NL1007189C2

NL1007189C2 - Werkwijze en inrichting voor het oogsten van maïs.

Info

Publication number: NL1007189C2
Application number: NL1007189A
Authority: NL
Inventors: Johannes Bernardus Eugelink
Original assignee: Eugelink Landbouw Loonbedrijf
Priority date: 1997-10-01
Filing date: 1997-10-01
Publication date: 1999-04-07

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET OOGSTEN VAN MAÏS

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het 5 oogsten van maïs, waarbij maïsplanten nabij de grond worden afgesneden door middel van een snij-inrichting van een oogstmachine. Een dergelijke oogstmachine is algemeen bekend, en bijvoorbeeld beschreven in EP-A-0760200 en EP-A-0685149.

10

Een dergelijke oogstmachine snijdt de maïsplant af op korte afstand van de grond waarin de maïsplant staat. Vervolgens wordt de gehele maïsplant, inclusief de maïskolven, vervoerd naar een hakselaar die in de oogstmachine aanwezig is en 15 die de gehele maïsplant hakselt tot kleine delen. De gehakselde maïsplant wordt vervolgens door middel van een transporteur naar een laadwagen getransporteerd, welke laadwagen samen met de oogstmachine over het bouwland rijdt.

20 De aldus geoogste maïsplant kan worden gebruikt als voer voor vee. De voedingswaarde van dit voer, dat eventueel met ander voer kan worden gemengd, wordt mede bepaald door de hoeveelheid maïskolven die aan de maïsplant groeiden op het moment dat de maïsplant werd geoogst. De voedingswaarde van 25 de maïskolven is veel groter dan de voedingswaarde van de rest van de maïsplanten.

Teneinde veevoer met een hoge voedingswaarde te verkrijgen is het bekend om bij het oogsten van maïs niet de gehele 3 0 maïsplant af te snijden en te verwerken, doch de maïskolven door middel van een kolvenplukker van een de plant te scheiden. De maïskolven worden dan geoogst, terwijl het overige deel van de maïsplanten op het land achterblijft.

35 Deze op het land achterblijvende delen van de maïsplanten kunnen later van het land worden verwijderd. Dat verwijderen vraagt echter een extra gang van een landbouwmachine over het bouwland, hetgeen een belasting voor het bouwland is.

1007189 2

Voorts zijn die resten van de maïsplanten vaak beperkt als veevoer te gebruiken, omdat zij vervuild zijn en meestal in beschadigde toestand gedurende langere tijd op de vaak vochtige bodem hebben gelegen en daarbij zijn samengedrukt 5 door de wielen van de oogstmachine.

De uitvinding beoogt een werkwijze voor het oogsten van maïs, waarbij op efficiënte wijze de gehele maïsplant van het bouwland wordt verwijderd, terwijl de maïskolven, 10 althans voor een groot deel, afzonderlijk worden geoogst, terwijl bovendien de overige delen van de maïsplanten afzonderlijk op effectieve en efficiënte wijze tot veevoer kunnen worden verwerkt.

15 Hiertoe wordt volgens de uitvinding bij het oogsten van de maïs, waarbij maïsplanten nabij de grond worden af gesneden, de maïskolven van de maïsplanten gescheiden door middel van plukmiddelen die op de oogstmachine zijn aangebracht. Door op een oogstmachine zowel een snij inrichting voor het nabij 20 de grond afsnijden van maïsplanten aan te brengen als een kolvenplukker die de maïskolven van de maïsplanten scheidt voordat de maïsplanten worden afgesneden of vrijwel gelijktijdig met het afsnijden van de maïsplanten, kunnen de gescheiden geoogste produkten afzonderlijk verder worden 25 bewerkt.

Een kolvenplukker, die de maïskolven van de maïsplanten kan verwijderen, is op zichzelf bekend.

30 In een voorkeursuitvoeringsvorm worden de maïsplanten vrijwel gelijktijdig aangegrepen door zowel de plukmiddelen als door de snij inrichting. De plukmiddelen kunnen daarbij boven de snij inrichting zijn aangebracht.

35 In een andere voorkeursuitvoeringsvorm wordt de maïsplant eerst aangegrepen door de plukmiddelen en daarna, bij voorkeur kort daarna, door de snij inrichting. Daarbij zijn 1007189 3 de plukmiddelen schuin boven de snij inrichting aangebracht zodat zij, gezien in de verplaatsingsrichting van de oogstmachine, verder naar voren reiken dan de snij inrichting.

