het de voorkeur om zowel het ontbollen als het transporteren met de bloemen 25 naar beneden hangend uit te voeren. Met andere woorden, zowel voor snijbloemen als voor bolgewassen, zoals tulpen, wordt het gehele traject van transporteren en bossen, respectievelijk ontbollen, transporteren en bossen doorlopen met de bloemen naar beneden hangend, waardoor 30 beschadigingen worden geminimaliseerd en de kwaliteit van de bloemen nauwelijks of in het geheel niet wordt verminderd. De bloemen worden bij voorkeur naar beneden hangend in het transporttraject of in het ontboltraject ingebracht. Het ontbollen en transporteren met de bloemen 35 naar beneden hangend kan overigens op zich plaatsvinden zonder dat ook het bossen geschiedt met de bloemen naar 1012981 4 beneden hangend. Ook is het mogelijk dat de bloemen horizontaal liggend in de transporteenheid of, bijvoorbeeld voor tulpen, in het ontboltraject worden gebracht en daarna, eventueel na het ontbollen in verticale toestand 5 worden gebracht om vervolgens in dezé verticale toestand verder te worden getransporteerd en gebost.
In het genoemde Nederlandse octrooischrift 175580 vindt het ontbollen plaats vindt terwij1 de bloemen op een in hoofdzaak horizontaal vlak zijn gelegen. Wanneer deze 10 wijze van ontbollen wordt toegepast bij de werkwijze voor het maken van boeketten overeenkomstig de uitvinding, zouden de bloemen, na te zijn aangegrepen, over 90° moeten worden gedraaid om hen in de naar beneden hangende positie te brengen. Beter is het om in dat geval het ontbolapparaat 15 over 90° te draaien.
De uitvinding heeft niet alleen betrekking op een werkwijze, maar ook op een inrichting voor het maken van boeketten. Overeenkomstig de uitvinding is deze inrichting voorzien van ten minste één transporteenheid voor het 20 toevoeren van naar beneden hangend aangegrepen bloemen en eventueel evenzo aangegrepen takken en/of siertoevoegingen aan een of meer daarop aangesloten bosapparaten voor het met de bloemen en eventueel takken en/of siertoevoegingen naar beneden hangend samenvoegen daarvan en het binden van 25 de verkregen bossen tot boeketten.
Meer uitgewerkt omvat de transporteenheid een eerste drukbandenpaar waar de bloemen naar beneden hangend tussen geklemd kunnen worden toegevoerd aan een aangrijpeenhëid, welke aangrijpeenheid is voorzien van een eindloze 30 transporteur met een aantal daaraan bevestigde grijporganen om de door het eerste drukbandenpaar toegevoerde bloemen over te nemen en door een detector te leiden voor het vaststellen en registreren van parameters, die voor het schikken en/of sorteren van de in de boeketten op te nemen 35 bloemen van belang kunnen zijn, zoals steellengte en/of -kromming, bloemhoogte, beschadigingen, rijpheid, en 1012981 5 dergelijke, alsmede een tweede drukbandenpaar met behulp waarvan in samenwerking met de grijporganen en onder besturing van de detector de bloemen in de gewenste positie kunnen worden toegevoerd aan een bosapparaat.
5 Om de stengels, die immers een verschillende lengte bezitten, op een bepaalde hoogte, die afhankelijk is van de gewenste hoogte van de bloemen in het boeket, aan te kunnen grijpen, dienen de bloemen tijdelijk door het tweede drukbandenpaar te worden vastgehouden om opnieuw door de 10 grijporganen, doch nu op de juiste hoogte, te worden aangegrepen. In een specifieke uitvoeringsvorm is daartoe de aangrijpeenheid voorzien van een boven het tweede drukbandenpaar aangebracht eerste stuurelement en omvat elk van de grijporganen een ontgrendelelement dat, gedurende de 15 tijd dat dit ontgrendelelement samenwerkt met genoemd stuurelement, de bek van het grijporgaan geopend houdt, gedurende welke tijd de desbetreffende bloemen door het tweede drukbandenpaar worden vastgehouden, terwijl buiten deze tijd de bek van de grijporganen onder veerdruk 20 gesloten wordt gehouden. Om de stengels opnieuw op de juiste hoogte te kunnen aangrijpen is elk van de grijporganen beweegbaar in hoogterichting aangebracht in de aangrijpeenheid en is de aangrijpeenheid voorzien van een vóór en boven het tweede drukbandenpaar aangebracht en 25 onder besturing van de detector staand tweede stuurelement, en omvat elk van de grijporganen een geleidingselement dat, in samenwerking met genoemd tweede stuurelement het desbetreffende grijporgaan tijdens een beweging daarvan in de transportrichting omhoog doet bewegen alvorens de 30 hierdoor vastgehouden bloem door het tweede drukbandenpaar wordt overgenomen. Voorts is daarbij de aangrijpeenheid voorzien van een in de bewegingsrichting van de grijporganen achter het tweede stuurelement geplaatste geleidingsrand om de grijporganen omlaag te bewegen langs 35 de stengels van de desbetreffende bloemen, terwijl deze 1012981 6 bloemen door het tweede drukbandenpaar worden vastgehouden en verder worden getransporteerd.
Bij voorkeur is boven het tweede drukbandenpaar een snijorgaan aangebracht voor het afsnijden van te ver naar 5 boven uitstekende stengels.
Om de stengels die gekromd zijn met de kromming in een bepaald richting verder te kunnen transporteren naar het bosapparaat is elk van de grijporganen draaibaar rond een in hoofdzaak verticale as, en is de aangrijpeenheid 10 voorzien van een vóór en boven en een achter en boven het tweede drukbandenpaar aangebracht en onder besturing van de detector staand derde, respectievelijk vierde stuurelement, en omvat elk van de grijporganen een schijfvormig element dat, in samenwerking met het derde stuurelement een 15 desbetreffend grijporgaan over een bepaalde hoek kan draaien, in welke gedraaide stand het grijporgaan een desbetreffende bloem weer van het tweede drukbandenpaar overneemt, waarna door een verdere samenwerking van het schijfvormig element met het vierde stuurelement het 20 grijporgaan weer in zijn oorspronkelijke stand wordt gedraaid.
Vanaf de transporteenheid dienen de bloemen, voor zover zij op grond van de detectieresultaten niet worden gebost, te worden overgenomen door een bosapparaat om 25 daarin tot een bos te worden samengevoegd. Hiertoe is dit bosapparaat voorzien van grijpers om de door de transporteenheid toegevoerde bloemen te kunnen overnemen en een overbrengingsmechanisme om de stengels naar elkaar toe te bewegen.
