NL192316C - Werkwijze en inrichting voor het in een teeltmassa inplanten van kluitloze planten. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het in een teeltmassa inplanten van kluitloze planten. Download PDF

Info

Publication number
NL192316C
NL192316C NL8701129A NL8701129A NL192316C NL 192316 C NL192316 C NL 192316C NL 8701129 A NL8701129 A NL 8701129A NL 8701129 A NL8701129 A NL 8701129A NL 192316 C NL192316 C NL 192316C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
series
plants
clamps
channels
plant
Prior art date
Application number
NL8701129A
Other languages
English (en)
Other versions
NL8701129A (nl
NL192316B (nl
Original Assignee
Middelburg Handelskwekerij B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Middelburg Handelskwekerij B V filed Critical Middelburg Handelskwekerij B V
Priority to NL8701129A priority Critical patent/NL192316C/nl
Publication of NL8701129A publication Critical patent/NL8701129A/nl
Publication of NL192316B publication Critical patent/NL192316B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192316C publication Critical patent/NL192316C/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C11/00Transplanting machines
    • A01C11/02Transplanting machines for seedlings

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)

Description

1 192316
Werkwijze en inrichting voor het in een teeltmassa inplanten van kluitloze planten
De uitvinding heeft in de eerste plaats betrekking op een werkwijze voor het in een teeltmassa inplanten van kluitloze planten, waarbij telkens een gat in de teeltmassa wordt gemaakt en een kluitloze plant in dit gat 5 wordt gestoken. Deze werkwijze is uit de praktijk bekend. Daarbij worden de planten met de hand in de gaten gestoken. Dit vergt in de plantenkwekerijen veel arbeidskrachten. De kwaliteit van de planten is afhankelijk van de wijze van insteken van de diverse arbeidskrachten. Indien dit door een of andere aibeidskracht slecht geschiedt, wordt het slechte resultaat soms eerst na enige groeitijd ontdekt. De uitvinding heeft ten doel een in dit opzicht verbeterde werkwijze te verschaffen. De werkwijze volgens de 10 uitvinding heeft daartoe het kenmerk dat telkens een kluitloze plant in een houder van een aaneenschakeling van naast elkaar opgestelde houders wordt gelegd, waarna tegelijkertijd een aantal planten vanuit een aantal naast elkaar opgestelde houders tot in een reeks kanalen wordt gebracht en daar doorheen wordt getransporteerd, waarna de planten voorbij het afvoereinde van de kanalen door middel van een bij elk kanaal behorende aanslag worden opgevangen en de planten daarna tussen het afvoereinde van de 15 kanalen en de bijbehorende aanslagen telkens worden aangegrepen door middel van een reeks sluitbare klemmen, waarna de planten elk door middel van het verplaatsen van de reeks klemmen in een gat in de teeltmassa worden gestoken, waarna de reeks klemmen opent en de planten loslaat.
De uitvinding heeft in de tweede plaats betrekking op een inrichting voor het gemakkelijk en met hoge capaciteit uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding. Deze inrichting, die een gatenmaker voor het 20 maken van gaten in een teeltmassa omvat, is gekenmerkt door een intermitterend beweegbare transporteur met een aaneenschakeling van planthouders; door een langs de transporteur opgestelde overbreng-inrichting, die voorzien is van een reeks opneemkanalen, die elk ingericht zijn om telkens pneumatisch of mechanisch een plant vanuit een planthouder op te nemen en deze plant door het opneemkartaal te transporteren en die elk op enige afstand voorbij hun afvoereinde voorzien zijn van een aanslagplaat voor 25 het opvangen van de door het opneemkanaal getransporteerde plant; en door een inplantinrichting, omvattende een reeks te openen en te sluiten klemmen, welke klemmen telkens tussen een afvoereinde van een opneemkanaal en de bijbehorende aanslagplaat een plant kunnen vastklemmen en welke reeks klemmen voorzien is van aandrijf- en leidmiddelen ter verschaffing van een inplantbeweging van de reeks klemmen.