5

De maïskolven kunnen van de plant worden gescheiden doordat de plukmiddelen de stengel wegtrekken en de maïskolf bij dat wegtrekken tegenhouden. Daarbij kunnen de plukmiddelen zijn voorzien van onderling samenwerkende roterende organen, 10 met rotatie-assen die zich in in hoofdzaak horizontale richting en in verplaatsingsrichting van de oogstmachine uitstrekken, welke roterende organen de stengel van de maïsplant naar beneden trekken, en van middelen die de aan de plant aanwezige maïskolven kunnen tegenhouden.

15

Op deze wijze kunnen de maïskolven worden geplukt terwijl de maïsplant nabij de grond is of wordt afgesneden en de afgesneden onderkant van de maïsplant reeds wordt afgevoerd, bij voorkeur naar een in de oogstmachine aanwezige hakselaar 20 voor het hakselen van de maïsplant. Bij voorkeur is deze hakselaar, gezien in de breedterichting van de oogstmachine centraal in de oogstmachine aangebracht.

De plukmiddelen grijpen de maïsplant op een bepaalde hoogte 25 boven de grond aan, waarna alle maïskolven die zich boven dat niveau bevinden van de maïsplant worden gescheiden. Om alle maïskolven van de maïsplant af te scheiden moeten de plukmiddelen derhalve laag bij de grond worden aangebracht op de oogstmachine.

30

Bij voorkeur zijn de plukmiddelen in hoogte instelbaar, zodat deze kan worden ingesteld afhankelijk van de hoogte waarop de maïskolven zich bevinden. Het is daarbij ook mogelijk om slechts een gedeelte van de maïskolven apart 35 te oogsten en een ander gedeelte van de maïskolven met de rest van de maïsplanten tezamen te oogsten. De maïskolven die zich boven het ingestelde niveau van de plukmiddelen 1 007 1 89 4 bevinden worden daarbij afzonderlijk geoogst. Dat kan bijvoorbeeld de helft van de maïskolven betreffen, doch ook meer dan driekwart of vrijwel alle maïskolven.

5 Bij voorkeur worden de afzonderlijk geoogste maïskolven door een transporteur, zoals een schroeftransporteur, in dwarsrichting van de oogstmachine geleid naar een hakselaar die zich aan een zijkant van de oogstmachine bevindt. Deze transporteur en/of de hakselaar kunnen tezamen met de 10 plukmiddelen in hoogterichting verstelbaar zijn, zodat deze elementen als samengebouwde eenheid aan de oogstmachine kan zijn aangebracht.

Bij voorkeur worden tijdens het oogsten zowel de geoogste 15 maïskolven als de geoogste overige delen van de maïsplanten elk naar een met de oogstmachine meerijdende laadwagen gevoerd. De oogstmachine kan daarbij vrijwel voortdurend oogsten, terwijl de laadwagens zowel de bij voorkeur reeds gehakselde maïskolven als de bij voorkeur reeds gehakselde 20 overige delen van de maïsplanten afzonderlijk afvoeren.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een oogstmachine voor het oogsten van maïs, voorzien van een snij inrichting voor het nabij de grond afsnijden van maïsplanten, welke 25 oogstmachine is voorzien van plukmiddelen voor het scheiden van de maïskolven van de maïsplanten.

Verdere kenmerken van de uitvinding, die zowel afzonderlijk als in combinatie kunnen worden toegepast, zijn beschreven 30 in de figuurbeschrijving en/of zijn vermeld in de conclusies.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekeningen een uitvoeringsvoorbeeld van een 35 oogstmachine voor maïs worden beschreven.

Figuur 1 is een zijaanzicht van een oogstmachine, en 1007189 5 figuur 2 is een bovenaanzicht van een deel van de oogstmachine.

5 De figuren zijn slechts schematische weergaven van delen van een oogstmachine.

Figuur 1 toont schematisch een oogstmachine die voorzien is van wielen 1 en zich tijdens het oogsten verplaatst in 10 de richting aangegeven met pijl 2. De oogstmachine is voorzien van een ruimte 3 voor de bediener van de oogstmachine, welke ruimte 3 zodanig is gepositioneerd dat de bediener een goed uitzicht heeft in alle richtingen.

