NL9000731A

NL9000731A - Werkwijze en inrichting voor het sorteren en bundelen van bloemen.

Info

Publication number: NL9000731A
Application number: NL9000731A
Authority: NL
Original assignee: Aweta Bv
Priority date: 1990-03-28
Filing date: 1990-03-28
Publication date: 1991-10-16
Also published as: US5157899A; DE69100959T2; IL97695A; IL97695A0; EP0449386A1; JPH04242512A; DE69100959D1; DK0449386T3; EP0449386B1; ES2048554T3

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het sorteren en bundelen van bloemen

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het sorteren en bundelen van bloemen, voorzien van een eerste transporteur, waarin elke bloem afzonderlijk verticaal wordt opgehangen en de bloem ondersteund wordt door een vorkvormig orgaan, van waaruit de bloem wordt overgedragen aan een tweede vorkvormig orgaan, die deel uitmaakt van een tweede transporteur en waarbij de bloemen tijdens het transport langs de eerste transporteur afhankelijk van hun eigenschappen worden gecodeerd en vervolgens naar een van de meerdere tweede transporteurs worden overgebracht.

Bij een dergelijke uit de Nederlandse octrooiaanvrage 73.10250 bekende werkwijze is de constructie zodanig uitgevoerd, dat de sleufrichting van het tweede vorkvormige orgaan haaks staat op de bewegingsrichting van de eerste transporteur, waardoor een slechte overdracht van de bloemen plaatsvindt met veelal een beschadiging van de stengel, omdat het moeilijk is tijdens de beweging de beide sleuven precies in eikaars verlengde te houden.

Bovendien kan de inrichting als gevolg van de genoemde opstelling slechts met een verhoudingsgewijs laag tempo werken.

Een derde nadeel van deze bekende inrichting is dat zij vrij ingewikkeld en daardoor kostbaar is, mede door de vele overgangen die elke bloem tijdens de behandeling moet ondergaan.

De uitvinding beoogt genoemde nadelen op te heffen.

Hiertoe vertoont een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort het kenmerk, dat de vorkvormige organen van de eerste transporteur beweegbaar zijn tussen een eerste teruggetrokken transportpositie en een tweede uitgeschoven overdracht spositie, waarbij de bloem vanuit het eerste vorkvormige orgaan rechtstreeks in het tweede vorkvormige orgaan wordt bewogen, waarbij de sleufrichting van het tweede vorkvormige orgaan zich in hoofdzaak in de bewegingsrichting van de eerste transporteur uitstrekt.

Daarbij kunnen de vorken van de eerste transporteur in hun baan direct boven de baan van de vorken van de tweede transporteur worden bewogen, terwijl voorts elk vorkvormig orgaan van de eerste transporteur ter plaatse van het overdrachtspunt van de bloem snel kan worden bewogen naar de teruggetrokken stand.

De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voorzien van een eerste transporteur met een aantal vorkvormige organen alsmede een tweede transporteur met een aantal vorkvormige organen, welke inrichting daardoor wordt gekenmerkt, dat de vorkvormige organen van de eerste transporteur beweegbaar zijn gemonteerd tussen de eerste teruggetrokken stand en een tweede uitgeschoven stand, waarbij de sleufrichting van het tweede vorkvormige orgaan zich in hoofdzaak in de bewegingsrichting van de eerste transporteur uitstrekt, en waarbij genoemd terugtrekken tot stand kan worden gebracht door een onder veerkracht staande palconstructie gemonteerd op het eerste vorkvormige orgaan, die kan worden ontgrendeld door een in de bewegingsbaan van de palconstructie opgestelde aanslag.

Daarbij kunnen de vorken van de tweede transporteur langer zijn uitgevoerd dan de vorken van de eerste transporteur, zodat meerdere bloemen in elke vork van de tweede transporteur kunnen worden opgenomen.

De bloemen kunnen daarbij op vast in te stellen posities in de vorken van de tweede transporteur worden afgeleverd, en wel met behulp van meerdere aanslagen in volgorde, door middel van een nokkenas o.d., die om beurten in de baan van de aanslagen kunnen worden gebracht. Een dergelijke constructie is op zich bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.220.154.

