NL1001993C2 - Werkwijze voor het in een hoes verpakken van een bos bloemen of dergelijke. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het in een hoes verpakken van een bos bloemen of dergelijke 5

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het in een hoes verpakken van een bos bloemen of dergelijke; alsmede op een inrichting op het toepassen van deze werkwijze.

10 Op papier zijn in de loop der tijd vele werkwijzen voor het machinaal in een hoes verpakken van bloembossen voorgesteld, doch in de praktijk hebben deze nooit tot succes geleid. Dit was bijvoorbeeld een gevolg van het feit dat geprobeerd werd de bos bloemen te grijpen via de smalle 15 opening van de taps toelopende hoes, hetgeen moeilijk is en tot storingen kan leiden.

De uitvinding beoogt nu een verbeterde en betrouwbare werkwijze voor het in een hoes verpakken van een bos bloemen of dergelijke te verschaffen.

20 Hiertoe wordt de werkwijze van de in de aanhef genoemde soort gekenmerkt door het, bij voorkeur tijdelijk, bevestigen van een inbrengorgaan aan de bos bloemen en het vervolgens tezamen met de bos vanaf dezelfde zijde als de bos inbrengen van het inbrengorgaan in de hoes.

25 De werkwijze volgens de uitvinding zorgt er door de verbinding tussen het inbrengorgaan en de bos bloemen voor dat de bos bloemen het inbrengorgaan gedwongen dient te volgen, terwijl het inbrengorgaan vanaf dezelfde zijde als de bos bloemen in de hoes wordt gebracht, hetgeen geen 30 problemen hoeft op te leveren, omdat de hoes in de regel daar op betrouwbare wijze wordt opengehouden. Daarvoor zijn reeds technieken beschikbaar.

Een bijzonder efficiënte en betrouwbare uitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding, waarbij de bos 35 bloemen tevens wordt gebonden, is gekenmerkt door het voor het binden samenbrengen van het inbrengorgaan met de bos en het vervolgens aanbrengen van het bindmiddel om de bos en het inbrengorgaan ten behoeve van de onderlinge bevestiging.

1001993 2

Op deze wijze behoeft geen extra handeling voor het bevestigen van het inbrengorgaan aan de bos te worden uitgevoerd, omdat het bevestigen wordt gecombineerd met het binden.

5 Indien het inbrengorgaan bedoeld is voor meermalig gebruik, dan verdient het de voorkeur dat de bos na het in de hoes brengen wordt vastgegrepen, bij voorkeur aan het steeluiteinde tezamen met de hoes, en het inbrengorgaan uit de bos en de hoes wordt teruggetrokken.

10 De uitvinding heeft, zoals vermeld, eveneens betrekking op een inrichting voor het binden en in een hoes verpakken van een bos bloemen of dergelijke, voorzien van een transporteur, en een langs de transporteur opgesteld bindtoestel en hoesapparaat.

15 Deze inrichting is volgens de uitvinding gekenmerkt door ten minste een in lijn met een bos bloemen brengbaar en tezamen met de bos door het bindtoestel te binden inbrengorgaan, en door een aandrijving met een aandrijforgaan voor het bewegen van het inbrengorgaan tezamen met de bos in een 20 in het hoesapparaat opengehouden hoes.

De uitvinding zal hierna verder worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld van dë uitvinding bij wijze van voorbeeld weergeeft.

Fig. 1, 2 en 3 zijn respectievelijk een gedeelte-25 lijk voor-, zij- en bovenaanzicht van het uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 4 illustreert zeer schematisch de werkwijzestappen van de inrichting volgens de figuren 1-3.