15 Aan de voorzijde is de oogstmachine voorzien van een snij inrichting 4 die zich bevindt nabij de grond waarover de oogstmachine rijdt. De snij inrichting is aan de voorzijde voorzien van geleidingsorganen 5 die de maïsplanten naar de messen van de snij inrichting verplaatsen. Deze messen 20 snijden de maïsplanten af nabij de grond waarin de maïsplanten groeien.

De snij inrichting 4 is voorts voorzien van glijorganen 6 die over de grond kunnen glijden, zodat de snij inrichting 25 4 op de gewenste hoogte gepositioneerd blijft. De kracht waarmee de glijorganen 6 op de grond duwen kan worden ingesteld door hydraulische middelen die de positie van de snij inrichting 4 bepalen.

3 0 Boven de snij inrichting 4 is een kolvenplukker 7 aangebracht die is voorzien van geleidingsorganen 8 voor het geleiden van de maïsplanten in de kolvenplukker 7.

De kolvenplukker 7 is zodanig boven de snij inrichting 4 35 aangebracht, dat bij het oogsten de maïsplanten eerst door de kolvenplukker 7 worden aangegrepen en vrijwel direct daarna door de snij inrichting 4 worden afgesneden.

1007189 6

De positie van de kolvenplukker 4 kan worden ingesteld doordat de kolvenplukker kan roteren om een horizontale as 9, waarbij een hydraulische cilinder 10 de positie van de kolvenplukker bepaalt. Door andere, niet weergegeven 5 hydraulische middelen kan de scharnieras 9 ten opzichte van de oogstmachine in verticale richting worden verplaatst, zodat de kolvenplukker in verschillende standen en op verschillende hoogten kan worden ingesteld.

10 De kolvenplukker is voorzien van een schroeftransporteur 11 die de geplukte maïskolven in dwarsrichting ten opzichte van de verplaatsingsrichting van de oogstmachine kan transporteren naar een hakselaar 12 die de geplukte maïskolven verkleinen.

15

In figuur 2 zijn overeenkomstige onderdelen met gelijke verwijzingscijfers aangegeven. De geleidingsorganen die in figuur 1 zijn aangegeven met de verwijzingscijfers 5 en 8 zijn in figuur 2 weggelaten, zodat andere onderdelen, die 20 schematisch zijn weergegeven, zichtbaar zijn.

In figuur 2 zijn met streep/stipli jnen 13 zes rijen maïsplanten aangegeven die geoogst moeten worden. De oogstmachine beweegt zich in de richting aangegeven met pijl 25 2. De maïsplanten worden eerst aangegrepen door onderling samenwerkende roterende organen 14 met rotatie-assen die zich in hoofdzaak in horizontale richting uitstrekken. De maïsplanten worden aangegrepen door twee naast elkaar gelegen organen 14 , welke organen zodanig roteren dat de 30 naar elkaar gerichte zijden naar beneden wordt bewogen. Daarbij wordt de stengel van de maïsplant aangegrepen en naar beneden verplaatst, terwijl de maïskolven worden opgevangen door niet weergegeven delen van de kolvenplukker, die zich vlak boven de organen 14 bevinden.

35

Op deze wijze worden de maïskolven afgescheiden en verplaatst naar schroeftransporteur 11, die de maïskolven 1007183 7 in de richting van pijl 15 naar een hakselaar 12 vervoert. Hakselaar 12 wordt aangedreven vanuit de oogstmachine door niet weergegeven middelen.

5 De gehakselde maïskolven kunnen verder worden getransporteerd naar een naast de oogstmachine rijdende laadwagen, waartoe middelen kunnen worden gebruikt die algemeen bekend zijn.

10 De onder de kolvenplukker 7 aangebrachte snij inrichting 4 is voorzien van roterende messen 17 die roteren in richtingen die met pijlen zijn aangegeven. De afgesneden maïsplanten worden door niet weergegeven middelen naar het centrale deel van de snij inrichting verplaatst, waar de 15 maïsplanten door middel van roterende meenemers 18, die eveneens in de door de pijlen aangegeven richtingen roteren, naar een niet weergegeven hakselaar voor de maïsplanten worden geleid. Ook vanuit deze hakselaar kunnen de gehakselde maïsplanten worden getransporteerd naar een met 20 de oogstmachine meerijdende laadwagen.

