NL1021817C2 - Werkwijze en inrichting voor het afvoeren van afval. - Google Patents

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET AFVOEREN VAN AFVAL

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het afvoeren van op verschillende locaties ontstaan afval, in het bijzonder afval van snijbloemen, waarbij vanaf elke locatie het daar ontstane afval mechanisch naar een 5 verzamelplaats getransporteerd wordt. Een dergelijke werkwijze is op zich bekend voor het afvoeren van mest uit een stal, bijvoorbeeld uit de Amerikaanse octrooischriften 1.735.585 en 4.123.992.

Bij het op industriële schaal verwerken van 10 snijbloemen ontstaat op verschillende plaatsen afval. Dit geldt met name bij veilingen, kwekersbedrijven en . boeketteriën, waar grote hoeveelheden snijbloemen op verwerkingslijnen tot bossen worden gegroepeerd, gebonden en verpakt.

15 Dergelijke verwerkingslijnen bestaan vaak uit een vakkentransporteur die langs een aantal werkstations beweegt. Bij elk van deze stations worden dan een of meer bloemen van een bepaalde soort in een vak gelegd, zodat aan het eind van de lijn elk vak een gemengde bos snijbloemen bevat.

20 Vervolgens loopt de transporteur langs een snijmachine of afkorteenheid, waarin de stelen van de bloemen tot eenzelfde lengte worden afgekort. Achter de afkorteenheid staat een bindmachine, die om elke bos een elastiek of koord slaat. Eventueel kunnen de bossen daarna aan een verpakkingseenheid 25 worden toegevoerd, waar elke bos in een kunststof verpakking wordt geplaatst.

Bij elk station ontstaat afval, omdat de snijbloemen voordat zij in een vak van de transporteur gelegd worden eerst ontdaan moeten worden van overtollige bladeren.

Daarnaast ontstaat afval bij de afkorteenheid, waar de overtollige einden van de stelen worden afgesneden.

H Tot nu toe wordt dit afval periodiek verzameld en afgevoerd door een medewerker. Het verzamelen, meestal bij 5 elkaar vegen van blader- en steelresten is echter geestdodend H werk, waarvoor steeds moeilijker personeel kan worden H gevonden. Daarnaast zijn deze opruimwerkzaamheden storend H voor degenen die op de verschillende stations aan het werk H zijn.

H 10 Het hiervoor genoemde Amerikaanse octrooi 1.735.585 H beschrijft reeds het langs mechanische weg afvoeren van afval, in dat geval mest, die op verschillende locaties ontstaat. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een afvoersysteem, dat gevormd wordt door een lattentransporteur, H 15 die opgenomen is in een mestgoot, welke zich dwars achter een aantal stallen uitstrekt. Deze lattentransporteur komt uit in een opvoertransporteur, waardoor de mest wordt afgevoerd naar bijvoorbeeld een transportwagen.

Ook het reeds genoemde Amerikaanse octrooi 4.123.992 20 beschrijft een afvoermethode voor mest voor toepassing in een cirkelvormige stal, waarbij gebruik gemaakt wordt van een afvoersysteem dat gevormd wordt door een schraaparm die om het middelpunt van de stal roteert, waar zich de afvoer bevindt.

25 Voor deze beide methoden geldt dat doordat het afval H mechanisch getransporteerd wordt, daarvoor geen medewerker I vrij gemaakt behoeft te worden.

H Met de uitvinding wordt beoogd een verder verbeterde I werkwijze te verschaffen voor het afvoeren van op I 30 verschillende locaties ontstaan afval, in het bijzonder afval I van snijbloemen, waarbij de voor het afvoeren van het afval I benodigde ruimte geminimaliseerd wordt. Volgens de uitvinding I wordt dit bereikt, doordat de locaties waar het afval 3 ontstaat langs een verwerkingslijn gelegen zijn, en het afval vanaf die locaties in hoofdzaak evenwijdig aan de verwerkingslijn naar de verzamelplaats getransporteerd wordt.

Bij voorkeur vindt het transport van het afval vanaf 5 elke locatie naar de verzamelplaats in hoofdzaak continu plaats. Hierdoor wordt een gelijkmatige afvoer van afval gewaarborgd, hetgeen voor de verdere verwerking van voordeel is.