De tekening en in eerste instantie de fig. 1-3 30 daarvan tonen een inrichting voor het binden en in een hoes verpakken van een bos bloemen of dergelijke, welke is voorzien van een bandtransporteur, waarvan in de tekening slechts een deel van het transportpart van een transportband 1 is weergegeven. Deze transportband 1 zal zich in het 35 algemeen over een grotere lengte dan weergegeven uitstrekken en dient voor het aanvoeren van bloemen die in een bosvorm zijn neergelegd met de stelen daarvan aan één zijde van de 1001993 3 transportband 1 uitstekend, zodanig dat deze door een bindmiddel kunnen worden samengebonden. Dit is bekende stand van de techniek en zal daarom niet verder worden beschreven.

Onder een deel van het transportpart van de trans-5 portband 1 bevindt zich een kettingtransporteur 2 met twee op afstand van elkaar verlopende evenwijdige kettingen 3 die zijn geleid door rechtgeleidingen 4 en omleidwielen 5 welke aan het niet weergegeven frame van de bandtransporteur zijn gemonteerd. Tussen de kettingen 3 van de kettingtrans-10 porteur 2 strekken zich meerdere kokerprofielen 6 dwars op de kettingtransporteur 2 en de transportband 1 uit, welke kokerprofielen op gelijke onderlinge afstand van elkaar aan de kettingen 3 zijn bevestigd. In elk kokerprofiel 6 is een als bosinbrengorgaan fungerende pen of doorn 7 onderge-15 bracht, zodanig dat de pen 7 door een rechtgeleiding geleid in en uit het kokerprofiel 6 kan worden bewogen met behulp van een aandrijving 8 die later nog uitgebreider zal worden beschreven.

In fig. 1 is te zien, dat aan het begin van de 20 kettingtransporteur 2 een bindtoestel 9 is opgesteld nabij één van de zijranden van de transportband 1. Eventueel kan nog een tweede bindtoestel 10 worden gebruikt voor het aanbrengen van een tweede bindmiddel. Deze bindtoestellen kunnen van gebruikelijke constructie zijn en zullen dan ook 25 niet nader worden beschreven. Elk bindtoestel 9,10 is voorzien van bindmiddel 11 zoals touw of elastiek, dat met behulp van een arm 12 om de stelen van een bos bloemen B kan worden gebracht.

In fig. 2 is te zien dat het naar het bindtoestel 9 30 toegekeerde uiteinde 13 van elke pen 7 zodanig uit het betreffende kokerprofiel 6 en zijdelings buiten de transportband 1 uitsteekt, dat dit versmalde uiteinde 13 van pen 7 door het bindtoestel 9 heen beweegt en het bindmiddel 11 kruist.

35 In de transportrichting van het transportpart van de transportband 1 en de kettingtransporteur 2 gezien achter het bindtoestel 9 is een hoesapparaat 14 zijdelings naast de 1001993 4 transportband 1 en de kettingtransporteur 2 opgesteld. In dit uitvoeringsvoorbeeld is het hoesapparaat 14 voorzien van een aantal hoeshouders 15, bijvoorbeeld 6 of 8, die volgens de weergegeven cirkel 16 kunnen circuleren. Van de hoeshou-5 ders 15 zijn er in de tekening telkens slechts één of twee weergegeven. Het hoesapparaat 14 is voorzien van middelen voor het telkens openen van de bovenste hoes H van een stapel hoezen, zodanig dat klemmen van de hoeshouder 15 de geopende mond van de hoes H kunnen vasthouden in lijn met de 10 opening van een invoertrechter 17 van de hoeshouder 15. Eventueel kan het hoesapparaat 14 zijn voorzien van een blaasorgaan teneinde, ten behoeve van het inbrengen van de bos bloemen B, lucht in de betreffende hoes H in te blazen via de invoertrechter 17 van de hoeshouder 15.

