NL2023237B1 - Over land in een rijrichting verplaatsbare loofbewerkingsinrichting alsmede rooimachine omvattende een loofbewerkingsinrichting - Google Patents

Abstract

U l T T R E K S E L De uitvinding heeftbetrekking op een over land in een rijrichting verplaatsbare loofbewerkingsinrichting voor loof van in rijen op het land groeiende knolgewassen, waarbij de loofbewerkingsinrichting is voorzien van: - ten minste een loofklapper voorzien van om even rotatie-as roterende armen waarmee het loof stuk te slaan is en waarmee delen van het stukgeslagen loof af te voeren zijn in een niet naar het land gerichte richting; - ten minste een looftrekker voorzien van ten minste twee tegengesteld ten opzichte van elkaar roterende rollen waartussen loof te klemmen, en los te trekken is in een niet naar het land gerichte richting; - ten minste een afvoermechanisme waarmee stukgeslagen en losgetrokken loof naast een rij of tussen de rijen van de op het land groeiende knolgewassen neer te leggen IS.

Description

Korte aanduiding: Over land in een rijrichting verplaatsbare loofbewerkingsinrichting alsmede rooimachine omvattende een loofbewerkingsinrichting Beschrijving De uitvinding heeft betrekking op een over land in een rijrichting verplaatsbare loofbewerkingsinrichting voor loof van in rijen op het land groeiende knolgewassen, waarbij de loofbewerkingsinrichting is voorzien van: - ten minste een loofklapper voorzien van om een rotatie-as roterende armen waarmee het loof stuk te slaan is en waarmee delen van het stukgeslagen loof af te voeren zijn in een niet naar het land gerichte richting; - ten minste een looftrekker voorzien van ten minste twee tegengesteld ten opzichte van elkaar roterende rollen waartussen loof te klemmen, en los te trekken is in een niet naar het land gerichte richting; -ten minste een afvoermechanisme waarmee stukgeslagen en losgetrokken loof naast een rij of tussen de rijen van de op het land groeiende knolgewassen neer te leggen is.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een rooimachine omvattende een loofbewerkingsinrichting. De rooimachine kan in de rijrichting gezien aan de voorzijde zijn voorzien van de loofbewerkingsinrichting. Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op het gebruik van een loofbewerkingsinrichting of een rooimachine.

Een dergelijke loofbewerkingsinrichting is bekend uit W02018/012975. Met behulp van de bekende loofbewerkingsinrichting is het mogelijk om rijen of ruggen waarin knolgewassen groeien vrij of nagenoeg vrij te maken van loof, zodat de knolgewassen direct na de uit te voeren loofbewerking te oogsten zijn, waarbij de hoeveelheid loof in een rooimachine minimaal is.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een loofbewerkingsinrichting te verschaffen waarmee de resultaten met betrekking tot het loofvrij maken van de rijen op het land minimaal gelijk zijn aan de bekende loofbewerkingsinrichting en onder bepaalde omstandigheden, zoals bij relatief hoog, veel, taai en/of groen loof zelfs verbeterd zijn.

Dit doel wordt bereikt met een loofbewerkingsinrichting zoals gedefinieerd in conclusie 1.

De over land in een rijrichting verplaatsbare loofbewerkingsinrichting is geconfigureerd voor het uitvoeren van bewerkingen van loof van in rijen op het land groeiende knolgewassen. De loofbewerkingsinrichting is onder andere voorzien van: - ten minste een loofklapper voorzien van om een rotatie-as roterende armen waarmee het loof stuk te slaan is en waarmee delen van het stukgeslagen loof af te voeren zijn in een niet naar het land gerichte richting; - ten minste een looftrekker voorzien van ten minste twee tegengesteld ten opzichte van elkaar roterende rollen waartussen loof te klemmen, en los te trekken is in een niet naar het land gerichte richting; - ten minste een afvoermechanisme waarmee stukgeslagen en losgetrokken loof naast een rij of tussen de rijen van de op het land groeiende knolgewassen neer te leggen is. Daarbij is in de rijrichting gezien de looftrekker voor het afvoermechanisme opgesteld en de rotatie-as van de loofklapper in de rijrichting gezien voor de looftrekker opgesteld.

