BE1027397B1 - Landbouwmachine en werkwijze voor het oogsten van vezelgewassen - Google Patents

Landbouwmachine en werkwijze voor het oogsten van vezelgewassen Download PDF

Info

Publication number
BE1027397B1
BE1027397B1 BE20195411A BE201905411A BE1027397B1 BE 1027397 B1 BE1027397 B1 BE 1027397B1 BE 20195411 A BE20195411 A BE 20195411A BE 201905411 A BE201905411 A BE 201905411A BE 1027397 B1 BE1027397 B1 BE 1027397B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
stems
feed channel
agricultural machine
conveyor belts
harvesting
Prior art date
Application number
BE20195411A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1027397A1 (nl
Inventor
Veasna Chan
Original Assignee
Hemp Invest B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hemp Invest B V filed Critical Hemp Invest B V
Priority to BE20195411A priority Critical patent/BE1027397B1/nl
Priority to US17/623,012 priority patent/US20220264799A1/en
Priority to MA056400A priority patent/MA56400A/fr
Priority to EP20746270.6A priority patent/EP3989706A1/en
Priority to PCT/IB2020/056027 priority patent/WO2020261177A1/en
Publication of BE1027397A1 publication Critical patent/BE1027397A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1027397B1 publication Critical patent/BE1027397B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D43/00Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing
    • A01D43/08Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing with means for cutting up the mown crop, e.g. forage harvesters
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D45/00Harvesting of standing crops
    • A01D45/06Harvesting of standing crops of flax or similar fibrous plants
    • A01D45/065Harvesting of standing crops of flax or similar fibrous plants of fibrous plants other than flax, e.g. ramie, sisal, hemp, jute, Spanish grass, raffia
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D57/00Delivering mechanisms for harvesters or mowers
    • A01D57/22Delivering mechanisms for harvesters or mowers for standing stalks
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D61/00Elevators or conveyors for binders or combines
    • A01D61/002Elevators or conveyors for binders or combines transversal conveying devices
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D61/00Elevators or conveyors for binders or combines
    • A01D61/02Endless belts

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Botany (AREA)
  • Outside Dividers And Delivering Mechanisms For Harvesters (AREA)
  • Combines (AREA)

Abstract

Landbouwmachine en werkwijze voor het oogsten van een gewas met op een bodem rechtopstaande stengels (29), waarbij transportmiddelen zijn voorzien om de geoogste stengels (29) rechtopstaand te transporteren naar een doorvoerkanaal (6), waarbij de transportmiddelen aan de voorzijde (1) van de machine zijn voorzien en minstens een transportband (7,14) bevatten die zich gedeeltelijk aan de voorzijde (1) van de landbouwmachine uitstrekt en voorzien is om aangedreven te worden volgens een omlooprichting (8) ervan teneinde afgesneden stengels (29) nagenoeg rechtopstaand te transporteren naar het doorvoerkanaal (6). Er is een snijorgaan (12) voorzien dat zich uitstrekt in het doorvoerkanaal (6) om de stengels (29) te snijden terwijl deze rechtopstaand doorheen het doorvoerkanaal (6) worden verplaatst.