15 Zoals reeds eerder is vermeld, zijn de bosinbren- gorganen of pennen 7 voorzien van een aandrijving 8, waarvan een eerste aandrijforgaan 18 is uitgevoerd met een elektromotor 19, die via een riem 20 een meenemer 21 dwars op de transportband 1 heen en weer kan bewegen. De meenemer 21 is 20 ingericht voor samenwerking met een uitsteeksel 22 van elke pen 7, welk uitsteeksel 22 door een langsgroef in het betreffende kokerprofiel 6 naar buiten steekt. Zoals fig. 1 toont,' is een hoeshouder 15 ten behoeve van het inbrengen van een bos bloemen B in een hoes H in hetzelfde verticale 25 dwarsvlak als de meenemer 21 positioneerbaar.

In de transportrichting van de transportband 1 gezien achter het eerste aandrijforgaan 18 is een tweede aandrijforgaan 23 geplaatst, dat een spiegelbeeld vormt van het eerste aandrijforgaan 18 en is voorzien van een meenemer 30 24.

In hetzelfde verticale dwarsvlak als de meenemer 24 van het tweede aandrijforgaan 18 is een grijper 25 opgesteld met door een cilinder 26 beweegbare klemarmen 27, 28 voor het vastklemmen van de steeluiteinden van een in een hoes H 35 gebrachte bos bloemen B. Een cilinder 29 dient voor het dwars op de transportband 1 heen en weer bewegen van de klemarmen 27,28.

1001993 5

De werking van de in het voorgaande beschreven inrichting zal thans mede aan de hand van fig. 4 worden toegelicht.

Allereerst wordt een bos bloemen B op het begin van 5 de transportband 1 gedeponeerd (links van de kettingtrans-porteur 2 in fig. 1) en door bekende middelen wordt de bos zodanig op de transportband 1 gepositioneerd, dat een bos B gelijktijdig met een kokerprofiel 6 van de kettingtranspor-teur 2 bij het bindtoestel 9 aankomt (fig. 4a).

10 In het bindtoestel 9 wordt vervolgens het bindmid del 11 om zowel de stelen van de bos B als het uiteinde 13 van de pen 7 geslagen en vastgeknoopt, waardoor de pen 7 met de bos B is verbonden (fig. 4b).

In fig. 4c is de bos B door de transportband 1 en 15 het kokerprofiel 6 met de pen 7 door de kettingen 3 van de kettingtransporteur 2 in lijn met één van de hoeshouders 15 gebracht. Op deze plaats is het eerste aandrijforgaan 18 van de aandrijving 8 gepositioneerd en is het uitsteeksel 22 van de pen 7 met de meenemer 21 in ingrijping gekomen. Een hoes 20 H wordt door de hoeshouder 15 in lijn met de bos bloemen B opengehouden, eventueel met behulp van het inblazen van lucht door de invoertrechter 17.

‘ In fig. 4d is te zien dat de meenemer 21 met behulp van de elektromotor 19 en de riem 20 in de richting van de 25 hoeshouder 15 is verplaatst, zodanig dat de pen 7 de hoes H

is binnengegaan. Doordat het voorste uiteinde 13 van de pen 7 door het bindmidel 11 met de bos bloemen B is verbonden, zal de bos B met de pen 7 mee de hoes H ingaan. Aangezien het bindmiddel 11 om het dunne uiteinde 13 van de pen 7 is 30 geslagen, bestaat er geen gevaar dat bij een wat losser zittend bindmiddel 11 de pen 7 door het bindmiddel 11 zal gaan bewegen zonder de bos B mee te nemen. De schouder tussen het dunnere uiteinde 13 en het dikkere deel van de pen 7 zal immers altijd op het bindmiddel 11 aangrijpen en 35 dan via het bindmiddel 11 de bos B meenemen. Op deze wijze vindt een zeer betrouwbaar in de hoes brengen van de bos bloemen plaats.