Teneinde bij de overdracht van de bloemen vanuit de vorken van de eerste transporteur naar de vorken van de tweede transporteur een voldoende inloopruimte te hebben, kan een zodanige opstelling worden gekozen, dat de overdracht plaatsvindt in een bocht van de tweede transporteur, waardoor de vorkvormige houders, die zijn gemonteerd aan, buiten de ketting uitstekende montagejukken, welke zijn bevestigd aan de tweede transporteur, tijdelijk uit elkaar worden bewogen.

Genoemde vorkvormige houders kunnen daarbij roterend zijn gemonteerd in genoemde montagejukken en door middel van een geleidebaan en daarmee samenwerkende verende hefbomen, tijdens het opnemen van de bloemen en de verdere behandeling in horizontale positie blijven.

De genoemde geleidebaan en de draaibare vorkvormige houders kunnen daarbij tevens worden gebruikt om de voorste en achterste vorken ten opzichte van elkaar in hoogtepositie te variëren, teneinde na het uitnemen van de gebundelde bos bloemen een vlakke bovenzijde te verkrijgen.

In verdere uitwerking van de uitvinding kunnen steeds groepen van vorkvormige organen worden afgewisseld met tussenruimten tussen de vorkgroepen en de tweede transporteur, zodat de toegankelijkheid ten behoeve van het bundelen van de bossen bloemen verbeterd wordt.

Teneinde een beschadiging van de bloemen ten gevolge van het afschuiven uit de vorken te voorkomen, kan zijn voorzien in middelen om de afgesneden bos iets op te tillen, juist voordat deze wordt uitgeschoven.

Verder kan, om schuurschade ten gevolge van de hoge wrijvingsweerstand bij de overdracht tussen bloem en vork te voorkomen, zijn voorzien in middelen om de vorkvormige organen nat of vettig te maken. Deze middelen kunnen worden gevormd door een of meer sproeiers, borstels, sponzen of dergelijke.

Om een gemakkelijke overdracht te kunnen bevorderen kunnen de tanden van de vorken van de eerste transporteur V-vormig ten opzichte van elkaar zijn opgesteld en kan de voorlopende tand van elke vork telkens korter zijn uitgevoerd dan de nalopende tand.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting voor het sorteren en bundelen van bloemen worden beschreven. In de tekening toont:

Fig. 1 een schematisch bovenaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II-II in Fig. 1;

Fig. 3 een schematisch zijaanzicht van de lengtemeetinrichting toegepast bij de inrichting volgens Fig.

1 en 2;

Fig. 4 een schematisch aanzicht van de middelen om de bloemen op vast in te stellen posities af te leveren; en

Fig. 5 het draaien van vorkvormige houders om de hoogtepositie te variëren, teneinde na het uitnemen van de gebundelde bos bloemen een vlakke bovenzijde te verkrijgen.

Volgens de tekening is een inrichting voor het sorteren en bundelen van bloemen voorzien van een eerste transporteur 1, waarin bloemen 2 met de hand kunnen worden gehangen. De transporteur 1 is hiertoe voorzien van vorken 3 die glijdend zijn gemonteerd op een drager 4, die op zich vast is bevestigd aan de transporteur 1. De bevestiging van de vorken 3 op de drager 4 vindt plaats onder tussenvoeging van een veer 5.

In fig. 1 is de bewegingsrichting van de transporteur 1 met een pijl P weergegeven.

Ter plaatse van de bewegingsbaan van de vorken 3 bevindt zich een bevochtigingselement 40 in de vorm van een sproeier, spons of dergelijke. Hierdoor zal bij het daaropvolgend met de hand inbrengen van de bloemen geen beschadiging van de stengel ontstaan.