30 Alhoewel het mogelijk is het overbrengingsmechanisme uit te voeren als een parapluconstructie, waarbij de grijpers enerzijds scharnierbaar zijn verbonden met een in hoofdzaak verticale as en anderzijds via een langs de as beweegbare bus en een tussen elk van de grijpers en de bus 35 aangebracht scharnierbaar verbindingselement, waarbij door beweging van de bus langs de as de grijpers meer of minder 1012981 7 naar de as toe worden bewogen, waarbij derhalve de stengels vanaf de bovenzijde worden aangegrepen, en de bloemen door samenvouwen van deze parapluconstructie naar elkaar toe worden bewogen, verdient het om constructieve redenen de 5 voorkeur wanneer het overbrengingsmechanisme is voorzien van een om een in hoofdzaak verticale as draaibare eerste stuurschijf met in ten minste de radiale richting verlopende sleuven, en van ten minste één ten opzichte van deze stuurschijf om eenzelfde as draaibare draagschijf 10 waaraan de grijpers draaibaar rond een in hoofdzaak verticale as zijn verbonden, waarbij de grijpers zijn voorzien van een nok die in een corresponderende sleuf in de stuurschijf heen en weer beweegbaar is bij draaiing van draagschij f 15 Deze uitvoeringsvorm biedt bovendien de mogelijkheid om op relatief eenvoudige wijze maatregelen te nemen om bloemen in schoofvorm te bossen.
Om de stengels onder de schijf meer naar elkaar toe te kunnen bewegen, kunnen de grijpers zijn opgebouwd uit 20 meerdere ten opzichte-van elkaar beweegbare grijperdelen. Dit effect kan ook worden bereikt wanneer de uiteinden van de grijpers op verschillende hoogte werkzaam zijn. Een compacter boeket kan verder worden verkregen, wanneer een of meer grijperdelen draaibaar is om een in hoofdzaak 25 horizontale as en een tweede stuurschijf aanwezig is, welke is voorzien van sleuven voor het naar elkaar toe sturen van de uiteinden van de grijpers bij draaiing van de draagschijf ten opzichte van de tweede stuurschijf; de bloemen kunnen dan nog dichter naar elkaar toe worden 3 0 bewogen.
Om de bloemen van de grijporganen in de transporteenheid te kunnen overnemen in het bosapparaat of om een bos bloemen over te kunnen nemen vanuit het bosapparaat naar een bindmachine om de bos te kunnen 3 5 samenbinden, is het bosapparaat voorzien van een 1012981 8 stuurelement om de bek van de grijper te kunnen openen, terwijl deze bek zich onder veerdruk sluit.
Om de bloemen in schoofvorm te kunnen bossen moeten de stengels in een schuine stand naar elkaar toe worden 5 bewogen. Het is echter ook mogelijk de bloemen met de stengels reeds in een schuine stand aan het bosapparaat toe te voeren. Dit laatste zou bijvoorbeeld gerealiseerd kunnen worden door het gehele bosapparaat een weinig te kantelen of door de bloemen schuin omlaag hangend aan te grijpen 10 wanneer zij van de transporteenheid worden overgenomen.
Om de inrichting geschikt te maken voor gebruik bij bolgewassen, in het bijzonder tulpen, kan op de transporteenheid een ontbolapparaat voor het met de bloemen naar beneden hangend ontbollen van bolgewassen worden 15 aangesloten. Op eenvoudige wijze kan het ontbolapparaat dan worden aangebracht boven het eerste drukbandenpaar.
Ten behoeve van het ontsprotten, dat wil zeggen het verwijderen van bij scheuten, die na het ontbollen nog aanwezig zijn, is bij laatstgenoemde toepassing tussen het 20 eerste drukbandenpaar en de detector een derde drukbandenpaar aanwezig, is de aangrijpeenheid voorzien van een draaimechanisme om de afzonderlijke grijperorganen over een vaste hoek, in het bijzonder over 90°, te kunnen draaien, alsmede van een boven het derde drukbandenpaar 25 aangebracht vijfde stuurelement en omvat elk van de grijporganen een ontgrendelelement dat, gedurende de tijd dat dit ontgrendelelement samenwerkt met het vijfde stuurelement, de bek van het grijporgaan geopend houdt, gedurende welke tijd de desbetreffende bloemen door het 30 derde drukbandenpaar worden vastgehouden, terwijl buiten deze tijd de bek van de grijporganen onder veerdruk gesloten wordt gehouden. Om de grijpers over genoemde vaste hoek te kunnen draaien, is elk van de grijporganen draaibaar rond een in hoofdzaak verticale as, is de 35 aangrijpeenheid voorzien van een boven en een achter en boven het tweede drukbandenpaar aangebracht zesde, 101 2981 9 respectievelijk zevende stuurelement en omvat van de grijporganen een schijfvormig element dat, in samenwerking met het zesde stuurelement een desbetreffend grijporgaan over genoemde vaste hoek kan draaien, in welke gedraaide 5 stand het grijporgaan een desbetreffende bloem weer van het derde drukbandenpaar overneemt, waarna door een verdere samenwerking van het schijfvormig element met het zevende stuurelement het grijporgaan weer in zijn oorspronkelijke stand wordt gedraaid.
10 Vóór het eerste drukbandenpaar is een eindloze transportketting aanwezig, waarin de bloemen met de stengels naar boven op een discrete onderlinge afstand inhangen en, voor zover het tulpen betreft, nadat zij door het eerste drukbandenpaar zijn overgenomen, naar het 15 ontbolapparaat worden getransporteerd. Omdat de bloemen op onregelmatige wijze met de hand worden aangeboden, is ten minste één aanvoereenheid met een versnellingsmechanisme aanwezig om de met hand daarin gehangen bloemen naar de transportketting te leiden. Uiteraard kunnen meerdere 20 aanvoereenheden aanwezig zijn, met name voor het maken van samengestelde boeketten, voor het verhogen van de capaciteit van de invoer of voor het toevoeren van takken of siertoevoegingen 25 De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening. Hierin toont:
Fig 1 een perspectiefbeeld van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting overeenkomstig de uitvinding, geschikt voor het bossen van tulpen; 30 Fig. 2A, 2B een bovenaanzicht van de in fig. 1 weergegeven inrichting;
Fig. 3A, 3B een vooraanzicht van de in fig. 1 weergegeven inrichting;
Fig. 4 een aanvoereenheid voor het met de bollen 35 omhoog hangend toevoeren van bloemen aan de eindloze ketting; t0 1 298 1 10
Fig. 5 een perspectiefbeeld van een grijporgaan, als toegepast in de inrichting volgens de fign. 1-3;
Fig. 6 een zijaanzicht van het grijporgaan in fig 5;
Fig. 7 een vergroot weergegeven deel van de 5 inrichting volgens de fign. 1-3 met het eerste en derde drukbandenpaar en het grijporgaan volgens fig. 5;
Fig. 8 een vergroot weergegeven deel van de inrichting volgens de fign. 1-3 met het tweede drukbandenpaar en het grijporgaan volgens fig. 5 met 10 bijbehorende besturingsmiddelen;
Fig. 9 een vergroot zijaanzicht van het grijporgaan volgens fig. 5 en een deel van de bijbehorende besturingsmiddelen vóór het tweede drukbandenpaar;
Fig. 10 een perspectiefbeeld van een tweetal op de 15 transporteenheid aangesloten bosapparaten in een eerste uitvoeringsvorm;
Fig. 11 een zijaanzicht van de bosapparaten in fig.