1001993 6

In de toestand volgens figuur 4e zijn de transportband 1 en de kettingtransporteur 2 gezamenlijk verder bewogen, terwijl deze beweging ook wordt gevolgd door de betreffende hoeshouder 15 doordat een niet weergegeven 5 aandrijving zorgt voor het verdraaien van de hoeshouder 15 volgens de cirkel 16 ( fig. 1). De transportband 1, de kettingtransporteur 2 en de hoeshouder 15 stoppen wanneer zij in het vlak van de meenemer 24 van het tweede aandrijf-orgaan 23 zijn aangekomen en het uitsteeksel 22, dat zich 10 nog steeds in de voorste uitgeschoven stand bevindt, in ingrijping is gekomen met de in lijn liggende meenemer 24.

In deze stand is de hoeshouder 15 ook in lijn gekomen met de grijper 25 en na aankomst van de hoeshouder 15 met de zich in de hoes H bevindende bos bloemen B sluiten de klemarmen 15 27, 28 van de grijper 25 en worden de stelen van de bos aan hun uiteinden vastgegrepen onder gelijktijdige inklemming van de hoes H. Dit vastgrijpen zal bij voorkeur op een plaats voorbij het bindmiddel 11 en buiten het bereik van het uiteinde 13 van de pen 7 plaatsvinden. Na het vastgrij- 20 pen van de bos bloemen B kan de pen 7 door de meenemer 24 van het tweede aandrijforgaan 23 uit de vastgehouden bos bloemen B worden teruggetrokken, zodat de pen 7 weer van de bos bloemen is gescheiden. Door de vorm van het uiteinde 13 kan de pen 7 gemakkelijk onder het bindmiddel 11 uit worden 25 getrokken.

Tot slot toont fig. 4f dat de pen 7 weer in de uitgangspositie is teruggekomen en de grijper 25 met behulp van de cilinder 29 enigszins van de transportband 1 weg is bewogen met de klemarmen 27, 28 nog gesloten, waardoor de 30 hoes H van de hoeshouder 15 wordt losgetrokken en de bos bloemen B na het uit elkaar bewegen van de klemarmen 27, 28 bijvoorbeeld op een verdere transporteur of direct in een doosverpakking of dergelijke wordt gedeponeerd.

Opgemerkt wordt dat de in de tekening weergegeven 35 en in het voorgaande beschreven inrichting een grote capaciteit kan halen, onder andere doordat meerdere hoeshouders zijn aangebracht en telkens een hoeshouder met de bos 1001993 7 bloemen meebeweegt, zodat het inbrengen en uithalen van het inbrengorgaan op verschillende plaatsen plaatsvindt, waardoor al weer een nieuwe bos bloemen in een hoes kan worden gebracht, terwijl een voorgaande hoes nog wordt afgewerkt.

5 Uiteraard kunnen de hoeshouders in een andere baan dan een cirkel circuleren.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekening weergegeven en in het voorgaande beschreven uitvoe-ringsvoorbeeld dat op verschillende manieren binnen het 10 kader van de uitvinding kan worden gevarieerd. Zo werkt de beschreven en weergegeven inrichting bijvoorbeeld intermitterend, doch met een aantal wijzigingen kan de transportband ook continu blijven voortbewegen. Het inbrengorgaan behoeft uiteraard niet uit een pen te bestaan, doch kan ook andere 15 vormen aannemen. Voorts is het denkbaar dat het inbrengorgaan niet door het bindmiddel doch op een andere wijze aan de bos wordt bevestigd. Bijvoorbeeld is het inbrengorgaan zelf voorzien van een beweegbare grijper, zoals twee halve schalen, die om de stelen van de bos kunnen grijpen ten 20 behoeve van het inbrengen van de bos in de hoes. Voorts zou het in principe mogelijk zijn het binden en in de hoes brengen op dezelfde plaats te laten uitvoeren indien het bindtdestel en het inhoesapparaat dwars op de transporteur in lijn met elkaar zijn gelegen en het bindtoestel is 25 ingericht voor het doorlaten van de bos bloemen. Opgemerkt wordt dat de werkwijze en inrichting uiteraard ook geschikt zijn voor het hanteren van andere te binden en te verpakken langwerpige produkten, zoals bijvoorbeeld asperges, terwijl ook andere verpakkingen, zoals zakken, kunnen worden ge-30 bruikt.