30 Indien telkens een reeks ene klembekken en een reeks andere klembekken van de reeks klemmen vast verbonden is met een bijbehorend gemeenschappelijk aandrijforgaan voor het gelijktijdig gemeenschappelijk sluiten en openen van de reeks klemmen wordt een vereenvoudiging van de inrichting gerealiseerd.
Indien elke aanslagplaat van een trechtervormige verdieping is voorzien, draagt dit bij tot een centrering van het ondereinde van de plant, zodat de zekerheid vergroot wordt dat de plant op de juiste wijze door de 35 klembekken van een klem wordt vastgeklemd.
De inrichting is uitvoerbaar met een eenvoudige inplantbeweging van de klemmen, indien de reeks aanslagplaten op een gemeenschappelijke drager is aangebracht, die zodanig beweegbaar is, dat de aanslagplaten gemeenschappelijk buiten de bewegingsbaan van de reeks klemmen verplaatsbaar zijn.
Opgemerkt zij, dat uit de Franse octrooiaanvrage 2.560.482 een werkwijze en een inrichting bekend zijn 40 voor het in de volle bodem aanbrengen van planten, die van een kluit zijn voorzien. Daarbij wordt eerst een voor in de bodem geploegd en de planten worden mede gebruikmakend van het gewicht van hun kluiten in de voor gebracht. Daarbij luistert het niet zo nauw waar deze plant terechtkomt. De uitvinding betreft daarentegen het inplanten van kluitloze planten, die daardoor zeer licht in gewicht en ook erg beschadigingsgevoelig zijn.
45
De uitvinding zal nu verduidelijkt worden in de hierna volgende beschrijving aan de hand van een tekening. In de tekening stellen schematisch voor: figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een voorkeursinrichting volgens de uitvinding voor het uitvoeren van de voorkeurswerkwijze volgens de uitvinding, waarbij fracties zijn weggebroken; 50 figuren 2, 3 en 4 op grotere schaal een perspectivisch aanzicht van detail II, III respectievelijk IV van figuur 2; figuur 5 op grotere schaal een perspectivisch aanzicht van detail V van figuur 3; en figuren 6 en 7 elk op grotere schaal een perspectivisch aanzicht van telkens een andere variant van detail VI van figuur 3.
De inrichting 1 van figuren 1 en 2 omvat een continu lopende eindloze transporteur 2, bestaande uit een aaneenschakeling van presenteerhouders 3, die volgens pijl 4 langs een bundeltjesmaakstation 5 loopt, 55 192316 2 waar een plaats 6 voor een persoon 7 aanwezig is, die met de ene hand een flinke bundel 8 van planten 9 uit een voorraadhouder 13 neemt en daarvan met de andere hand telkens een bundelde 10 van acht planten 9 afneemt en dit bundeltje 10 in een presenteerhouder 3 deponeert, waarbij de ondereinden 11, dit zijn wortels van gehele planten of afsnijeinden van stekken, allemaal in dezelfde richting 12 worden gericht.
5 Het andere part van de eindloze transporteur 2 loopt langs een plantenscheidstation 13, dat voorzien is van een plantenscheider 14, die langs geleidingen 16 geleid door middel van een hydrocilinder 17 heen en weer beweegbaar is tussen een aanpakstand en een losstand, waarbij de drager 15 zich respectievelijk boven de transporteur 2 respectievelijk boven een eindloze transporteur 18 bevindt. Aan de drager 15 is een aanpakker 19 door middel van een hydrocilinder 20 en verticale geleidingen 21 verticaal op en neer 10 beweegbaar aangebracht. De aanpakker 19 omvat een reeks van bijvoorbeeld acht als zuigpijpen uitgevoerde plantengrijpers 22, die aangesloten zijn op een vacuümbron 23. Het vacuüm wordt periodiek kortgesloten door het openen van een luchtklep 24 en wel op een tijdstip in de werkcydus dat de drager 15 zich boven de transporteur 18 bevindt. De plantengrijpers 22 zijn elk slap-elastisch in een houder 79 opgenomen, zodat de plantengrijpers 22 bij hun neerwaartse slag de planten 9 niet beschadigen. De 15 plantengrijpers 22 kunnen verder eventueel zachte, aan de planten aangepaste zuignappen hebben. Zij hebben echter bij voorkeur één kleine zuignap of kleine zuigopening om te veizekeren, dat er slechts één plant 9 bij een steel of blad wordt aangepakt. Er wordt met behulp van de aanpakker 19 die van acht plantengrijpers 