10;
Fig. 12 een onderaanzicht van de bosapparaten in 20 fig. 10;
Fig. 13 vergroot weergegeven een detail van het overbrengingsmechanisme in het bosapparaat in fig. 10;
Fig. 14 een perspectiefbeeld van een tweede uitvoeringsvorm van een bosapparaat in parapluconstructie; 25 Fig. 15A, 15B twee diagrammen die de werking van het bosapparaat in fig. 14 illustreren; en is in
Fig. 16 een perspectiefbeeld van een korengeschoven bos tulpen afgebeeld.
De figuren 2A, 2B en 3A, 3B zijn twee in twee delen 30 weergegeven aanzichten van eenzelfde inrichting. In het hiernavolgend zal eenvoudigheidshalve gesproken over fig. 2 en 3. In de figuren zijn verder gelijke delen met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven. De inrichting zal worden beschreven in samenhang met de vorming van tulpenboeketten, 35 zonder dat daarin verdere takken en siertoevoegingen worden opgenomen.
101 2981 11
De in fig. 1 weergegeven inrichting is opgebouwd uit een transporteenheid 1, waarop een boseenheid 2 met twee bosapparaten 3 en 4 is aangesloten. De tulpen worden, opgehangen aan de bollen met de bloem naar beneden, aan de 5 transporteenheid toegevoerd via een eindloze ketting 5, die in de figuren 1-3 slechts gedeeltelijk is weergegeven. Deze eindloze ketting loopt rond in een horizontaal vlak en omvat V-vormige schakels 6 waarin de tulpen met bollen omhoog op onderlinge gelijke afstanden kunnen worden 10 toegevoerd aan de transporteenheid 1. Opzij van de ketting 5 is een aanvoereenheid 7 met een versnellingsmechanisme aanwezig, waarin de op onregelmatige wijze en bij voorbeeld met de hand toegevoerde tulpen met de bol naar boven hangend zodanig trapsgewijs versneld aan de ketting 5 15 worden toegevoerd dat zij op regelmatige wijze door de ketting 5 kunnen worden overgenomen. Uiteraard kunnen meer van dergelijke aanvoereenheden 7 aanwezig zijn. De aanvoereenheid 7 is meer in detail weergegeven in fig. 4.
De eenheid omvat twee glijstangen 8 en 9, waartussen de 20 tulpen met de bollen omhoog hangend omlaag glijden, en een aantal, in de onderhavige uitvoeringsvorm een drietal, schijvenparen 10, 11 en 12 die ten opzichte van elkaar versneld worden aangedreven en waartussen door de tulpen versneld worden toegevoerd in de richting van de ketting 5 25 waar zij door de V-vormige schakels 6 worden overgenomen.
In plaats van V-vormige schakels kunnen ook sleufvormige schakels of andersoortige schakels of zelfs grijpers worden gebruikt. Het laatste traject tussen het schijvenpaar 12 en de schakels 6 wordt daarbij afgelegd tussen twee banden 13. 30 Boven dit laatste traject is een ronddraaiend borstelelement 14 aanwezig om de overname van de tulpen van tussen de banden 13 in de V-vormige schakels 6 te vergemakkelijken.
Aan het naar de transporteenheid 1 toegekeerde einde 35 van de ketting 5 worden de tulpen overgenomen door een eerste drukbandenpaar 15 waartussen de tulpen met de bollen 10 1 Pflft 1 12 naar boven bij de stengels relatief kort onder de bol worden vastgegrepen. Door de draaiende beweging die deze drukbanden maken, worden de daartussen vastgegrepen stengels verder in de transporteenheid 1 geleid. Boven het 5 drukbandenpaar 15 is een ontbolapparaat 16 aangebracht. Dit ontbolapparaat is in dit uitvoeringsvoorbeeld in hoofdzaak gelijk aan dat, wat is beschreven in het Nederlandse octrooischrift 175580, met dien verstande dat het 90° gedraaid is opgesteld om de tulpen met de bloemen naar 10 beneden hangend te kunnen ontbollen.
De ontbolde tulpen worden door het eerste drukbandenpaar 15 verder meegevoerd tot dat zij nabij, het einde van dit drukbandenpaar worden aangegrepen door grijporganen 17. Deze grijporganen zijn meer in detail 15 afgebeeld in fig. 5-8. De grijporganen 17 zijn bevestigd aan een eindloze transporteur 18 welke deel uitmaakt van een aangrijpeenheid 19 in de transporteenheid 1. De eindloze transporteur 18 bestaat uit twee boven elkaar op identieke wijze rondlopende eindloze transportelementen 19 20 en 20 die om schijven 21, respectievelijk 22 zijn geleid.
De grijporganen 17 zijn aan de bovenzijde en meer naar onderen bevestigd aan de transportelementen 20, respectievelijk 19. In de fig. 1-3 zijn ter wille van de duidelijkheid slechts twee grijporgaan afgebeeld en wel 25 boven en voorbij het eerste drukbandenpaar 15 en meer verder in de looprichting van de eindloze transporteur 18; het zal echter duidelijk zijn dat een groot aantal van deze grijporganen 17 is bevestigd aan de transportelementen 19 en 20 .
30 Nadat de tulpen zijn ontbold in het ontbolapparaat 16, zouden de tulpen bij de stengels kunnen worden vastgegrepen door de grijporganen 17 en verder door de transporteenheid 1 worden geleid. Het kan echter voorkomen dat uitlopers van de bollen, zogenaamde sprotten, na het 35 ontbollen en het vastgrijpen van de stengels door de grijporganen 17, tussen de uiteinden van de grijporganen 1012981 13 blijven zitten. Dit probleem wordt opgelost door de grijporganen 17, nadat de stengels van het drukbanden paar 15 zijn overgenomen, over 90° te draaien en vervolgens de vastgegrepen stengels over te laten nemen door een (derde) 5 drukbandenpaar 23, waarna de grijporganen 17, weer verder over 90° worden gedraaid en daarmee hun oorspronkelijke stand innemen om uiteindelijk de stengels weer van het tweede drukbandenpaar 23 over te nemen, zodat de vastgegrepen tulpen verder de transporteenheid 1 kunnen 10 doorlopen.
