BE1016559A4 - Jacquardinrichting. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een jacquardinrichting, omvattende aan elke zijde van de jacquardinrichting minstens 2 sets in tegenfase op en neer bewegende messenroosters (5,6), waarbij de jacquardinichting een enkelzijdige aandrijving (1) omvat voor het aandrijven van minstens één aandrijfhefboom (2,3) die voorzien is voor het aandrijven van de beweging van de messenroosters (5,6) aan beide zijden van de jacquardinrichting, en waarbij één doorgaande schommelende as (24) voorzien is voor het overbrengen van de beweging van de genoemde aandrijfhefboom (2, resp. 3) op de messenroosters (5,resp.6) van één van de zijden van de jacquardinichting.

Description

JACOUARDINRICHTING

De uitvinding betreft een jacquardinrichting, omvattende aan elke zijde van dejacquardinrichting minstens 2 sets in tegenfase op en neer bewegendemessenroosters.

De bouw van jacquardinrichtingen komt alsmaar meer onder druk te staan om tegengoedkopere prijzen sneller werkende machines af te leveren, die voldoende robuustzijn om op een nauwkeurige en betrouwbare wijze de gewenste gaapvorming terealiseren om een weefsel af te leveren aan de gewenste kwaliteit. Daarom is het inde constructie van jacquardinrichtingen belangrijk om de messenaandrijving, die 2sets in tegenfase op en neer bewegende messenroosters aandrijft, voldoende robuustte bouwen tegen een minimale kost. De 2 sets in tegenfase op en neer bewegendemessen worden elk aan weerszijden van de jacquardinrichting opgenomen in eenmessenrooster, zodat zowel links als rechts (gezien vanuit het standpunt van dewever die kijkt in de richting van de aangevoerde kettinggarens) in dejacquardinrichting 2 in tegenfase op en neer bewegende messenroosters aanwezigzijn.

In de kostprijs van een jacquardinrichting wegen de kosten voor de aandrijfkastenvoor de aandrijving van de beweging van deze messenroosters sterk door alsmede decomponenten die zich over de breedte van de jacquardinrichting (van links naarrechts) uitstrekken. Verder is het zo dat componenten, bijvoorbeeldschommelhefbomen, wanneer deze compacter uitgevoerd kunnen worden, zowelgoedkoper worden al minder inertie ontwikkelen tijdens hun schommelendebeweging, wat bijzonder gunstig is voor het realiseren van hogere werkingssnelhedenmet de jacquardinrichting.

In EP 136 244 wordt een oplossing omschreven waarbij elke zijde van dejacquardinrichting voorzien is van een aandrijving door middel van een kruk-drijfstang mechanisme waarbij elke drijfstang twee schommelhefbomen aandrijft die tegenfase bewegen om de krachten op de rechtgeleiding, voor het realiseren van eennagenoeg verticale beweging van de messenroosters te minimaliseren. Dezeoplossing heeft als nadeel het voorzien van de dure dubbelzijdige aandrijving. Ditnadeel wordt nog scherper wanneer men het kruk drijfstang mechanisme zouvervangen door een aandrijfkast met nokken. Bovendien bevindt de continueroterende doorgaande as zich onder de messenroosters, wat een nadeel vormt voor detoegankelijkheid van de jacquardmachine, ter hoogte van het selectiesysteem of hettakelsysteem.

In EP 109 139 wordt het probleem van de toegankelijkheid opgelost door de continueroterende aandrijfas die de twee aandrijfkasten met elkaar verbindt boven demessenroosters op te stellen in het midden van de dwarsrichting van dejacquardinrichting waarbij elke aandrijfkast voorzien is van een set complementairenokken die 2 nokvolgers, die diametraal tegenover elkaar liggen, aandrijven. Elk vandeze nokvolgers is verbonden met of maakt deel uit van een schommelhefboom dieaan elk van zijn uiteinden met een verschillend messenrooster verbonden is. Hierbijis de toegankelijkheid tot de selectiesystemen en de takelsystemen weliswaarverbeterd, maar er zijn nog steeds 2 aandrijfkasten nodig en de opstelling van deaandrijfkasten in het midden van de dwarsrichting geeft aanleiding tot grote, dure,zware en zwaar belaste schommelhefbomen die zich over nagenoeg de diepte(afstand in dwarsrichting) van de jacquardinrichting uitstrekken. Dit verhoogt ooksterk de inertie van het systeem.

In EP 754 791 wordt een inrichting omschreven met slechts één aandrijfkast aan éénzijde in het midden van de dwarsrichting van de jacquardinrichting, waardoor eendoorgaande continue roterende aandrijfas overbodig wordt. De aandrijfkast met zijntoegevoegde nokken drijft 2 nokvolgers aan die elk op zich verbonden zijn met eendoorgaande schommelende as waarbij op elk van deze doorgaande schommelendeassen twee hefbomen voorzien zijn, die elk aan weerszijden van dejacquardinrichting één uiteinde van de messenroosters aandrijven. De 2schommelende assen zijn bovendien coaxiaal uitgevoerd. Deze uitvoering biedt een oplossing in het beperken van de aandrijvingen tot 1 aandrijfkast, maar is welvoorzien van 2 schommelende doorgaande assen, wat op zichzelf al een dureoplossing is en wat bovendien nog extra verzwaard wordt met de coaxiale uitvoeringvan deze beide assen. Bovendien blijven de hefbomen, die met deze coaxialehefbomen verbonden zijn, zich uitstrekken over nagenoeg de diepte van dejacquardinrichting wat de oplossing nog extra duur maakt en inertieverhogend werkt.

In EP 1 475 465 wordt een jacquardinrichting omschreven die aan beide zijden dooreen excenter-drijfstang mechanisme aangedreven wordt, waarbij de aandrijvinggebeurt in het midden van de dwarsrichting van de jacquardinrichting en beide zijdendoor een continue ronddraaiende as met elkaar verbonden zijn. Elk excenter-drijfstang mechanisme drijft een doorgaande schommelende as aan die uitgerust ismet 2 schommelhefbomen, één aan weerszijden van de jacquardinrichting. De 2schommelende assen schommelen in tegenfase en de schommelhefbomen strekkenzich nagenoeg over de volle diepte van de jacquardinrichting uit. Met 3 doorgaandeassen, i.e. 1 continue roterende as en 2 schommelende assen, heeft men hier nietalleen te maken met een dure oplossing maar wordt ook de toegankelijkheid sterkbeperkt. Ook de uitvoering van de grote en zware schommelhefbomen blijft een dureoplossing die ook inertieverhogend werkt.