22 is voorzien, telkens een reeks van acht planten tegelijk uit een overeenkomstige reeks van acht presenteerhouders 3 aangepakt. Deze handeling gaat zo snel, dat de continue beweging van de 20 transporteur 2 daarbij niet hinderlijk is. Wel is de timing van aanpakken van planten 9 uit de presenteerhouders 3 zodanig gesynchroniseerd, dat de plantengrijpers 22 telkens in hoofdzaak in het midden van de presenteerhouders 3 terechtkomen, terwijl zij een zuigwerking hebben. Hierbij worden de planten 9 aangezogen, vervolgens met de aanpakker 19 opgeheven, dan tot boven de transporteur 18 verplaatst, daar eventueel omlaag gebracht en daar door verbreking van het vacuüm losgelaten tot in de corresponde-25 rende reeks van acht transporthouders 25. Vervolgens gaat de aanpakker 19 weer terug voor een volgende charge van een reeks van acht planten. De reeks individuele planten 9, die terecht is gekomen in gootvor-mige transporthouders 25 van een continu in pijlrichting 31 aangedreven eindloze transporteur 26, passeert een controlestation 27, waar de transporthouders 25 hetzij door een persoon hetzij door een lichtstraal-detector 28 worden gecontroleerd om een eventuele correctie gedurende een pauzestilstand van de 30 inrichting 1 uit te voeren. Opgemerkt wordt, dat er op het bundeltjesmaakstation 5 voor wordt gezorgd, dat er in elk geval bundeltjes 10 van ten minste acht planten 9, desnoods iets meer worden gemaakt. Enige overvloed aan planten 9 is voor de aanpakker 19 niet hinderlijk, maar een tekort is voor de verdere procesgang wel storend. De overvloed aan planten 9 komt weer bij de bundeltjesmaakplaats 5 terug. Bij voorkeur is op het controlestation een door de detector bestuurde automatische inleginrichting 29 aanwezig, 35 die vooraf geïndividualiseerde planten 9 in passerende, nog lege transporthouders 25 laat vallen, opdat de inrichting 1 continu kan blijven doorgaan.
---------------De transporteur 26 is aangebracht langs een inplantstation 30 (figuur 3) dat omvat een planteninvoer 32, een tussendrager 33, een overbrenginrichting 34, een insteekinrichting 35 (figuur 4) en een gatenmaker 36.
De planteninvoer 32 omvat een gemeenschappelijke vast opgestelde houder 37 met acht convergerende 40 invoerkanalen 38, die elk een halfcilindrische invoermond 39 hebben, die de halfcilindrische transporthouders 25 completeren. Op de houder 37 sluit de tussendrager 33 aan, die van twee boven elkaar gelegen reeksen van tussenkanalen 40 en 41 is voorzien. De tussendrager 33 is door middel van geleidingen 43 verticaal geleid en door middel van een hydrocilinder 42 op en neer verplaatsbaar tussen twee standen, waarin telkens een van de reeksen tussenkanalen 40 en 41 met de reeks invoerkanalen 38 in lijn ligt. Aan 45 de stroomafwaartse zijde van de tussendrager 33 bevindt zich een reeks op een zuigbron aangesloten zuigmonden 44, die met een filterplaat 45 tegen het inzuigen van planten 9 zijn afgesloten. Wanneer de bovenste reeks tussenkanalen 41 zich tegenover de zuigmonden 44 bevinden, worden de planten 9 elk via het invoerkanaal 38 daarin gezogen. Ondertussen bevindt zich dan de reeks tussenkanalen 40 met de voorheen daarin gezogen planten 9 tussen een reeks op een blaasbron aangesloten onderste Maasmonden 50 66 en een reeks onderste opneemkanalen 46 van de overbrenginrichting 34, zodat de planten 9 uit de onderste tussenkanalen 40 tot in de onderste opneemkanalen 46 worden geblazen. Vervolgens wordt de tussendrager 33 opwaarts verplaatst, waarbij dan de onderste tussenkanalen 40 zich in de positie tussen de invoerkanalen 38 en de zuigmonden 44 bevinden ter ontvanging van een reeks van acht planten 9, terwijl de bovenste reeks tussenkanalen 41 zich dan tussen een reeks Maasmonden 48 en bovenste opneem· 55 kanalen 47 bevinden. De onderste en bovenste opneemkanalen 46 en 47 sluiten paarsgewijs aan op een gemeenschappelijke reeks afvoerkanalen 49. De tussendrager 33 komt telkens gesynchroniseerd in een nieuwe stand terecht, wanneer eeh lege transporthouder 25 het inplantstation 30 gepasseerd is en er dus

