NL9002220A - Werkwijze en inrichting voor het verpakken van bossen bloemen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Werkwijze en inrichting voor het verpakken van bossen bloemen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verpakken van bossen bloemen of dergelijke.

Op kwekerijen en/of veilingen worden de bloemen veelal samengebonden tot bossen en verpakt in een zakvormige houder. In het bijzonder het inbrengen van de bossen bloemen in de zakvormige houder vindt momenteel nog steeds met de hand plaats. Dit is een moeizaam werk, waarvoor veel moeilijk te verkrijgen personeel wordt benodigd.

Met de uitvinding wordt beoogd een werkwijze te verkrijgen onder toepassing waarvan het inbrengen van de bossen bloemen gemechaniseerd kan worden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt, doordat men de bossen bloemen verplaatst langs een om zijn lengteas getordeerde geleidingsbaan, zodanig, dat de bossen bloemen vanuit een horizontale stand worden gebracht in een stand, waarin zij onder invloed van de zwaartekracht van de geleidingsbaan afglijden om te worden opgevangen door een zak, welke wordt opgehouden ter hoogte van het punt waar de bossen bloemen van de geleidingsbaan afglijden.

Bij toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding kan zowel het verplaatsen van de bossen bloemen langs een getordeerd uitgevoerde geleidingsbaan als het opstellen van de zakken op eenvoudige wijze mechanisch worden uitgevoerd, waardoor een aanzienlijke besparing aan tijd en personeelskosten kan worden verkregen.

Een doelmatige inrichting voor het verpakken van bossen bloemen of dergelijke voorzien van een transportband voor het transporteren van de bossen bloemen en geschikt voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding wordt verkregen indien de transportband een om zijn lengteas getordeerd verloop heeft, zodanig, dat het transportvlak van de transportband waarop tijdens bedrijf de bossen bloemen rusten, gerekend in de beoogde verplaatsingsrichting va'n dit transportvlak vanuit een althans nagenoeg horizontale stand overgaat in een zodanig hellende stand, dat de bossen bloemen onder invloed van de zwaartekracht van de band glijden en onder het punt, waar de bossen bloemen van de band glijdend een een zak voor het opnemen van een bos bloemen ondersteunende houder is gelegen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoerings-voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een zijaanzicht op een schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een bovenaanzicht op figuur 1.

Figuur 3 toont op grotere schaal het mechanisme voor het openen van voor het opnemen van de bossen bloemen bestemde zakken.

De in de figuren weergegeven inrichting omvat een eindloze transportband 1, die is geleid om een tweetal omleidrollen 2 en 3, waarvan er althans een wordt aangedreven zodanig, dat het bovenpart van de transportband tijdens bedrijf zal worden verplaatst in de richting volgens pijl A. Zoals uit figuur 1 en 2 duidelijk zal zijn strekt de transportband 1 zich vanaf de onderste, althans nagenoeg horizontaal opgestelde omleidrol 2 schuin omhoog uit, terwijl daarbij de transportband tevens om zijn lengterichting getordeerd is uitgevoerd, zodanig, dat de draaiingsas van de nabij het boveneinde van de transportband gelegen omleidrol 3 een hoek met de horizontaal insluit.

Tussen' de beide omleidrollen 2 en 3, die uiteraard worden ondersteund door een niet nader weergegeven gestel, kunnen, indien nodig nog eventuele verdere rollen tussen de onder en bovenparten van de transportband 1 zijn aangebracht voor het op de juiste wijze geleiden van deze beide parten van de transportband 1.

Aan de transportband zijn verder op regelmatige afstand van elkaar meenemers 4 bevestigd voor het meenemen van nabij het ondereinde van de transportband op de transportband afgegeven bloembossen 5. Deze bloembossen kunnen bijvoorbeeld met behulp van een niet nader weergegeven transportband of dergelijke worden aangevoerd vanaf een bindinrichting of dergelijke met behulp waarvan de bloemen in bossen zijn samengebonden.