Het doel van de uitvinding is te voorzien in een jacquardinrichting die een rigidebouw heeft, en ingezet kan worden aan hoge snelheden, terwijl de kostprijs van deconstructie beperkt gehouden kan worden.

Dit doel van de uitvinding wordt opgelost door te voorzien in een jacquardinrichtingvolgens de kop van de eerste conclusie, waarbij de jacquardinrichting eenenkelzijdige aandrijving omvat voor het aandrijven van minstens éénaandrijfhefboom die voorzien is voor het aandrijven van de beweging van demessenroosters aan beide zijden van de jacquardinrichting, en waarbij ééndoorgaande schommelende as voorzien is voor het overbrengen van de beweging van de genoemde aandrijfliefboom op de messenroosters van één van de zijden van dejacquardinrichting.

Door het voorzien van een dergelijke jacquardinrichting heeft de jacquardinrichtingeen rigide bouw, kan deze ingezet worden aan hoge snelheden en blijft daarenbovende kostprijs van de constructie beperkt.

In een eerste voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgensde uitvinding, is één aandrijfhefboom voorzien die de doorgaande schommelende asaandrijft, waarbij aan beide zijden van de as een eerste schommelhefboom bevestigdis die voorzien is van minstens een eerste en een tweede hefboomarm die elk met hetene uiteinde van één van de 2 messenrooster uit een set verbonden worden.

In een tweede voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgensde uitvinding, is de jacquardinrichting voorzien van twee aandrijfhefbomen, i.e.

een eerste aandrijfhefboom voor het aandrijven van de beweging van demessenroosters aan de ene zijde van de jacquardinrichting;een tweede aandrijfhefboom voor het aandrijven van de beweging van demessenroosters aan de andere zijde van de jacquardinrichting;en de doorgaande schommelende as voorzien is voor het overbrengen van debeweging van één van de genoemde aandrijfhefbomen op de messenroosters aan dezijde tegengesteld aan de zijde van de enkelzijdige aandrijving.

Elke aandrijfhefboom is daarbij bij voorkeur voorzien van een eersteschommelhefboom, omvattende minstens een eerste en een tweede hefboomarm dieelk voorzien zijn om met het ene uiteinde van één van de 2 messenroosters van eenset aan de respectievelijke zijde van de jacquardinrichting verbonden te worden.

Ten einde te zorgen dat de genoemde uiteinden van beide messenroosters elk eentegengestelde op- en neergaande beweging uitvoeren, is bij voorkeur elkeaandrijfhefboom gekoppeld met minstens één tweede schommelhefboom, en is de eerste schommelhefboom voorzien van minstens één derde hefboomarm dieverbonden is met een derde hefboomarm van de tweede schommelhefboom, enworden daarbij een eerste en een tweede hefboomarm van de genoemde tweedeschommelhefbomen elk verbonden met het andere uiteinde van één van de tweemessenroosters.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens deuitvinding, zijn de genoemde eerste en tweede hefboomarmen dusdanig opgesteld dathet koppelingspunt op de eerste hefboomarm een tegengestelde beweging maakt aande beweging die het koppelingspunt op de tweede hefboomarm maakt.

In een eerste mogelijke uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens deuitvinding, ligt de derde hefboomarm vóór beide schommelhefbomen aan dezelfdezijde van het verbindingsvlak tussen de rotatie-assen van deze schommelhefbomen.Dit heeft als voordeel dat identieke schommelhefbomen ingezet kunnen worden.

In een andere mogelijke uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens deuitvinding, ligt de derde hefboomarm vóór beide schommelhefbomen aan eenverschillende zijde van het verbindingsvlak tussen de rotatie-assen van dezeschommelhefbomen. Dit heeft als voordeel dat elke beweging van eenschommelhefboom dynamisch gecompenseerd wordt door de tegengesteldebeweging van de andere schommelhefboom.

In een voordelige uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding,is minstens één eerste schommelhefboom gekoppeld met twee enkelvoudige tweedeschommelhefbomen die rond een zelfde as roteren en die elk minstens 2koppelingspunten hebben waarbij in een eerste koppelingspunt koppeling gemaaktwordt met de eerste schommelhefboom en in een tweede koppelingspunt koppelinggemaakt wordt met het uiteinde van een messenrooster.

Daarbij liggen de koppelingspunten die de drijfstangen, die de verbinding makentussen de twee enkelvoudige tweede schommelhefbomen en de eersteschommelhefboom, verbinden met de derde hefboomarmen van de eersteschommelhefbomen, bij voorkeur aan beide zijden van het verbindingsvlak datgevormd wordt door de rotatie-as van de eerste schommelhefboom met de rotatie-asvan de twee enkelvoudige tweede schommelhefbomen, ten einde beide tweedeschommelhefbomen een beweging in tegenfase te laten uitvoeren zodat hun tweedekoppelingspunt met het uiteinde van de messenroosters een tegengestelde beweginguitvoert.

In een andere voordelige uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens deuitvinding, is minstens één van de aandrijfhefbomen verbonden met eentussenhefboom met twee hefboomarmen die elk in een koppelingspunt verbondenzijn met een drijfstang, waarbij de ene drijfstang de verbinding maakt tussen detussenhefboom en een eerste schommelhefboom, terwijl de tweede drijfstangverbinding maakt tussen de tussenhefboom en een tweede schommelhefboom, enwaarbij beide schommelhefbomen voorzien zijn van een eerste hefboomarm en eentweede hefboomarm die elk met een uiteinde van een messenrooster van een zijdevan de jacquardinrichting verbonden zijn om deze aan te drijven.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens deuitvinding, gebeurt de verbinding van de hefboomarmen onderling en/of met deuiteinden van de messenroosters door middel van verbindingsstangen.

