BE1023139B1 - Maaier van een oogstmachine - Google Patents

Maaier van een oogstmachine Download PDF

Info

Publication number
BE1023139B1
BE1023139B1 BE2015/5174A BE201505174A BE1023139B1 BE 1023139 B1 BE1023139 B1 BE 1023139B1 BE 2015/5174 A BE2015/5174 A BE 2015/5174A BE 201505174 A BE201505174 A BE 201505174A BE 1023139 B1 BE1023139 B1 BE 1023139B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
stem
maize
crop
cover plate
mower
Prior art date
Application number
BE2015/5174A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1023139A1 (nl
Inventor
Yvan C.C. Vandergucht
Siegfried Vandergucht
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium Nv filed Critical Cnh Industrial Belgium Nv
Priority to BE2015/5174A priority Critical patent/BE1023139B1/nl
Priority to BR102016006268-3A priority patent/BR102016006268B1/pt
Priority to EP16161611.5A priority patent/EP3072380B1/en
Priority to US15/077,629 priority patent/US9848533B2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1023139A1 publication Critical patent/BE1023139A1/nl
Publication of BE1023139B1 publication Critical patent/BE1023139B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D45/00Harvesting of standing crops
    • A01D45/02Harvesting of standing crops of maize, i.e. kernel harvesting
    • A01D45/021Cornheaders
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D41/00Combines, i.e. harvesters or mowers combined with threshing devices
    • A01D41/06Combines with headers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D41/00Combines, i.e. harvesters or mowers combined with threshing devices
    • A01D41/12Details of combines
    • A01D41/1208Tanks for grain or chaff
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D57/00Delivering mechanisms for harvesters or mowers
    • A01D57/01Devices for leading crops to the mowing apparatus
    • A01D57/02Devices for leading crops to the mowing apparatus using reels
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D57/00Delivering mechanisms for harvesters or mowers
    • A01D57/20Delivering mechanisms for harvesters or mowers with conveyor belts
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D2101/00Lawn-mowers

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvesting Machines For Specific Crops (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een maaier van een oogstmachine die een reeks striptoestellen bevat voor het scheiden van een maïsaar of een zaadhoofd van een stengel. De striptoestellen bevatten een linkerdekplaat en een rechterdekplaat, een stengeltrekker, die geschikt is om een maïsaar of zaadhoofd van een stengel te scheiden wanneer de maïsaar of het zaadhoofd tegen een dekplaat aankomt en een reeks gewastransporteurs die elk aangebracht zijn tussen twee naburige striptoestellen. De gewastransporteurs bevatten een beweegbaar gesloten transportoppervlak dat geschikt is om de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden te transporteren, door het gesloten transportoppervlak te bewegen in een transportrichting die evenwijdig is met het gesloten transportoppervlak. De transportoppervlakken van elke gewastransporteur zijn aangebracht op een niveau onder het blokkerende oppervlak van de dekplaat in de buurt van de gewastransporteur.