Het zal duidelijk zijn, dat bij het transport van de bloembossen 5 in de richting volgens pijl A de bloembossen vanuit een horizontale stand in een zich schuin omhoog uitstrekkende stand zullen worden gebracht, waardoor de bloembossen de neiging zullen hebben om onder invloed van de zwaartekracht van de band af te gaan glijden. Over een deel van de lengte van de band wordt dit verhinderd door een nabij een zijkant van de transport opgestelde geleidingsorgaan 6. Dit geleidingsorgaan kan een vast opgestelde plaat zijn, maar ’ ook een meelopende band of dergelijke.

Het geleidingsorgaan 6 eindigt op enige afstand van de bovenste geleidingsrol 3, zodat op enige afstand voor deze geleidingsrol 3 de bloembossen onder invloed van de zwaartekracht van de transportband kunnen glijden.

Ter hoogte van het boveneinde van de transportband 3 is onder de transportband 1 een eindloze transportband of transportketting 7 opgesteld,die geleid is om niet nader weergegeven om verticale draaiingsassen draaibare omleidtrommels, waarvan er althans een aan te drijven is, zodanig, dat de transportband 7 tijdens bedrijf beweegt in de richting volgens pijl B. Aan de transportband 7 zijn op regelmatige afstand van elkaar draagorganen bevestigd in de vorm van halve ringen 8, waarbij de open zijden van deze halve ringen van de band 7 zijn afgekeerd, zoals duidelijk zal zijn uit figuur 2.Aan ieder van deze halve ringen zal een bundel 9 van platgevouwen zakken nabij het boveneinde van deze bundel zijn opgehangen. De in een dergelijke bundel opgenomen zakken zijn op gebruikelijke wijze zodanig uitgevoerd, dat van de twee tegenover elkaar liggende zijden van een platgevouwen zak de ene langere zijde een weinig boven de andere zijde uitsteekt en de zak met dit hoger uitstekende deel in de bundel is vastgezet. Daarbij is de uitvoering zodanig, dat de zak bij dit uitstekende deel betrekkelijk gemakkelijk van de bundel kan worden afgescheurd.

Ter hoogte van het punt, waar een bos bloemen tijdens bedrijf van de transportband 1 zal afglijden is een verdere drager 10 bevestigd, die eveneens de vorm inneemt van een halve ring. Deze drager is met behulp van een horizontaal verlopende scharnieras 11 bevestigd aan het uiteinde van een L-vormige arm 12. Van de drager hangt een in horizontale doorsnede gekromd uitgevoerde klep 13 af.

De L-vormige arm is bevestigd aan het boveneinde van een stang 14, die verschuifbaar is in een vast opgestelde en zich verticaal uitstrekkende buis 15. In de buis 15 is een niet nader weergegeven veer opgenomen, welke tracht de stang 14 met de daaraan bevestigde arm 12 vanuit de in figuur 3 met getrokken lijnen weergegeven stand naar de in figuur 3 met streepstiplijnen weergegeven stand te bewegen.

De stang 14 wofdt in de in figuur 3 weergegeven stand vastgehouden met behulp van een aan de stang 14 bevestigd aanslagorgaan 16, dat tegen opwaartse beweging is geblokkeerd door een op het aanslagorgaan liggend grendelorgaan 17, dat met behulp van een hefmagneet 18 in een van het aanslagorgaan 16 afgekeerde richting weg te trekken is. Indien de bekrachtiging van de hefmagneet wordt opgeheven zal het grendelorgaan 17 door een verend mechanisme weer in de in figuur 3 weergegeven stand worden terugbewogen.

Aan het boveneinde van de stang 14 is verder een hoekijzer 19 bevestigd. In een been van dit hoekijzer is een gat aangebracht waardoorheen zich een trekstang 20 uitstrekt. Op het boveneinde van de trekstang is een aanslagring 21 bevestigd, waarvan de diameter groter is dan de diameter van het gat in het hoekijzer 19 waardoorheen de stang 20 zich uitstrekt.