Een voorkeurdragende aandrijving van een jacquardinrichting volgens de uitvindingis voorzien van een continue roterende ingaande as, waarbij de roterende bewegingvan deze as omgezet wordt naar een schommelende beweging.

In een eerste voordelige uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens deuitvinding, is de aandrijving een aandrijfkast met een nokkenas en toegevoegde complementaire nokken, waarbij de aandrijfhefbomen uitgevoerd zijn onder de vormvan nokvolgerhefbomen.

De nokkenas kan daarbij bij voorkeur enerzijds voorzien van één set complementairenokken.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding,is de eerste nokvolgerhefboom voorzien onder de nokkenas en is de tweedenokvolgerhefboom voorzien boven de nokkenas, zodat beide diametraal ten opzichtevan elkaar opgesteld zijn.

De eerste nokvolgerhefboom is daarbij bij voorkeur verbonden met deovereenkomstige eerste schommelhefboom door middel van een korte as.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens deuitvinding, is de tweede nokvolgerhefboom met de overeenkomstige eersteschommelhefboom verbonden door middel van de doorgaande schommelende as.

In een voordelige uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding,schommelen de twee eerste schommelhefbomen coaxiaal.

De eerste nokvolgerhefboom kan ten eerste bij voorkeur op zijn korte as voorzienzijn van een hefboom met één of twee hefboomarmen die elk in een koppelingspuntdoor middel van een verbindingsstang verbonden zijn met hefboomarmen van deovereenkomstige eerste schommelhefboom die aan de zijde van de aandrijvingcoaxiaal gelagerd is omheen de doorgaande schommelende as die de tweedenokvolgerhefboom verbindt met zijn overeenkomstige eerste schommelhefboom.

Ten tweede kan de tweede nokvolgerhefboom verbonden zijn met een korte as dievoorzien is van een hefboom met één of twee hefboomarmen die elk in eenkoppelingspunt door middel van een verbindingsstang verbonden zijn met een hefboom met één of twee hefboomarmen op de doorgaande schommelende as diecoaxiaal gelegen is met de korte as die de eerste nokvolgerhefboom verbindt met deovereenkomstige eerste schommelhefboom.

De tweede nokvolgerhefboom kan ten derde gekoppeld zijn met de doorgaandeschommelende as die aan het uiteinde daarvan aan de zijde weg van de aandrijvingvoorzien is van een hefboom met één of twee hefboomarmen die elk in eenkoppelingspunt door middel van een verbindingsstang verbonden zijn methefboomarmen van de eerste schommelhefboom voor de aandrijving van demessenroosters aan de zijde weg van de aandrijving, waarbij de genoemde eersteschommelhefboom schommelt om een korte as die coaxiaal gelegen is met de korteas die de eerste nokvolgerhefboom verbindt met zijn overeenkomstige eersteschommelhefboom.

Ten vierde kan de eerste nokvolgerhefboom verbonden zijn met een korte as en detweede nokvolgerhefboom verbonden zijn met de doorgaande schommelende as,waarbij beide nokvolgerhefbomen op de overeenkomstige as verbonden zijn met eenhefboom met een hefboomarm die in een koppelingspunt verbonden is met eendrijfstang die de verbinding maakt naar de overeenkomstige eersteschommelhefboom waarbij deze eerste schommelhefbomen elk via hunrespectievelijke derde hefboomarm gekoppeld zijn met een verbindingsstang, die deverbinding maakt met de respectievelijk één of meerdere tweede schommelhefbomenwaarbij de twee eerste schommelhefbomen coaxiaal opgesteld zijn.

Ten vijfde kan de eerste nokvolgerhefboom op de overeenkomstige korte as voorzienzijn van een eerste tussenhefboom, en de tweede nokvolgerhefboom op dedoorgaande schommelende as voorzien zijn van een tweede tussenhefboom, waarbijde tussenhefbomen voorzien zijn van twee hefboomarmen die elk in eenkoppelingspunt verbonden zijn met een drijfstang, waarbij de ene drijfstang deverbinding maakt tussen de tussenhefboom en een eerste schommelhefboom, terwijlde tweede drijfstang verbinding maakt tussen de tussenhefboom en een tweede schommelhefboom, waarbij beide schommelhefbomen voorzien zijn van een eerstehefboomarm en een tweede hefboomarm die elk met een uiteinde van eenmessenrooster van een zijde van de jacquardinrichting verbonden zijn om deze aan tedrijven, en waarbij de twee eerste schommelhefbomen coaxiaal opgesteld zijn.

Anderzijds kan de nokkenas bij voorkeur voorzien zijn van twee sets van tweecomplementaire nokken, zodanig dat de eerste en de tweede nokvolgerhefbomennaast elkaar opgesteld worden en in tegenfase bewegen, waarbij de eerstenokvolgerhefboom en de respectievelijk eerste schommelhefboom coaxiaal rond dedoorgaande schommelende as tussen de tweede nokvolgerhefboom en zijnrespectievelijke eerste schommelhefboom schommelen.

In een tweede voordelige uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens deuitvinding, is de aandrijving een kruk-drijfstangmechanisme of een excentrischaangedreven drijfstang.

De aandrijving omvat daarbij bij voorkeur een aandrijfas met twee excenters, waarbijelke excenter een drijfstang aandrijft waarbij de ene drijfstang eenschommelbeweging oplegt aan een korte as en de andere drijfstang eenschommelbeweging oplegt aan de doorgaande schommelende as.

Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en ombijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden, volgt nu een meergedetailleerde beschrijving van verschillende uitvoeringsvormen van een aandrijvingvan een jacquardinrichting volgens de uitvinding. Het weze duidelijk dat niets in dehierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de inde conclusies opgeëiste bescherming voor de werkwijze en de inrichting volgens deuitvinding.