Description

Maaier van een oogstmachine
De uitvinding heeft betrekking op een maaier van een oogstmachine, meer bepaald een maaier van een oogstmachine om een maïsaar of een zaadhoofd van een stengel te scheiden.
Bij het oogsten van maïs met de bedoeling maïskorrels te verzamelen door gebruik te maken van een maaidorser, worden de maïsaren die de maïskorrels bevatten gescheiden van de stengels waarop de maïsaren groeien. Daartoe de maaidorser is uitgerust met een maaier, aan de voorkant van de maaidorser.
Maaidorsers met dergelijke maaiers worden gebruikt voor het oogsten van zonnebloemzaden uit de zaadhoofden van de zonnebloem.
Octrooi US 8.224.534 onthult zo'n oogsttoestel dat geschikt is voor gebruik in een maïsmaaier van een maaidorser. De maaier bevat een reeks van zulke oogsttoestellen
Het gekende maïsoogsttoestel bevat een stengelkanaal dat afgebakend wordt door twee dekplaten die op een zekere afstand van elkaar gelegen zijn om het stengelkanaal ertussen te vormen. De maaidorser rijdt door het maïsveld en vangt de opeenvolgende maïsstengels van een rij maïsplanten in het stengelkanaal op. Onder de dekplaten is een paar striprollen aangebracht. De striprollen zijn ook op een zekere afstand van elkaar gelegen, met het maïsstengelkanaal ertussenin. De striprollen nemen een maïsstengel die gevangen zit in het stengelkanaal mee en trekken de maïsstengel naar beneden. Het stengelkanaal is breed genoeg om plaats te bieden aan de stengels, maar te smal om de maïsaren erdoor te laten passeren. De maïsaren worden tegen de bovenkant van de dekplaten getrokken en van de maïsstengel gescheiden wanneer de maïsstengel door de striprollen verder naar beneden wordt getrokken.
Bovenop elke dekplaat is een verzamelkettingtoestel aangebracht. Het verzamelkettingtoestel bevat meerdere schoepen die aangedreven worden door een eindeloze ketting. De schoepen nemen de afgescheiden maïsaren mee en transporteren ze naar het verzameltoestel dat gewoonlijk een vijzel bevat die zich uitstrekt dwars op de belangrijkste rijrichting van de maaidorser. Het verzameltoestel verzamelt de geoogste maïsaren en transporteert ze naar het verwerkingstoestel van de maaidorser, waarin de maïskorrels uit de geoogste maïsaren verwijderd worden.
In het bekende toestel komen maïskorrels dikwijls al los van de maïsaren tijdens het scheidingsproces van de maïsaren en de maïsstengels en tijdens het transport door de verzamelkettingen naarde vijzel. Deze korrels kunnen niet meer geoogst worden, aangezien ze door het oogsttoestel glippen en op de grond vallen. Dit heeft een negatieve impact op de opbrengst die verwezenlijkt kan worden door de maaidorser.
De uitvinding heeft als doel een verbeterde maaier te verschaffen.
Volgens de uitvinding wordt dit doel verwezenlijkt met een maaier om een maïsaar of een zaadhoofd van een stengel te scheiden en vervolgens de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te transporteren, waarbij de maaier het volgende bevat: - een reeks striptoestellen om de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel te scheiden, waarbij het striptoestel is opgebouwd uit: - een linkerdekplaat en een rechterdekplaat, waarbij de dekplaten een blokkerend oppervlak en een stengelgeleidend oppervlak hebben en op een zekere afstand van elkaar gelegen zijn, met het stengelgeleidende oppervlak van de linkerdekplaat en het stengelgeleidende oppervlak van de rechterdekplaat naar elkaar toegekeerd, waarbij een stengelkanaal aanwezig is tussen de stengelgeleidende oppervlakken van de rechter- en linkerdekplaten, waarbij dit stengelkanaal een breedte heeft die gekozen is om respectievelijk de maïsaar of het zaadhoofd te beletten om door het stengelkanaal te passeren, - een stengeltrekker, die geschikt is om de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel te scheiden wanneer de maïsaar of het zaadhoofd tegen het blokkerende oppervlak van de dekplaat aankomt door de stengel door het stengelkanaal te dwingen in een richting die onder een hoek ligt ten opzichte van de blokkerende oppervlakken van de dekplaten, - een reeks gewastransporteurs, die aangebracht zijn tussen twee naburige striptoestellen, in de buurt van de linkerdekplaat van één striptoestel en de rechterdekplaat van het andere, naburige, striptoestel, waarbij de gewastransporteurs geschikt zijn om de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd van de dekplaten te ontvangen, en waarbij de gewastransporteurs een beweegbaar gesloten transportoppervlak bevatten dat geschikt is om de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te ontvangen en de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te transporteren, door het gesloten transportoppervlak te bewegen in een transportrichting die evenwijdig is met het gesloten transportoppervlak, en waarbij het transportoppervlak van de gewastransporteurs aangebracht is op een niveau onder de blokkerende oppervlakken van de dekplaten in de buurt van de gewastransporteur.
In de maaier van de oogstmachine volgens de uitvinding bevat elk striptoestel twee dekplaten, met name een rechterdekplaat en een linkerdekplaat. Elke dekplaat heeft een blokkerend oppervlak en een stengelgeleidend oppervlak. Het blokkerende oppervlak is het oppervlak waartegen de maïsaar of het zaadhoofd, bv. een zonnebloem of een zaadhoofd, getrokken wordt tijdens het afscheiden van respectievelijk de maïsaar of het zaadhoofd, van de stengel. In praktische uitvoeringsvormen zal dit gewoonlijk de bovenkant van de dekplaat zijn.
De dekplaten bevatten verder een stengelgeleidend oppervlak. Een stengelkanaal is aanwezig tussen de stengelgeleidende oppervlakken van de rechtse en de linkse dekplaten.
In praktische uitvoeringsvormen zullen stengelkanalen van de maaier evenwijdig zijn of ten minste ruwweg evenwijdig met elkaar. Wanneer de maaier is aangebracht op en deel uitmaakt van een maaidorser, strekken de stengelkanalen zich bij voorkeur uit in de hoofdrijrichting van de maaidorser, waarbij deze hoofdrijrichting recht vooruit is.
Het stengelgeleidende oppervlak is een deel van de wand of vormt de wand van het stengelkanaal en geleidt de stengel wanneer aan de stengel getrokken wordt door de stengeltrekker om de maïsaren of de zaadhoofden van de stengel los te maken. In praktische uitvoeringsvormen strekt het stengelgeleidende oppervlak zich gewoonlijk uit in de richting van de dikte van de dekplaat.
De rechterdekplaat en de linkerdekplaat van hetzelfde striptoestel zijn op een zekere afstand van elkaar gelegen met het stengelgeleidingsoppervlak van de rechterdekplaat en het stengelgeleidingsoppervlak van de linkerdekplaat naar elkaar toe wijzend.
Facultatief strekken het blokkerende oppervlak van de rechterdekplaat en het blokkerende oppervlak van de linkerdekplaat van hetzelfde striptoestel zich in hetzelfde vlak uit. Dit vermindert het risico op kantelen van een maïsaar of een zaadhoofd, en bijgevolg het risico dat de maïsaar of het zaadhoofd in het stengelkanaal glijdt waar hij/het gekneld kan raken tussen de stengelgeleidende oppervlakken van de rechtse en de linkerdekplaat, wat gewoonlijk leidt tot het loskomen van korrels uit de maïsaar of het zaadhoofd.
In de maaier van de oogstmachine volgens de uitvinding wordt de stengel door de stengeltrekker door het stengelkanaal getrokken, bij voorkeur in de overlangse richting van de stengel. De overlangse richting van de stengel ligt onder een hoek ten opzichte van de overlangse richting van het stengelkanaal. De maïsaren kunnen echter niet door het stengelkanaal passeren doordat het stengelkanaal te smal is, doordat de afstand tussen de naburige rechter- en linkerdekplaten van hetzelfde striptoestel gekozen wordt om respectievelijk maïsaren of zaadhoofden te beletten door het stengelkanaal te passeren in een richting die in wezen loodrecht loopt ten opzichte van de overlangse richting van het stengelkanaal. Dit zorgt ervoor dat de maïsaar of het zaadhoofd tegen het blokkerende oppervlak van één of beide dekplaten van hetzelfde striptoestel getrokken zal worden De
Stengel zal verder getrokken worden, waarbij door dit trekken aan de stengel de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel gescheiden wordt.
De breedte van het stengelkanaal wordt gekozen op basis van de verwachte diameter van de te oogsten maïsaren. De verwachte diameter van de maïsaren of zaadhoofden ligt bijvoorbeeld tussen een minimumdiameter en een maximumdiameter, met een bepaalde verdeling van de diameters over dit bereik. De breedte van het stengelkanaal is dan bijvoorbeeld gekozen zodat respectievelijk 98% van de maïsaren of zaadhoofden, een diameter zal hebben die groter is dan de breedte van het stengelkanaal. De breedte van het stengelkanaal kan bijvoorbeeld ongeveer 4 cm tot 8 cm bedragen, bijvoorbeeld 4,5 cm, 5 cm, 5,5 cm, 6 cm of 6,5 cm wanneer maïsaren verwerkt worden, of ongeveer 5 cm tot ongeveer 15 cm, bijvoorbeeld 7 cm, 8 cm, 10 cm, 12 cm of 14 cm wanneer zonnebloemen verwerkt worden. Facultatief kan de breedte van het stengelkanaal veranderd worden tijdens de werking en/of is deze verstelbaar.
Elk striptoestel van de maaier volgens de uitvinding bevat verder een stengeltrekker om het trekken van de stengel door het stengelkanaal tot stand te brengen. De stengeltrekker is gebouwd om een stengel door het stengelkanaal te trekken in een richting die in wezen evenwijdig is met de overlangse richting van de stengel. De stengeltrekker bevat bijvoorbeeld een paar striprollen (96), die facultatief uitgerust zijn met afvalgrijpers.
Facultatief wordt de stengel door het stengelkanaal getrokken in een in wezen verticale richting.