Een grijporgaan 17 is meer in detail weergegeven in de fig. 5-8. Dit grijporgaan is voorzien van twee dragers 24 en 25 met behulp waarvan de eigenlijke grijper is vastgezet tussen de transportelementen 19 en 20. Het 15 grijporgaan 17 heeft een bek 26 die normaal onder veerdruk wordt dichtgehouden. Een hefboom 27 is aanwezig welke draaibaar is om een as 28. Deze hefboom 27 grijpt aan op een schijf 29 die rust op de boveneinden van de bek 26. Wanneer de hefboom 27 in de richting van de pijl P wordt 20 bewogen dan wordt de schijf 29 omlaag langs een as 30 geduwd en worden de beide bekkendelen van elkaar af bewogen. De bek sluit zich onder invloed van een verder niet weergegeven veer. Met andere woorden door het uiteinde 31 van de hefboom 27 in te drukken, wordt de bek 26 25 geopend; zodra dit uiteinde is vrijgegeven sluit de bek 26 zich onder veerdruk. Op het uiteinde van de as 30 is een schijf 32 aangebracht. Door deze schijf te draaien wordt de bek 26 gedraaid. Daarnaast is het gehele eigenlijke grijporgaan in verticale richting beweegbaar langs de 30 ' dragers 24 en 25.
De aangrijpeenheid 19 is voorzien van een draaimechanisme, dat wordt gevormd door de schijf 32 van de grijporganen en een vast boven het drukbandenpaar 23 opgestéld (zesde) stuurelement 33, dat is opgebouwd uit een 35 om een as 34 scharnierbare plaat 35 en een verder niet weergegeven bedieningselement, zoals een pneumatische 1012981 14 cilinder om de plaat 35 om de scharnieras 34 te kunnen draaien. Wanneer een grijporgaan 17 in zijn bewegingsrichting langs het stuurelement 33 beweegt en dit in de richting van de baan van het grijporgaan wordt 5 gedraaid, dan zal de schijf 32 tegen de plaat 35 van het stuurelement 33 komen en daardoor een draaiing van het grijporgaan 17 teweegbrengen. Door een juiste instelling van de tijd gedurende welke de plaat 35 in de richting van de baan wordt geklapt, kan het grijporgaan 17 over 90° 10 worden gedraaid. Schuin tegenover het stuurelement 34 aan de andere zijde van de baan van de grijporganen 17 is een (zevende) stuurelement 36 aangebracht. Dit stuurelement is op dezelfde wijze opgebouwd als het stuurelement 33. Wanneer een grijporgaan 17 het stuurelement 36 passeert en 15 dit wordt geactiveerd, dan het grijporgaan wederom over ongeveer 90° verder gedraaid en zal daardoor in een stand komen die overeenkomt met de oorspronkelijk ingenomen stand. Direct voor het stuurelement 33 is in de baanrichting boven het derde stuurbandenpaar 23 een 20 (vijfde) stuurelement 37 aangebracht. Dit vijfde stuurelement wordt gevormd door een plaat, waarbij, zodra het uiteinde 31 van de hefboom 27 van het grijporgaan 17 met deze plaat in contact komt, dit uiteinde wordt ingedrukt en de bek 26 geopend. Zodra het grijporgaan het 25 stuurelement 37 is gepasseerd, dan zal de bek zich onder veerdruk sluiten.
Wanneer zich na het ontbollen sprotten tussen de stengels en de banden van het drukbandenpaar 15 bevinden, dan zullen, zodra een grijporgaan een stengel en eventuele 30 sprotten heeft overgenomen van het drukbandenpaar 15, de niet door de bek vastgehouden sprotten naar beneden vallen. Om de dan nog wel vastgehouden sprotten te verwijderen, wordt de stengel met sprotten overgenomen door het drukbandenpaar 23, waarna de bek 26 zich opent en in de 35 geopende stand over 90° wordt gedraaid en direct daarna weer wordt gesloten, zodat de stengel met sprotten over -90° 1012981 15 gedraaid wordt vastgegrepen. Wanneer het grijporgaan dan vrijkomt van het drukbandenpaar 23, vallen de dan nog aanwezige sprotten naar beneden en wordt het grijporgaan 17 over 90° verder gedraaid, waardoor het zijn oorspronkelijke 5 stand weer inneemt.
Nadat eventuele sprotten zijn verwijderd, worden de bloemen, vastgehouden in de grijporganen 17, door een detector 38 geleid voor het vaststellen en registreren van parameters, die voor het schikken en/of sorteren van de in 10 de boeketten op te nemen bloemen van belang kunnen zijn, zoals steellengte en/of -kromming, bloemhoogte, beschadigingen, rijpheid, en dergelijke.
In het achter de detector 38 gelegen gedeelte van de transporteenheid 1 bevinden zich de constructieve elementen 15 met behulp waarvan de hoogte waarop de bloemen in een boeket worden opgenomen wordt ingesteld, alsmede de stand van gekromde stengels daarin, met name een (tweede) drukbandenpaar 39 en (eerste, tweede, derde en vierde) stuurelementen 40, respectievelijk 41, 42 en 43 en diverse 20 geleidingsranden en -elementen, welke stuur- en geleidingselementen en geleidingsranden deel uitmaken van de aangrijpeenheid 19.
In verband met de kromming van de stengels dienen de in de grijporganen 17 vastgehouden bloemen gedraaid te 25 worden overgenomen door het drukbandenpaar 39 en, nadat de grijporganen weer in hun uitgangspositie zijn gedraaid, door de grijporganen te worden overgenomen vanaf het drukbandenpaar 39. De hoek waarover een bloem (stengel) moet worden gedraaid, wordt vastgesteld in de detector 38. 30 Het voor het draaien van een grijporgaan 17 aanwezige stuurelement 42, alsmede het voor het in de uitgangspositie verder draaien van het grijporgaan 17 aanwezige stuurelement 43 staan onder besturing van de detector 38. Beide stuurelementen 42 en 43 worden gevormd door een 35 aantal rond assen scharnierbare platen 44, die afzonderlijk in de richting van de baan van het grijporgaan 17 kunnen 10 1 2981 16 worden geklapt door middel van verder niet weergegeven en onder besturing van de detector 38 staande bedieningselementen, zoals pneumatische cilinders. Doordat de schijf 32 van het grijporgaan tegen de naar de baan toe 5 geklapte platen 44 komt, wordt het grijporgaan gedraaid. De tijdsduur van het contact van de grijporganen met de platen bepaalt de hoek waarover het grijporgaan 17 door de platen wordt gedraaid. Door een of meerdere platen 44 gedurende een zekere tijd naar de baan toe te klappen, wordt de 10 grootte van de hoek, waarover het grijporgaan 17 uiteindelijk wordt gedraaid, bepaald.