Door de configuratie waarbij de looftrekker tussen het afvoervoermechanisme en de loofklapper is opgesteld, kan het stukgeslagen loof van de loofklapper worden afgevoerd in de richting van het afvoervoermechanisme en kan het middels de looftrekker losgetrokken loof eenvoudig op het daarachter opgestelde afvoermechanisme worden afgevoerd. De looftrekker kan door deze configuratie relatief dicht op het afvoermechanisme zijn opgesteld, eventueel zelfs voor een deel overlappend, zodat het losgetrokken loof middels de looftrekker zelf naar het afvoervoermechanisme wordt verplaatst. Tevens kan de loofklapper in deze configuratie bijdragen aan de verplaatsing van het loof van de looftrekker naar het afvoermechanisme door met behulp van de daartoe vormgegeven armen van de loofklapper luchtstromingen op te wekken, waarmee zowel het stukgelagen loof van de loofklapper alsmede het losgetrokken loof van de looftrekker te verplaatsen is in de richting van het afvoermechanisme waarmee stukgeslagen en losgetrokken loof naast een rij of tussen de rijen van de op het land groeiende knolgewassen neer te leggen is. De armen kunnen zodanig zijn vormgegeven dat het daarmee gesneden/stukgeslagen loof-product in hoofdzaak tegengesteld aan de rijrichting alsmede in een niet naar het land gerichte richting wordt verplaatst. De ten opzichte van de rijrichting achterwaartse geleiding van het losse loof kan verder door geleidingsplaten worden bevorderd en gestroomlijnd. Door met behulp van het afvoermechanisme daarna het loof afkomstig van de loofklapper en de looftrekker tussen de rijen af te voeren wordt het opnemen van loof tijdens het rooien sterk verminderd hetgeen minder tot geen opstoppingen, alsmede een schoner product bij een hogere rooicapaciteit oplevert. Middels deze loofbewerkingsinrichting kunnen de loof- en rooiwerkzaamheden milieuvriendelijker en soepeler verlopen. Deze loofbewerkingsinrichting is in het bijzonder geschikt voor rijen waarop relatief hoog loof en/ of relatief veel, taai en/of groen loof staat, omdat met behulp van de loofklapper het loof relatief effectief en sterk kan worden teruggebracht, waardoor de looftrekker beter in staat is om het overgebleven (korte) loof te verwijderen.

In een aspect is de afstand tussen de rotatie-as van de loofklapper en het afvoermechanisme kleiner dan de diameter gedefinieerd door de werkcirkel rondom de rotatie-as van een langste arm van de armen van de loofklapper. Op deze wijze wordt een compacte loofbewerkingsinrichting verschaft waarbij de loofklapper, looftrekker en het afvoermechanisme relatief dicht bij elkaar zijn opgesteld, waardoor het loof afkomstig van de loofklapper en de looftrekker op relatief eenvoudige wize zonder andere hulpmiddelen naar het afvoermechanisme te transporteren is. Tevens kan door de beperkte afstand de met behulp van de armen van de loofklapper op te wekken luchtstroming op een optimale wijze het transport van de loofklapper en/of de looftrekker naar het afvoermechanisme ondersteunen en/of bevorderen.

Het is mogelijk dat de lengtes van de armen van de loofklapper identiek zijn, waardoor elk diameter van de identieke werkcirkel de hierboven genoemde afstand bepaalt.

De loofbewerkingsinrichting kan verder een behuizing omvatten waarbinnen de looftrekker, de loofklapper en het afvoermechanisme zijn opgesteld. Middels de behuizing kan het looftransport van de looftrekker en de loofklapper naar het afvoermechanisme worden verbeterd, doordat de behuizing zodanig is vormgegeven dat deze functioneert als loofgeleiding naar het afvoermechanisme. De met behulp van de armen van de loofklapper op te wekken stroming kan ook beter worden gekanaliseerd in de richting van het afvoermechanisme met behulp van de behuizing. Tevens omvat de behuizing de functie om de veiligheid voor gebruikers te verhogen doordat de behuizing de toegang van buitenaf tot de loofklapper en de looftrekker kan blokkeren. Daarnaast kunnen de loofklapper, looftrekker en het afvoermechanisme middels de behuizing worden beschermd tegen weersinvloeden. De behuizing kan een ten minste gedeeltelijk te openen behuizing zijn voor inspectie van de loofklapper, looftrekker en het afvoermechanisme alsmede om tijdelijk toegang te verschaffen voor daaraan uit te voeren onderhoud. Optioneel is in de loofbewerkingsinrichting een stromingsopwekmechanisme aan te brengen waarmee in de behuizing een luchtstroom op te wekken is voor het verder bevorderen dat stukgeslagen en losgetrokken loof naar het afvoermechanisme te transporteren is.