De maaier volgens de uitvinding bevat verder een reeks gewastransporteurs, die elk aangebracht zijn tussen twee naburige striptoestellen. Elke gewastransporteur is aangebracht in de buurt van de linkerdekplaat van één striptoestel en de rechterdekplaat van het andere, naburige striptoestel. Facultatief is een eerste aanvullende gewastransporteur aangebracht op de uiterst links gelegen dekplaat van de volledige maaier en is een tweede aanvullende gewastransporteur aangebracht rechts van de uiterst rechts gelegen dekplaat van de volledige maaier.
Elke gewastransporteur bevat een beweegbaar gesloten transportoppervlak dat geschikt is om de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden te ontvangen en te ondersteunen. Elke gewastransporteur is bovendien geschikt om de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden te transporteren, door het gesloten transportoppervlak in een transportrichting te bewegen die evenwijdig is met het gesloten transportoppervlak.
Het transportoppervlak van elke gewastransporteur is aangebracht op een niveau onder het blokkerende oppervlak van de dekplaat in de buurt van de gewastransporteur.
De gewastransporteurs zijn geschikt om de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden van de dekplaten te ontvangen. Wanneer een maïsaar of een zaadhoofd gescheiden wordt van de stengel door de stripeenheid links of de stripeenheid rechts van de gewastransporteur, dan valt de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd op het transportoppervlak van de gewastransporteur. Het transportoppervlak beweegt in een transportrichting, die evenwijdig is met het transportoppervlak en transporteert dus de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd door de beweging van het beweegbare transportoppervlak.
Aangezien het transportoppervlak een gesloten oppervlak is, worden korrels die loskomen (bv. tijdens het scheiden van de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel) en op het transportoppervlak van de gewastransporteur vallen, ook verder getransporteerd naar de maaidorser respectievelijk samen met de maïsaren of zaadhoofden, wanneer de maaier aangebracht is op en deel uitmaakt van een maaidorser. Dit verhoogt de opbrengst die met de maaidorser verkregen kan worden.
In een mogelijke uitvoeringsvorm bevat minstens één gewastransporteur een transportband die het transportoppervlak bevat. Het transportoppervlak van de transportband is een gesloten bandoppervlak, dus zonder doorlopende gaten in het oppervlak. Facultatief bevat het transportoppervlak van de transportband ribbels en/of kuiltjes.
In een mogelijke uitvoeringsvorm bevat de maaier verder een gewasgeleiding die zich tussen het blokkerende oppervlak van een dekplaat en het transportoppervlak van de gewastransporteur uitstrekt dat in de buurt van dekplaat is aangebracht.
De gewasgeleidingen leiden de maïsaren of zaadhoofden die van de stengel werden gescheiden, van het blokkerende oppervlak van een dekplaat naar het transportoppervlak van een gewastransporteur, waardoor een zachte overdracht van de dekplaat naar het transportoppervlak van een gewastransporteur mogelijk is.
Daarnaast kunnen korrels die losgekomen zijn uit de maïsaar of het zaadhoofd tijdens het scheiden van de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel, bewegen door, bv. te glijden over de gewasgeleiding tot op het transportoppervlak van de gewastransporteur. Zodoende gaan losgekomen korrels niet verloren, maar bewegen ze voort en ondergaan de normale verwerking in de maaidorser, samen met de maïsaren of zaadhoofden.
In een mogelijke variant van deze uitvoeringsvorm is de gewasgeleiding een gesloten oppervlak. Zodoende worden losse korrels betrouwbaar geleid naar het transportoppervlak van de gewastransporteur en wordt het korrelverlies verminderd.
Als alternatief, of daarnaast, kan de gewasgeleiding verbonden worden met het blokkerende oppervlak van een dekplaat, en vormt zo een continu oppervlak. In deze uitvoeringsvorm is er geen spleet tussen het blokkerende oppervlak van de dekplaat en de gewasgeleiding. Dit draagt ook bij tot het betrouwbaar geleiden van de losse korrels naar het transportoppervlak van de gewastransporteur en tot een geringer korrelverlies.
In een mogelijke variant van uitvoeringsvormen die een gewasgeleiding bevatten tussen het blokkerende oppervlak van een dekplaat en het transportoppervlak van een naburige gewastransporteur, strekt de gewasgeleiding zich uit onder een relatieve hoek ten opzichte van het blokkerende oppervlak van de dekplaat, waarbij die hoek tussen 20°en 70° is, bij voorkeur tussen 30°en 60°.
In een mogelijke uitvoeringsvorm bevat de maaier verder een afscherming, waarbij deze afscherming aangebracht is tussen een stengeltrekker en een naburige gewastransporteur. De afscherming belet dat maïsaren of zaadhoofden, meer bepaald maïsaren of zaadhoofden die al van de stengel gescheiden werden, in contact komen met de stengeltrekker. De stengeltrekker bevat over het algemeen bewegende elementen die de maïsaren of zaadhoofden kunnen beschadigen, wat leidt tot korrels die losgekomen zijn respectievelijk uit de maïsaren of zaadhoofden,. De afscherming vermindert het risico dat dit gebeurt en helpt bijgevolg ook de opbrengst te verhogen.
In een mogelijke uitvoeringsvorm bevat de maaier zowel een afscherming die is aangebracht tussen een stengeltrekker en een naburige gewastransporteur en een gewasgeleiding die zich uitstrekt tussen het blokkerende oppervlak van een dekplaat en het transportoppervlak van de gewastransporteur die in de buurt van de dekplaat is aangebracht.
In zo'n uitvoeringsvorm bevat de afscherming facultatief de gewasgeleiding. De gewasgeleiding kan bijvoorbeeld een oppervlak zijn van de afscherming.
In een mogelijke uitvoeringsvorm bevat een stengeltrekker een paar striprollen die in wezen evenwijdig met elkaar aangebracht zijn, op een niveau onder het blokkerende oppervlak van de dekplaten. Bij voorkeur zijn ze evenwijdig met elkaar, gezien in zijaanzicht, waarbij zijaanzicht betekent zoals gezien vanaf de zijkant van de maaier, loodrecht op de belangrijkste rijrichting van de maaidorser wanneer de maaier op een maaidorser is aangebracht.
In een mogelijke variant van deze uitvoeringsvorm zijn de striprollen niet volledig evenwijdig met elkaar wanneer ze van langs boven bekeken worden, naar onderen kijkend. Facultatief is de afstand tussen de twee striprollen van een paar groter aan de voorkant van de maaier (d.w.z. aan de kant waar de stengels het stengelkanaal binnenkomen) dan aan de achterkant van de maaier (d.w.z. tegenover de voorkant, gewoonlijk aan de kant waar in een maaidorser die een maaier bevat het verzameltoestel aanwezig is). Dit vergemakkelijkt het vangen van de stengels in het stengelkanaal.
In een mogelijke uitvoeringsvorm bevat het striptoestel verder een stengelsnijder, die de stengels van het gewas van zijn wortels afsnijdt.
In een mogelijke uitvoeringsvorm bevat het transportoppervlak van een gewastransporteur één of meerdere ribbels en/of kuiltjes, die zich bij voorkeur uitstrekken in een richting loodrecht op de bewegingsrichting van het transportoppervlak ten opzichte van de naburige dekplaat. Deze ribbels of de wanden van de kuiltjes verschaffen extra steun aan de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden en voor de korrels die er uit losgekomen zijn in het proces van het scheiden van de maïsaren of zaadhoofden van de stengels. De ribbels en/of kuiltjes zijn bijzonder voordelig als het transportoppervlak van de gewastransporteur zich in een vlak uitstrekt dat onder een hoek staat ten opzichte van een horizontaal vlak.
De uitvinding heeft verder betrekking op een maaidorser voor het oogsten van maïs en/of zaad, waarbij de maaier van de maaidorser een maaiergeheel, een maïsverwerkingstoestel en een maïsopslagtank bevat.
In de maaidorser volgens de uitvinding, bevat het maaiergeheel: - een maaier volgens de uitvinding, - een verzameltoestel dat geschikt is om de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden te verzamelen, waarbij de gewastransporteurs aangebracht zijn om de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden naar het verzameltoestel te transporteren, en waarbij het verzameltoestel een reeks ontvangstzones bevat voor het ontvangen van geoogste maïsaren of zaadhoofden van de gewastransporteurs en een uitloop.
In de maaidorser volgens de uitvinding is het maïsverwerkingstoestel stroomafwaarts van de maïsarenuitloop aangebracht om de geoogste maïsaren of zaadhoofden uit de uitloop van het verzameltoestel te ontvangen. Het verwerkingstoestel is gebouwd om de korrels uit de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden te verwijderen.
De maïsopslagtank is geschikt en aangebracht om de maïskorrels uit het maïsverwerkingstoestel te ontvangen.
In een mogelijke uitvoeringsvorm in de maaidorser volgens de uitvinding, bevatten de gewastransporteurs elk een transportband die het transportoppervlak bevat en is de transportband geschikt om ten opzichte van de naburige dekplaat te bewegen met een bandsnelheid die in wezen gelijk is aan de rijsnelheid van de maaidorser.
Dit maakt een zacht oogsten van het gewas mogelijk.
In een mogelijke uitvoeringsvorm bevat de maaidorser verder een getande haspel die geschikt is om te oogsten gewas naar en/of in de stengelkanalen van de maaier te geleiden, en bevatten de gewastransporteurs elk een transportband die het transportoppervlak bevat.
In deze uitvoeringsvorm is de transportband geschikt om ten opzichte van de naburige dekplaat te bewegen met een bandsnelheid die in wezen gelijk is met de snelheid van een tand van de haspel. Dit maakt een zachte oogstbewerking van het gewas mogelijk, als het oogsten van het gewas voordeel haalt uit het gebruik van een getande haspel in de maaidorser.
Facultatief is in deze uitvoeringsvorm de transportband een vlakke, niet-geribbelde transportband. Hoewel een vlakke, niet-geribbelde transportband ook gebruikt kan worden in alle andere uitvoeringsvormen die beschreven zijn m.b.t. de uitvinding.