Om de hoogte van de bloemen in een boeket te kunnen instellen, zijn een stuurelement 41 en een vast opgestelde geleidingsrand 45 aanwezig. Het stuurelement 41 is weer 15 opgebouwd uit een aantal rond assen scharnierbare platen 46, die afzonderlijk in de richting van de baan van het grijporgaan 17 kunnen worden geklapt door middel van verder niet weergegeven en onder besturing van de detector 38 staande bedieningselementen, zoals pneumatische cilinders.
20 De platen 46 zijn voorzien van in de bewegingsrichting van het grijporgaan 17 schuin omhoog lopende geleidingsranden 47. De geleidingsranden 47 kunnen samenwerken met geleidingselementen 48, zoals geleidingsrollen of geleidingsplaten, aan de grijporganen. Door meerdere platen 25 46 tegelijk naar de baan toe te klappen en door de tijdsduur dat een grijporgaan in contact treedt met een plaat in te stellen, wordt de hoogte, waarover het grijporgaan 17 wordt verplaatst, bepaald. Bij een gewenste verhoging van bijvoorbeeld 10%, zal, wanneer vier platen 30 aanwezig zijn een contact met slechts één plaat voldoende zijn en wel gedurende vier-tiende gedeelte van de tijd dat het grijporgaan met deze plaat in contact zou kunnen blijven.
Wanneer een grijporgaan 17 met een bloem bij de 35 stengel aangegrepen uit de detector 38 komt, wordt met behulp van het stuurelement 42 het grijporgaan 17 eerst om 101 2981 17 een gewenste hoek verdraaid, vervolgens met behulp van het stuurelement 41 op de gewenste hoogte gebracht, waarna de bloem, op de juiste hoogte gebracht, wordt overgenomen door het drukbandenpaar 39. Met behulp van het stuurelement 40 5 wordt dan de bek 26 van het grijporgaan 17 geopend, waarna het grijporgaan 17 over de geleidingsrand 45 omlaag beweegt, terwijl deze in de transportrichting wordt voortbewogen. Het grijporgaan 17 beweegt dan met geopende bek 26 langs de stengel van de bloem omlaag. In een 10 onderste stand wordt het grijporgaan door middel het stuurelement 43 eerst in zijn oorspronkelijke stand gedraaid, waarna de bloem in de gewenste stand en op de gewenste hoogte wordt overgenomen door het grijporgaan 17 vanaf het drukbandenpaar 39. In deze stand en op deze 15 hoogte kan de bloem worden toegevoerd aan een bosapparaat.
Omdat het mogelijk is dat een bloem niet op een andere hoogte behoeft te worden overgenomen, doch wel een te lange stengel heeft, kan boven het drukbandenpaar 39 een verder niet weergegeven snijorgaan worden aangebracht. Om 20 de bloem daar naar toe te tillen, is vóór het drukbandenpaar 39 een verder stuurelement 49 aanwezig van het type als het stuurelement 41, doch slechts één plaat bevattende voor een gedefinieerde opwaartse beweging van het grijporgaanorgaan 17 met bloem. De stengel kan daarmee 25 op de gewenste wijze worden afgesneden.
In de fig. 10-13 is de boseenheid 2 uit de fig. 1-3 meer in detail weergegeven. In deze uitvoering bestaat de boseenheid 2 uit twee bosapparaten 3 en 4, bevestigd aan een frame 50, dat vast is verbonden met het frame van de 30 transporteenheid 1. Aangezien de beide bosapparaten identiek zijn, is het voldoende slechts één hen nader te beschrijven. De keuze door welk bosapparaat een in een grijporgaan toegevoerde bloem moet worden overgenomen, kan worden bepaald in de detector 3 8.
35 Het bosapparaat 3 omvat grijpers 51 om de door de transporteenheid 1 toegevoerde bloemen te kunnen overnemen, 1012981 18 alsmede een overbrengingsmechanisme 52 om de stengels naar elkaar toe te kunnen bewegen voor het vormen van een boeket. Het overbrengingsmechanisme omvat een paar stuurschijven 53 en 54 en een paar draagschijven 55 en 56, 5 welke schijven alle zijn gecentreerd rond eenzelfde as.
De bovenste stuurschijf 53 is voorzien van in ten minste de radiale richting verlopende spleten 67. De grijpers 51 zijn draaibaar vastgezet tussen de draagschijven 55, 56 en omvatten aan het boveneinde een arm 10 57 met aan het uiteinde een nok 58 die in een corresponderende sleuf 67 in de stuurschijf 53 heen en weer beweegbaar is bij draaiing van de draagschijven 55, 56 ten opzichte van de stuurschijf 53. Duidelijkheidshalve is slechts één sleuf 67 afgebeeld; het zal echter duidelijk 15 zijn dat ten minste zoveel sleuven aanwezig dienen te zijn als er bloemen in het te maken boeket moeten worden opgenomen.
De grijpers 51 zijn opgebouwd uit meerdere ten opzichte van elkaar beweegbare grijperdelen 68-71 om de 20 stengels onder de schijf 54 meer naar het midden toe te kunnen bewegen. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het grijperdeel 68 bovendien draaibaar om een in hoofdzaak horizontale as 58 om de stengels schuin naar elkaar toe te kunnen bewegen en waardoor een korengeschoven boeket kan 25 worden gemaakt. De tweede stuurschijf 54 is voorzien van sleuven 59 om de draaiing van de grijper 51 rond de horizontale as 58 te kunnen sturen. Ook hier is weer duidelijkshalve slechts één sleuf 59 afgebeeld.
Het grijperuiteinde wordt gevormd door de 30 grijperdelen 71 en 72. Deze delen vormen de beide helften van de bek waarmee stengels worden vastgegrepen. Het grijperdeel 71 is vast verbonden met het grijperdeel 70, terwijl het grijperdeel 72 scharnierbaar ten opzichte van dit grijperdeel 70 verbonden is aangebracht. Hiertoe loopt 35 door het grijperdeel 70 een vast met het grijperdeel 72 verbonden as 73, die aan het bovenuiteinde is voorzien van 1012981 19 een hefarm 74. Het bosapparaat is voorts voorzien van een stuurelement 60 dat in aanraking met een niet weergegeven vast opgestelde arm het grijperdeel 72 verdraait, waardoor de bek van de grijpers 51 wordt geopend, terwijl deze bek 5 zich onder veerdruk sluit. Verder kunnen de uiteinden van de grijpers 51 op verschillende hoogte werkzaam zijn om de stengels onder de schijf meer naar het midden toe te kunnen bewegen, bijvoorbeeld door de lengte van de grijperdelen 59 verschillend te kiezen.