Description

LANDBOUWMACHINE EN WERKWIJZE VOOR HET OOGSTEN VAN VEZELGEWASSEN De uitvinding betreft in het algemeen een machine en een werkwijze voor het oogsten van een gewas met lange rechtopstaande stengels en is in het bijzonder interessant voor het oogsten van hennep dat stengels heeft met meestal een lengte tussen 2 en 4 meter wanneer het wordt geoogst. De vezels die uit de hennepplant worden gewonnen worden, bijvoorbeeld, aangewend voor het vervaardigen van touw, textiel, bouwmaterialen, etc.
Bij het oogsten van hennep verplaatst men een langwerpige maaibalk, die een maaibreedte vertoont, horizontaal volgens een oogstrichting over een akker, waarbij de lengterichting van maaibalk zich nagenoeg dwars uitstrekt ten opzichte van de oogstrichting. Aan de voorzijde van de maaibalk verwijdert men de stengels van de bodem over genoemde maaibreedte en verplaatst men de stengels vervolgens rechtopstaand naar een doorvoerkanaal dat zich minstens gedeeltelijk dwars uitstrekt ten opzichte van de lengterichting van de maaibalk en binnen de maaibreedte van deze laatste. Hierbij snijdt men de stengels in minstens twee delen terwijl deze rechtopstaand doorheen het doorvoerkanaal worden verplaatst.
Meestal worden de stengels, na het oogsten ervan, aan de achterzijde van de maaibalk uit de machine geworpen.
Een machine voor het oogsten van hennepstengels is beschreven in het document EP 1 623 617 Al. Deze machine laat toe om hennepstengels te oogsten op naast elkaar gelegen stroken van een akker en heeft hiertoe een zwenkbare arm met snijmiddelen om de hennepstengels boven de bodem af te snijden. Deze zwenkbare arm is op een aandrijfinrichting gemonteerd, zoals een trekker, om de landbouwmachine te verplaatsen volgens een oogstrichting over de akker. Voor de werking van de landbouwmachine beschreven in dit document EP 1 623 617 Al, is het noodzakelijk dat de aandrijfinrichting zich over een gewasvrije strook verplaatst naast het gewas dat wordt geoogst. De geoogste stengels worden hierbij achter de trekker op de bodem geworpen. Deze zopas geoogste stengels worden bijgevolg niet in de zone achter de snijmiddelen op de bodem geworpen aangezien de aandrijfinrichting, bij het oogsten van een volgende rij van hennepstengels, zich over deze zone dient te verplaatsen.
Een dergelijke machine heeft aldus als nadeel dat de aandrijfinrichting ervan zich dient te verplaatsen over een gewasvrije strook naast het te oogsten gewas. Bijgevolg is het niet mogelijk om, bij het oogsten van het gewas, de machine volgens een heen- en weergaande beweging over de akker te verplaatsen en om hierbij opeenvolgende naast elkaar gelegen stroken van het gewas te oogsten.
De uitvinding wil hieraan verhelpen door een landbouwmachine voor te stellen waarbij het oogsten van het gewas op een eenvoudige wijze kan gebeuren, zonder dat een gewasvrije strook moet worden voorzien, en waarbij de afgesneden stengels achter de machine worden neergelegd en dit, bij voorkeur, dwars op de oogstrichting. Meer bepaald wil de uitvinding een compacte landbouwmachine voorstellen met relatief beperkte afmetingen die op een eenvoudige manier gebruikt kan worden voor het oogsten van gewassen zoals hennep op akkers met een relatief kleine of onregelmatige oppervlakte.
Tot dit doel, worden genoemde stengels bij hun verplaatsing doorheen het doorvoerkanaal meegevoerd door zich boven elkaar en nagenoeg in elkaars verlengde uitstrekkende transportbanden. Hierbij is tussen deze boven elkaar opeenvolgende transportbanden een vrije ruimte aanwezig en snijdt men de stengels ter hoogte van deze vrije ruimte in minstens twee delen met behulp van een snijorgaan terwijl de stengels rechtopstaand doorheen het doorvoerkanaal worden verplaatst. Na het in delen snijden van de stengels, wordt elk van de delen van de stengels door minstens een van genoemde transportbanden verder doorheen het doorvoerkanaal verplaatst naar een uitwerpopening waar men genoemde delen achter de maaibalk uitwerpt binnen de maaibreedte van de maaibalk.
Doelmatig klemt men genoemde stengels, bij hun verplaatsing doorheen het doorvoerkanaal, tussen zich tegenover elkaar uitstrekkende en volgens eenzelfde richting bewegende transportbanden die genoemd doorvoerkanaal zijdelings begrenzen. Deze transportbanden voeren genoemde stengels aldus mee doorheen het doorvoerkanaal.
Op een voordelige wijze, werpt men genoemde delen van de stengels achter de maaibalk in een rij op de bodem uit en dit zodanig dat deze delen zich in genoemde rij nagenoeg dwars op genoemde oogstrichting uitstrekken.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze, volgens de uitvinding, worden genoemde stengels met behulp van de maaibalk afgesneden nabij de bodem teneinde deze van de bodem te verwijderen.
Volgens een interessante uitvoeringsvorm van de werkwijze, vertoont de bovenzijde van de stengels van genoemd gewas een zaadhoudend uiteinde en scheidt men, bij het verplaatsen van de stengels doorheen het doorvoerkanaal, dit zaadhoudend uiteinde van de stengels.
De uitvinding betreft eveneens een landbouwmachine voor het oogsten van een gewas met op een bodem rechtopstaande stengels. Deze machine is verplaatsbaar over de bodem in een oogstrichting doordat deze is voorzien van een geïntegreerde aandrijfinrichting of doordat deze middelen heeft om op een voertuig, zoals bijvoorbeeld een maaidorser of een trekker, gemonteerd te worden. De landbouwmachine wordt hierbij via een daarvoor voorziene koppeling door het voertuig aangedreven.
Verder heeft de machine een voorzijde die oogstmiddelen vertoont om de rechtopstaande stengels van de bodem te verwijderen. Deze oogstmiddelen strekken zich uit over een maaibreedte van de machine. Meer bepaald, strekken de oogstmiddelen zich, bij voorkeur, uit over nagenoeg de volledige voorzijde van de landbouwmachine tussen tegenover elkaar liggende zijdelingse uiteinden ervan.