In een mogelijke uitvoeringsvorm bevat de maaier verder rijverdelers die aangebracht zijn tussen de stengelkanalen van de maaier, en zijn de gewastransporteurs van de maaier achter de rijverdelers aangebracht.
In een mogelijke uitvoeringsvorm strekt het transportoppervlak van een gewastransporteur zich uit onder een hoek ten opzichte van de horizontale, en bevat de maaidorser verder een niet-horizontaal aanslagoppervlak aan of in de buurt van het stroomopwaartse uiteinde van de gewastransporteur. Dit belet dat afgescheiden maïsaren of zaadhoofden, en/of korrels die losgekomen zijn respectievelijk uit de of zaadhoofden, op de grond vallen en verloren gaan. Dit heeft dus een voordelig effect op de opbrengst.
In een speciale uitvoeringsvorm van de maaier volgens de uitvinding, bevat de maaier een reeks oogsttoestellen, waarbij de oogsttoestellen het volgende bevatten: - een striptoestel om de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel te scheiden, en waarbij het striptoestel het volgende bevat: - een linkerdekplaat en een rechterdekplaat, waarbij de dekplaten een blokkerend oppervlak en een stengelgeleidend oppervlak hebben en op een zekere afstand van elkaar gelegen zijn, met het stengelgeleidende oppervlak van de linkerdekplaat en het stengelgeleidende oppervlak van de rechterdekplaat naar elkaar toegekeerd, waarbij een stengelkanaal aanwezig is tussen de stengelgeleidende oppervlakken van de rechter- en linkerdekplaten, waarbij het stengelkanaal een breedte heeft die gekozen is om respectievelijk de maïsaar of het zaadhoofd, te beletten om door het stengelkanaal te passeren, - een stengeltrekker, die geschikt is om de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel te scheiden wanneer de maïsaar of het zaadhoofd tegen het blokkerende oppervlak van de dekplaat aankomt door de stengel door het stengelkanaal te dwingen in een richting die onder een hoek ligt ten opzichte van de blokkerende oppervlakken van de dekplaten, - twee gewastransporteurs, waarvan de eerste aangebracht is in de buurt van de linkerdekplaat van het striptoestel en de tweede aangebracht is in de buurt van de rechterdekplaat van het striptoestel, waarbij de gewastransporteurs geschikt zijn om de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd van de dekplaten te ontvangen, en waarbij de gewastransporteurs een beweegbaar gesloten transportoppervlak bevatten dat geschikt is om de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te ontvangen en de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te transporteren, door het gesloten transportoppervlak te bewegen in een transportrichting die evenwijdig is met het gesloten transportoppervlak, en waarbij het transportoppervlak van de gewastransporteurs aangebracht is op een niveau onder de blokkerende oppervlakken van de dekplaten in de buurt van de gewastransporteur.
In deze uitvoeringsvorm kunnen twee gewastransporteurs aanwezig zijn tussen twee naburige striptoestellen, meer bepaald als de oogsttoestellen naast elkaar zijn opgesteld.
Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat de maaier meerdere identieke oogsttoestellen bevat. Dit maakt een modulaire indeling van de maaier mogelijk. Modules kunnen gemakkelijk vervangen worden, bijvoorbeeld in geval van defect, waardoor het onderhoud gemakkelijker wordt. In het productieproces kunnen daarenboven in oogsttoestellen eerst geassembleerd worden en daarna aangebracht bv. in een frame om de maaier samen te bouwen.
De uitvinding heeft ook betrekking op een oogsttoestel zoals dit in deze uitvoeringsvorm gebruikt wordt, dus op een oogsttoestel voor gebruik in een maaier van een oogstmachine voor het scheiden van een maïsaar of een zaadhoofd van een stengel, en de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd vervolgens te transporteren, waarbij het oogsttoestel het volgende bevat: - een striptoestel voor het scheiden van de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel, en waarbij het striptoestel het volgende bevat: - een linkerdekplaat en een rechterdekplaat, waarbij de dekplaten een blokkerend oppervlak en een stengelgeleidend oppervlak hebben en op een zekere afstand van elkaar gelegen zijn, met het stengelgeleidende oppervlak van de linkerdekplaat en het stengelgeleidende oppervlak van de rechterdekplaat naar elkaar toegekeerd, waarbij een stengelkanaal aanwezig is tussen de stengelgeleidende oppervlakken van de rechter- en linkerdekplaten, waarbij het stengelkanaal een breedte heeft die gekozen is om respectievelijk de maïsaar of het zaadhoofd te beletten om door het stengelkanaal te passeren, - een stengeltrekker, die geschikt is om de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel te scheiden wanneer de maïsaar of het zaadhoofd tegen het blokkerende oppervlak van de dekplaat aankomt door de stengel door het stengelkanaal te dwingen in een richting die onder een hoek ligt ten opzichte van de blokkerende oppervlakken van de dekplaten, - twee gewastransporteurs, waarvan de eerste aangebracht is in de buurt van de linkerdekplaat van het striptoestel en de tweede aangebracht is in de buurt van de rechterdekplaat van het striptoestel, waarbij de gewastransporteurs geschikt zijn om de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd van de dekplaten te ontvangen, en waarbij de gewastransporteurs een beweegbaar gesloten transportoppervlak bevatten dat geschikt is om de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te ontvangen en de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te transporteren, door het gesloten transportoppervlak te bewegen in een transportrichting die evenwijdig is met het gesloten transportoppervlak, en waarbij het transportoppervlak van de gewastransporteurs aangebracht is op een niveau onder de blokkerende oppervlakken van de dekplaten in de buurt van de gewastransporteur.
In de uitvoeringsvorm van de maaier met de modulaire constructie en in de oogsttoestellen die gebruikt worden voor deze uitvoeringsvorm kunnen ook andere mogelijkheden die hierboven besproken zijn m.b.t. de uitvinding over het algemeen gebruikt worden.
Meer bepaald kunnen de gewastransporteurs bandtransporteurs zijn, die een vlakke band of een band met ribbels en/of kuiltjes bevatten.
Als alternatief, of daarnaast, kan een gewasgeleiding en/of afscherming zoals hierboven beschreven, aanwezig zijn.
De uitvinding zal nu meer in detail beschreven worden met verwijzing naar de figuren waarin op een niet-beperkende manier bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvormen van de uitvinding zullen worden weergegeven.
In de Figuren: illustreert Figuur 1 een voorbeeld van een maaidorser volgens de uitvinding, in zijaanzicht, illustreert Figuur 2 een voorbeeld van een maaidorser volgens de uitvinding in bovenaanzicht, illustreert Figuur 3 een deel van een uitvoeringsvorm van de maaier van de oogstmachine volgens de uitvinding, illustreert Figuur 4 schematisch een vooraanzicht van een deel van een mogelijke uitvoeringsvorm van een maaier volgens de uitvinding, illustreert Figuur 5 een deel van een speciale uitvoeringsvorm van de maaier volgens de uitvinding, in vooraanzicht, illustreert Figuur 6 een voorbeeld van een maaidorser waarin een maaier volgens de uitvinding kan worden gebruikt.
Figuur 1 illustreert een voorbeeld van een maaidorser 1 met een maaier 2 volgens de uitvinding, in zijaanzicht. Deze maaidorser is geschikt voor het oogsten van maïs, meer bepaald voor het oogsten van maïskorrels uit maïsaren.
Tijdens het gebruik wordt met de maaidorser over een veld 10 gereden, waarop rijen maïsplanten 11 groeien. Deze planten 11 zijn bijvoorbeeld maïsplanten die maïsaren 12 en stengels 13 bevatten. Als alternatief zijn de planten 11 bijvoorbeeld zonnebloemplanten, die elk een stengel hebben en een zaadhoofd op de top van de stengel. Ook andere planten die zaadhoofden of zaaddoppen hebben en waarvan het zaad het gewas is waarvoor de planten gekweekt worden, kunnen geoogst worden met behulp van de maaier volgens de uitvinding. De rijrichting D van de maaidorser is in wezen evenwijdig met de rijen planten 11.
De maaidorser 1 bevat een maaier 2, een verwerkingstoestel 3 en een opslagtank 4.
De maaier 2 oogst de maïsaren 12 of zaadhoofden, door de maïsaren 12 of zaadhoofden van de stengels 13 te scheiden en transporteert de geoogste maïsaren of zaadhoofden naar het verwerkingstoestel 3. In het verwerkingstoestel 3 worden de korrels uit de maïsaren 12 of zaadhoofden verwijderd. De maïskorrels worden daarna in een maïsopslagtank 4 opgeslagen, die periodiek of continu leeg wordt gemaakt.
In de maaidorser die weergegeven is in Figuur 1, bevat de maaier 2 verder een verzameltoestel 50, dat in dit geval een maaiertransporteur bevat in de vorm van een vijzel.
Figuur 2 illustreert een voorbeeld van een maaidorser 1 volgens de uitvinding, meer bepaald de maaier 2 ervan, in bovenaanzicht.
De maaidorser 1 rijdt in de rijrichting D door het veld dat rijen 14 met planten bevat.
De maaier bevat meerdere rijverdelers 15, die zich tussen de rijen 14 van de planten uitstrekken.
Tussen de rijverdelers 15 zijn striptoestellen 30 en gewastransporteurs 20 volgens de uitvinding aanwezig.
De maaier 2 bevat verder een verzameltoestel 50. Zoals te zien in Figuur 2, is het verzameltoestel 50 stroomafwaarts van de gewastransporteurs 20 aangebracht, gezien in de bewegingsrichting van de maïsaren of zaadhoofden, doorheen de maaidorser, zoals aangeduid is door de pijlen C in Figuur 2.
Het verzameltoestel 50 bevat meerdere ontvangstgebieden 51 voor het ontvangen van geoogste maïsaren of zaadhoofden vanaf de gewastransporteurs 20. Het verzameltoestel 50 bevat verder een uitloop 53. Het verzameltoestel 50 bevat facultatief een vijzel voor het transporteren van de geoogste maïsaren of zaadhoofden vanaf een ontvangstgebied 51 naar de uitloop 53.
Figuur 3 toont een deel een uitvoeringsvorm van de maaier volgens de uitvinding.