Claims (5)

1. Werkwijze voor het in een teeltmassa inplanten van kluitloze planten, waarbij telkens een gat in de teeltmassa wordt gemaakt en een kluitloze plant in dit gat wordt gestoken, met het kenmerk, dat telkens een 40 kluitloze plant (9) in een houder (25) van een aaneenschakeling van naast elkaar opgestelde houders (25) wordt gelegd, waarna tegelijkertijd een aantal planten (9) vanuit een aantal naast elkaar opgestelde houders (25) tot in een reeks kanalen (46, 47, 49; 80; 83) wordt gebracht en daar doorheen wordt getransporteerd, waarna de planten (9) voorbij het afvoereinde van de kanalen (46, 47,49; 80; 83) door middel van een bij eik kanaal (46, 47, 49; 80; 83) behorende aanslag (50) worden opgevangen en de planten (9) daarna 45 tussen het afvoereinde van de kanalen (46, 47, 49; 80; 83) en de bijbehorende aanslagen (50) telkens worden aangegrepen door middel van een reeks sluitbare klemmen (56), waarna de planten (9) elk door middel van het verplaatsen van de reeks klemmen (56) in een gat (69) in de teeltmassa (70) worden gestoken, waarna de reeks klemmen (56) opent en de planten (9) loslaat.
2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, omvattende een gatenmaker voor het 50 maken van gaten in een teeltmassa, gekenmerkt door een intermitterend beweegbare transporteur (26) met een aaneenschakeling van planthouders (25); door een langs de transporteur (26) opgestelde overbrenginrichting (34), die voorzien is van een reeks opneemkanalen (46, 47, 49; 80; 83), die elk ingericht zijn om telkens pneumatisch of mechanisch een plant (9) vanuit een planthouder (25) op te nemen en deze plant (9) door het opneemkanaal (46, 47, 49; 80; 83) 55 te transporteren en die elk op enige afstand voorbij hun afvoereinde voorzien zijn van een aanslagplaat (50) voor het opvangen van de door het opneemkanaal (46, 47, 49; 80; 83) getransporteerde plant (9); en door een inplantinrichting (35) omvattende een reeks te openen en te sluiten Wemmen (56), welke 192316 4 klemmen (56) telkens tussen een afvoereinde van een opneemkanaal (46, 47, 49; 80; 83) en de bijbehorende aanslagplaat (50) een plant (9) kunnen vastklemmen en welke reeks klemmen (56) voorzien is van aandrijf- en leidmiddelen (68) ter verschaffing van een inplantbeweging van de reeks klemmen (56).
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat telkens een reeks ene klembekken (54) en een 5 reeks andere klembekken (55) van de reeks klemmen (56) vast verbonden is met een bijbehorend, gemeenschappelijk aandrijforgaan (58, 62 resp. 59, 63) voor het gelijktijdig gemeenschappelijk sluiten en openen van de reeks klemmen (56).
3 192316 een nieuwe reeks, elk met een plant gevulde houders 25 daar aanwezig is. Op de beschreven en getekende wijze komen telkens acht planten 9 vrijwel tegelijk in de reeks afvoerkanalen 49 terecht en slaan dan tegen een reeks trechtervormige aanslagen 50, waarbij zij al een stuk buiten de bijbehorende afvoerkanalen 49 uitsteken. De aanslagen 50 zijn bevestigd aan een gemeenschappelijke aanslagdrager 51, die zwenk-5 baar is om een horizontale as 52 door middel van een hydrocilinder 53. Tussen de aanslagen 50 en de afvoeikanalen 49 bevinden zich telkens twee klembekken 54 en 55 van een reeks van acht klemmen 56. De klembekken 54 en 55 zijn aan gemeenschappelijke bedieningsstangen 58 respectievelijk 59 bevestigd, die