Het ondereinde van de stang 20 is bevestigd aan een uiteinde van een arm 22, waarvan het andere uiteinde is bevestigd aan een as 23, die met behulp van een motor 24 en een tussen de motor en de stang aangebracht overbrengingsmechanisme in draaiing te brengen is.

Aan de as 23 is verder het uiteinde bevestigd van een een hoek met de arm 22 insluitende arm 26. Aan het van de as 23 af gekeerde uiteinde van de arm 26 is een koppelstang 27 gekoppeld. Het andere uiteinde van de koppelstang 27 is gekopppeld met een draagstang 28 in een tussen de uiteinden van deze draagstang gelegen punt.

Het ondereinde van de draagstang 28 is om een zich evenwijdig aan de as 23 uitstrekkende horizontale scharnierpen 29 verzwenkbaar, zoals aangeduid met behulp van de pijl C. Aan het boveneinde van de arm is een zuigmondstuk 30 bevestigd, dat op niet nader weergegeven wijze is aangesloten op een vacuumbron.

Aannemende, dat tijdens bedrijf een bos bloemen in een geopend gehouden zak is gebracht zal met behulp van een fotocel de magneet 18 in werking worden gesteld, waardoor 'gezien in figuur 3 het grendelorgaan 17 naar rechts wordt verschoven en het aanslagorgaah 16 wordt vrijgegeven. Hierdoor zal onder invloed van de in de buis 15 opgenomen drukveer de stang 14 met de daaraan bevestigde arm 12 en de drager 10 en klep 13 omhoog worden bewogen, waardoor de klep 13 uit de de bos bloemen bevattende zak wordt getrokken. Daarop kan de band 7 een bepaalde stap worden gedraaid, zodat de houder, welke een gevulde zak draagt onder het lospunt van de transportband 1 wordt wegbewogen en een nieuw draagorgaan 8 ter hoogte van dit losse punt wordt opgesteld.

Indien nu de motor 24 in werking wordt gesteld zal de de zuigmond 30 dragende draagstang vanuit de in figuur 3 in getrokken lijnen weergegeven stand naar de in figuur 3 met streepstiplijnen weergegeven stand worden bewogen, waardoor de zuigmond komt te liggen tegenover het buitenvlak van de buitenste zak van de door het desbetreffende draagorgaan 8 ondersteunde stapel 9 van platgevouwen zakken. Bij de verdraaiing van de as 23 wordt met behulp van de trekstang 20 tevens de as 14 met de arm 12 vanuit de in figuur met streepstiplijn weergegeven stand naar beneden getrokken in de met getrokken lijnen weergegeven stand en daar weer vergrendeld. Tijdens deze beweging van de verschillende onderdelen wordt de klep 13 door samenwerking met de zuigmond 11 gezien in figuur 3 in de richting van de wijzers van de klok verdraaid, zodat de klep 13 in een min of meer horizontale stand boven de door het desbetreffende draagorgaan 8 ondersteunde stapel zakken komt te liggen in het gebied omsloten door de beide draagorganen 8 en 10, die een min of meer cirkelvormige ruimte begrenzen, zoals afgebeeld in figuur 2.

Indten de zuigmond ter hoogte van de stapel zakken is gekomen zal in de zuigmond een onderdruk worden opgewekt. Hierdoor wordt het tegenover de zuigmond gelegen deel van de zak aangezogen en bij terugdraaien van de draagstang 28 vanuit de met streepstiplijnen weergegeven stand naar de met getrokken lijnen weergegeven stand (figuur 3) worden meegenomen', totdat de buitenste zak van de stapel wordt geopend, terwijl de zak toch nog verbonden blijft met het draagorgaan 8 met behulp van het bovenste uitstekende gedeelte van dat deel van de zak, dat niet door de zuigmond is meegenomen. Tijdens dit openen van de zak zal de klep 13 terugzwenken om de as 11 in een richting tegen de wijzers van de klok in, gezien in figuur 3, zodat het ondereinde van de klep 13 in de zak valt en de zak open houdt. Indien de zak zo geopend is zal een volgende nabij het lospunt van de transportband aangekomen bos bloemen "van de transportband afschuiven en in de zak vallen, waarna bovenstaande cyclus weer kan worden herhaald.