Figuur 3 toont een striptoestel 30, dat een linkerdekplaat 31 bevat en een rechterdekplaat 32 en een stengeltrekker 35 die twee striprollen 36 bevat.
Elke dekplaat 31, 32 heeft een blokkerend oppervlak 33, 34 en een stengelgeleidend oppervlak 37, 38 (beter zichtbaar in Figuur 4). De dekplaten 31, 32 zijn op een zekere afstand van elkaar gelegen, waarbij het stengelgeleidende oppervlak 37 van de linkerdekplaat 31 en het stengelgeleidende oppervlak 38 van de rechterdekplaat 32 naar elkaar toe gekeerd zijn.
Een stengelkanaal 40 is tussen de stengelgeleidende oppervlakken 37, 38 van de rechter- en linkerdekplaten 31, 32 aanwezig. Het stengelkanaal 40 heeft een breedte die gekozen wordt om te voorkomen dat respectievelijk maïsaren of zaadhoofden, door het stengelkanaal 40 passeren. Facultatief is de breedte van het stengelontvangende kanaal 40 verstelbaar of veranderlijk.
De stengeltrekker 35 is geschikt om een maïsaar of zaadhoofd van een stengel te scheiden wanneer de maïsaar of het zaadhoofd tegen een blokkerend oppervlak 33, 34 van een dekplaat 31, 32 aankomt door de stengel door het stengelkanaal 40 te dwingen in een richting onder een hoek ten opzichte van het blokkerende oppervlak 31, 32. In de uitvoeringsvorm die weergegeven is in Figuur 3 zijn de striprollen 36 aangebracht op een niveau onder de blokkerende oppervlakken 33, 34 van de dekplaten 31, 32.
Bovendien toont Figuur 3 twee gewastransporteurs 20a, 20b. Eén gewastransporteur 20a is aangebracht in de buurt van de rechterdekplaat 32 en een andere gewastransporteur 20b is aangebracht in de buurt van de linkerdekplaat 31.
De maaier 2 volgens de uitvinding bevat meerdere striptoestellen. Terwille van de duidelijkheid worden deze niet worden weergegeven in Figuur 3 Eén van deze meerdere striptoestellen is aangebracht in de buurt van gewastransporteur 20a aan de kant tegenover de kant waar het striptoestel 30 is aangebracht, en een ander van deze striptoestellen is aangebracht in de buurt van gewastransporteurs 20b aan de kant tegenover de kant waar striptoestel 30 is aangebracht. Beide gewastransporteurs 20a, 20b zijn dus tussen twee naburige striptoestellen aangebracht, in de buurt van de linkerdekplaat van één striptoestel en de rechterdekplaat van het andere, naburige, striptoestel.
De gewastransporteurs 20a, 20b zijn geschikt om de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden van de dekplaten 31, 32 te ontvangen,. Wanneer de stengeltrekker 35 de stengel door het stengelkanaal trekt, bv. in de richting naar beneden, kan de maïsaar of het zaadhoofd niet door het stengelkanaal 40 passeren en blijft boven op het blokkerende oppervlak 33, 34. Eens de maïsaar of het zaadhoofd afgescheiden is, bv. losgetrokken van de stengel, valt de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd van het blokkerende oppervlak 33, 34 op één van de gewastransporteurs 20a, 20b.
Elke gewastransporteur 20a, 20b bevat een beweegbaar gesloten transportoppervlak 21 dat geschikt is om de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden te ontvangen en te ondersteunen en de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden te transporteren, door het gesloten transportoppervlak te bewegen in een transportrichting DC die evenwijdig is met het gesloten transportoppervlak 21, en
Zoals te zien in Figuur 3, is het transportoppervlak 21 van elke gewastransporteur 20a, 20b aangebracht op een niveau onder de blokkerende oppervlakken 33, 34 van de dekplaten 31, 32 in de buurt van de respectieve gewastransporteur 20a, 20b.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 3 zijn gewastransporteurs 20a, 20b bandtransporteurs. De band 22 van elke gewastransporteur 20a, 20b bevat het transportoppervlak 21. In de uitvoeringsvorm van Figuur 3 bevatten de banden 22 van de gewastransporteurs 20a, 20b en bijgevolg het transportoppervlak 21 van deze gewastransporteurs 20a, 20b ribbels 23, die zich uitstrekken in een richting loodrecht op de bewegingsrichting van het transportoppervlak 21 ten opzichte de naburige dekplaat 31, 32. In plaats van of naast deze ribbels 23 kunnen er ook kuiltjes aanwezig zijn.
De gewastransporteurs 20a, 20b transporteren de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden, samen met korrels die losgekomen zijn respectievelijk uit de maïsaren of zaadhoofden, naar de ontvangstzones 51 van een verzameltoestel. Het verzameltoestel bevat bovendien vijzel 52, die de maïsaren of zaadhoofden ontvangt, samen met korrels die losgekomen zijn uit de maïsaren of zaadhoofden in de ontvangstzones 21 en transporteert ze naar de uitwerpopening van het verzameltoestel.
Facultatief wanneer de maaier op een maaidorser is aangebracht en in gebruik is, kunnen de transportbanden 22 zo uitgevoerd zijn dat ze ten opzichte van de naburige dekplaat 31, 32 bewegen met een bandsnelheid die in wezen gelijk is aan de rijsnelheid van de maaidorser.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 3 bevat de maaier 2 verder rijverdelers 15 die tussen de stengelkanalen 40 van de maaier 2 zijn aangebracht. De gewastransporteurs 20a, 20b zijn achter de rijverdelers, aangebracht, gezien in de belangrijkste rijrichting van de maaidorser en van de stromingsrichting van de gewasstroom door de maaier 2.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 3 houdt de maaidorser het transportoppervlak 21 van de gewastransporteurs 20a, 20b optioneel onder een hoek ten opzichte van de horizontale. Facultatief bevat de maaidorser verder een niet-horizontaal aanslagoppervlak 26 aan of in de buurt van het stroomopwaartse uiteinde van de gewastransporteur. Dit aanslagoppervlak 26 wordt in deze uitvoeringsvorm bijvoorbeeld gevormd door het achterste oppervlak van de rijverdelers 15.
Figuur 4 illustreert schematisch een vooraanzicht van een deel van een mogelijke uitvoeringsvorm van een maaier volgens de uitvinding.
Figuur 4 toont twee striptoestellen 30, elk met een linkerdekplaat 31 en een rechterdekplaat 32, en een stengeltrekker 35, waarbij de stengeltrekker 35 twee striprollen 36 bevat.
De indicaties “links” en “rechts” zijn zoals gezien vanuit de bestuurderscabine van de maaidorser, waarvan de maaier aangebracht is op voorkant van de maaidorser. Aangezien Figuur 4 een vooraanzicht toont, d.w.z. gezien vanuit de tegenovergestelde richting, is de linkerdekplaat 31 weergegeven aan de rechterkant van de Figuur. 4.
Elke dekplaat 31, 32 bevat een blokkerend oppervlak 33, 34 en een stengelgeleidend oppervlak 37,38. De dekplaten 31, 32 zijn op een zekere afstand van elkaar gelegen, waarbij het stengelgeleidende oppervlak 37 van de linkerdekplaat 31 en het stengelgeleidende oppervlak 38 van de rechterdekplaat 32 naar elkaar toe gekeerd zijn.
Een stengelkanaal 40 is aanwezig tussen de stengelgeleidende oppervlakken 37, 38 van de rechter- en linkerdekplaten 31, 32. Het stengelkanaal 40 heeft een breedte die gekozen wordt om te voorkomen dat respectievelijk maïsaren of zaadhoofden, door het stengelkanaal 40 passeren.
De stengeltrekker 35 is geschikt om een maïsaar of zaadhoofd van een stengel te scheiden wanneer de maïsaar of het zaadhoofd tegen een blokkerend oppervlak 33, 34 van een dekplaat 31, 32 aankomt door de stengel door het stengelkanaal 40 te dwingen in een richting die onder een hoek ligt ten opzichte van de blokkerende oppervlakken 33, 34 van de dekplaten, 32. In de uitvoeringsvorm die weergegeven is in Figuur 4 zijn de striprollen 36 aangebracht op een niveau onder de blokkerende oppervlakken 33, 34 van de dekplaten 31, 32.
Bovendien toont Figuur 4 drie gewastransporteurs 20a, 20b, 20c. Deze gewastransporteurs 20a, 20b, 20c zijn aangebracht tussen naburige striptoestellen 30.
De gewastransporteurs 20a, 20b, 20c zijn geschikt om de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden van de dekplaten 31, 32 te ontvangen. Wanneer de stengeltrekker 35 de stengel door het stengelkanaal 40 trekt, bv. in de richting naar beneden, kan de maïsaar of het zaadhoofd niet door het stengelkanaal 40 passeren en blijft boven op het blokkerende oppervlak 33, 34 liggen. Eens de maïsaar of het zaadhoofd afgescheiden is, bv. losgetrokken van de stengel, valt de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd van het blokkerende oppervlak 33, 34 op één van de gewastransporteurs 20a, 20b, 20c.
Elke gewastransporteur 20a, 20b, 20c bevat een beweegbaar gesloten transportoppervlak 21 dat geschikt is om de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te ontvangen en de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te transporteren, door het gesloten transportoppervlak te bewegen in een transportrichting die evenwijdig is met het gesloten transportoppervlak 21, en
Zoals te zien in Figuur 4 is het transportoppervlak 21 van elke gewastransporteur 20a, 20b, 20c aangebracht op een niveau onder de blokkerende oppervlakken 33, 34 in de buurt van de respectieve gewastransporteur 20a, 20b, 20c. De gewastransporteurs 20a, 20b, 20c zijn bijvoorbeeld bandtransporteurs, die ofwel een vlakke band of een band met ribbels en/of kuiltjes bevatten.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 4 bevat de maaier 2 verder een gewasgeleiding 24 die zich uitstrekt tussen het blokkerende oppervlak 33, 34 van een dekplaat 31, 32 en het transportoppervlak 21 van de gewastransporteur 20a, 20b, 20c die aangebracht is in de buurt van de dekplaat 31, 32. Deze gewasgeleiding 24 geleidt een afgescheiden maïsaar of zaadhoofd, of korrels die losgekomen zijn uit de maïsaar of het zaadhoofd tijdens het afscheiden van de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel van het blokkerende oppervlak 33, 34 van de dekplaat 31, 32 naar het transportoppervlak 21 van een gewastransporteur 20a, 20b, 20c die in de buurt van het respectieve blokkerende oppervlak 33, 34 van de dekplaat 31, 32 is aangebracht.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 4 heeft de gewasgeleiding 24 een gesloten oppervlak, dat belet dat korrels die losgekomen zijn uit de maïsaren of zaadhoofden op de grond vallen.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 4 strekt de gewasgeleiding 24 zich uit onder een hoek ten opzichte van het blokkerende oppervlak 33, 34 van de naburige dekplaat 31, 32, waarbij deze hoek tussen 20°en 70° is. Facultatief is deze hoek tussen 30°en 60°.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 4 is de gewasgeleiding 24 verbonden met het blokkerende oppervlak 33, 34 van de naburige dekplaat 31, 32, en vormt er een doorlopend oppervlak mee. Dit voorkomt ook dat korrels die losgekomen zijn uit de maïsaren of zaadhoofden op de grond vallen.