In een ander aspect kunnen aan aantal armen van een loofklapper verschillende lengtes omvatten, zodat ten minste een eerste arm van de armen een kleinere werkcirkel definieert dan een tweede arm van de loofklapper. De lengtes van de armen van de loofklapper kunnen bijvoorbeeld zijn aangepast aan het profiel van een rij gevormd door een aardappel-rug zodat het loof op de aardappelrug op een optimale wijze middels de loofklapper stuk te slaan is. De armen van de loofklapper worden ook wel klepels of messen genoemd.

De loofbewerkingsinrichting kan zijn voorzien van een aantal loofklappers en looftrekkers voor het simultaan verwijderen van loof van verschillende rijen/ruggen. De loofklappers kunnen middels een gemeenschappelijk aandrijfas om de rotatie-as roteerbaar zijn.

Zoals genoemd heeft de uitvinding verder betrekking op een rooimachine voorzien van een hierboven beschreven loofbewerkingsinrichting, waarbij de hierboven beschreven aspecten en voordelen van de loofbewerkingsinrichting eveneens van toepassing zijn op de rooimachine en derhalve hier niet worden herhaald.

De hierboven beschreven aspecten zullen hierna aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden in combinatie met de figuren worden uitgelegd. De uitvinding is echter niet tot het hierna beschreven uitvoeringsvoorbeeld beperkt. Veel meer is een aantal varianten en modificaties mogelijk, die eveneens van de gedachte van de uitvinding gebruikmaken en derhalve in het beschermingsgebied vallen. In het bijzonder wordt de mogelijkheid genoemd om de eigenschappen/aspecten die enkel 5 zijn genoemd in de beschrijving en/of zijn getoond in de figuren te combineren met de eigenschappen van de conclusies voor zover compatibel.

De loofbewerkingsinrichting zal nu nader worden toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden die zijn getoond in de figuren, waarin: Fig. 1 op schematische wijze een zijaanzicht van een loofbewerkingsinrichting toont; Fig. 2 een perspectivisch aanzicht van een loofbewerkingsinrichting toont; Fig. 3 een zijaanzicht toont van de in figuur 2 getoonde loofbewerkingsinrichting; Fig. 4 een perspectivisch aanzicht toont van delen de in figuur 2 getoonde loofbewerkingsinrichting. In de figuren worden dezelfde onderdelen voorzien van dezelfde verwijzingstekens.

In de figuren 1-4 is een over land 50 in een rijrichting R verplaatsbare loofbewerkingsinrichting 1; 101 voor loof van in rijen 51a-d op het land 50 groeiende knolgewassen (niet getoond) getoond. Met behulp van de loofbewerkingsinrichting 1; 101 kan de te rooien rij 51a-d nagenoeg vrij van loof worden gemaakt, waardoor de hoeveelheid loof in een rooimachine (niet getoond) minimaal is zodat de grond in de rooimachine eenvoudig, snel en beter tussen de knollen uit gezeefd kan worden, waardoor het rooi- en verwerkingsproces van de knollen sterk kan worden verbeterd. De loofbewerkingsinrichting 101 is voorzien van bevestigingsmiddelen 110A (figuur 3) waarmee de loofrollen aan de loofbewerkingsinrichting 1; 101 vast, flexibel en/of scharnierbaar (niet getoond) zijn op te hangen. Middels de bevestigingspunten 110B, 110C is een rooimachine in de rijrichting gezien aan de voorzijde te voorzien van de loofbewerkingsinrichting 1; 101.

De loofbewerkingsinrichting 1; 101 is verder voorzien van: - een loofklapper 3; 103 voorzien van om een rotatie-as 5; 105 roterende armen 7; 107 waarmee het loof stuk te slaan is en waarmee delen van het stukgeslagen loof af te voeren zijn in een niet naar het land gerichte richting P1, P2; - een looftrekker 9; 109 voorzien van ten minste twee tegengesteld ten opzichte van elkaar roterende rollen waartussen loof te klemmen, en los te trekken is in een niet naar het land gerichte richting; - een afvoermechanisme 20; 120 waarmee stukgeslagen en losgetrokken loof naast een rij 51a-d of tussen de rijen 51a-d van de op het land groeiende knolgewassen neer te leggen is. Zoals duidelijk getoond in de figuren 1 en 3 is in de rijrichting gezien de looftrekker 9; 109 voor het afvoermechanisme 20; 120 opgesteld en is de rotatie- as 5; 105 van de loofklapper 3; 103 in de rijrichting gezien voor de looftrekker 9; 109 opgesteld.