Het afval kan op de verzamelplaats in een houder 10 wordt verzameld, waarbij deze verzamelhouder dan periodiek kan worden afgevoerd en/of geleegd. Het is echter ook mogelijk dat het afval vanaf de verzamelplaats mechanisch wordt doorgevoerd naar een centrale verwerkingslocatie. In het laatste geval kan het doorvoeren van het afval vanaf de 15 verzamelplaats onder een hoek met de verwerkingslijn plaatsvinden, waardoor de verwerking van de bloemen daarvan geen hinder ondervindt.

De uitvinding betreft ook een inrichting voor het afvoeren van op verschillende locaties ontstaan afval, in het 20 bijzonder afval van snijbloemen, waarmee de hiervoor beschreven werkwijze kan worden uitgevoerd. Volgens de uitvinding vertoont een dergelijke afvoerinrichting, die voorzien is van mechanische middelen voor het vanaf elke locatie naar een verzamelplaats transporteren van het daar 25 ontstane afval, het kenmerk dat de locaties waar het afval ontstaat langs een verwerkingslijn gelegen stations zijn, en de afval-transportmiddelen in hoofdzaak evenwijdig aan de verwerkingslijn langs die stations lopen. Daardoor wordt het ruimtebeslag daarvan geminimaliseerd.

30 Een constructief eenvoudige en tegen geringe extra kosten te vervaardigen inrichting wordt verkregen, wanneer de afval-transportmiddelen ten minste één bandtransporteur omvatten. Voor een gelijkmatige afvoer van het ontstane afval H vertoont de bandtransporteur bij voorkeur een in hoofdzaak H continu werkende aandrijving.

H Daarbij kunnen de afval-transportmiddelen H tegengesteld aan de verwerkingslijn bewegen, en aansluiten op H 5 een nabij het begin van de verwerkingslijn geplaatste H verzamelhouder. Zo wordt efficiënt gebruik gemaakt van de beschikbare ruimte nabij het begin van de lijn.

H Anderzijds is het ook denkbaar dat de afval- transportmiddelen met de verwerkingslijn mee bewegen, en H 10 aansluiten op nabij het eind van de verwerkingslijn H geplaatste mechanische middelen voor het doorvoeren van afval naar een centrale verwerkingslocatie. Zo kan de afvoer en opslag van het afval nog beter gescheiden worden van de verwerking van de bloemen. Om het afval zo snel en efficiënt 15 mogelijk van de verwerkingslijn te verwijderen strekken bij voorkeur de afval-doorvoermiddelen zich uit onder een hoek I ten opzichte van de verwerkingslijn.

I De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een tweetal voorbeelden, waarbij wordt verwezen naar de 20 bijgevoegde tekening, waarin:

Fig. 1 en 2 respectievelijk een vooraanzicht en een zijaanzicht zijn van een verwerkingslijn voor snijbloemen met een afval-afvoerinrichting volgens de uitvinding,

Fig. 3 een schematisch bovenaanzicht is van de 25 verwerkingslijn met afvoerinrichting volgens fig. 1 en 2, en I Fig. 4 een met fig. 3 overeenkomend aanzicht is van I een verwerkingslijn met een alternatieve uitvoering van de I afval-afvoerinrichting.

Een lijn 1 voor het verwerken van snijbloemen omvat I 30 een, in dit geval verrijdbaar, frame 2 met een tweetal I keerrollen 3 waar omheen een transporteur 4 met vakken 5 is I geleid. De vakkentransporteur 4 wordt aangedreven door een I (hier niet getoonde) motor.

5

Op verschillende plaatsen langs de verwerkingslijn 1 zijn werkstations 6 gevormd, waar medewerkers snijbloemen in de vakken 5 van de transporteur 4 plaatsen, zodat aan het eind van de verwerkingslijn 1 in elk vak 5 een bos 5 snijbloemen ligt. De bloemen liggen daarbij dwars op de transportinrichting. Elk werkstation 6 bestaat in het getoonde voorbeeld uit een tafel die nabij de transporteur 4 geplaatst is, en waarop grote hoeveelheden bloemen worden aangevoerd, bijvoorbeeld in dozen of matten, die vervolgens 10 stuk voor stuk of in kleine hoeveelheden over de vakken 5 worden verdeeld.