In deze uitvoeringsvorm is de gewasgeleiding 24 verbonden met het blokkerende oppervlak 33, 34 van een dekplaat 31, 32, en vormt zo een continu oppervlak. In deze uitvoeringsvorm is er geen spleet tussen het blokkerende oppervlak 33, 34 van de dekplaat 31, 32 en de gewasgeleiding 24. Dit draagt bij tot het betrouwbaar geleiden van de losse korrels naar het transportoppervlak 21 van de gewastransporteur 20a, 20b, 20c en het verminderen van het korrelverlies.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 4 bevat de maaier 2 verder een afscherming 25. De afscherming 25 is aangebracht tussen een stengeltrekker 35 en een naburige gewastransporteur 20a, 20b, 20c.
In de weergegeven uitvoeringsvorm bevat de afscherming 25 de gewasgeleiding 24. De gewasgeleiding 24 in dit voorbeeld is een deel van het oppervlak van de afscherming 25.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 4 kunnen de dekplaat 31, 32, de afscherming 25 en de gewasgeleiding 24 geïntegreerd zijn in een enkelvoudige structuur, die bijvoorbeeld gemaakt is van een gebogen plaat of door het aan elkaar lassen van twee platen onder de gewenste hoek.
Figuur 5 toont een deel van een speciale uitvoeringsvorm van de maaier volgens de uitvinding, in vooraanzicht.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 5 heeft de maaier een modulaire constructie. De maaier van Figuur 5 bevat meerdere oogsttoestellen die in de buurt van elkaar zijn aangebracht.
Elk oogsttoestel 5 bevat een striptoestel 30 en twee gewastransporteurs 20b’, 20a; 20a’, 20c. In deze uitvoeringsvorm zijn er twee gewastransporteurs 20a, 20a’; 20b,20b’; 20c, 20c’ aanwezig tussen naburige striptoestellen 30.
De striptoestellen 30 en de gewastransporteurs zijn dezelfde of in wezen dezelfde als in de uitvoeringsvormen van de uitvinding waarin er slechts één gewastransporteur aanwezig is tussen naburige striptoestellen 30. Over het algemeen zullen de individuele gewastransporteurs smaller zijn in de uitvoeringsvorm met de oogsttoestellen dan in de uitvoeringsvorm met een enkelvoudige gewastransporteur tussen de striptoestellen.
Elk striptoestel 30 bevat dus een linkerdekplaat 31 en een rechterdekplaat 32, en een stengeltrekker 35, waarbij de stengeltrekker 35 twee striprollen 36 bevat.
De indicaties “links” en “rechts” zijn zoals gezien vanuit de bestuurderscabine van de maaidorser, met de maaier aangebracht aan de voorkant van de maaidorser. Figuur 4 toont een vooraanzicht, d.w.z. gezien vanuit de tegenovergestelde richting, is de linkerdekplaat 31 weergegeven aan de rechterkant van de Figuur. 5.
Elke dekplaat 31, 32 bevat een blokkerend oppervlak 33, 34 en een stengelgeleidend oppervlak 37,38. De dekplaten 31, 32 zijn op een zekere afstand van elkaar gelegen, waarbij het stengelgeleidende oppervlak 37 van de linkerdekplaat 31 en het stengelgeleidende oppervlak 38 van de rechterdekplaat 32 naar elkaar toe gekeerd zijn.
Een stengelkanaal 40 is aanwezig tussen de stengelgeleidende oppervlakken 37, 38 van de rechter- en linkerdekplaten 31, 32. Het stengelkanaal 40 heeft een breedte die gekozen wordt om te voorkomen dat respectievelijk maïsaren of zaadhoofden, door het stengelkanaal 40 passeren.
De stengeltrekker 35 is geschikt om een maïsaar of zaadhoofd van een stengel te scheiden wanneer de maïsaar of het zaadhoofd tegen een blokkerend oppervlak 33, 34 van een dekplaat 31, 32 aankomt door de stengel door het stengelkanaal 40 te dwingen in een richting onder een hoek ten opzichte van het blokkerende oppervlak 31, 32. In de uitvoeringsvorm die weergegeven is in Figuur 5 zijn de striprollen 5 aangebracht op een niveau onder de blokkerende oppervlakken 36, 34 van de dekplaten 31, 32.
Bovendien toont Figuur 5 drie paar gewastransporteurs 20a, 20a’; 20b, 20b’; 20c, 20c’. Deze paren gewastransporteurs 20a, 20a’; 20b, 20b’; 20c, 20c’ zijn tussen naburige striptoestellen 30 aangebracht.
De gewastransporteurs 20a, 20a’; 20b, 20b’; 20c, 20c’ zijn geschikt om de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden van de dekplaten 31,32 te ontvangen. Wanneer de stengeltrekker 35 de stengel door het stengelkanaal 40 trekt, bv. in de richting naar beneden, kan de maïsaar of het zaadhoofd niet door het stengelkanaal 40 passeren en blijft boven op het blokkerende oppervlak 33, 34 liggen. Eens de maïsaar of het zaadhoofd afgescheiden is, bv. losgetrokken van de stengel, valt de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd van het blokkerende oppervlak 33, 34 op één van de gewastransporteurs 20a, 20b.
Elke gewastransporteur 20a, 20a’; 20b, 20b’; 20c, 20c’ bevat een beweegbaar gesloten transportoppervlak 21 dat geschikt is om de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden te ontvangen en de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden te transporteren, door het gesloten transportoppervlak te bewegen in een transportrichting die evenwijdig is met het gesloten transportoppervlak 21, en
Zoals te zien is in Figuur 5 is het transportoppervlak 21 van elke gewastransporteur 20a, 20a'; 20b, 20b’; 20c, 20c’ dus op een niveau onder de blokkerende oppervlakken 33, 34 van de dekplaten 31, 32 aangebracht in de buurt van de respectieve gewastransporteur 20a, 20a’; 20b, 20b’; 20c, 20c’.
De gewastransporteurs 20a, 20a’; 20b, 20b’; 20c, 20c’ zijn bijvoorbeeld bandtransporteurs, die ofwel een vlakke band of een band met ribbels en/of kuiltjes bevatten.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 5 bevat de maaier 2 verder een gewasgeleiding 24 die zich uitstrekt tussen het blokkerende oppervlak 33, 34 van een dekplaat 31, 32 en het transportoppervlak 21 van de gewastransporteur 20a, 20a’; 20b, 20b’; 20c, 20c’ die in de buurt van de dekplaat 31, 32 is aangebracht. Deze gewasgeleiding 24 geleidt een afgescheiden maïsaar of zaadhoofd, of korrels die losgekomen zijn uit de maïsaar of het zaadhoofd tijdens het afscheiden van de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel van het blokkerende oppervlak 33, 34 van de dekplaat 31, 32 naar het transportoppervlak 21 van een gewastransporteur 20a, 20a’; 20b, 20b’; 20c, 20c’ die in de buurt van het respectieve blokkerende oppervlak 33, 34 van de dekplaat 31, 32 is aangebracht.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 5 heeft de gewasgeleiding 24 een gesloten oppervlak, dat belet dat korrels die losgekomen zijn uit de maïsaren zaadhoofden op de grond vallen.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 5 strekt de gewasgeleiding 24 zich uit onder een hoek ten opzichte van het blokkerende oppervlak 33, 34 van de naburige dekplaat 31, 32, waarbij deze hoek tussen 20°en 70° is. Facultatief is deze hoek tussen 30°en 60°.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 5 is de gewasgeleiding 24 verbonden met het blokkerende oppervlak 33, 34 van de naburige dekplaat 31, 32, en vormt er een doorlopend oppervlak mee. Dit voorkomt ook dat korrels die losgekomen zijn uit de maïsaren of zaadhoofden op de grond vallen.
In deze uitvoeringsvorm is de gewasgeleiding 24 verbonden met het blokkerende oppervlak 33, 34 van een dekplaat 31, 32, en vormt zo een continu oppervlak. In deze uitvoeringsvorm is er geen spleet tussen het blokkerende oppervlak 33, 34 van de dekplaat 31, 32 en de gewasgeleiding 24. Dit draagt bij tot het betrouwbaar geleiden van de losse korrels naar hettransportoppervlak21 van de gewastransporteur 20a, 20a’; 20b, 20b’; 20c, 20c’ en tot de vermindering van het korrelverlies.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 5, bevat de maaier 2 verder een afscherming 25. De afscherming 25 is aangebracht tussen een stengeltrekker 35 en een naburige gewastransporteur 20a, 20a’; 20b, 20b’; 20c, 20c’.
In de weergegeven uitvoeringsvorm bevat de afscherming 25 de gewasgeleiding 24. De gewasgeleiding 24 in dit voorbeeld is een deel van het oppervlak van de afscherming 25.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 5, kunnen de dekplaat 31, 32, de afscherming 25 en de gewasgeleiding 24 geïntegreerd zijn in een enkelvoudige structuur, die bijvoorbeeld gemaakt is van een gebogen plaat of door het aan elkaar lassen van twee platen onder de gewenste hoek.
Figuur 6 illustreert een voorbeeld van een maaidorser waarin een maaier 2 volgens de uitvinding gebruikt kan worden.
In dit voorbeeld bevat de maaidorser een maaier 2, een verzameltoestel 50, waarbij het verzameltoestel 50 facultatief een vijzel, een verwerkingstoestel 3 en een opslagtank 4 bevat. Wat deze elementen betreft, is de maaidorser van Figuur 6 dezelfde als de maaidorser van Figuur 1.
De maaier 2 kan eender welke uitvoeringsvorm zijn van de maaier volgens de uitvinding.
In het voorbeeld van Figuur 6 bevat de maaidorser 1 echter ook een getande haspel 60 die geschikt is om te oogsten gewas naar en/of in het stengelkanaal van de maaier 2 te geleiden. Getande haspels van dit type zijn bekend volgens de stand van de techniek.
Het is voordelig als in dit type maaidorser 1 de gewastransporteurs elk een transportband bevatten die het transportoppervlak bevat, en als deze transportbanden geschikt zijn om ten opzichte van de naburige dekplaat te bewegen met een bandsnelheid die in wezen gelijk is aan de snelheid van een tand van de haspel.
Facultatief is de transportband in dit voorbeeld een vlakke niet-geribbelde transportband.