Transportmiddelen zijn voorzien om de van de bodem verwijderde stengels nagenoeg rechtopstaand te transporteren van de oogstmiddelen naar een doorvoerkanaal met een ingang die uitgeeft op genoemde voorzijde en een uitgang die een uitwerpopening vormt aan een achterzijde van de machine. De transportmiddelen aan genoemde voorzijde zijn voorzien over minstens een deel van genoemde maaibreedte en bevatten minstens een eerste transportband die zich gedeeltelijk aan de voorzijde van de landbouwmachine uitstrekt en die is voorzien om aangedreven te worden volgens een omlooprichting ervan van een van genoemde zijdelingse uiteinden naar de ingang van het doorvoerkanaal teneinde afgesneden stengels nagenoeg rechtopstaand te transporteren naar dit doorvoerkanaal.
Deze machine kenmerkt zich doordat minstens een snijorgaan is voorzien dat zich in genoemd doorvoerkanaal uitstrekt en dat toelaat om de stengels in minstens twee delen te snijden terwijl deze rechtopstaand doorheen het doorvoerkanaal worden verplaatst. Genoemde transportmiddelen bevatten hierbij, minstens stroomafwaarts van genoemd snijorgaan, een transportband die zich boven het niveau van het snijorgaan uitstrekt en een transportband die zich onder dit niveau uitstrekt.
Volgens een interessante uitvoeringsvorm van de machine, volgens de uitvinding, worden tegenover elkaar liggende zijden van genoemd doorvoerkanaal elk minstens gedeeltelijk door minstens een transportband gevormd, waarbij deze transportbanden volgens eenzelfde richting verplaatsbaar zijn en toelaten om genoemde stengels of genoemde delen ervan vast te klemmen bij hun verplaatsing doorheen het doorvoerkanaal.
Op een voordelige wijze, strekt het snijorgaan zich uit doorheen een vrije ruimte tussen transportbanden die zich aan eenzelfde zijde van het transportkanaal bevinden. Het snijorgaan kan zich hierbij eventueel in genoemd doorvoerkanaal uitstrekken tot voorbij de tegenover elkaar liggende zijden ervan.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de landbouwmachine, volgens de uitvinding, strekken de oppervlakken van genoemde transportbanden aan eenzelfde zijde van genoemd doorvoerkanaal zich in elkaars verlengde en boven elkaar uit.
Volgens een bijzonder interessante uitvoeringsvorm van de landbouwmachine, volgens de uitvinding, bevatten genoemde transportmiddelen minstens een transportband die zich zowel aan de voorzijde van de landbouwmachine uitstrekt als aan een zijde van genoemd doorvoerkanaal. Deze transportband vormt bijgevolg een bewegende wand van het doorvoerkanaal.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van enkele specifieke uitvoeringsvormen van de landbouwmachine en de werkwijze, volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de draagwijdte niet van de gevorderde bescherming, de hierna gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een schematisch bovenaanzicht van de landbouwmachine volgens een interessante uitvoeringsvorm van de uitvinding die het werkingsprincipe ervan illustreert.
Figuur 2 is gelijkaardig aanzicht als dit uit figuur 1 wanneer de landbouwbouwmachine wordt verplaatst over een akker bij het oogsten van een gewas Figuur 3 is een schematische principetekening van een vooraanzicht van de landbouwmachine uit figuur 1.
> BE2019/5411 Figuur 4 is een schematische tekening van een bovenaanzicht, overeenstemmend met dit uit figuur 1, van een landbouwmachine, volgens de uitvinding.
Figuur 5 is een schematisch onderaanzicht van de landbouwmachine uit de figuur 4.
Figuur 6 is een schematisch vooraanzicht van de landbouwmachine uit de figuren 4 en 5.
Figuur 7 is een schematisch achteraanzicht van de landbouwmachine uit de figuren 4 tot 6.
Figuur 8 is een schematisch linkerzijaanzicht van de landbouwmachine uit de figuren 4 tot 7.
Figuur 9 is een schematisch rechterzijaanzicht van de landbouwmachine uit de figuren 4 tot 8.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of analoge elementen.
De uitvinding betreft in het algemeen een landbouwmachine voor het oogsten van stengels van een gewas waaruit lange vezels worden gewonnen. Aldus is de machine in het bijzonder geschikt voor het oogsten van relatief lange stengels van hennep waarvan de vezels worden gebruikt in, bijvoorbeeld, de textielindustrie, de bouwindustrie, voor het vervaardigen van touw, etc. Hennepstengels kunnen bij het oogsten een lengte van 2 tot 4 meter vertonen.
Voor veel toepassingen van de vezels van hennep, is het belangrijk dat de vezels die uit de hennepplanten worden gewonnen zo lang mogelijk zijn. Aldus tracht de uitvinding een werkwijze en een machine voor te stellen die ervoor zorgen dat stengels met een relatief grote lengte geoogst worden, waarbij de afmetingen van de landbouwmachine, die wordt gebruikt voor het oogsten van dergelijke stengels, niettemin relatief beperkt blijven. Dit laat eveneens toe om de machine op een eenvoudige manier toe te passen op kleine akkers waarvoor het gebruik van bijvoorbeeld grote maaidorsmachines niet is aangewezen.
De landbouwmachine, volgens de uitvinding, kan zelf voorzien zijn van aandrijfmiddelen om zich volgens een oogstrichting over een akker te verplaatsten teneinde het gewas te oogsten. Het is uiteraard ook mogelijk dat de landbouwmachine op een ander aandrijfmiddel wordt gemonteerd, zoals bijvoorbeeld een maaidorser of een trekker. Het is echter belangrijk dat in dergelijk geval het aandrijfmiddel, in het bijzonder een maaidorser of een trekker, bij het verplaatsen van de landbouwmachine over een akker zich achter deze laatste bevindt en, bij voorkeur, een kleinere breedte heeft dan de landbouwmachine.
Verder kan de landbouwmachine, volgens de uitvinding, eventueel inklapbaar zijn. Dit houdt, bijvoorbeeld, in dat de machine een verticale scharnieras vertoont halverwege tussen de zijdelingse uiteinden. Aldus verdeelt deze scharnieras de landbouwmachine in ongeveer twee even lange delen die naar elkaar toe kunnen worden verplaatst rond de scharnieras. Dit laat toe om de machine in te klappen teneinde een nog een compacter geheel te vormen zodanig dat dit geheel eenvoudig kan getransporteerd worden over de openbare weg terwijl dit op een trekker of een maaidorser is gemonteerd.
De figuren 1 tot 3 stellen op een schematische wijze een landbouwmachine, volgens de uitvinding, voor om het werkingsprincipe ervan te illustreren.