10 In fig. 14 is een andere uitvoeringsvorm van een bosapparaat overeenkomstig de uitvinding weergegeven. Het overbrengingsmechanisme 61 wordt in deze uitvoeringsvorm gevormd door een parapluconstructie, waarbij de grijpers 62 enerzijds, via verbindingselementen 63, scharnierbaar zijn 15 verbonden met een in hoofdzaak verticale as 64 en anderzijds via een langs de as 64 beweegbare bus 65 en een tussen elk van de grijpers 62 en de bus 65 aangebracht scharnierbaar verbindingselement 66, waarbij door beweging van de bus 65 langs de as 64 de grijpers 62 meer of minder 20 naar de as 64 toe worden bewogen. Het bewegingsmechanisme van een grijper 62 ten opzichte van de as 64 is meer in detail afgebeeld in de fig. 15A en 15B.
Door de bloemen in de juiste stand vanaf de transporteenheid 1 over te nemen in het bosapparaat kan een 25 korengeschoven boeket worden verkregen als afgebeeld in fig. 16.
De uitvinding is niet beperkt tot het hier aan de hand van de tekening beschreven uitvoeringsvoorbeeld, doch omvat allerlei modificaties hierop, uiteraard voor zover 30 deze vallen binnen de beschermingsomvang van de hiernavolgende conclusies. In het bijzonder zij er op gewezen dat het mogelijk is om het eerste drukbandenpaar getwist uit te voeren ten einde de in een horizontaal vlak gelegen, aan het ontbolapparaat toegevoerde bloemen toch 35 verder verticaal door de transporteenheid te leiden en naar de bosapparaten toe te voeren.
1012981
Claims (30)
1. Werkwijze voor het automatisch maken van boeketten, met het kenmerk, dat het bossen van bloemen, eventueel met 5 takken en/of siertoevoegingen, plaats vindt met de stengels en/of stelen aan de onderzijde aangegrepen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bossen plaats vindt met de bloemen, eventueel met takken en/of siertoevoegingen, naar beneden hangend.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de bloemen met eventueel takken en/of siertoevoegingen door het verdraaien van de stengels en/of stelen in schoofvorm worden gebost.
4. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, 15 met het kenmerk, dat de hoogte van de afzonderlijke bloemen en eventuele takken en/of siertoevoegingen in het boeket vóór het bossen wordt ingesteld.
5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bloemen, tijdens transport in 20 verticale toestand naar de plaats waar het bossen plaats vindt, in hoofdzaak in een horizontaal vlak gelegen worden uitgelijnd.
6. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tijdens het transport de kromming van 25 de stengels wordt bepaald en tijdens het bossen de bloemen en de eventuele takken met de gekromde stengels op een te voren bepaalde wijze gedraaid in de bos worden opgenomen.
7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met behulp van een detector 30 parameters, die voor het sorteren van de in de boeketten op te nemen bloemen van belang kunnen zijn, zoals steellengte en/of -kromming, bloemhoogte, beschadigingen, rijpheid, en dergelijke, worden vastgesteld en geregistreerd, waarna op grond van deze parameters de bloemen gesorteerd worden 35 gebost. 1012981
8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bloemen naar de plaats waar het bossen plaats vindt worden getransporteerd nadat zij eerst zijn ontbolt.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het ontbollen en transporteren met de bloemen naar beneden hangend plaats vindt.
10. Werkwijze voor het automatisch maken van boeketten van bolgewassen, in het bijzonder tulpen, met het kenmerk, dat 10 het ontbollen en transporteren met de bloemen naar beneden hangend plaats vindt.
11. Inrichting voor het maken van boeketten, voorzien van ten minste één transporteenheid (1) voor het toevoeren van naar beneden hangend aangegrepen bloemen en eventueel 15 evenzo aangegrepen takken en/of siertoevoegingen aan een of meer daarop aangesloten bosapparaten (3, 4) voor het met de bloemen en eventueel takken en/of siertoevoegingen naar beneden hangend samenvoegen daarvan en het binden van de verkregen bossen tot boeketten.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de transporteenheid (1) een eerste drukbandenpaar (15) omvat waar de bloemen naar beneden hangend tussengeklemd kunnen worden toegevoerd aan een aangrijpeenheid (19), welke aangrijpeenheid (19) is voorzien van een eindloze 25 transporteur (18) met een aantal daaraan bevestigde grijporganen (17) om de door het eerste drukbandenpaar (15) toegevoerde bloemen over te nemen en door een detector (38) te leiden voor het vaststellen en registreren van parameters, die voor het schikken en/of sorteren van de in 30 de boeketten op te nemen bloemen van belang kunnen zijn, zoals steellengte en/of -kromming, bloemhoogte, beschadigingen, rijpheid, en dergelijke, alsmede een tweede drukbandenpaar (39) met behulp waarvan in samenwerking met de grijporganen (17) en onder besturing van de detector 35 (38) de bloemen in de gewenste positie kunnen worden toegevoerd aan een bosapparaat (3, 4). 1012981
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de aangrijpeenheid (19) is voorzien van een vóór en boven het tweede drukbandenpaar (39) aangebracht eerste stuurelement (40) en elk van de grijporganen (17) een 5 ontgrendelelement (27-31) omvat dat, gedurende de tijd dat dit ontgrendelelement (27-31) samenwerkt met genoemd stuurelement (40), de bek (26) van het grijporgaan (17) geopend houdt, gedurende welke tijd de desbetreffende bloemen door het tweede drukbandenpaar (39) worden 10 vastgehouden, terwijl buiten deze tijd de bek (26) van de grijporganen (17) onder veerdruk gesloten wordt gehouden.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat elk van de grijporganen (17) beweegbaar in hoogterichting is aangebracht in de aangrijpeenheid (19) en dat de 15 aangrijpeenheid (19) is voorzien van een boven het tweede drukbandenpaar (39) aangebracht en onder besturing van de detector (38) staand tweede stuurelement (41) en elk van de grijporganen (17) een geleidingselement (48) omvat dat, in samenwerking met genoemd tweede stuurelement (41) het 20 desbetreffende grijporgaan (17) tijdens een beweging daarvan in de transportrichting omhoog doet bewegen alvorens de hierdoor vastgehouden bloem door het tweede drukbandenpaar (39) wordt overgenomen.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat 25 de aangrijpeenheid (19) is voorzien van een in de bewegingsrichting van de grijporganen (17) achter het tweede stuurelement (41) geplaatste geleidingsrand (45) om de grijporganen (17) omlaag te bewegen langs de stengels van de desbetreffende bloemen, terwijl deze bloemen door 30 het tweede drukbandenpaar (39) worden vastgehouden en verder worden getransporteerd.