Claims (17)

  1. CONCLUSIES
    1. Maaier (2) om een maïsaar of een zaadhoofd van een stengel te scheiden en vervolgens de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te transporteren, waarbij de maaier (2) het volgende bevat: - een reeks striptoestellen (30) voor het scheiden van de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel, waarbij de striptoestellen (30) het volgende bevatten: - een linkerdekplaat en een rechterdekplaat (32), waarbij de dekplaten (31, 32) een blokkerend oppervlak (33, 34) bevatten en een stengelgeleidend oppervlak (37, 38), waarbij de dekplaten (31, 32) op een zekere afstand van elkaar gelegen zijn en het stengelgeleidende oppervlak (37) van de linkerdekplaat (31) en het stengelgeleidende oppervlak van de rechterdekplaat (32) naar elkaar toe gekeerd zijn, waarbij een stengelkanaal (40) aanwezig is tussen de stengelgeleidende oppervlakken (37, 38) van de rechter- en linkerdekplaten (31, 32), waarbij het stengelkanaal (40) een breedte heeft die gekozen wordt om respectievelijk de maïsaar of het zaadhoofd, te beletten door het stengelkanaal (40) te passeren, - een stengeltrekker (35), die geschikt is om de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel te scheiden wanneer de maïsaar of het zaadhoofd tegen het blokkerende oppervlak (33, 34) van de dekplaat (31, 32) aankomt door de stengel door het stengelkanaal (40) te dwingen in een richting die onder een hoek ligt ten opzichte van de blokkerende oppervlakken (33, 34) van de dekplaten (31, 32), - een reeks gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’) die aangebracht zijn tussen twee naburige striptoestellen, in de buurt van de linkerdekplaat (31) van één striptoestel (30) en de rechterdekplaat (32) van het andere, naburige striptoestel, waarbij de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’) geschikt zijn om de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd van de dekplaten (31, 32) te ontvangen, en waarbij de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’) een beweegbaar gesloten transportoppervlak (21) bevatten dat geschikt is om de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te ontvangen en de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te transporteren, door het gesloten transportoppervlak (21) te bewegen in een transportrichting die evenwijdig is met het gesloten transportoppervlak (21), en waarbij het transportoppervlak (21) van de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’) aangebracht is op een niveau onder de blokkerende oppervlakken (33, 34) van de dekplaten (31,32) in de buurt van de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’).
  2. 2. Maaier (2) volgens conclusie 1, waarbij de maaier (2) verder een gewasgeleiding (24) bevat die zich uitstrekt tussen het blokkerende oppervlak (33, 34) van een dekplaat (31, 32) en het transportoppervlak (21) van de gewastransporteur (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c') die aangebracht is in de buurt van de dekplaat (31, 32).
  3. 3. Maaier (2) volgens conclusie 2, waarbij de gewasgeleiding (24) zich uitstrekt onder een relatieve hoek ten opzichte van het blokkerende oppervlak (33, 34) van de dekplaat (31, 32), waarbij die hoek tussen 20°en 70° is, bij voorkeur tussen 30°en 60°.
  4. 4. Maaier (2) volgens een of meerdere van de vorige conclusies, waarbij de maaier (2) verder een afscherming (25) bevat, waarbij deze afscherming (25) aangebracht is tussen een stengeltrekker (35) en een naburige gewastransporteur (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’).
  5. 5. Maaier (2) volgens conclusie 2, waarbij de maaier (2) verder een afscherming (25) bevat, waarbij deze afscherming (25) aangebracht is tussen een stengeltrekker (35) en een naburige gewastransporteur (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’), waarbij de afscherming (25) de gewasgeleiding (24) bevat.
  6. 6. Maaier (2) volgens conclusie 4 of 5, waarbij de gewasgeleiding (24) verbonden is met het blokkerende oppervlak (33, 34) van een dekplaat (31, 32), en er een doorlopend oppervlak mee vormt.
  7. 7. Maaier (2) volgens een of meerdere van de vorige conclusies, waarbij een stengeltrekker (35) een paar striprollen (36) bevat, die in wezen evenwijdig met elkaar aangebracht zijn, op een niveau onder de blokkerende oppervlakken (33, 34) van de dekplaten (31,32).
  8. 8. Maaier (2) volgens een of meerdere van de vorige conclusies. waarbij het transportoppervlak (21) van een gewastransporteur (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c') één of meerdere ribbels en/of kuiltjes (23) bevat, die zich bij voorkeur uitstrekken in een richting loodrecht op de bewegingsrichting van het transportoppervlak (21) ten opzichte van de naburige dekplaat (31, 32).
  9. 9. Maaier (2) volgens een of meerdere van de vorige conclusies, waarbij een gewastransporteur (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c') een gewastransporteur (22) bevat, die het transportoppervlak (21) bevat.
  10. 10. Maaidorser voor het oogsten van maïs en/of zaad, waarbij de maaidorser het volgende bevat: - een maaiergeheel, bestaande uit: - een maaier volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 9, - een verzameltoestel (50) dat geschikt is om de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden te verzamelen, waarbij de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c') aangebracht zijn om de afgescheiden maïsaren of zaadhoofden naar het verzameltoestel te transporteren, en waarbij het verzameltoestel een reeks ontvangstzones (51) bevat voor het ontvangen van geoogste maïsaren of zaadhoofden van de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’), en een uitloop (53), - een verwerkingstoestel (3), dat stroomafwaarts van de uitloop is aangebracht voor het ontvangen van geoogste maïsaren vanuit de uitloop van het verzameltoestel (50), waarbij het verwerkingstoestel (3) geschikt is voor het verwijderen van de maïskorrels uit de gescheiden maïsaren of zaadhoofden, - een opslagtank (4), die gebouwd en aangebracht is voor het ontvangen van de maïskorrels uit het maïsverwerkingstoestel (3).
  11. 11. Maaidorser volgens conclusie 10, waarbij de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c') een gewastransporteur (22) bevatten die het transportoppervlak (21) bevat, waarbij de transportband (22) geschikt is om ten opzichte van de naburige dekplaat (31, 32) te bewegen met een bandsnelheid die in wezen gelijk is aan de rijsnelheid van de maaidorser (1)·
  12. 12. Maaidorser volgens conclusie 10, waarbij de maaidorser verder een getande haspel (60) bevat die geschikt is om te oogsten gewas naar en/of in de stengelkanalen (40) van de maaier (2) te geleiden, en waarbij de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c') een gewastransporteur (22) bevatten die het transportoppervlak bevat (21), waarbij de transportband (22) geschikt is om ten opzichte van de naburige dekplaat (31, 32) te bewegen met een bandsnelheid die in wezen gelijk is aan de snelheid van een tand van de haspel (60).
  13. 13. Maaidorser volgens conclusie 12, waarbij de transportband (22) een vlakke, niet-geribbelde transportband is.
  14. 14. Maaidorser volgens een of meerdere van de conclusies 10 tot 13, waarbij de maaier (2) verder rijverdelers (15) bevat die aangebracht zijn tussen de stengelkanalen (40) van de maaier (2), en waarbij de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c') van de maaier (2) achter de rijverdelers (15) opgesteld staan.
  15. 15. Maaidorser volgens een of meerdere van de conclusies 10 tot 14, waarbij het transportoppervlak (21) van een gewastransporteur (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c') zich onder een hoek ten opzichte van de horizontale uitstrekt, en waarbij de maaidorser verder een niet-horizontaal aanslagoppervlak (26) bevat aan of in de buurt van het stroomopwaartse uiteinde van de gewastransporteur (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’).
  16. 16. Maaier (2) om een maïsaar of een zaadhoofd van een stengel te scheiden en vervolgens de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te transporteren, waarbij de maaier (2) een reeks oogsttoestellen bevat, waarbij de oogsttoestellen het volgende bevatten: - een striptoestel (30) voor het scheiden van de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel, en waarbij het striptoestel (30) het volgende bevat: - een linkerdekplaat (31) en een rechterdekplaat (32), waarbij de dekplaten een blokkerend oppervlak (33, 34) bevatten en een stengelgeleidend oppervlak (37, 38), waarbij de dekplaten op een zekere afstand van elkaar gelegen, en het stengelgeleidend oppervlak (37) van de linkerdekplaat (31) en het stengelgeleidende oppervlak (38) van de rechterdekplaat (32) naar elkaar toe gekeerd zijn, waarbij een stengelkanaal (40) aanwezig is tussen de stengelgeleidende oppervlakken (37, 38) van de rechter- en linkerdekplaten (31, 32), waarbij het stengelkanaal (40) een breedte heeft die gekozen wordt om respectievelijk de maïsaar of het zaadhoofd te beletten door het stengelkanaal (40) te passeren, - een stengeltrekker (35), die geschikt is om de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel te scheiden wanneer de maïsaar of het zaadhoofd tegen het blokkerende oppervlak van de dekplaat (33, 34) van de dekplaat (31, 32) aankomt, door de stengel door het stengelkanaal (40) te dwingen in een richting die onder een hoek ligt ten opzichte van het blokkerende oppervlak (33, 34) van de dekplaten (31, 32), - twee gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’), waarbij de eerste gewastransporteur (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’) aangebracht is in de buurt van de linkerdekplaat (31, 32) (31) van het striptoestel (30) en de tweede gewastransporteur (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’) aangebracht is in de buurt van een rechterdekplaat (31, 32) (32) van het striptoestel, waarbij de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’) geschikt zijn om de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd van de dekplaten (31, 32) te ontvangen, en waarbij de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c') een beweegbaar gesloten transportoppervlak (21) bevatten dat geschikt is om de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te ontvangen en de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te transporteren, door het gesloten transportoppervlak (21) te bewegen in een transportrichting die evenwijdig is met het gesloten transportoppervlak (21), en waarbij het transportoppervlak (21) van de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’) aangebracht is op een niveau onder het blokkerende oppervlak (33, 34) van de dekplaat (31, 32) in de buurt van de respectieve gewastransporteur (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’).
  17. 17. Oogsttoestel voor gebruik in een maaier (2) van een oogstmachine voor het scheiden van een maïsaar of een zaadhoofd van een stengel, en de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd vervolgens te transporteren, waarbij het oogsttoestel het volgende bevat: - een striptoestel (30) voor het scheiden van de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel, waarbij het striptoestel (30) het volgende bevat: - een linkerdekplaat (31) en een rechterdekplaat (32), waarbij de dekplaten (31, 32) een blokkerend oppervlak (33, 34) bevatten en een stengelgeleidend oppervlak (37, 38), waarbij de dekplaten (31, 32) op een zekere afstand van elkaar gelegen zijn en het stengelgeleidende oppervlak (37) van de linkerdekplaat (31) en het stengelgeleidende oppervlak van de rechterdekplaat (32) naar elkaar toe gekeerd zijn, waarbij een stengelkanaal (40) aanwezig is tussen de stengelgeleidende oppervlakken (37, 38) van de rechter- en linkerdekplaten (31, 32), waarbij het stengelkanaal (40) een breedte heeft die gekozen wordt om respectievelijk de maïsaar of het zaadhoofd, te beletten door het stengelkanaal (40) te passeren, - een stengeltrekker (35), die geschikt is om de maïsaar of het zaadhoofd van de stengel te scheiden wanneer de maïsaar of het zaadhoofd tegen het blokkerende oppervlak van de dekplaat (33, 34) van de dekplaat (31, 32) aankomt, door de stengel door het stengelkanaal (40) te dwingen in een richting die onder een hoek ligt ten opzichte van de blokkerende oppervlakken (33, 34) van de dekplaten (31, 32), - twee gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’), waarbij de eerste gewastransporteur (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’) aangebracht is in de buurt van de linkerdekplaat (31) van het striptoestel (30) en de tweede gewastransporteur (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’) aangebracht is in de buurt van de rechterdekplaat (32) van het striptoestel, waarbij de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’) geschikt zijn om de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd van de dekplaten (31, 32) te ontvangen, en waarbij de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c') een beweegbaar gesloten transportoppervlak (21) bevatten dat geschikt is om de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te ontvangen en de afgescheiden maïsaar of het afgescheiden zaadhoofd te transporteren, door het gesloten transportoppervlak (21) te bewegen in een transportrichting die evenwijdig is met het gesloten transportoppervlak (21), en waarbij het transportoppervlak (21) van de gewastransporteurs (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’) aangebracht is op een niveau onder het blokkerende oppervlak (33, 34) van de dekplaat (31, 32) in de buurt van de respectieve gewastransporteur (20a, 20a’, 20b, 20b’, 20c, 20c’).
BE2015/5174A 2015-03-23 2015-03-23 Maaier van een oogstmachine BE1023139B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5174A BE1023139B1 (nl) 2015-03-23 2015-03-23 Maaier van een oogstmachine
BR102016006268-3A BR102016006268B1 (pt) 2015-03-23 2016-03-22 Plataforma de colheitadeira e colheitadeira combinada para colher milho e/ou semente
EP16161611.5A EP3072380B1 (en) 2015-03-23 2016-03-22 Harvester header
US15/077,629 US9848533B2 (en) 2015-03-23 2016-03-22 Harvester header stripper devices