De gevulde zakken zullen op een geschikt punt langs de transportband 7 van de desbetreffende houders kunnen worden afgescheurd om verder te worden verwerkt.

Claims (11)

1. Werkwijze voor het verpakken van bossen bloemen of dergelijke, met het kenmerk, dat men de bossen bloemen verplaatst langs een om zijn lengteas getordeerde geleidingsbaan, zodanig, dat de bossen bloemen vanuit een horizontale stand worden gebracht in een stand, waarin zij onder invloed van de zwaartekracht van de geleidingsbaan afglijden om te worden opgevangen door een zak, welke wordt opengehouden ter hoogte van het punt waarin de bossen bloemen van de geleidingsbaan afglijden.

2. Inrichting voor het verpakken van bossen bloemen of dergelijke, voorzien van een transportband voor het transporteren van de bossen bloemen, met het kenmerk, dat de transportband een om zijn lengteas getordeerd verloop heeft, zodanig, dat het transportvlak van de transportband waarop tijdens bedrijf de bossen bloemen rusten, gerekend in de beoogde verplaatsingsrichting van dit transportvlak vanuit een althans nagenoeg horizontale stand overgaat in een zodanig hellende stand, dat de bossen bloemen onder invloed van de zwaartekracht van de band glijden en onder het punt, waar de bossen bloemen van de band glijden een een zak voor het opnemen 'van een langwerpig voorwerp ondersteunende houder is gelegen.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat langs een deel van de transportband een geleidingsorgaan is aangebracht voor het verhinderen van het afglijden van de bossen bloemen.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat een aantal houders voor het ondersteunen van zakken zijn bevestigd aan een eindloos transportorgaan met behulp waarvan de houders-opeenvolgend kunnen worden opgesteld onder het punt, waar de bossen bloemen van de band glijden.

5. Inrichting volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat een heen en weer beweegbare zuigmond is aangebracht met behulp waarvan een door een houder ondersteunde zak kan worden geopend, doordat èen deel van de zak met behulp van de zuigmond kan worden weggetrokken van het aan de houder bevestigde deel van de zak.

6. Inrichting volgens een der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat nabij het punt waar de bossen bloemen van de band glijden een verdere op en neer beweegbare houder is opgesteld, welke houder een in een zak in te steken klep draagt.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de houders in de onderste stand van de op en neer beweegbare houder een in hoofdzaak gesloten doortocht begrenzen.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7,. met het kenmerk, dat de klep verzwenkbaar is synchroon met de verzwenking van de zuigmond, zodanig, dat de klep, indien de zuigmond nabij een zakken ondersteunende houder is, een min of meer horizontale stand inneemt en bij het van de houder wegbewegen van de zuigmond terugverzwenkt naar een in hoofdzaak verticale stand.

9. Inrichting volgens een der conclusies 6-8, met het kenmerk, dat grendelmiddelen zijn aangebracht om de op en neer beweegbare houder in een onderste stand vast te houden, verende middelen zijn aangebracht om de houder naar zijn bovenste stand te bewegen en een aandrijfmechanisme met verloren beweging is aangebracht om de houder naar beneden te verplaatsen.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de zuigmond en de op en neer beweegbare houder ieder via een aan een aangedreven as bevestigde arm en een scharnierend met deze arm verbonden stang verplaatsbaar zijn.

11. Inrichting althans nagenoeg zoals hierboven is omschreven en/of is afgebeeld in bijgaande figuren.