De rotatie-as 5; 105 van de loofklapper 3; 103 strekt zich in hoofdzaak dwars uit op de rijrichting R. De loofbewerkingsinrichting 101 is voorzien van een aantal dwars op de rijrichting achter elkaar opgestelde loofklappers 103 en looftrekkers 109 voor het simultaan verwijderen van loof van verschillende rijen/ruggen, waarbij de loofklappers middels een gemeenschappelijk aandrijfas 106 om de rotatie-as 105 roteerbaar zijn. Door de configuratie waarin de looftrekker 9; 109 tussen het afvoervoermechanisme 20; 120 en de loofklapper 3; 103 is opgesteld, kan het stukgeslagen loof van de loofklapper 3; 103 worden afgevoerd in de richting van het afvoervoermechanisme 20; 120 en kan het middels de looftrekker 9; 109 losgetrokken loof eenvoudig op het direct daarachter opgestelde afvoermechanisme 20; 120 worden afgevoerd. De looftrekker 9; 109 kan door deze configuratie relatief dicht op het afvoermechanisme zijn opgesteld, eventueel zelfs voor een deel overlappend zoals ook getoond is in de zijaanzichten van de figuren 1 en 3, zodat het losgetrokken loof middels de looftrekker 9; 109 zelf naar het afvoervoermechanisme 20; 120 wordt verplaatst zonder dat daarvoor aanvullende mechanismen noodzakelijk zijn. Op deze wijze is een relatief eenvoudige loofbewerkingsinrichting 1; 101 te verschaffen, die dankzij de vooropgestelde loofklapper 3; 103 zeer goede resultaten toont bij relatief veel, hoog, taai en/of groen loof. De looftrekker 9; 109 en de tegengesteld roterende rollen (zie pijl P5 in figuur 3) daarvan kunnen zijn uitgevoerd zoals beschreven in WO2018/012975.

Zoals getoond is het afvoermechanisme 20; 120 om het opvangen van loof in bedrijf te bevorderen ten minste grotendeels, op een grotere afstand (hoogte) ten opzichte van het land gelegen dan de rotatie-as 5; 105 van de loofklapper 3; 103, hetgeen is weergegeven met de stippellijn 15 in figuur 1 en strekt het afvoermechanisme 20; 120 zich in hoofdzaak onder een scherpe hoek uit ten opzichte van een horizontaal vlak, welke hoek a bij voorkeur kleiner is dan 45 graden. Door deze opstelling van het afvoermechanisme 20; 120 en het uiteinde 9’ van de rollen van de looftrekker 9; 109 dat in een zich in de rijrichting R uitstrekkende lengterichting van loofbewerkingsinrichting 1; 101 gezien, overlappend met het uiteinde 20’ van het afvoermechanisme 20; 120 is opgesteld, hetgeen is verduidelijkt in figuur 1 met de verticale stippellijn 17 wordt bereikt dat het middels de looftrekker 9; 109 losgetrokken loof direct naar het afvoermechanisme 20; 120 te transporteren is zoals is weergegeven in figuur 3 door pijl P3. Het afvoermechanisme 20; 120 is een transportband waarmee stukgeslagen en losgetrokken loof in of tegengesteld aan een door pijl P4 weergegeven richting naast een rij 51a-d of tussen de rijen 51a-d van de op het land groeiende knolgewassen neer te leggen is. Eventueel kan het afvoermechanisme 20; 120 zijn voorzien van twee transportbanden (niet getoond) waarmee loof vanuit de rijrichting R gezien links (tegengesteld aan pijl P4) en rechts (pijl P4) naast een rij 51a-d of tussen de rijen 51a-d van de op het land groeiende knolgewassen neer te leggen is. In de loofbewerkingsinrichting 1; 101 is de door de letter P in figuur 1 weergeven afstand tussen de rotatie-as 5; 105 van de loofklapper 3; 103 en het afvoermechanisme 20; 120 kleiner dan de diameter D gedefinieerd door de werkcirkel rondom de rotatie-as 5; 105 van een langste arm 7’ van de armen 7 van de loofklapper 1; 101. Op deze wijze wordt een compacte loofbewerkingsinrichting 1; 101 verschaft waarbij de loofklapper 3; 103, looftrekker 9; 109 en het afvoermechanisme 20; 120 relatief dicht bij elkaar zijn opgesteld, waardoor het loof afkomstig van de loofklapper

3; 103 en de looftrekker 9; 109 op relatief eenvoudige wijze zonder andere hulpmiddelen naar het afvoermechanisme 20; 120 te transporteren is. Tevens is de loofbewerkingsinrichting 1; 101 voorzien van een enkele behuizing 21; 121 waarbinnen de looftrekker 9; 109, de loofklapper 3; 103 en het afvoermechanisme 20; 120 zijn gelegen. Middels de behuizing 21; 121 kan het looftransport van de looftrekker 9; 109 en de loofklapper 3; 103 worden verbeterd, doordat de behuizing 21; 121 zodanig is vormgegeven dat deze functioneert als loofgeleiding naar het afvoermechanisme 20; 120.