Deze machine heeft een frame waarop verschillende onderdelen zijn bevestigd. Voor de duidelijkheid van de figuren, is dit frame niet voorgesteld in de figuren. De machine is met het frame verplaatsbaar over een bodem, zoals een akker, om lange rechtopstaande stengels van een gewas, zoals hennep, te oogsten.
Een voorzijde 1 van deze landbouwmachine is voorzien van oogstmiddelen 2 om de rechtopstaande stengels van de bodem van een akker te verwijderen. Deze oogstmiddelen 2 strekken zich uit over een maaibreedte van de machine tussen tegenover elkaar liggende zijdelingse uiteinden 3 en 4 van de machine. Bijgevolg, strekken de oogstmiddelen 2 zich uit over nagenoeg de volledige voorzijde 1 van de landbouwmachine. Deze oogstmiddelen 2 bevinden zich, bij voorkeur, op een kleine afstand boven de bodem van een akker wanneer de landbouwmachine in werking is bij het oogsten van een gewas op de akker.
De oogstmiddelen 2 kunnen, bijvoorbeeld, voorzien zijn om gewassen tezamen met hun wortelstelsel uit de bodem te trekken, maar omvatten bij voorkeur snijmiddelen die toelaten om de rechtopstaande stengels van het te oogsten gewas bovengronds nabij de bodem af te snijden en aldus te verwijderen van hun wortelstelsel. Dergelijke snijmiddelen zijn bekend voor de vakman, en worden bij voorkeur gevormd door een maaibalk 5, zoals dit het geval is in de uitvoeringsvorm van de uitvinding die in de figuren is voorgesteld. Een dergelijke maaibalk 5 bevat, bijvoorbeeld, twee ten opzichte van elkaar verplaatsbare messen die volgens een heen en weergaande beweging verplaatsbaar zijn ten opzichte van elkaar, zoals aangegeven door de pijlen 5° in figuur 1.
Verder is de landbouwmachine voorzien van transportmiddelen om de stengels, nadat deze van de bodem zijn verwijderd, rechtopstaand te transporteren naar een doorvoerkanaal 6. Deze transportmiddelen strekken zich over minstens een deel van de voorzijde 1 van de machine uit en dit over minstens een deel van de maaibreedte ervan. Hierbij worden deze transportmiddelen minstens gevormd door een eerste transportband 7 die zich gedeeltelijk aan de voorzijde 1 van de landbouwmachine uitstrekt. Deze transportband 7 is voorzien om aangedreven te worden volgens een omlooprichting ervan van een van genoemde zijdelingse uiteinden 3 naar de ingang 9 van genoemd doorvoerkanaal 6. Deze omlooprichting is aangegeven door een pijl 8. Aldus zorgt de transportband 7 ervoor dat stengels die van de bodem zijn verwijderd met behulp van de oogstmiddelen 2, verplaatst worden naar het doorvoerkanaal 6. Hiertoe strekt deze transportband 7 zich, in de machine, zoals voorgesteld in de figuren, minstens uit aan de voorzijde 1 ervan tussen genoemd zijdelings uiteinde 3 en de ingang van het doorvoerkanaal 6, waarbij de transportband 7 zich nagenoeg evenwijdig aan de lengterichting van oogstmiddelen 2, in het bijzonder van de maaibalk 5, verplaatst van het uiteinde 3 naar het doorvoerkanaal 6 zoals aangeven door pijl 8. De transportband 7 zorgt er bijgevolg voor dat, tijdens de verplaatsing van de oogstmachine over de akker, afgesneden stengels nagenoeg rechtopstaand worden getransporteerd naar het doorvoerkanaal 6.
Dit doorvoerkanaal 6 heeft aldus een ingang 9 die uitgeeft op de voorzijde 1 van de landbouwmachine en een uitgang 10 die een uitwerpopening vormt aan een achterzijde 11 van de machine. Via deze uitwerpopening verlaten de geoogste stengels de machine.
De machine bevat verder minstens een snijorgaan 12 dat is voorzien om geoogste stengels in minstens twee delen 31 te snijden. Dit snijorgaan 12 strekt zich uit in het doorvoerkanaal 6 en snijdt de geoogste stengels dwars op hun lengterichting door terwijl deze rechtopstaand doorheen het doorvoerkanaal 6 worden verplaatst. Zoals is voorgesteld in de figuren, wordt het snijorgaan 12 bij voorkeur gevormd door een cirkelvormig zaagblad dat rond een centrale as 13 ervan wordt aangedreven. Dit zaagblad strekt zich bijvoorbeeld nagenoeg horizontaal uit, doch dit kan eveneens een inclinatie vertonen ten opzichte van een horizontaal vlak.
Stroomafwaarts van het snijorgaan 12 in genoemd doorvoerkanaal worden de transportmiddelen minstens gevormd door genoemde transportband 7 die zich onder het niveau van het snijorgaan 12 uitstrekt en een transportband 14 die zich boven dit niveau uitstrekt. Aldus begrenzen deze transportbanden 7 en 14 een zijde van het doorvoerkanaal 6 en vormen ze een bewegende wand ervan.
In de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding die is weergegeven in de figuren, strekken de transportbanden 7 en 14 zich boven elkaar uit en vormen deze elk een gesloten lus. Hierbij loopt elke transportband 7 en 14 van een zijdelings uiteinde 3 van de machine langs de voorzijde 1 van de machine naar de ingang 9 van het doorvoerkanaal 6. In het doorvoerkanaal 6 lopen de transportbanden 7 en 14 op een continue manier door en vormen aldus een zijde van dit doorvoerkanaal
6. Aan de uitgang 10 van het doorvoerkanaal 6, lopen de transportbanden 7 en 14 verder langs genoemd uiteinde 3 naar de voorzijde 1.
In het doorvoerkanaal 6 strekt het oppervlak van de transportbanden Ten 14 zich bijgevolg aan eenzelfde zijde ervan uit en dit in elkaars verlengde en boven elkaar. De transportbanden 7 en 14 worden bij voorkeur gevormd door relatief brede soepele banden die elk een lus vormen en die geleid worden over rechtopstaande nagenoeg parallelle cilinders 15, 16, 17 en 18. Bij voorkeur wordt minstens een van deze cilinders rond de as ervan aangedreven teneinde de transportbanden 7 en 14 volgens de omlooprichting 8 ervan te bewegen.
Verder, wordt er op een voordelige wijze voor gezorgd dat het snijorgaan 12 zich uitstrekt doorheen een vrije ruimte 19 die gevormd wordt door een spleet die aanwezig is in de cilinder 18 en tussen de transportbanden 7 en 14 die zich aan eenzelfde zijde van het doorvoerkanaal 6 uitstrekken.
Aan de zijde van het doorvoerkanaal 6 tegenoverliggend aan genoemde transportbanden 7 en 14, is eveneens een vrije ruimte voorzien waardoorheen het snijorgaan 12 uitsteekt.