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5174A BE1023139B1 (nl) 2015-03-23 2015-03-23 Maaier van een oogstmachine

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1023139A1 BE1023139A1 (nl) 2016-11-29
BE1023139B1 true BE1023139B1 (nl) 2016-11-29

Family

ID=53773118

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/5174A BE1023139B1 (nl) 2015-03-23 2015-03-23 Maaier van een oogstmachine

Country Status (4)

Country Link
US (1) US9848533B2 (nl)
EP (1) EP3072380B1 (nl)
BE (1) BE1023139B1 (nl)
BR (1) BR102016006268B1 (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN107371588A (zh) * 2017-08-21 2017-11-24 华中农业大学 一种向日葵收获割台
EP3603375B1 (en) 2018-07-31 2021-03-31 CNH Industrial Belgium N.V. Infeed belt conveyor at combine feeder
US10993373B2 (en) 2018-08-21 2021-05-04 Deere & Company Corn header row unit
US11202410B2 (en) * 2019-04-30 2021-12-21 Deere & Company Light-emitting mechanism on crop divider rod of harvesting header
JP7486290B2 (ja) * 2019-06-27 2024-05-17 株式会社クボタ コンバイン
WO2021156657A1 (en) * 2020-02-05 2021-08-12 Agco Corporation Corn head row units, deck plates for corn head row units, and harvesting headers having such row units
CN111887019B (zh) * 2020-08-28 2022-06-28 浙江海洋大学 一种毛豆收割装置
CN112840836B (zh) * 2020-12-31 2022-02-01 安徽工程大学 小麦收割机
CN116889153B (zh) * 2023-07-28 2024-05-31 九方泰禾国际重工(青岛)股份有限公司 一种玉米联合收获机

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2744375A (en) * 1952-01-30 1956-05-08 Maude F Kidder Corn harvesting picking rolls
US5826415A (en) * 1997-01-09 1998-10-27 Case Corporation Corn gathering and conveying belt system

Family Cites Families (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3101579A (en) * 1960-05-27 1963-08-27 Int Harvester Co Corn picker
US3528233A (en) * 1968-05-28 1970-09-15 Int Harvester Co Variable spacing row crop harvester
US3528234A (en) * 1968-05-28 1970-09-15 Int Harvester Co Variable spacing row crop harvester
US4115983A (en) * 1974-08-19 1978-09-26 Deere & Company Row-crop harvesting header
US4845930A (en) * 1988-05-02 1989-07-11 Byron Enterprises, Inc. Corn ear cutter machine
US5704202A (en) * 1995-06-07 1998-01-06 Calmer; Marion Universal corn picking row unit
US5878561A (en) * 1996-10-31 1999-03-09 Gunn; Ira I. Row crop harvester
US5878560A (en) * 1997-01-09 1999-03-09 Case Corporation Narrow row corn head with tilted gatherers
JP4945984B2 (ja) 2005-09-28 2012-06-06 井関農機株式会社 コンバイン
US8196381B2 (en) * 2008-02-04 2012-06-12 Dave Dietrich Crop lifter pans
CN201243494Y (zh) 2008-08-26 2009-05-27 冯博辉 玉米联合收获机
US8276357B2 (en) * 2008-09-23 2012-10-02 Deere & Company Plastic chain guide for a row unit
US7874134B1 (en) * 2009-07-17 2011-01-25 Deere & Company Converting a corn head row unit for harvesting corn stalks in addition to ears
EP2335471B1 (en) * 2009-12-18 2012-10-03 Olimac S.r.l. A machine for harvesting maize
US8224534B2 (en) 2010-07-27 2012-07-17 Cnh America Llc System and method for automatically controlling deck plate position on a corn header
AR093698A1 (es) * 2012-11-30 2015-06-17 Calmer Marion Cabezal de hilera angosta
US9179601B2 (en) * 2013-02-28 2015-11-10 Cnh Industrial America Llc Corn head assembly with catch plate

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2744375A (en) * 1952-01-30 1956-05-08 Maude F Kidder Corn harvesting picking rolls
US5826415A (en) * 1997-01-09 1998-10-27 Case Corporation Corn gathering and conveying belt system

Also Published As

Publication number Publication date
BR102016006268B1 (pt) 2021-10-26
BR102016006268A2 (pt) 2016-09-27
US20160278290A1 (en) 2016-09-29
BE1023139A1 (nl) 2016-11-29
US9848533B2 (en) 2017-12-26
EP3072380A1 (en) 2016-09-28
EP3072380B1 (en) 2018-07-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1023139B1 (nl) Maaier van een oogstmachine
US9867334B2 (en) Corn header including a kernel sensor and a control unit for controlling desk plates of the corn header
US7874134B1 (en) Converting a corn head row unit for harvesting corn stalks in addition to ears
US8820039B2 (en) Cornhead crop loss detection
BE1023145B1 (nl) Maïsoogsttoestel en maaidorser die maïsoogsttoestellen bevat
US4999983A (en) Corn harvester
US9179601B2 (en) Corn head assembly with catch plate
US10736267B2 (en) Automated hemp field harvester
US5913803A (en) Row crop header with multiple row conveying system
US3499272A (en) Corn harvesting machine
BE1024900A1 (nl) Halmverdeler met verstelbare punt voor een maïsmaaibord
BE1024379B1 (nl) Dubbel maaibord
US3805895A (en) Apparatus for harvesting potatoes
US20190200528A1 (en) Combine having conveyor chain slat assembly and method of harvesting crop thereof
WO2022201949A1 (ja) 野菜収穫機
NL2023237B1 (nl) Over land in een rijrichting verplaatsbare loofbewerkingsinrichting alsmede rooimachine omvattende een loofbewerkingsinrichting
WO2022201950A1 (ja) 野菜収穫機
CN218604041U (zh) 一种甘蓝收获机
JP7281375B2 (ja) 鱗茎野菜収穫機
BE1021801B1 (nl) Voorzetstuk voor maïshakselaar
JP3822749B2 (ja) 収穫機
JP2022146799A (ja) 野菜収穫機
JP2022146798A (ja) 野菜移植機
JP5406873B2 (ja) 作物収穫機
BE1021748B1 (nl) Verbeterde rooimachine