Bij verplaatsing van de transporteur 1 in de met de pijl P weergegeven richting zullen de bloemen vervolgens een meetstation passeren bestaande uit een aantal fotocellen 6 en daartegenover lichtbronnen 7. De fotocellen 6 staan in verbinding met een verder niet weergegeven computer met meelopend geheugen, waarop later nog zal worden teruggekomen. Zoals verder uit fig. 1 blijkt, is de inrichting voorzien van een tweede transporteur 10 die een aantal groepsgewijze opgestelde vorken 11. Zoals meer in het bijzonder uit fig. 1 blijkt, kunnen de vorken 3 als gevolg van hun beweegbare opstelling op de dragers 4 met behulp van een wissel 8 en een glijbaan 9 buitenwaarts worden bewogen. De wissel 8 wordt hiertoe bediend door de hiervoor genoemde computer waarin de eigenschapgegevens van de in de vorken 3 hangende bloemen zijn opgeslagen. Wanneer de bloem moet worden overgedragen en de wissel 8 zich in de in fig. 1 met getrokken lijnen weergegeven stand bevindt, zal de vork met de bloem buitenwaarts worden bewogen, zodat de vork met de bloem zich verder volgens de met het cijfer 15 weergegeven hartlijn zal bewegen. De hartlijn 15 correspondeert met de hartlijn van de dan voorliggende vork 11, zodat bij verdere beweging van de transporteur 1 de bloem automatisch in de vork 11 zal lopen. Wanneer de bloem zich in de juiste stand in de vork 11 bevindt, zal de vork snel worden teruggetrokken. Daartoe wordt de vork gecommandeerd door een van een draaimagneet 20 voorziene nokkenas 21. Dit systeem zal hier niet verder worden beschreven, omdat zij duidelijk is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.220.154. Dit houdt in dat zodra één vork volledig met bloemen is gevuld - in het onderhavige geval zijn er dat vijf - de ketting van de tweede transporteur waaraan de vork hangt, over een geringe afstand zal worden bewogen, zodat de volgende vork 11 van de betreffende groep vorken 10 in de baan van de hartlijn 15 komt te liggen. Nadat de vier vorken van de vorkengroep 10 zijn gevuld, zal de transporteur waaraan de vorken hangen, een grotere afstand opschuiven, zodat tussen de groepen vorken 10 ruimten ontstaan voor het kunnen bundelen van de in de groep 10 aanwezige bloemen. Een dergelijke bundelinrichting 44 is hier slechts schematisch weergegeven, daar zij in de praktijk wel bekend is en in Nederland o.a. door de firma "Cyklop International" in de handel wordt gebracht. Nadat de bloemen gebundeld zijn worden deze met behulp van een schematisch weergegeven zaag- of snijinrichting 41 gelijkmatig afgesneden. Voordat het genoemde afsnijden plaats heeft gevonden, zullen echter enkele vorken 9 ten opzichte van de andere vorken van een groep zijn gedraaid, waa-rdoor de vorken een verschillende hoogte-instelling hebben gekregen (een en ander is in fig. 5 verduidelijkt). Hierdoor wordt bewerkstelligd, dat de bloemen van elke bos na het uitnemen een vlakke bovenzijde hebben.

Om een gemakkelijk inbrengen en overnemen van de bloemen te waarborgen zijn de vorkeinden V-vormig uitgevoerd, waarbij de ene tand 42 van de vork 11 korter is uitgevoerd dan de andere tand 43 van de vork 11.

Alvorens de bloemen uit te nemen i.c. uit te schuiven met behulp van een schuifplaat 30 bediend door een zuigercilindersamenstel 31 worden de bloemen met behulp van een lifttafel 32, bediend door een zuigercilindersamenstel 33 enigszins omhoog bewogen, zodat bij het daaropvolgend uitschuiven schuurschade van de bloemen wordt voorkomen.