Verder worden enkele van deze uitvoeringsvormen besproken in de hierbij gevoegdefiguren, waarbij door middel van referentiecijfers verwezen wordt naar deze figuren,waarbij : figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van een aandrijving van jacquardinrichtingvolgens de uitvinding voorstelt; figuur 2 de uitvoeringsvorm van figuur 1 voorstelt waarin meerderemessenroosters aangedreven worden; figuur 3 voor één zijde van de jacquardinrichting een tweede uitvoeringsvormvan een aandrijving van de messenroosters van een jacquardinrichting volgensde uitvinding voorstelt, waarbij twee tweede schommelhefbomen per zijdevoorzien zijn figuren 4 tot en met 9 andere uitvoeringsvormen van een aandrijving van eenjacquardinrichting volgens de uitvinding voorstellen, waarbij de eersteschommelhefbomen coaxiaal liggen; figuur 10 een nog andere uitvoeringsvorm van een aandrijving vanmessenroosters van een jacquardinrichting volgens de uitvinding voorstelt,waarbij zowel de eerste als de tweede schommelhefbomen rechtstreeks door deeerste of tweede nokvolgerhefboom worden aangedreven.

Een jacquardinrichting volgens de uitvinding omvat aan elke zijde daarvan minstens2 sets in tegenfase op en neer bewegende messenroosters (5,6) (zie figuren 2, 3, 7 toten met 10). Voor het aandrijven van de beweging van de messenroosters (5,6) aanbeide zijden van de jacquardinrichting, is minstens één aandrijfhefboom (2,3,30)voorzien die aangedreven wordt door een enkelzijdige aandrijving (1) die zich ofwelaan de linkerzijde ofwel aan de rechterzijde van de jacquardinrichting bevindt, enzowel vooraan, achteraan of in het midden (gezien vanuit het standpunt van de weverdie kijkt in de richting van de aangevoerde kettinggarens) in de dwarsrichtingopgesteld kan zijn. Met een enkelzijdige aandrijving (1) kan de kostprijs sterkgedrukt worden gezien de kosten van een dure dubbelzijdige aandrijving uit de standvan de techniek documenten vervallen. Door het wegvallen van een dubbelzijdigeaandrijving, vervalt ook de doorgaande continue roterende as zoals omschreven in de stand van de techniek documenten, maar moet wel de schommelende beweging vande aandrijfzijde overgezet worden naar de zijde zonder aandrijving. Daarvoor is ééndoorgaande schommelende as (24) voorzien voor het overbrengen van de bewegingvan de genoemde aandrijfhefboom (2,3,30) op de messenroosters (6) van de zijdevan de jacquardinrichting weg van de aandrijving (1).

Zoals wordt voorgesteld op de figuren 1, 2, 4 tot en met 7 en 9, kan de aandrijving(1) enerzijds voorzien zijn om een eerste en een tweede aandrijfhefboom (2,3) aan tedrijven, waarbij de eerste aandrijfhefboom (2) voorzien is voor het aandrijven van debeweging van de messenroosters (5) aan de ene zijde van de jacquardinrichting,terwijl de tweede aandrijfhefboom (3) voorzien is voor het aandrijven van demessenroosters (6) aan de andere zijde van de jacquardinrichting. De doorgaandeschommelende as (24) is daarbij voorzien voor het overbrengen van de beweging vande eerste of de tweede aandrijfhefboom (2,3) op de messenroosters (5,6) aan de zijdetegengesteld aan de zijde met de enkelzijdige aandrijving (1).

Elke aandrijfhefboom (2,3,30) kan voorzien zijn van een eerste schommelhefboom (7) die voorzien is van minstens een eerste en een tweede hefboomarm (8,9),waarvan elk van deze hefboomarmen (8,9) voorzien zijn om elk met het ene uiteinde(40,41) van één van de twee messenroosters (5,6) van een set aan deovereenkomstige zijde van de jacquardinrichting verbonden te worden. De genoemdetwee hefboomarmen (8,9) zijn zodanig opgesteld dat het koppelingspunt (12) op deene hefboomarm (8) een tegengestelde beweging maakt aan de beweging die hetkoppelingspunt (13) op de andere hefboomarm (9) maakt, waardoor de genoemdeene uiteinden (40,41) van de beide messenroosters (5,6) elk een tegengestelde op- enneergaande beweging uitvoeren.

Om het andere uiteinde (50,51) van de messenroosters (5,6) aan te drijven om eentegengestelde op- en neergaande beweging uit te voeren, kan elke aandrijfhefboom (2,3,30) gekoppeld zijn met minstens een tweedeschommelhefboom (15) en kan de eerste schommelhefboom (7) voorzien zijn van een derde hefboomarm (10) die verbonden wordt met minstens één derdehefboomarm (10) die voorzien is op de tweede schommelhefboom (15) doormiddel van koppelingspunten (16), waarbij een eerste en een tweedehefboomarm (8,9) van de genoemde tweede schommelhefboom (15) elkgekoppeld worden met het andere uiteinde (50), van één van de beidemessenroosters (5,6). De eerste hefboomarm (8) en de tweede hefboomarm (9)van deze tweede schommelhefboom (15) zijn, zoals bij de eersteschommelhefboom (7) zodanig opgesteld dat de koppelingspunten (12,13) eentegengestelde op- en neergaande beweging maken. Bij gelijke opstelling van dedrie koppelingspunten (12,13,16) bij beide schommelhefbomen (7,15) makenbeide zijden van de messenroosters (5,6) een gelijke op- en neergaandebeweging. De verbinding tussen de twee schommelhefbomen (7,15) kangemaakt worden zodat de twee schommelhefbomen (7,15) in fase schommelen,zoals wordt voorgesteld op figuren 2, 8 en 9. Daarbij ligt de derde hefboomarm(10) vóór beide schommelhefbomen (7,15) aan dezelfde zijde van hetverbindingsvlak tussen de rotatie-assen van beide schommelhefbomen (7,15).Dit heeft als voordeel dat identieke schommelhefbomen ingezet kunnen worden.Verder kan de verbinding tussen de beide schommelhefbomen (7,15) ookgemaakt worden zodat de twee schommelhefbomen (7,15) in tegenfaseschommelen, zoals wordt voorgesteld op figuur 7. Dit heeft als voordeel dat elkebeweging van een schommelhefboom (7,15) dynamisch gecompenseerd wordtdoor de tegengestelde beweging van de andere schommelhefboom (15,7). Deeerste en de tweede schommelhefbomen (7,15) worden aan elkaar verbondendoor middel van verbindingsstang (14).