10 01S 9 3

Claims (12)

1. Werkwijze voor het in een hoes (H) verpakken van 5 een bos bloemen (B) of dergelijke, gekenmerkt door het, bij voorkeur tijdelijk, bevestigen van een inbrengorgaan (7) aan de bos bloemen (B) en het vervolgens tezamen met de bos vanaf dezelfde zijde als de bos inbrengen van het inbrengorgaan (7) in de opengehouden hoes (H).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de bos bloemen tevens wordt gebonden, omvattende het vèór het binden samenbrengen van het inbrengorgaan (7) met de bos (B) en het vervolgens aanbrengen van het bindmiddel (11) om de bos en het inbrengorgaan (7).

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bos (B) na het in de hoes (H) brengen wordt vastgegrepen, bij voorkeur aan het steeluiteinde tezamen met de hoes, en het inbrengorgaan (7) uit de bos en de hoes wordt teruggetrokken.

4. Inrichting voor het in een hoes (H) verpakken van een bos bloemen (B) of dergelijke, voorzien van een transporteur (1), en een langs de transporteur opgesteld hoesapparaat (14), gekenmerkt door ten minste een in lijn met een bos bloemen (B) brengbaar en daaraan bevestigbaar 25 inbrengorgaan (7), en een aandrijving (8) met een aandrijf-orgaan (18) voor het bewegen van het inbrengorgaan (7) tezamen met de bos in een in het hoesapparaat (14) opengehouden hoes (H).

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het 30 hoesapparaat (14) is voorzien van een grijper (25) voor het vastgrijpen van de bos (B) na het inbrengen in de hoes (H), terwijl de aandrijving (8) is ingericht voor het terugtrekken van het inbrengorgaan (7).

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, waarbij het 35 inbrengorgaan (7) is gevormd door een pen die dwars onder het transportpart van de transporteur (1) beweegbaar in een 1001993 rechtgeleiding van bijvoorbeeld een kokerprofiel (6) is opgenomen.

7. Inrichting volgens een der conclusies 4-6, tevens voorzien van een bindtoestel (9) met bindmiddel (11), waarbij het inbrengorgaan (7) ter plaatse van het bindtoe- 5 stel in lijn met de bos bloemen (B) brengbaar is en door het bindmiddel (11) met de bos samenbindbaar is.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij het hoesapparaat (14), in de transportrichting gezien, achter het bindtoestel (9) is opgesteld, terwijl een aantal inbren- 10 gorganen (7) is aangebracht, dat met gelijke onderlinge afstand synchroon met het transportpart van de transporteur (1) mee beweegbaar is, terwijl het aandrijforgaan (18) in lijn met het hoesapparaat (14) is opgesteld en telkens op een aankomend inbrengorgaan (7) kan aangrijpen.

9. Inrichting volgens conclusie 5 en 8, waarbij de aandrijving (8) is voorzien van een tweede aandrijforgaan (23) dat in transportrichting van de transporteur (1) gezien achter het eerstgenoemde aandrijforgaan (18) is opgesteld, terwijl het hoesapparaat (14) langs de transporteur (1) 20 beweegbaar is.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij het hoesapparaat (14) is uitgevoerd met een aantal circulerende hoeshouders (15).

11. Inrichting volgens een der conclusies 8-10, 25 waarbij de transporteur (1) is voorzien van een transportband, terwijl de inbrengorganen (7) onder het transportpart van de band zijn geleid en in de richting van het bindtoestel (9) zijdelings buiten de transportband uitsteekt.

12. Inrichting volgens een der conclusies 7-11, 30 waarbij het inbrengorgaan (7) aan de van het hoesapparaat (14) afgekeerde zijde van de beoogde bindplaats is uitgevoerd met een schouder of dergelijke. 1001993