De met behulp van de armen 7; 107 van de loofklapper 3; 103 op te wekken luchtstroming kan eveneens middels de behuizing 21; 121 beter worden geleid ter ondersteuning van het transport van loof van de loofklapper 3; 103 en/of van de looftrekker 9; 109.

In de loofbewerkingsinrichting 101 is in de behuizing 121 een stromingsopwekmechanisme 127, bijvoorbeeld een blazer of ventilator, aangebracht waarmee in de behuizing 121 een luchtstroom op te wekken is voor het verder bevorderen dat stukgeslagen en/of losgetrokken loof naar het afvoermechanisme 20; 120 te transporteren is.

De armen 107 van de loofklapper 103 omvatten verschillende lengtes zoals getoond in figuur 4, zodat ten minste een eerste arm 107’ van de armen 107 een kleinere werkcirkel definieert dan een tweede arm 107” van de loofklapper

103. De lengte van elke arm 107 van de loofklapper 103 is aangepast aan het profiel van een rij 51a-d gevormd door een aardappel-rug zodat het loof op de aardappel-rug opeen optimale wijze middels de loofklapper 103 stuk te slaan is.

Claims (11)

CONCLUSIES

1. Over land in een rijrichting verplaatsbare loofbewerkingsinrichting voor loof van in rijen op het land groeiende knolgewassen, waarbij de loofbewerkingsinrichting is voorzien van: - ten minste een loofklapper voorzien van om een rotatie-as roterende armen waarmee het loof stuk te slaan is en waarmee delen van het stukgeslagen loof af te voeren zijn in een niet naar het land gerichte richting; - ten minste een looftrekker voorzien van ten minste twee tegengesteld ten opzichte van elkaar roterende rollen waartussen loof te klemmen, en los te trekken is in een niet naar het land gerichte richting; - ten minste een afvoermechanisme waarmee stukgeslagen en losgetrokken loof naast een rij of tussen de rijen van de op het land groeiende knolgewassen neer te leggen is, met het kenmerk, dat in de rijrichting gezien de looftrekker voor het afvoermechanisme is opgesteld en de rotatie-as van de loofklapper in de rijrichting gezien voor de looftrekker is opgesteld.

2. Loofbewerkingsinrichting volgens conclusie 1, waarbij de afstand tussen de rotatie-as van de loofklapper en het afvoermechanisme kleiner is dan de diameter gedefinieerd door de werkcirkel rondom de rotatie-as van een langste arm van de armen van de loofklapper.

3. Loofbewerkingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de looftrekker, de loofklapper en het afvoermechanisme binnen een behuizing zijn gelegen.

4. Loofbewerkingsinrichting volgens conclusie 3, waarbij de loofbewerkingsinrichting een stromingsopwekmechanisme omvat waarmee in de behuizing een luchtstroom op te wekken is voor het bevorderen dat stukgeslagen en losgetrokken loof naar het afvoermechanisme te transporteren is.

5. Loofbewerkingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een aantal armen van een loofklapper verschillende lengtes omvatten, zodat ten minste een eerste arm van de armen een kleinere werkcirkel definieert dan een tweede arm van de loofklapper.

6. Loofbewerkingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het afvoermechanisme, ten minste grotendeels, op een grotere afstand ten opzichte van het land is gelegen dan de rotatie-as van de loofklapper en/of het afvoermechanisme zich in hoofdzaak onder een scherpe hoek uitstrekt ten opzichte van een horizontaal vlak.

7. Loofbewerkingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het afvoermechanisme een transportband is waarmee stukgeslagen en losgetrokken loof naast een rij of tussen de rijen van de op het land groeiende knolgewassen neer te leggen is.

8. Loofbewerkingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 1- 6, waarbij het afvoermechanisme is voorzien van twee transportbanden waarmee loof vanuit de rijrichting R gezien links en rechts naast een rij of tussen de rijen van de op het land groeiende knolgewassen neer te leggen is.

9. Rooimachine omvattende een loofbewerkingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies.

10. Rooimachine volgens conclusie 8, waarbij de rooimachine in de rijrichting gezien aan de voorzijde is voorzien van de loofbewerkingsinrichting.

11. Gebruik van een loofbewerkingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 1-8 of een rooimachine volgens conclusies 9 of 10.