zoals wordt voorgesteld in figuur 3, minstens één eerste schommelhefboom (7)gekoppeld zijn met twee enkelvoudige tweede schommelhefbomen (17) die rondeenzelfde as (18) roteren en die elk minstens twee koppelingspunten (47,48)hebben, waarbij in een eerste koppelingspunt (48) de drijfstang (14) gekoppeldis die de verbinding maakt tussen de eerste schommelhefboom (7) en de tweedeschommelhefboom (17), en waarbij in een tweede koppelingspunt (47) dedrijfstang (11a) gekoppeld is die de verbinding maakt tussen de tweede schommelhefboom (17) en het uiteinde van een messenrooster van een set (5,6),waarbij beide uiteinden van de messenroosters (5,6) een tegengestelde beweginguitvoeren. Ten einde de eerste schommelhefboom (7) te koppelen met de tweeenkelvoudige tweede schommelhefbomen (17), is de eerste schommelhefboom(7) voorzien van twee derde hefboomarmen (31,32) die elk door middel van eenkoppelingspunt (37) verbonden zijn met een verbindingsstang (14) die via eenkoppelingspunt (48) gekoppeld is met één van de twee enkelvoudige tweedeschommelhefbomen (17). De koppelingspunten (37) van de eersteschommelhefboom (7) met verbindingsstang (14) liggen aan beide zijden vanhet verbindingsvlak dat gevormd wordt door de rotatie-as van de eersteschommelhefboom (7) met de rotatie-as (18) van de twee enkelvoudige tweedeschommelhefbomen (17), ten einde beide tweede schommelhefbomen (17) eenbeweging in tegenfase te laten uitvoeren zodat hun tweede koppelingspunt (47)met het uiteinde van de messenroosters (5) een tegengestelde beweging uitvoert.

In een nog andere uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding,zoals wordt voorgesteld op figuur 10, is minstens één van de aandrijfhefbomen (2,3)(niet voorgesteld op de tekening) verbonden met een tussenhefboom (19) met tweehefboomarmen (33,34) die elk in een koppelingspunt (35,36) verbonden zijn met eendrijfstang (38,39), waarbij de ene drijfstang (38) de verbinding maakt tussen detussenhefboom (19) en een eerste schommelhefboom (7), terwijl de tweede drijfstang(39) verbinding maakt tussen de tussenhefboom (19) en een tweedeschommelhefboom (15), en waarbij beide schommelhefbomen (7,15) voorzien zijnvan minstens een eerste hefboomarm (8) en een tweede hefboomarm (9) die elk meteen uiteinde van een messenrooster (5,6) van een zijde van de jacquardinrichtingverbonden zijn. De drijfstangen (38,39) zijn door middel van een anderehefboomarm (60) verbonden met de schommelhefbomen (7,15).

De verbinding van de hefboomarmen (8,9,10,60,31-34) onderling en/of met deuiteinden van de messenroosters (5,6) gebeurt bij voorkeur door middel vanverbindingsstangen (1 la,l lb,14).

Zoals wordt voorgesteld op figuur 8, kan de aandrijving (1) anderzijds voorzien zijnvan één aandrijfhefboom (30) die de schommelende doorgaande as (24) aandrijft,waarbij aan beide zijden van de as (24) een eerste schommelhefboom (7) bevestigd isdie voorzien is van minstens een eerste en een tweede hefboomarm (8,9) die elk methet ene uiteinde (40,41) van één van de twee messenroosters (5,6) uit een setverbonden worden.

Wanneer de koppelingspunten (40,41,50,51) waarin de drijfstangen (lia, 11b) metde messenroosters gekoppeld zijn, aan de voorzijde van de jacquardmachinenagenoeg op één lijn liggen en ook aan de achterzijde van de jacquardmachine opéén lijn liggen (op het uiteinde van het messenrooster of op een zekere afstand vanhet uiteinde), heeft dit als voordeel dat voor alle messenroosters (5,6) debelastingsverdeling bij een gelijkmatig selectiepatroon gelijkmatig is en symmetrischtov hun midden in lengterichting. Met gelijkmatig selectiepatroon wordt bedoeld eenpatroon waarbij het aantal haken dat geselecteerd wordt om met de messen (5,6) meete bewegen gelijkmatig verdeeld is over de jacquardinrichting. Dit voordeel wordtbijvoorbeeld bereikt als zoals in de figuren 2, 7, 8, 9 en 10 de afstand tussen derotatie-assen waarrond de eerste (7) en de tweede schommelhefbomen (15)schommelen nagenoeg overeenstemt met de lengte van de messenroosters (5, 6).

De enkelzijdige aandrijving (1) is voorzien van een continue roterende ingaande as(26), waarbij de rotatiebeweging van die as omgezet wordt naar een schommelendebeweging. Om dit te realiseren kan de aandrijving (1) enerzijds bestaan uit eenaandrijfkast zoals wordt voorgesteld op de figuren 1,2,4 tot en met 9, waarbij deaandrijfkast voorzien is van een nokkenas (26) met één of meerdere setscomplementaire nokken en van één of meerdere nokvolgers die met volgrollenuitgerust zijn die elk het profiel van één van de nokschijven volgen. Anderzijds kande aandrijving (1) ook een kruk-drijfstangmechanisme zijn (niet voorgesteld op defiguren).

Wanneer de aandrijving (1) uitgevoerd is als een aandrijfkast met een nokkenas (26)en toegevoegde complementaire nokken, zijn de aandrijfhefbomen (2,3) uitgevoerdonder de vorm van nokvolgerhefbomen.