Op deze wijze strekt het snijorgaan 12 zich in genoemd doorvoerkanaal 6 uit tot voorbij elk van de tegenover elkaar liggende zijden ervan. Dit zorgt ervoor dat de stengels 29, die doorheen het doorvoerkanaal 6 worden verplaatst, door het snijorgaan 12 in twee delen 31 worden gesneden en dit vermijdt dat stengels niet zonder doorgesneden te worden van de ingang 9 naar de uitgang 10 worden verplaatst.
Volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, die in de figuren is voorgesteld, worden de tegenover elkaar liggende zijden van het doorvoerkanaal 6 elk minstens gedeeltelijk door een transportband gevormd. Om toe te laten dat de stengels 29 worden verplaatst doorheen het doorvoerkanaal 6, worden deze vastgeklemd tussen de tegenoverliggende zijden van het doorvoerkanaal 6. Hiertoe zijn de transportbanden die deze zijden vormen volgens eenzelfde richting verplaatsbaar zoals aangegeven door de pijlen 8 en 20.
Aldus wordt, in de in de figuren voorgestelde uitvoeringsvorm van de landbouwmachine volgens de uitvinding, het doorvoerkanaal 6 aan een zijde begrensd door hogergenoemde transportbanden 7 en 14 die langs het zijdelings uiteinde 3 via de ingang 9 naar het doorvoerkanaal 6 lopen. De tegenoverliggende zijde van het doorvoerkanaal 6 wordt gevormd door het oppervlak van twee zich boven elkaar uitstrekkende transportbanden 21 en 22 die van de voorzijde 1 van de machine aan het zijdelingse uiteinde 4, via de ingang 9, langs het doorvoerkanaal 6 lopen en aldus een zijde van dit doorvoerkanaal 6 vormen. Het oppervlak van deze transportbanden 21 en 22 ligt eveneens, bij voorkeur, in elkaars verlengde en strekt zich nagenoeg verticaal uit.
De transportmiddelen, in het bijzonder genoemde transportbanden, kunnen voorzien zijn van meenemers 23 die ervoor zorgen dat de geoogste stengels 29 worden meegevoerd en verplaatst door deze transportmiddelen. Dergelijke meenemers 23 zijn, bij de uitvoeringsvorm van de machine voorgesteld in figuur 3, voorzien op het oppervlak van zowel de transportbanden 7 en 14 die zich tot aan het linker zijdelings uiteinde 3 van de machine uitstrekken, als aan de transportbanden 20 en 21 die zich tot aan het tegenoverliggend rechter zijdelings uiteinde 4 van de machine _ uitstrekken.
Deze meenemers 23 kunnen allerhande vormen aannemen die ervoor zorgen dat de geoogste stengels de beweging van de transportbanden volgen. In huidig voorbeeld, worden deze gevormd door noppen die uitsteken ten opzichte van het oppervlak van de transportbanden.
In de uitvoeringsvorm van de landbouwmachine die is voorgesteld in de figuren 4 tot 9, zijn slechts meenemers 23 of noppen voorzien op de transportbanden 7 en 14 aan één zijde van het doorvoerkanaal 6. De transportbanden 21 en 22 die de tegenoverliggende zijde van het doorvoerkanaal 6 vormen, vertonen geen meenemers 23. Deze transportbanden 21 en 22 vertonen echter een zodanige verticale hoogte dat deze zich kunnen uitstrekken tussen de noppen van de overeenkomstige tegenoverliggende transportbanden 7 en 14. Bij deze laatste transportbanden 7 en 14 zijn de meenemers 23 voorzien in de nabijheid van de respectievelijke boven- en onderrand ervan.
Dit zorgt ervoor dat zelfs wanneer een beperkte hoeveelheid stengels met een dikte die kleiner is dan de hoogte van de meenemers 23 doorheen het doorvoerkanaal wordt verplaatst, deze stengels toch tussen de tegenover elkaar liggende transportbanden worden geklemd zodat ze worden meegevoerd door de bewegende transportbanden.
In dit verband, vertoont het doorvoerkanaal 6 een bocht 24 ter hoogte van de cilinder 15 die aansluit op de ingang 9 van het doorvoerkanaal 6. De transportbanden 20 en 21 aan de zijde van het doorvoerkanaal 6 tegenoverliggend aan deze cilinder 15 lopen hierbij over twee opeenvolgende, bij voorkeur, evenwijdige en nagenoeg verticale cilinders 25 en 26. Om ervoor te zorgen dat altijd een voldoende drukkracht aanwezig is tussen de transportbanden van de tegenoverliggende zijden van het doorvoerkanaal 6 en in het bijzonder ter hoogte van genoemde bocht 24, wordt er, bij voorkeur, voor gezorgd dat een gemeenschappelijk raakvlak 27 aan de cilinders 25 en 26 aan de zijde van het doorvoerkanaal 6 de cilinder 15 of de tegenoverliggende transportbanden 7 en 14 snijdt.
Dit zorgt ervoor dat de transportbanden 21 en 22 van een zijde van het doorvoerkanaal 6 tegen de transportbanden 7 en 14 van de tegenoverliggende zijde van het transportkanaal 6 worden gedrukt.
Er wordt hierbij gezorgd dat tijdens de werking van de machine steeds een trekspanning aanwezig is in de transportbanden 21 en 22. Deze trekspanning kan bijvoorbeeld verkregen worden door de transportbanden uit een elastisch materiaal te vervaardigen.
Daarnaast, of alternatief, kan eveneens een van de cilinders waarover deze transportbanden 21 en 22 lopen verend gemonteerd zijn zodanig dat ervoor gezorgd wordt dat een trekspanning in de transportbanden 21 en 22 wordt gehandhaafd.
Wanneer aldus geen stengels of delen van stengels zich in het doorvoerkanaal 6 bevinden, worden de transportbanden 21 en 22 in genoemde bocht 24 tot tegen de tegenoverliggende transportbanden 7 en 14 gespannen, zoals is voorgesteld in figuur 1. Bij het oogsten van stengels worden deze door de transportbanden 7, 14, 21 en 22 doorheen het doorvoerkanaal 6 gevoerd, waarbij deze tussen de zich tegenover elkaar uitstrekken transportbanden 7 en 21, en respectievelijk 14 en 22, worden geklemd.
Hierbij past de afstand tussen de tegenoverliggende zijden van het doorvoerkanaal 6 zich automatisch aan aan de hoeveelheid stengels en de dikte ervan die doorheen het doorvoerkanaal 6 wordt verplaatst, terwijl een voldoende druk wordt uitgeoefend op de stengels om deze vast te klemmen tussen de zich tegenover elkaar uitstrekkende transportbanden.
Genoemd snijorgaan 12 wordt aldus bij voorkeur voorzien ter hoogte van de deze bocht 24 in het doorvoerkanaal 6 aangezien de stengels 29 hier met de grootste kracht worden vastgehouden en meegevoerd tussen de transportbanden.