Claims

1. Werkwijze voor het sorteren en bundelen van bloemen, voorzien van een eerste transporteur, waarin elke bloem afzonderlijk verticaal wordt opgehangen en de bloem ondersteund wordt door een vorkvormig orgaan, van waaruit de bloem wordt overgedragen aan een tweede vorkvormig orgaan, die deel uitmaakt van een tweede transporteur en waarbij de bloemen tijdens het transport langs de eerste transporteur afhankelijk van hun eigenschappen worden gecodeerd en vervolgens naar een van de meerdere tweede transporteurs worden overgebracht, met het kenmerk, dat de vorkvormige organen van de eerste transporteur beweegbaar zijn tussen een eerste teruggetrokken transportpositie en een tweede uitgeschoven overdrachtspositie, waarbij de bloem vanuit het eerste vorkvormige orgaan rechtstreeks in het tweede vorkvormige orgaan wordt bewogen, waarbij de sleufrichting van het tweede vorkvormige orgaan zich in hoofdzaak in de bewegingsrichting van de eerste transporteur uitstrekt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vorken van de eerste transporteur in hun baan direct boven de baan van de vorken van de tweede transporteur worden bewogen en waarbij voorts elk vorkvormig orgaan van de eerste transporteur ter plaatse van het overdrachtspunt van de bloem snel kan worden bewogen naar de teruggetrokken stand.

3. Inrichting voor het uitvoerën van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, voorzien van een eerste transporteur met een aantal vorkvormige organen alsmede een tweede transporteur met een aantal vorkvormige organen, met het kenmerk, dat de vorkvormige organen van de eerste transporteur beweegbaar zijn gemonteerd tussen de eerste teruggetrokken stand en een tweede uitgeschoven stand, waarbij de sleufrichting van het tweede vorkvormige orgaan zich in hoofdzaak in de bewegingsrichting van de eerste transporteur uitstrekt, en waarbij genoemd terugtrekken tot stand kan worden gebracht door een onder veerkracht staande palconstructie gemonteerd op het eerste vorkvormige orgaan, die kan worden ontgrendeld door een in de bewegingsbaan van de palconstructie opgestelde aanslag.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de vorken van de tweede transporteur langer zijn uitgevoerd dan de vorken van de eerste transporteur, zodat meerdere bloemen in elke vork van de tweede transporteur kunnen worden opgenomen.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de bloemen op vast in te stellen posities worden afgeleverd, doordat meerdere aanslagen in volgorde, door middel van een nokkenas o.d. en om beurten in de baan van de pallen kunnen worden gebracht.

6. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 3-5, met het kenmerk, dat een bij de overdracht van de bloemen noodzakelijke inloopruimte om en in de vorken wordt bewerkstelligd door deze overdracht te laten plaatsvinden in de bocht van de tweede transporteur, waardoor de vorkvormige houders, die zijn gemonteerd aan, buiten de ketting uitstekende montagejukken (13), welke zijn bevestigd aan de tweede transporteur (12), tijdelijk uit elkaar worden bewogen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de vorkvormige houders roterend zijn gemonteerd in genoemde montagejukken en door middel van een geleidebaan (14) en daarmee samenwerkende verende hefbomen (15), tijdens het opnemen van de bloemen en de verdere behandeling in horizontale positie blijven.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de geleidebaan en de draaibare vorkvormige houders tevens worden gebruikt om de voorste en achterste vorken ten opzichte van elkaar in hoogtepositie te variëren, teneinde na het uitnemen van de gebundelde bos bloemen een vlakke bovenzijde te verkrijgen.

9. Inrichting volgens een der conclusies 3-8, met het kenmerk, dat steeds groepen van vorkvormige organen worden afgewisseld met tussenruimten tussen de vorkgroepen en de tweede transporteur, zodanig dat de toegankelijkheid ten behoeve van het bundelen van de bossen bloemen verbeterd wordt.

10. Inrichting volgens een der conclusies 3-9, gekenmerkt door middelen om de afgesneden bos iets op te tillen, juist voordat deze wordt uitgeschoven, zodat beschadiging van de bloemen ten gevolge van het uitschuiven uit de vorken wordt voorkomen.

11. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 10, met het kenmerk, dat, om schuurschade ten gevolge van de hoge wrijvings-weerstand bij de overdracht tuisen bloem en vork te voorkomen, middelen aanwezig zijn om de vorkvormige organen nat of vettig te maken.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat deze middelen worden gevormd door een of meer sproeiers, borstels, sponzen of dergelijke.

13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tanden van de vorken van de eerste transporteur V-vormig ten opzichte van elkaar zijn opgesteld en de voorlopende tand van elke vork telkens korter is uitgevoerd dan de nalopende tand.