De nokkenas (26) kan enerzijds voorzien zijn van één set complementaire nokken.De eerste en tweede nokvolgerhefboom (2,3) die elk de messenroosters (5,6) van éénzijde van de jacquardinrichting aandrijven, en zelf beide aangedreven worden dooreenzelfde nokkenas (26) van de enkelvoudige aandrijving (1), kunnen ten opzichtevan de nokkenas (26) in de aandrijfkast als volgt opgesteld zijn:

De eerste nokvolgerhefboom (2) onder de nokkenas (26) en de tweedenokvolgerhefboom (3) boven de nokkenas (26), zodat beide diametraaltegenover elkaar staan; zoals wordt voorgesteld op figuur 1. De eerstenokvolgerhefboom (3) is met de overeenkomstige eerste schommelhefboom (7)verbonden door middel van een korte as (23). De tweede nokvolgerhefboom (3)is met zijn overeenkomstige eerste schommelhefboom (7) verbonden doormiddel van de doorgaande schommelende as (24). Dergelijke uitvoeringsvormheeft als voordeel dat de belasting op de nokkenas (26) van de aandrijving (1)symmetrisch is, en de nokkenas (26) slechts met één set complementaire nokkenhoeft voorzien te worden. De eerste schommelhefboom (7) op de korte as (23)ligt hierbij echter niet op dezelfde hoogte als de doorgaande schommelende as(24) met zijn overeenkomstige schommelhefboom (7). De messenroosters (5,6)liggen wel twee aan twee op dezelfde hoogte om de messen in een horizontalepositie te houden. Dit heeft als gevolg dat de verbindingsstangen (11a) die deschommelhefbomen (7,15) verbinden met de messenroosters (5) aan één zijdevan de jacquardinrichting verschillen in lengte tegenover de verbindingsstangen(11b) die de schommelhefbomen (7,15) verbinden met de messenroosters (6) aande andere zijde van de jacquardinrichting.

Om bovenvermeld probleem te voorkomen kan de jacquardinrichting aangepastworden zodat de twee eerste schommelhefbomen (7) coaxiaal schommelen.Daarbij zijn verschillende uitvoeringsvormen mogelijk, i.e.

• de eerste nokvolgerhefboom (2) wordt op de daarmee overeenkomstigekorte as (23) voorzien van een hefboom (21) met één of tweehefboomarmen (22) die elk in een koppelingspunt (53) door middel van eenverbindingsstang (20) verbonden zijn met de overeenkomstige eersteschommelhefboom (7) die aan de zijde van de aandrijving (1) coaxiaalgelagerd is omheen de doorgaande schommelende as (24) die de tweedenokvolgerhefboom (3) verbindt met de overeenkomstige schommelhefboom(7), zoals wordt voorgesteld op figuur 4; • de tweede nokvolgerhefboom (3) wordt met een korte as (25) gekoppeld dievoorzien is van een hefboom (29) met één of twee hefboomarmen (55) dieelk in een koppelingspunt (56) door middel van een verbindingsstang (20)verbonden zijn met een hefboom (39) met één of twee hefboomarmen (57)op een doorgaande schommelende as (24), waarop de eerstenokvolgerhefboom (2) en de overeenkomstige schommelhefboom (7)coaxiaal gelagerd zijn. De verbindingsstangen (20) tussen de twee maal éénof twee maal twee hefboomarmen (29,39) zetten de beweging van detweede nokvolgerhefboom (3) over op de doorgaande schommelende as(24) die dan de beweging overzet op de overeenkomstige eersteschommelhefboom (7) die zich bevindt aan het uiteinde tegenovergesteldaan de aandrijving (1) om daar de messenroosters (6) aan te drijven, zoalswordt voorgesteld op figuur 5; • de tweede nokvolgerhefboom (3) wordt gekoppeld met de doorgaandeschommelende as (24) die aan het uiteinde daarvan aan de zijde weg van deaandrijving (1) voorzien is van een hefboom (21) met één of tweehefboomarmen (22), die elk in een koppelingspunt (53) door middel van deverbindingsstang (20) verbonden zijn met hefboomarmen (52) inkoppelingspunten (54) van de eerste schommelhefboom (7) voor deaandrijving van de messenroosters (6) aan de zijde weg van de aandrijving(1), waarbij deze eerste schommelhefboom (7) schommelt om een korte asdie coaxiaal ligt met de korte as (23) die de eerste nokvolgerhefboom (2) verbindt met de overeenkomstige eerste schommelhefboom (7), zoals wordtvoorgesteld op figuur 6; • de eerste nokvolgerhefboom (2) wordt verbonden met een korte as (23) ende tweede nokvolgerhefboom (3) wordt verbonden met de doorgaandeschommelende as (24) (die lang is uitgevoerd), waarbij beidenokvolgerhefbomen (2,3) op de overeenkomstige as (23,24) verbonden zijnmet een hefboom (69) met een hefboomarm (70), die in een koppelingspunt(71) verbonden is met een drijfstang (20) die de verbinding maakt naar deovereenkomstige eerste schommelhefbomen (7) waarbij deze eersteschommelhefbomen (7) elk via de overeenkomstige derde hefboomarm (10)gekoppeld zijn met een verbindingsstang (14) die de verbinding maakt metde overeenkomstige één of meerdere tweede schommelhefbomen (15), zoalswordt voorgesteld op figuur 9.

• de eerste nokvolgerhefboom (2) op de overeenkomstige korte as (23)voorzien is van een eerste tussenhefboom (19), en de tweedenokvolgerhefboom (3) op de doorgaande schommelende as (24) voorzien isvan een tweede tussenhefboom (19), waarbij de tussenhefbomen (19)voorzien zijn van twee hefboomarmen (33,34) die elk in een koppelingspunt(35,36) verbonden zijn met een drijfstang (38, 39), waarbij de ene drijfstang(38) de verbinding maakt tussen de tussenhefboom (19) en een eersteschommelhefboom (7), terwijl de tweede drijfstang (39) verbinding maakttussen de tussenhefboom (19) en een tweede schommelhefboom (3), waarbijbeide schommelhefbomen (7,15) voorzien zijn van een eerste hefboomarm (8) en een tweede hefboomarm (9) die elk met een uiteinde (40,50) van eenmessenrooster (5,6) van een zijde van de jacquardinrichting verbonden zijnom deze aan te drijven, en waarbij de twee eerste schommelhefbomen (7)coaxiaal opgesteld zijn, zoals voorgesteld wordt op figuur 10.