Onderdeel van de verwerkingslijn 1 vormt verder een afkorteenheid 7, met een roterend mes of zaag 11 die stelen van de bloemen in de vakken 5 op een constante lengte 15 afsnijdt of zaagt. Stroomafwaarts van de afkorteenheid 7 is nog een bindeenheid 8 geplaatst, waardoor telkens een stuk elastiek 9 om een bos bloemen in een vak 5 wordt geslagen en vastgeknoopt. Na het verlaten van de bindeenheid 8 worden de gebonden bossen via een doorgifte-inrichting 10 doorgeleid 20 naar bijvoorbeeld een transporteur die dwars op de verwerkingslijn 1 staat, en die de bossen afvoert om bijvoorbeeld verpakt te worden in kunststof folie of in dozen.

Zowel bij de werkstations 6 als bij de afkorteenheid 25 7 ontstaat afval. Zo worden in elk werkstation 6 de bloemen ontdaan van bladeren aan de onderzijde van de steel, teneinde deze eenvoudiger tot een bos te kunnen samenvoegen en binden. Ook worden zijtakken en in het geval van rozen bijvoorbeeld doornen verwijderd, alvorens de bloemen in de vakken 5 op de 30 band 4 geplaatst worden. Ter plaatse van de afkorteenheid 7 ontstaat afval in de vorm van de afgesneden einden van de stelen van de bloemen.

1 n o 1 ft 17 ^ I Tot nu toe was het gebruikelijk al dit afval I periodiek handmatig te verzamelen, bijvoorbeeld bij elkaar te I vegen en in afvalhouders te scheppen. Om deze tijdrovende en I geestdodende werkzaamheden, die bovendien voor de eigenlijke H 5 verwerking van de bloemen hinderlijk zijn, te vermijden is de verwerkingslijn 1 volgens de uitvinding voorzien van een inrichting 12 voor het afvoeren van het afval dat op de verschillende locaties 6 ontstaat. Deze afvoerinrichting 12 omvat mechanische middelen voor het vanaf elke locatie 6 naar I 10 een verzamelplaats 13 transporteren van het op die locatie 6 ontstane afval.

I In het getoonde voorbeeld hebben de afval- I transportmiddelen de gedaante van een bandtransporteur 14, die voorzien is van een eigen aandrijving 15, en die 15 evenwijdig verloopt aan de vakkentransporteur 4. Deze afvaltransporteur 14 is opgenomen in het frame 2 van de I verwerkingslijn 1, aan de zijde van de werkstations 6, en I loopt op een lager niveau dan de vakkentransporteur 4. In het getoonde voorbeeld strekt de afvaltransporteur 14 zich uit 20 vanaf het begin van de vakkentransporteur tot aan de afkorteenheid 7.

De afvaltransporteur 14 kan tegen de bewegingsrichting van de vakkentransporteur 4 (pijl M) in bewogen worden, in de zin dat deze van de afkorteenheid 7 H 25 naar het begin van de vakkentransporteur 4 loopt (pijl R), waar het afval dan verzameld kan worden in een verzamelhouder 16, bijvoorbeeld een container die voor de vakkentransporteur H 4 geplaatst is.

Het is ook mogelijk de afvaltransporteur 14 in 30 dezelfde richting aan te drijven als de vakkentransporteur 4, en deze ter plaatse van de afkorteenheid 7 te laten aansluiten op mechanische middelen 17 voor het verder H transporteren van het afval naar een centrale 7 verwerkingslocatie. Deze verdere transportmiddelen of doorvoermiddelen 17 kunnen bijvoorbeeld een tweede transporteur omvatten, die zich uitstrekt onder een hoek ten opzichte van de verwerkingslijn 1, bijvoorbeeld dwars op de 5 verwerkingslijn 1. Daarbij kan de doorvoertransporteur 17 in een horizontaal vlak gelegen zijn, maar het is ook mogelijk deze schuin omhoog weg te leiden, om zoveel mogelijk ruimte rond de verwerkingslijn 1 vrij te houden.