volgens pijlen 60 respectievelijk 61 door middel van hydrocilinders 62 respectievelijk 63 in geleidingen 64 in een klemmendrager 67 geleid in onderlinge tegengestelde richting verplaatsbaar zijn voor het sluiten 10 en openen van de klemmen 56. De klembekken 54 en 55 hebben aan de plantendelen aangepaste elastische voeringen 65. De synchronisatie van de klemmen 56 is zodanig, dat zij de op de aanslagen 50 aangekomen planten 9 bij hun uit de afvoerkanalen 49 stekende stelen aangrijpen, dat de aanslagdrager 51 daarna wordt weggezwenkt en dat de gemeenschappelijke klemmendrager 67 met de daaraan bevestigde klemmen 56 door middel van één hydrocilinder 68 verticaal neerwaarts worden bewogen, waarbij de 15 ondereinden van de planten 9 dan in gaten 69 gestoken worden, die voorheen in aardkluiten 70 zijn aangebracht door middel van de gatenmaker 36. In plaats van aardkluiten 70 kunnen andere teeltmassa’s worden toegepast, bijvoorbeeld potten gevuld met losse grond, met grond gevulde vakken van borden, of stukken steenwol of dergelijke. De gatenmaker 36 bestaat uit een verticaal door middel van een hydrocilinder 72 op en neer beweegbare en door middel van geleidingen 73 geleide balk 71, waaraan een reeks 20 pennen 74 is aangebracht. De aardkluiten 70 bevinden zich in reeksen van acht in aardkluitkisten 75, die aansluitend zijn opgenomen op een transportband 76, die in pijlrichting 77 stapsgewijs wordt verplaatst zodanig synchroon dat telkens de middens van de kluiten 70 zich onder een pen 74 en later onder een klem 56 bevinden. De genoemde geleidingen en vaste, stilstaande delen zijn aan een gestel 78 van de inrichting 1 aangebracht. In plaats van de configuratie van de invoeimonden 39 met de dubbele reeksen 25 tussenkanalen 40, 41 en opneemkanalen 46 en 47 is ook een enkele reeks overbrengkanalen 80 denkbaar, waarbij de oveibrengkanalen 80 door middel van blaaslucht de planten 9 vanuit de transporthouders 25 via een omgebogen overbrengkanaal 80 meteen tot aan de aanslag 50 onder de klembekken 54 en 55 transporteren (figuur 6). De synchronisatie van een stapsgewijze bewogen transporteur 26 zal daar op aangepast moeten zijn.
30 Het is ook denkbaar de planten 9 met roterende borstels 82 tot in overbrengkanalen 83 te drijven (figuur 7). Het is ook denkbaar dat in plaats van acht tegelijkertijd tien of zestien of een ander aantal planten worden overgebracht. 35
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de aanslagplaat (50) van een trechtervonnige verdieping is voorzien.
5. Inrichting volgens een van de conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de reeks aanslagplaten (50) op een gemeenschappelijke drager (51) is aangebracht, die zodanig beweegbaar is, dat de aanslagplaten (50) gemeenschappelijk buiten de bewegingsbaan van de reeks klemmen (56) verplaatsbaar zijn. Hierbij 6 bladen tekening
NL8701129A 1987-05-12 1987-05-12 Werkwijze en inrichting voor het in een teeltmassa inplanten van kluitloze planten. NL192316C (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701129A NL192316C (nl) 1987-05-12 1987-05-12 Werkwijze en inrichting voor het in een teeltmassa inplanten van kluitloze planten.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701129A NL192316C (nl) 1987-05-12 1987-05-12 Werkwijze en inrichting voor het in een teeltmassa inplanten van kluitloze planten.
NL8701129 1987-05-12