In figuur 2 is alleen het voorste gedeelte van de oogstmachine weergegeven.

25 De weergegeven uitvoeringsvorm moet slechts als uitvoeringsvoorbeeld worden beschouwd, de uitvinding kan ook op andere wijze worden uitgevoerd.

1007189

Claims

1. Werkwijze voor het oogsten van maïs, waarbij 5 maïsplanten nabij de grond worden afgesneden door middel van een snij inrichting van een oogstmachine, met het kenmerk, dat maïskolven van de maïsplanten worden gescheiden door plukmiddelen die op dezelfde oogstmachine zijn aangebracht en dat de maïsplant 10 wordt aangegrepen door de plukmiddelen voordat de snij inrichting die maïsplant aangrijpt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de maïsplanten vrijwel gelijktijdig worden aangegrepen 15 door de plukmiddelen en door de snij inrichting.

3. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maïskolven van de plant worden gescheiden doordat de plukmiddelen de stengel 20 wegtrekken en de maïskolf bij dat wegtrekken tegenhouden.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plukmiddelen worden ingesteld op 25 een zodanige niveau boven de grond dat meer dan de helft, bij voorkeur meer dan driekwart, van de maïskolven zich boven dat niveau bevinden en worden geplukt.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de geplukte maïskolven door een transporteur in één richting, dwars op de verplaatsingsrichting van de oogstmachine, worden getransporteerd. 35

6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de geplukte maïskolven worden 1007189 gehakseld door middel van een op de oogstmachine aangebrachte hakselaar.

7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met 5 het kenmerk, dat de maïsplanten na het afsnijden worden gehakseld door middel van een op de oogstmachine aangebrachte hakselaar.

8. Oogstmachine voor het oogsten van maïs, voorzien van 10 een snij inrichting voor het nabij de grond afsnijden van maïsplanten, met het kenmerk, dat de oogstmachine is voorzien van plukmiddelen voor het scheiden van maïskolven van de maïsplanten, welke plukmiddelen de maïsplanten eerder kunnen aangrijpen dan de 15 snij inrichting.

9. Oogstmachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de plukmiddelen zich in hoofdzaak boven de snij inrichting bevinden. 20

10. Oogstmachine volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk dat de snij inrichting en plukmiddelen zodanig gepositioneerd zijn ten opzichte van elkaar dat eerst de plukmiddelen en daarna de snij inrichting de planten 25 aangrijpen.

11. Oogstmachine volgens één der conclusies 8-11, met het kenmerk, dat de plukmiddelen zijn voorzien van onderling samenwerkende roterende organen, met 30 rotatie-assen die zich in in hoofdzaak horizontale richting en in de verplaatsingsrichting van de oogstmachine uitstrekken, welke roterende organen de stengel van de maïsplant naar beneden kunnen trekken, en van middelen die de aan de plant aanwezige 35 maïskolven kunnen tegenhouden. 1 00 71 89

12. Oogstmachine volgens een der conclusies 8-11, gekenmerkt door een dwars op de verplaatsingsrichting van de oogstmachine aangebrachte transporteur voor het in één richting transporteren van de geplukte 5 maïskolven.

13. Oogstmachine volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de transporteur een roterende schroeftransporteur is.

14. Oogstmachine volgens een der conclusies 8-13, gekenmerkt door een hakselaar voor het hakselen van de geplukte maïskolven.

15. Oogstmachine volgens een der conclusies 8-14, gekenmerkt door een hakselaar voor het hakselen van de afgesneden maïsplanten.

16. Oogstmachine volgens conclusie 15, met het kenmerk, 20 dat de hakselaar, in breedterichting gezien, centraal in de oogstmachine is aangebracht.

17. Oogstmachine volgens een der conclusies 8-16, met het kenmerk, dat de plukmiddelen in hoogte instelbaar aan 25 de oogstmachine zijn aangebracht, waarbij bij voorkeur transportmiddelen en een hakselaar met de plukmiddelen in hoogterichting worden verplaatst.

18. Werkwijze voor het oogsten van maïs, waarbij met een 30 oogstmachine volgens een der conclusies 8-17 over bouwland wordt gereden, terwijl gehakselde maïsplanten in een eerste meerijdende laadwagen worden gedeponeerd, en gehakselde maïskolven in een tweede meerijdende laadwagen worden gedeponeerd. 1007189