Normalerwijze wordt aan de bovenzijde van het doorvoerkanaal 6 een snijelement 28 voorzien om het zaadhoudend uiteinde van het geoogste gewas van de stengels ervan te scheiden. Dit snijelement 28 wordt bijvoorbeeld gevormd door een cirkelvormig zaagblad dat zich nagenoeg horizontaal uitstrekt en dat rond een centrale as ervan wordt aangedreven. Aansluitend op het snijelement 28 wordt bijvoorkeur een, niet in de figuren voorgesteld, afvoerkanaal voorzien om het zaad van het zaadhoudend uiteinde van de stengels af te voeren naar, bijvoorbeeld, een dorssysteem of een achterliggende opvangbak.
Genoemde uitgang 10 van het doorvoerkanaal 6 vormt een uitwerpopening voor de delen 31 van de stengels 29 die zijn geoogst. Deze uitgang 10 bevindt zich, bij voorkeur, op een afstand van elk van de zijdelingse uiteinden 3 en 4 van de landbouwmachine die minstens gelijk is aan de verticale afstand tussen de snijmiddelen en genoemd snijorgaan 12. Dit houdt met andere woorden in dat de afstand tussen de zijdelingse uiteinden 3 of 4 van de landbouwmachine en de uitgang 10 van het doorvoerkanaal groter of gelijk is aan de lengte van de delen 31 gevormd door het doorsnijden van de stengels 29 met het snijorgaan 12. Aldus wordt ervoor gezorgd dat bij het verlaten van het doorvoerkanaal 6 deze delen achter de machine worden uitgeworpen en niet voorbij een van de uiteinden 3 of 4 ervan.
In figuur 2 is schematisch het oogsten van een gewas met op een bodem rechtopstaande stengels 29, zoals hennep, met behulp van de landbouwmachine, volgens de uitvinding, voorgesteld. Hierbij verplaatst men de machine met de langwerpige maaibalk 5 horizontaal volgens een oogstrichting over de bodem van de akker waarop het gewas zich bevindt. De oogstrichting is in figuur 2 aangeduid door een pijl 30. De lengterichting van de maaibalk 5 strekt zich hierbij nagenoeg dwars op de oogstrichting 30 uit.
Bij het verplaatsen van de landbouwmachine worden aan de voorzijde van de maaibalk 5 de stengels 29 verwijderd van de bodem over de volledige maaibreedte van de maaibalk 5. Meer bepaald, worden de stengels 5 met behulp van de maaibalk 5 afgesneden nabij de bodem. Vervolgens worden de stengels 29 rechtopstaand verplaatst naar het doorvoerkanaal 6 dat zich minstens gedeeltelijk dwars uitstrekt ten opzichte van de lengterichting van de maaibalk 5 en binnen de maaibreedte van deze laatste uitgeeft aan de voorzijde 1 van de machine. Door de verplaatsing van de landbouwmachine volgens de oogstrichting 30, worden de afgesneden stengels 29 tegen de transportmiddelen gedrukt, in het bijzonder tegen genoemde transportbanden 7 en 14. Ingevolge de beweging van deze transportbanden volgens hun omlooprichting zoals aangegeven door pijl 8, worden de afgesneden stengels door genoemde meenemers 23 gegrepen en rechtopstaand naar de ingang 9 van het doorvoerkanaal 6 gevoerd. Vervolgens worden de stengels 29 geklemd tussen de tegenoverliggende zijden van het doorvoerkanaal 6 en verder rechtopstaand verplaatst langs genoemd snijorgaan 12 waar de stengels 29 in twee delen 31 worden gesneden.
De aldus verkregen delen 31 worden verder verplaatst doorheen het doorvoerkanaal 6 waarbij de bovenste delen verder worden verplaatst door de zich tegenover elkaar strekkende transportbanden 14 en 22, terwijl de onderste delen van de stengels worden geklemd door de onderste tegenover elkaar gelegen transportbanden 7 en 21. Op deze manier worden de gesneden delen 31 van de stengels 29 naar de uitgang van het doorvoerkanaal 6 gevoerd waar de delen aan de achterzijde 11 van de machine tussen genoemde zijdelingse uiteinden 3 en 4 worden uitgeworpen.
Deze delen van de stengels 29 worden aldus achter de maaibalk 5 in een of meerdere rijen op de bodem uitgeworpen. Hierbij wordt ervoor gezorgd dat deze delen 31 van de stengels 29 zich in de rijen nagenoeg dwars op de oogstrichting uitstrekken. In de in figuur 2 voorgestelde uitvoeringsvorm van de uitvinding, worden de delen 31 van de stengels 29 in een enkele rij 32 achter de landbouwmachine op de bodem van de akker uitgeworpen.
Verder wordt de bovenzijde van het gewas dat een zaadhoudend 30 uiteinde vormt, bij het verplaatsen van de stengels 29 doorheen het doorvoerkanaal 6, van de stengels verwijderd met behulp van genoemd snijelement 28. Zoals aangegeven door pijlen wordt dit zaad naar achter geworpen en eventueel verder naar een dorser of een verzamelbak geleid.
In de figuren 4 tot 9 is een concrete uitvoeringsvorm van een landbouwmachine, volgens de uitvinding, weergegeven. Aan de voorzijde 1 van de machine bevat deze puntvormige gewasgeleiders 33 die ervoor zorgen dat, bij verplaatsing van de machine over een akker bij het oogsten van een gewas, de stengels van het gewas naar de maaibalk 5 worden geleid.
Verder, vertonen, onder andere, de cilinders 15, 16, 17 en 25 meenemers 34 die zich uitstrekken in de ruimte tussen twee boven elkaar gelegen transportbanden en naast deze laatste, waarbij deze meenemers 34 toelaten om geoogste stengels 29 te grijpen en mee te voeren naar het doorvoerkanaal 6. Dergelijke meenemers 34 zijn echter niet noodzakelijk voor de goede werking van de machine en kunnen eventueel ontbreken.
De uitvinding is natuurlijk niet beperkt tot de hierboven beschreven werkwijze en de in bijgaande figuren voorgestelde uitvoeringsvormen van de landbouwmachine. Zo kunnen de verschillende kenmerken van deze uitvoeringsvormen onderling worden gecombineerd.
Ook kunnen de geoogste stengels eveneens parallel aan de oogstrichting worden neergelegd op een akker bij het uitwerpen ervan.
Het snijorgaan 12 of het snijelement 28 dienen niet noodzakelijk te bestaan uit een circulair zaagblad, maar kunnen, bijvoorbeeld, ook gevormd worden door een heen en weer beweegbaar mes of een andere inrichting om de stengels door te snijden.
Wanneer in bovenstaande beschrijving wordt verwezen naar rechtopstaande stengels, dient hieronder eveneens begrepen te worden stengels die een kleine hoek maken ten opzichte van de verticale. Bijvoorbeeld een hoek die kleiner is dan 30°.
Meer bepaald is het eveneens mogelijk dat de landbouwmachine bij het oogsten van een gewas enigszins geïnclineerd wordt zodat de stengels zich eveneens enigszins geïnclineerd verplaatsen naar het doorvoerkanaal en doorheen dit laatste. De inclinatie ten opzichte van de verticale kan hierbij, bijvoorbeeld, begrepen zijn tussen 1° en 30°.