In het getoonde voorbeeld is de afvaltransporteur 14 10 voorzien van een eigen aandrijving 15, die continu werkzaam is. Hierdoor wordt een gelijkmatige afvoer van het afval bereikt, en daardoor dus bijvoorbeeld een gelijkmatige belading van de verzamelhouder 16. Het is echter ook mogelijk de afvaltransporteur 14 via een overbrenging aan te laten 15 drijven door de aandrijving van de vakkentransporteur 4.

Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een voorbeeld, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet is beperkt. Zo zouden ook andere verwerkingslijnen dan een lijn voor het bossen en binden van 20 snijbloemen voorzien kunnen zijn van een afval-afvoerinrichting als hier getoond. Ook zou de afvoerinrichting anders uitgevoerd kunnen zijn. Zo zouden bijvoorbeeld meerdere afvaltransporteurs per verwerkingslijn voorzien zouden zijn, bijvoorbeeld één voor de verschillende 25 werkstations en één voor de afkorteenheid. Ook de plaats van de afvoertransporteur ten opzichte van de verwerkingslijn zou kunnen worden gevarieerd. Zo zou de afvaltransporteur onder de vakkentransporteur geplaatst kunnen zijn, en op elk werkstation een naar de afvaltransporteur leidende glijbaan 30 of dwarstransporteur voorzien kunnen zijn.

De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de bijgevoegde conclusies.

4 λ o *

Claims (11)

1. Werkwijze voor het afvoeren van op verschillende I locaties (6) ontstaan afval, in het bijzonder afval van snijbloemen, waarbij vanaf elke locatie (6) het daar ontstane I afval mechanisch naar een verzamelplaats (13) getransporteerd 5 wordt, met het kenmerk, dat de locaties (6) waar het afval ontstaat langs een verwerkingslijn (1) gelegen zijn, en het afval vanaf die locaties (6) in hoofdzaak evenwijdig aan de I verwerkingslijn (1) naar de verzamelplaats (13) wordt getransporteerd. H 10

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het transport van het afval vanaf elke locatie (6) naar de verzamelplaats (13) in hoofdzaak continu plaatsvindt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het afval op de verzamelplaats (13) in een 15 houder (16) wordt verzameld, en deze verzamelhouder (16) periodiek wordt afgevoerd en/of geleegd.

4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het H kenmerk, dat het afval vanaf de verzamelplaats (13) mechanisch wordt doorgevoerd naar een centrale H 20 verwerkingslocatie.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het doorvoeren van het afval vanaf de verzamelplaats (13) H onder een hoek met de verwerkingslijn (1) plaatsvindt.

6. Inrichting (12) voor het afvoeren van op 25 verschillende locaties (6) ontstaan afval, in het bijzonder H afval van snijbloemen, voorzien van mechanische middelen voor H het vanaf elke locatie (6) naar een verzamelplaats (13) H transporteren van het daar ontstane afval, met het kenmerk, H dat de locaties (6) waar het afval ontstaat langs een H 30 verwerkingslijn (1) gelegen stations zijn, en de afval- transportmiddelen in hoofdzaak evenwijdig aan de verwerkingslijn (1) langs die stations (6) lopen.

7. Inrichting (12) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de afval-transportmiddelen ten minste één 5 bandtransporteur (14) omvatten.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de bandtransporteur (14) een in hoofdzaak continu werkende aandrijving (15) vertoont.

9. Inrichting (12) volgens één der conclusies 6 tot 10 8, met het kenmerk, dat de afval-transportmiddelen tegengesteld aan de verwerkingslijn (1) bewegen, en aansluiten op een nabij het begin van de verwerkingslijn (1) geplaatste verzamelhouder (16) .

10. Inrichting (12) volgens één der conclusies 6 tot 15 8, met het kenmerk, dat de afval-transportmiddelen met de verwerkingslijn (1) mee bewegen, en aansluiten op nabij het eind van de verwerkingslijn (1) geplaatste mechanische middelen (17) voor het doorvoeren van afval naar een centrale verwerkingslocatie.

11. Inrichting (12) volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de afval-doorvoermiddelen (17) zich uitstrekken onder een hoek ten opzichte van de verwerkingslijn (1).