16. Inrichting volgens een conclusie 15, met het kenmerk, dat boven het tweede drukbandenpaar (39) een snijorgaan is aangebracht voor het afsnijden van te ver naar boven 35 uitstekende stengels. 1012981
17. Inrichting volgens een van de conclusies 13-16, met het kenmerk, dat elk van de grijporganen (17) draaibaar is rond een in hoofdzaak verticale as, dat de aangrijpeenheid (19) is voorzien van een vóór en boven en een achter en 5 boven het tweede drukbandenpaar (39) aangebracht en onder besturing van de detector (38) staand derde (42), respectievelijk vierde (43) stuurelement en elk van de grijporganen (17) een schijfvormig element omvat (32) dat, in samenwerking met het derde stuurelement (42) een 10 desbetreffend grijporgaan (17) over een bepaalde hoek kan draaien, in welke gedraaide stand het grijporgaan (17) een desbetreffende bloem weer van het tweede drukbandenpaar (39) overneemt, waarna door een verdere samenwerking van het schijfvormig element (32) met het vierde stuurelement 15 (43) het grijporgaan (17) weer in zijn oorspronkelijke stand wordt gedraaid.
18. Inrichting volgens een van de conclusies 11-17, met het kenmerk, dat het bosapparaat (3, 4) is voorzien van grijpers (51, 62) om de door de transporteenheid (1) 20 toegevoerde bloemen te kunnen overnemen en een overbrengingsmechanisme (52, 61) om de stengels naar elkaar toe te bewegen.
19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het overbrengingsmechanisme (61) wordt gevormd door een 25 parapluconstructie, waarbij de grijpers (62) enerzijds scharnierbaar zijn verbonden met een in hoofdzaak verticale as (64) en anderzijds via een langs de as (64) beweegbare bus (65) en een tussen elk van de grijpers (62) en de bus (65) aangebracht scharnierbaar verbindingselement (66), 30 waarbij door beweging van de bus (65) langs de as (64) de grijpers (62) meer of minder naar de as (64) toe worden bewogen.
20. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het overbrengingsmechanisme (52) is voorzien van een om een 35 in hoofdzaak verticale as draaibare eerste stuu.rschijf (53) met in ten minste de radiale richting verlopende sleuven 1012981 (67), en van ten minste één ten opzichte van deze stuurschijf (53) om eenzelfde as draaibare draagschijf (55, 56) waaraan de grijpers draaibaar rond een in hoofdzaak verticale as zijn verbonden, waarbij de grijpers (51) zijn 5 voorzien van een nok (58) die in een corresponderende sleuf (67) in de stuurschijf (53) heen en weer beweegbaar is bij draaiing van draagschijf (55, 56) ten opzichte van de eerste stuurschijf (53) .
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat 10 de grijpers (51) zijn opgebouwd uit meerdere ten opzichte van elkaar beweegbare grijperdelen (59-72) om de stengels onder de schijven meer naar het midden toe te kunnen bewegen.
22. Inrichting volgens een van de conclusies 21, met het 15 kenmerk, dat een of meer grijperdelen draaibaar is om een in hoofdzaak horizontale as (58) om de stengels schuin naar elkaar toe te kunnen bewegen en dat een tweede stuurschijf (54) aanwezig is, welke is voorzien van sleuven (59) voor het naar elkaar toe sturen van de uiteinden van de grijpers 20 (51) bij draaiing van de draagschijf (55, 56) ten opzichte van de tweede stuurschijf (54).
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het bosapparaat (3) is voorzien van een stuurmiddelen (60, 73, 74) om de bek (71, 72) van de grijper (51) te kunnen 25 openen, terwijl deze bek (71, 72) zich onder veerdruk sluit.
24. Inrichting volgens een van de conclusies 18-23, met kenmerk, dat de uiteinden van de grijpers (51) op verschillende hoogte werkzaam zijn om de stengels onder de 30 schijf meer naar het midden toe te kunnen bewegen.
25. Inrichting volgens een van de conclusies 11-24, met het kenmerk, dat op de transporteenheid (1) een ontbolapparaat (16) voor het met de bloemen naar beneden hangend ontbollen van bolgewassen is aangesloten. 1012981
26. Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, het ontbolapparaat (16) is aangebracht boven het eerste drukbandenpaar (15).
27. Inrichting volgens conclusie 26 tesamen met conclusie 5 12, met het kenmerk, dat tussen het éerste drukbandenpaar (15) en de detector (38) een derde drukbandenpaar (23) aanwezig is, dat de aangrijpeenheid (19) is voorzien van een draaimechanisme (32, 33, 36) om de afzonderlijke grijporganen over een vaste hoek, in het bijzonder over 10 90°, te kunnen draaien, alsmede van een boven het derde drukbandenpaar (23) aangebracht vijfde stuurelement (37) en dat elk van de grijporganen (17) een ontgrendelelement (27-31) omvat dat, gedurende de tijd dat dit ontgrendelelement (27-31) samenwerkt met het vijfde stuurelement (37), de bek 15 (26) van het grijporgaan (17) geopend houdt, gedurende welke tijd de desbetreffende bloemen door het derde drukbandenpaar (23) worden vastgehouden, terwijl buiten deze tijd de bek (26) van de grijporganen (17) onder veerdruk gesloten wordt gehouden.
28. Inrichting volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat elk van de grijporganen (17) draaibaar is om een in hoofdzaak verticale as, dat de aangrijpeenheid (19) is voorzien van een boven en een achter en boven het derde drukbandenpaar (23) aangebracht zesde (33), respectievelijk 25 zevende (36) stuurelement en dat elk van de grijporganen (17) een schijfvormig element (32) omvat dat, in samenwerking met het zesde stuurelement (33) een desbetreffend grijporgaan (17) over genoemde vaste hoek kan draaien, in welke gedraaide stand het grijporgaan (17) een 30 desbetreffende bloem weer van het derde drukbandenpaar (23) overneemt, waarna door een verdere samenwerking van het schijfvormig element (32) met het zevende stuurelement (36) het grijporgaan (17) weer in zijn oorspronkelijke stand wordt gedraaid.
29. Inrichting volgens een van de conclusies 24-28, met het kenmerk, dat een eindloze transportketting (5) aanwezig 1012981 is, waarin de bloemen met de bollen naar boven op een discrete onderlinge afstand inhangen en, nadat zij door het eerste drukbandenpaar (15) zijn overgenomen, naar het ontbolapparaat (16) worden getransporteerd.
30. Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat ten minste één aanvoereenheid (7) met een versnellingsmechanisme aanwezig is om de met hand daarin gehangen bloemen naar de transportketting (5) te leiden. ίθΐ2981
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1012981A NL1012981C2 (nl) | 1999-09-06 | 1999-09-06 | Werkwijze en inrichting voor het bossen van bloemen. |
PCT/NL2000/000625 WO2001017331A1 (nl) | 1999-09-06 | 2000-09-06 | Method and apparatus for bunching flowers |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1012981 | 1999-09-06 | ||
NL1012981A NL1012981C2 (nl) | 1999-09-06 | 1999-09-06 | Werkwijze en inrichting voor het bossen van bloemen. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1012981C2 true NL1012981C2 (nl) | 2001-03-08 |
Family
ID=19769831
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1012981A NL1012981C2 (nl) | 1999-09-06 | 1999-09-06 | Werkwijze en inrichting voor het bossen van bloemen. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1012981C2 (nl) |
WO (1) | WO2001017331A1 (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1017452C2 (nl) | 2001-02-26 | 2002-08-27 | Germaco B V | Invoerstation voor de verwerking van bolbloemen. |
Families Citing this family (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1020320C2 (nl) * | 2001-05-07 | 2002-11-19 | Havatec B V | Werkwijze en inrichting voor het verwerken van bloemen en takken. |
NL1018970C2 (nl) * | 2001-09-17 | 2003-03-18 | Havatec B V | Bloemorientatiewijziging bij bossen. |
NL1019398C2 (nl) * | 2001-11-20 | 2003-05-27 | Havatec B V | Werkwijze en inrichting voor het inspecteren van bloemen, takken en planten. |
NL1022550C2 (nl) * | 2003-01-31 | 2004-08-05 | Havatec B V | Inrichting en werkwijze voor het verwerken van bloemen. |
NL2004172C2 (nl) * | 2010-01-29 | 2011-08-01 | Florian Holding B V | Werkwijze en inrichting voor het vormen van tulpenbossen. |
US20110186405A1 (en) * | 2010-02-03 | 2011-08-04 | Maf Industries, Inc. | Methods, apparatuses, and systems for conveying and sorting produce |
NL2019256B1 (nl) | 2017-07-17 | 2019-01-30 | Havatec B V | Werkwijze en inrichting voor het torderen van een bundel plantenstelen in een boeket |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL175580B (nl) | 1982-02-04 | 1984-07-02 | Franciscus Potveer | Inrichting voor het van bolgewassen verwijderen van stelen. |
NL8602544A (nl) | 1986-10-10 | 1988-05-02 | Olimex B V Maschf | Inrichting voor het verzamelen en transporteren van bloemen, zoals orchideeen. |
NL9000099A (nl) | 1990-01-16 | 1991-08-16 | Gerardus Cornelis Zuurbier En | Inrichting voor het bundelen of bossen van snijbloemen, meer in het bijzonder van rozen. |
NL1009091C2 (nl) * | 1998-05-06 | 1999-04-19 | Visser S Gravendeel Holding | Boeketvergaarinrichting. |
NL1009464C2 (nl) * | 1998-06-22 | 1999-12-27 | Hietkamp Advies B V | Groeperen van snijbloemen. |
-
1999
- 1999-09-06 NL NL1012981A patent/NL1012981C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2000
- 2000-09-06 WO PCT/NL2000/000625 patent/WO2001017331A1/nl active Application Filing
Patent Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL175580B (nl) | 1982-02-04 | 1984-07-02 | Franciscus Potveer | Inrichting voor het van bolgewassen verwijderen van stelen. |
NL175580C (nl) * | 1982-02-04 | 1984-12-03 | Franciscus Potveer | Inrichting voor het van bolgewassen verwijderen van stelen. |
NL8602544A (nl) | 1986-10-10 | 1988-05-02 | Olimex B V Maschf | Inrichting voor het verzamelen en transporteren van bloemen, zoals orchideeen. |
NL9000099A (nl) | 1990-01-16 | 1991-08-16 | Gerardus Cornelis Zuurbier En | Inrichting voor het bundelen of bossen van snijbloemen, meer in het bijzonder van rozen. |
NL1009091C2 (nl) * | 1998-05-06 | 1999-04-19 | Visser S Gravendeel Holding | Boeketvergaarinrichting. |
NL1009464C2 (nl) * | 1998-06-22 | 1999-12-27 | Hietkamp Advies B V | Groeperen van snijbloemen. |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1017452C2 (nl) | 2001-02-26 | 2002-08-27 | Germaco B V | Invoerstation voor de verwerking van bolbloemen. |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO2001017331A1 (nl) | 2001-03-15 |
WO2001017331B1 (nl) | 2001-09-27 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5157899A (en) | Method of and apparatus for sorting and bundling flowers | |
NL1012981C2 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het bossen van bloemen. | |
US3659709A (en) | Method and apparatus for sorting flowers | |
EP0930002B1 (en) | A device for bundling flowers | |
US4282888A (en) | Apparatus for stripping leaves from a stalk cured tobacco plant | |
JP2002200462A (ja) | イチゴ自動選別方法とイチゴ自動選別装置とそれに用いるイチゴ搬送体及びイチゴ用コンテナ | |
US5904029A (en) | Process for continously fitting mesh bags containing fruit and vegetable products and the like, and a machine to carry out the actual process | |
NL1006410C1 (nl) | Werkwijze voor het oogsten, transporteren en sorteren van rozen, en transportstelsel voor rozen. | |
NL1018970C2 (nl) | Bloemorientatiewijziging bij bossen. | |
NL2016879B1 (nl) | Inrichting voor het vormen van bossen van gewassen en binden ervan, in het bijzonder een bos of boeket van snijbloemen | |
NL1011030C1 (nl) | Inrichting voor het in inpakgaas inpakken van kluiten. | |
NL1017452C2 (nl) | Invoerstation voor de verwerking van bolbloemen. | |
EP0263823A1 (en) | Apparatus for automatically packing products in packages | |
NL9002220A (nl) | Werkwijze en inrichting voor het verpakken van bossen bloemen. | |
NL1022206C2 (nl) | Inrichting voor het aanbrengen van een hoes van folie-materiaal om een bundel langstelige gewassen. | |
NL1001993C2 (nl) | Werkwijze voor het in een hoes verpakken van een bos bloemen of dergelijke. | |
NL1006029C2 (nl) | Transportstelsel voor het transporteren van rozen naar een sorteermachine. | |
JPH10295187A (ja) | 花束調製機 | |
NL1021100C1 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het bundelen van bloemen. | |
NL2019256B1 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het torderen van een bundel plantenstelen in een boeket | |
NL1020432C1 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het oogsten, transporteren en verenkelen van bloemen en takken. | |
NL2021081B1 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het verzamelen van geselecteerde bloemen in bossen | |
US2949919A (en) | Tobacco treatment | |
NL192316C (nl) | Werkwijze en inrichting voor het in een teeltmassa inplanten van kluitloze planten. | |
NL8602544A (nl) | Inrichting voor het verzamelen en transporteren van bloemen, zoals orchideeen. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20040401 |