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8701129A NL8701129A (nl) 1988-12-01
NL192316B NL192316B (nl) 1997-02-03
NL192316C true NL192316C (nl) 1997-06-04

Family

ID=19849997

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8701129A NL192316C (nl) 1987-05-12 1987-05-12 Werkwijze en inrichting voor het in een teeltmassa inplanten van kluitloze planten.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL192316C (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2822016B1 (fr) * 2001-03-16 2004-01-30 Claire Fontaine Atel Procede de plantation mecanique de griffes a muguet et machine pour la mise en oeuvre du procede

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3645394A (en) * 1970-09-21 1972-02-29 Goodale Mfg Co Inc Apparatus for sorting and grading cut flowers
FR2560482B1 (fr) * 1984-03-05 1987-08-07 Regero Sa Machine notamment pour la plantation automatique des plants maraichers et horticoles
FR2599211B2 (fr) * 1986-05-28 1989-11-17 Fontaine Ateliers Claire Nouvelle machine planteuse de plants en mottes.
FR2597702B1 (fr) * 1986-04-23 1989-06-30 Claire Fontaine Atel Nouvelle machine planteuse de plants en mottes.

Also Published As

Publication number Publication date
NL8701129A (nl) 1988-12-01
NL192316B (nl) 1997-02-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4869637A (en) Plant transfer mechanism
AU736379B2 (en) Method and device for improving the transplanting of seedlings
US5911631A (en) Seedling transplanter with easily detachable gripper
NZ330318A (en) Device for removal of balls carrying no seedlings and replacement with balls carrying seedlings during automatic transplanting
NL1021463C2 (nl) Werkwijze voor het scheiden van rozetplanten.
AU2008207456B2 (en) Transplanting apparatus
NL192316C (nl) Werkwijze en inrichting voor het in een teeltmassa inplanten van kluitloze planten.
US4750439A (en) Planting finger assembly
JP3236888B2 (ja) キノコの自動収穫装置
US5904029A (en) Process for continously fitting mesh bags containing fruit and vegetable products and the like, and a machine to carry out the actual process
EP4009814A1 (en) Pear feeding method and apparatus for multi-lane processing
NL1012981C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het bossen van bloemen.
JP3047041B1 (ja) キノコの自動収穫装置
NL194775C (nl) Werkwijze en inrichting voor het mechanisch in een met teelaarde gevulde houder planten van een verzameling als stortgoed aangevoerde bollen van een gewas.
CN109699297B (zh) 具有接果装置的蓝莓振动采收机
JPH08140427A (ja) 仮植装置
JP3306841B2 (ja) 仮植装置
NL1018273C2 (nl) Steksteekinrichting voor het steken van stekken.
JP3027278B2 (ja) 人工栽培きのこの収穫装置
NL1018970C2 (nl) Bloemorientatiewijziging bij bossen.
NL1018278C2 (nl) Steksteekinrichting voor het steken van stekken.
JPH08205684A (ja) 仮植装置
JP2000032850A (ja) 仮植装置の苗植付機構
JPH08205685A (ja) 仮植装置
JPH08191633A (ja) 仮植装置の苗搬送機構

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BX A request for additional search has been filed
BY An additional search report has been drawn up
CNR Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection)

Free format text: MIDDELBURG HANDELSKWEKERIJ B.V.

V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20011201