Claims (20)

CONCLUSIES
1. Landbouwmachine voor het oogsten van een gewas met op een bodem rechtopstaande stengels (29), waarbij de machine verplaatsbaar is over deze bodem in een oogstrichting (30) en een voorzijde (1) heeft die oogstmiddelen (2) vertoont om de rechtopstaande stengels (29) van de bodem te verwijderen, waarbij de oogstmiddelen (2) zich uitstrekken over een maaibreedte van de machine en waarbij transportmiddelen zijn voorzien om de van de bodem verwijderde stengels (29) nagenoeg rechtopstaand te transporteren naar een doorvoerkanaal (6) met een ingang (9) die uitgeeft op genoemde voorzijde (1) en een uitgang (10) die een uitwerpopening vormt aan een achterzijde (11) van de machine, waarbij genoemde oogstmiddelen (2) zich uitstrekken over nagenoeg de volledige voorzijde (1) van de landbouwmachine tussen tegenover elkaar liggende zijdelingse uiteinden (3,4) van de machine, waarbij genoemde transportmiddelen aan genoemde voorzijde (1) zijn voorzien over minstens een deel van genoemde maaibreedte en minstens een eerste transportband (7) bevatten die zich gedeeltelijk aan de voorzijde (1) van de landbouwmachine uitstrekt en voorzien is om aangedreven te worden volgens een omlooprichting (8) ervan van een van genoemde uiteinden (3) naar de ingang (9) van genoemd doorvoerkanaal (6), waarbij deze transportband (7) zich aan genoemde voorzijde (1) uitstrekt van dit uiteinde (3) tot genoemde ingang (9), teneinde afgesneden stengels (29) nagenoeg rechtopstaand te transporteren naar genoemd doorvoerkanaal (6), daardoor gekenmerkt dat minstens een snijorgaan (12) is voorzien dat zich uitstrekt in genoemd doorvoerkanaal (6) en toelaat om de stengels (29) in minstens twee delen (31) te snijden terwijl deze rechtopstaand doorheen het doorvoerkanaal (6) worden verplaatst, waarbij genoemde transportmiddelen minstens stroomafwaarts van genoemd snijorgaan (12), een tweede transportband (14) bevatten die zich boven het niveau van het snijorgaan (12) uitstrekt terwijl genoemde eerste transportband (7) zich onder dit niveau uitstrekt.
2. Landbouwmachine volgens conclusie 1, waarbij tegenover elkaar liggende zijden van genoemd doorvoerkanaal (6) elk minstens gedeeltelijk door minstens een transportband (7,14,21,22) worden gevormd, waarbij deze transportbanden (7,14,21,22) volgens eenzelfde richting verplaatsbaar zijn en toelaten om genoemde stengels (29) of genoemde delen (31) ervan vast te klemmen bij hun verplaatsing doorheen het doorvoerkanaal (6).
3. Landbouwmachine volgens conclusie 1 of 2, waarbij genoemd snijorgaan (12) zich uitstrekt doorheen een vrije ruimte (19) tussen genoemde transportbanden (7,14;21,22) die zich aan eenzelfde zijde van het doorvoerkanaal (6) uitstrekken.
4. Landbouwmachine volgens een van de conclusies 1 tot 3, waarbij genoemde transportmiddelen minstens een transportband (7,14) omvatten die zich zowel aan de voorzijde (1) van de landbouwmachine uitstrekt als aan een zijde van genoemd doorvoerkanaal (6).
5. Landbouwmachine volgens een van de conclusies 1 tot 4, waarbij genoemd snijorgaan (12) zich in genoemd doorvoerkanaal (6) uitstrekt tot voorbij de tegenover elkaar liggende zijden ervan.
6. Landbouwmachine volgens een van de conclusies 1 tot 5, waarbij het oppervlak van genoemde transportbanden (7,14,21,22) aan eenzelfde zijde van genoemd doorvoerkanaal (6) zich in elkaars verlengde en boven elkaar uitstrekken.
7. Landbouwmachine volgens een van de conclusies 1 tot 6, waarbij genoemde transportmiddelen, in het bijzonder genoemde transportbanden (7,14,21,22), voorzien zijn van meenemers (23) die ervoor zorgen dat genoemde stengels (29) worden verplaatst door de transportmiddelen.
8. Landbouwmachine volgens conclusies 7, waarbij genoemde meenemers (23) zich aan de tegenoverliggende zijden van het doorvoerkanaal (6) op een verschillend niveau uitstrekken.
9. Landbouwmachine volgens conclusies 7, waarbij genoemde meenemers (23) slechts voorzien zijn aan de transportbanden (7,14) van een zijde van het doorvoerkanaal (6), waarbij de transportbanden (21,22) van de tegenoverliggende zijde ervan zich uitstrekken tussen deze meenemers (23).
10. Landbouwmachine volgens een van de conclusies 1 tot 9, waarbij genoemde oogstmiddelen snijmiddelen omvatten die toelaten om genoemde rechtopstaande stengels (29) bovengronds nabij genoemde bodem af te snijden, waarbij de snijmiddelen zich uitstrekken over genoemde maaibreedte van de machine.
11. Landbouwmachine volgens conclusie 10, waarbij genoemde snijmiddelen een maaibalk (5) omvatten.
12. Landbouwmachine volgens 10 of 11, waarbij genoemde uitgang (10) van het doorvoerkanaal (6) zich op een afstand van elk van genoemde uiteinden (3,4) van de landbouwmachine bevindt die minstens gelijk is aan de verticale afstand tussen genoemde snijmiddelen en genoemd snijorgaan (12).
13. Landbouwmachine volgens een van de conclusies 1 tot 12, waarbij aan de bovenzijde van genoemd doorvoerkanaal (6) een snijelement (28) is voorzien dat toelaat om een zaadhoudend uiteinde van genoemd gewas van de stengels (29) af te scheiden.
14. Landbouwmachine volgens een van de conclusies 1 tot 13, waarbij genoemd snijorgaan (12) een cirkelvormig zaagblad omvat dat rond een centrale as ervan wordt aangedreven.
15. Werkwijze voor het oogsten van een gewas met op een bodem rechtopstaande stengels (29), waarbij men een langwerpige maaibalk (5), die een maaibreedte vertoont, horizontaal verplaatst volgens een oogstrichting (30) nagenoeg dwars op de lengterichting van genoemde maaibalk (5) waarbij men aan de voorzijde van de maaibalk (5) genoemde stengels (29) verwijdert van de bodem over genoemde maaibreedte en men de stengels (29) vervolgens rechtopstaand verplaatst naar een doorvoerkanaal (6) dat zich minstens gedeeltelijk dwars uitstrekt ten opzichte van de lengterichting van de maaibalk (5) en binnen de maaibreedte van deze laatste, waarbij men de stengels (29) in minstens twee delen (31) snijdt terwijl deze rechtopstaand doorheen het doorvoerkanaal (6) worden verplaatst, daardoor gekenmerkt dat genoemde stengels (29) bij hun verplaatsing doorheen het doorvoerkanaal (6) worden meegevoerd door zich boven elkaar en nagenoeg in elkaars verlengde uitstrekkende transportbanden (7,14,21,22) waarbij een vrije ruimte (19) aanwezig is tussen deze boven elkaar opeenvolgende transportbanden en men de stengels (29) ter hoogte van deze vrije ruimte (19) in minstens twee delen (31) snijdt met behulp van een snijorgaan (12) terwijl de stengels (29) rechtopstaand doorheen het doorvoerkanaal (6) worden verplaatst, waarbij na het in delen (31) snijden van de stengels (29), elk deel (31) door minstens een van genoemde transportbanden (7,14,21,22) verder doorheen het doorvoerkanaal (6) wordt verplaatst naar een uitwerpopening waar men genoemde delen (31) achter de maaibalk (5) uitwerpt binnen de maaibreedte van de maaibalk (5).
16. Werkwijze volgens conclusie 15, waarbij men genoemde stengels (29) bij hun verplaatsing doorheen het doorvoerkanaal (6) klemt tussen zich tegenover elkaar uitstrekkende en volgens eenzelfde richting bewegende transportbanden (7,14,21,22) die genoemd doorvoerkanaal (6) zijdelings begrenzen, waarbij deze transportbanden (7,14,21,22) genoemde stengels (29) meevoeren doorheen het doorvoerkanaal (6).
17. Werkwijze volgens conclusie 15 of 16, waarbij men genoemde delen (31) van de stengels (29) achter de maaibalk (5) in een of meerdere rijen (32) op de bodem uitwerpt zodat deze delen (31) zich in genoemde rijen (32) nagenoeg dwars op genoemde oogstrichting (30) uitstrekken.
18. Werkwijze volgens een van de conclusies 15 tot 17, waarbij genoemde stengels (29), nadat deze zijn verwijderd van genoemde bodem, nagenoeg parallel aan de maaibalk (5) worden verplaatst naar genoemd doorvoerkanaal (6) waar de stengels (29) nagenoeg dwars op de maaibalk (5) naar de achterzijde van de maaibalk (5) worden verplaatst en vervolgens nagenoeg dwars op de oogstrichting (30) of nagenoeg parallel aan de maaibalk (5), worden verplaatst doorheen het doorvoerkanaal (6) voordat de stengels (29) worden uitgeworpen.
19. Werkwijze volgens een van de conclusies 15 tot 18, waarbij genoemde stengels (29) met behulp van genoemde maaibalk (5) worden afgesneden nabij genoemde bodem teneinde deze van de bodem te verwijderen.
20. Werkwijze volgens een van de conclusie 15 tot 19, waarbij de bovenzijde van de stengels (29) van genoemd gewas een zaadhoudend uiteinde vertoont en men, bij het verplaatsen van de stengels (29) doorheen het doorvoerkanaal (6), dit zaadhoudend uiteinde van de stengels (29) scheidt.
BE20195411A 2019-06-25 2019-06-25 Landbouwmachine en werkwijze voor het oogsten van vezelgewassen BE1027397B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195411A BE1027397B1 (nl) 2019-06-25 2019-06-25 Landbouwmachine en werkwijze voor het oogsten van vezelgewassen
US17/623,012 US20220264799A1 (en) 2019-06-25 2020-06-25 Agricultural machine and method for harvesting fibre crops
MA056400A MA56400A (fr) 2019-06-25 2020-06-25 Machine agricole et procédé de récolte de cultures à fibres
EP20746270.6A EP3989706A1 (en) 2019-06-25 2020-06-25 Agricultural machine and method for harvesting fibre crops
PCT/IB2020/056027 WO2020261177A1 (en) 2019-06-25 2020-06-25 Agricultural machine and method for harvesting fibre crops

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195411A BE1027397B1 (nl) 2019-06-25 2019-06-25 Landbouwmachine en werkwijze voor het oogsten van vezelgewassen

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1027397A1 BE1027397A1 (nl) 2021-01-29
BE1027397B1 true BE1027397B1 (nl) 2021-02-04

Family

ID=67314573

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20195411A BE1027397B1 (nl) 2019-06-25 2019-06-25 Landbouwmachine en werkwijze voor het oogsten van vezelgewassen

Country Status (5)

Country Link
US (1) US20220264799A1 (nl)
EP (1) EP3989706A1 (nl)
BE (1) BE1027397B1 (nl)
MA (1) MA56400A (nl)
WO (1) WO2020261177A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1029951B1 (nl) 2021-11-23 2023-06-19 Cretes Nv Inrichting voor het afsnijden van toppen en/of wortels van plantenstengels

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3791114A (en) * 1972-05-18 1974-02-12 Sugar Cane Growers Coop Two row cutter windrower harvesting machine
US5632135A (en) * 1995-06-26 1997-05-27 Ramie International, Inc. Three-way harvester/decorticator for bast fiber crops with initial chemical processing in the field utilizing improved stapling technique
WO2003105567A2 (en) * 2002-06-13 2003-12-24 Harvestech, Llc Sugarcane harvester and harvesting system
DE102005009939A1 (de) * 2005-03-04 2006-09-28 Maschinenfabrik Kemper Gmbh & Co. Kg Erntevorsatz für landwirtschaftliche Erntemaschinen

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ITBO20040506A1 (it) 2004-08-05 2004-11-05 Gruppo Fibranova S R L Macchine per la raccolta di piante di canapa e simili
FR3066881B1 (fr) * 2017-05-31 2019-08-30 Terre De Lin Machine et procede de coupe de plantes liberiennes sur pied

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3791114A (en) * 1972-05-18 1974-02-12 Sugar Cane Growers Coop Two row cutter windrower harvesting machine
US5632135A (en) * 1995-06-26 1997-05-27 Ramie International, Inc. Three-way harvester/decorticator for bast fiber crops with initial chemical processing in the field utilizing improved stapling technique
WO2003105567A2 (en) * 2002-06-13 2003-12-24 Harvestech, Llc Sugarcane harvester and harvesting system
DE102005009939A1 (de) * 2005-03-04 2006-09-28 Maschinenfabrik Kemper Gmbh & Co. Kg Erntevorsatz für landwirtschaftliche Erntemaschinen

Also Published As

Publication number Publication date
MA56400A (fr) 2022-05-04
EP3989706A1 (en) 2022-05-04
US20220264799A1 (en) 2022-08-25
BE1027397A1 (nl) 2021-01-29
WO2020261177A1 (en) 2020-12-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US1862101A (en) Harvester
EP2076111A1 (en) A method and a device for harvesting hemp grown for seeds
BE1023139B1 (nl) Maaier van een oogstmachine
US5377479A (en) Method and apparatus for harvesting and bundling plants
BE1027397B1 (nl) Landbouwmachine en werkwijze voor het oogsten van vezelgewassen
US1823387A (en) Method of harvesting and thrashing grain
US6668532B2 (en) Harvesting machine for stalk crops having a stepped cutting blades
US20050097876A1 (en) Machine for mowing stalk-like crops
US3499272A (en) Corn harvesting machine
US3613796A (en) Selective sort vine crop harvester
US7121070B2 (en) Harvester
US3331198A (en) Tomato harvester
EP1722621B1 (fr) Procede et machine pour la recolte de plantes fibreuses, notamment de lin textile
US3648443A (en) Corn picker head with spring-biased butt stops
US1960978A (en) Harvester for low growing seed crops, such as lespedeza, clover, and cow peas
JP4728175B2 (ja) 根菜収穫機の根切りガイド
NL1007189C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het oogsten van maïs.
JP7145507B2 (ja) 地下茎作物収穫機
US627872A (en) Heading attachment for harvesters and binders.
BE1029951B1 (nl) Inrichting voor het afsnijden van toppen en/of wortels van plantenstengels
US2641891A (en) Cotton harvesting machine
US815711A (en) Pea-harvesting machine.
US20220295706A1 (en) Conveying system for a fruit harvester
US930438A (en) Broom-corn header.
US3548577A (en) Asparagus harvester

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20210204