Zoals wordt voorgesteld op figuur 7, kan de nokkenas (26) anderzijds voorzien zijnvan twee sets van twee complementaire nokken (35), zodat de eerste en de tweedenokvolgerhefboom (2,3) naast elkaar opgesteld worden en in tegenfase bewegen waarbij de eerste nokvolgerhefboom (2) en de overeenkomstige eersteschommelhefboom (7) coaxiaal rond de doorgaande schommelende as (24) tussen detweede nokvolgerhefboom (3) en de overeenkomstige eerste schommelhefboom (7)schommelen.

Ter vervanging van een aandrijving van een set van complementaire nokken metnokvolgers kan ook een aandrijfas met twee excenters voorzien worden waarbij elkvan de excenters een drijfstang aandrijft , waarbij de ene drijfstang met eenhefboomarm van een korte as (23) verbonden is en deze korte as (23) eenschommelbeweging oplegt en de andere drijfstang met een hefboomarm van eendoorgaande schommelende as (24) verbonden is en deze een schommelbewegingoplegt. Elk van de drijfstangen aangedreven door de excenters vervullen de functievan de nokvolgerhefbomen (2,3) door met behulp van een hefboomarm die aan hetuiteinde van de drijfstang gekoppeld is de as waarrond deze hefboomarm bevestigdis te laten schommelen.

Claims (27)

1. Jacquardinrichting, omvattende aan elke zijde van de jacquardinrichtingminstens 2 sets in tegenfase op en neer bewegende messenroosters (5,6), methet kenmerk dat de jacquardinrichting een enkelzijdige aandrijving (1) omvatvoor het aandrijven van minstens één aandrijfhefboom (2,3) die voorzien is voorhet aandrijven van de beweging van de messenroosters (5,6) aan beide zijdenvan de jacquardinrichting, en waarbij één doorgaande schommelende as (24)voorzien is voor het overbrengen van de beweging van de genoemdeaandrijfhefboom (2,3) op de messenroosters (5,6) van één van de zijden van dej acquardinrichting.

2. Jacquardinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat éénaandrijfhefboom (2,3) voorzien is die de doorgaande schommelende as (24)aandrijft, waarbij aan beide zijden van de as (24) een eerste schommelhefboom(7,bevestigd is die voorzien is van minstens een eerste en een tweedehefboomarm (8,9) die elk met het ene uiteinde (40,41) van één van de 2messenroosters (5,6) uit een set verbonden worden.

3. Jacquardinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de aandrijving (1)voorzien is voor het aandrijven van twee aandrijfhefbomen (2,3), i.e. een eerste aandrijfhefboom (2) voor het aandrijven van de beweging van demessenroosters (5) aan de ene zijde van de jacquardinrichting;een tweede aandrijfhefboom (3) voor het aandrijven van de beweging vande messenroosters (6) aan de andere zijde van de jacquardinrichting;en de doorgaande schommelende as (24) voorzien is voor het overbrengen vande beweging van één van de genoemde aandrijfhefbomen (2,3) op demessenroosters (5,6) aan de zijde tegengesteld aan de zijde van de enkelzijdigeaandrijving (1).

4. Jacquardinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat elkeaandrijfhefboom (2,3) voorzien is van een eerste schommelhefboom (7),omvattende minstens een eerste en een tweede hefboomarm (8,9) die elkvoorzien zijn om elk met het ene uiteinde (40,41) van één van de 2messenroosters (5,6) van een set aan de respectievelijke zijde van dejacquardinrichting verbonden te worden.

5. Jacquardinrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 4, met hetkenmerk dat elke aandrijfhefboom (2,3) gekoppeld is met minstens één tweedeschommelhefboom (15), en de eerste schommelhefboom (7) voorzien is vanminstens één derde hefboomarm (10) die verbonden is met een derdehefboomarm (10) van de tweede schommelhefboom (15), en waarbij een eersteen een tweede hefboomarm (8,9) van de genoemde tweede schommelhefbomen(15) elk verbonden worden met het andere uiteinde (50,51) van één van de tweemessenroosters (5,6).

6. Jacquardinrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk dat de genoemdeeerste en tweede hefboomarmen (8,9) dusdanig zijn opgesteld dat hetkoppelingspunt (12) op de eerste hefboomarm (8) een tegengestelde bewegingmaakt aan de beweging die het koppelingspunt (13) op de tweede hefboomarm (9) maakt.

7. Jacquardinrichting volgens conclusie één van de conclusies 4 tot en met 6, methet kenmerk dat de derde hefboomarm (10) vóór beide schommelhefbomen(7,15) aan dezelfde zijde van het verbindingsvlak tussen de rotatie-assen vandeze schommelhefbomen (7,15) ligt.

8. Jacquardinrichting volgens één van de conclusies 4 tot en met 6, met hetkenmerk dat de derde hefboomarm (10) vóór beide schommelhefbomen (7,15)aan een verschillende zijde van het verbindingsvlak tussen de rotatie-assen vandeze schommelhefbomen (7,15) ligt.

9. Jacquardinrichting volgens één van de conclusies 2 tot en met 4, met hetkenmerk dat minstens één eerste schommelhefboom (7) gekoppeld is met tweeenkelvoudige tweede schommelhefbomen (17) die rond eenzelfde as roteren endie elk minstens 2 koppelingspunten (47,48) hebben, waarbij in een eerstekoppelingspunt (48) koppeling gemaakt wordt met de eerste schommelhefboom(7) en in een tweede koppelingspunt (47) koppeling gemaakt wordt met hetuiteinde (50) van een messenrooster (5,6).

10. Jacquardinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk dat dekoppelingspunten (48) die de drijfstangen die de verbinding maken tussen detwee enkelvoudige tweede schommelhefbomen (17) en de eersteschommelhefboom (7 )met de derde hefboomarmen (10) van de eersteschommelhefbomen verbinden, bij voorkeur aan beide zijdeaan beide zijden vanhet verbindingsvlak liggen dat gevormd wordt door de rotatie-as van de eersteschommelhefboom (7) met de rotatie-as (18) van de twee enkelvoudige tweedeschommelhefbomen (17), ten einde beide tweede schommelhefbomen (17) eenbeweging in tegenfase te laten uitvoeren zodat hun tweede koppelingspunt (47)met het uiteinde van de messenroosters (5, 6) een tegengestelde beweginguitvoert.

11. Jacquardinrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat minstens éénvan de aandrijfhefbomen (2, 3) verbonden is met een tussenhefboom (19) mettwee hefboomarmen (33,34) die elk in een koppelingspunt (35,36) verbondenzijn met een drijfstang (38,39), waarbij de ene drijfstang (38) de verbindingmaakt tussen de tussenhefboom (19) en een eerste schommelhefboom (7), terwijlde tweede drijfstang (39) verbinding maakt tussen de tussenhefboom (19) en eentweede schommelhefboom (15), en waarbij beide schommelhefbomen (7,15)voorzien zijn van een eerste hefboomarm (8) en een tweede hefboomarm (9) dieelk met een uiteinde van een messenrooster (5,6) van een zijde van dejacquardinrichting verbonden zijn om deze aan te drijven.

12. Jacquardinrichting volgens één van de conclusies 4 tot en met 11, met hetkenmerk dat de verbinding van de hefboomarmen (8,9,10,31-34) onderlingen/of met de uiteinden van de messenroosters (5,6) gebeurt door middel vanverbindingsstangen (1 la, 1 lb, 14).

13. Jacquardinrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 12, met hetkenmerk dat de aandrijving voorzien is van een continue roterende ingaande as(26), waarbij de roterende beweging van deze as (26) omgezet wordt naar eenschommelende beweging.

14. Jacquardinrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 13, met hetkenmerk dat de aandrijving (1) een aandrijfkast is met een nokkenas (26) entoegevoegde complementaire nokken, waarbij de aandrijfhefbomen (2,3)uitgevoerd zijn onder de vorm van nokvolgerhefbomen.

15. Jacquardinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk dat de nokkenas(26) voorzien is van één set complementaire nokken.

16. Jacquardinrichting volgens één van de conclusies 3 tot en met 15, met hetkenmerk dat de eerste nokvolgerhefboom (2) voorzien is onder de nokkenas(26) en de tweede nokvolgerhefboom (3) voorzien is boven de nokkenas (26),zodat beide diametraal ten opzichte van elkaar opgesteld zijn.

17. Jacquardinrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk dat de eerstenokvolgerhefboom (2) met de overeenkomstige eerste schommelhefboom (7)verbonden is door middel van een korte as (23).

18. Jacquardinrichting volgens één van de conclusies 3 tot en met 17, met hetkenmerk dat de tweede nokvolgerhefboom (3) met de overeenkomstige eerste schommelhefboom (7) verbonden is door middel van de doorgaandeschommelende as (24).

19. Jacquardinrichting volgens één van de conclusies 4 tot en met 18, met hetkenmerk dat de twee eerste schommelhefbomen (7) coaxiaal schommelen.

20. Jacquardinrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk dat de eerstenokvolgerhefboom (2) op de overeenkomstige korte as (23) voorzien is van eenhefboom (21) met één of twee hefboomarmen (22) die elk in een koppelingspunt(53) door middel van een verbindingsstang (20) verbonden zijn met dehefboomarmen van de overeenkomstige eerste schommelhefboom (7) die aan dezijde van de aandrijving (1) coaxiaal gelagerd is omheen de doorgaandeschommelende as (24) die de tweede nokvolgerhefboom (3) verbindt met zijnovereenkomstige eerste schommelhefboom (7).

21. Jacquardinrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk dat de tweedenokvolgerhefboom (3) verbonden is met een korte as (25) die voorzien is vaneen hefboom (29) met één of twee hefboomarmen (55) die elk in eenkoppelingspunt (56) door middel van een verbindingsstang (20) verbonden zijnmet een hefboom (39) met één of twee hefboomarmen (57) op de doorgaandeschommelende as (24) die coaxiaal gelegen is met de korte as (23) die de eerstenokvolgerhefboom (2) verbindt met de overeenkomstige eersteschommelhefboom (7).

22. Jacquardinrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk dat de tweedenokvolgerhefboom (3) gekoppeld is met de doorgaande schommelende as (24)die aan het uiteinde daarvan aan de zijde weg van de aandrijving (1) voorzien isvan een hefboom (21) met één of twee hefboomarmen (22,52) die elk in eenkoppelingspunt (53,54) door middel van een verbindingsstang (20) verbondenzijn met de hefboomarmen van de eerste schommelhefboom (7) voor deaandrijving van de messenroosters (6) aan de zijde weg van de aandrijving, waarbij de genoemde eerste schommelhefboom (7) schommelt om een korte asdie coaxiaal gelegen is met de korte as (23) die de eerste nokvolgerhefboom (2)verbindt met zijn overeenkomstige eerste schommelhefboom (7).

23. Jacquardinrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk dat de eerstenokvolgerhefboom (2) verbonden is met een korte as (23) en de tweedenokvolgerhefboom (3) verbonden is met de doorgaande schommelende as (24),waarbij beide nokvolgerhefbomen (2,3) op de overeenkomstige as (23,24)verbonden zijn met een hefboom (69) met een hefboomarm (70) die in eenkoppelingspunt (71) verbonden is met een drijfstang (20) die de verbindingmaakt naar de overeenkomstige eerste schommelhefboom (7), waarbij dezeeerste schommelhefbomen (7) elk via hun respectievelijke derde hefboomarm (10) gekoppeld zijn met een verbindingsstang (14), die de verbinding maakt metde respectievelijk één of meerdere tweede schommelhefbomen (15) waarbij detwee eerste schommelhefbomen (7) coaxiaal opgesteld zijn.

24. Jacquardinrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk dat de eerstenokvolgerhefboom (2) op de overeenkomstige korte as (23) voorzien is van eeneerste tussenhefboom (19), en de tweede nokvolgerhefboom (3) op dedoorgaande schommelende as (24) voorzien is van een tweede tussenhefboom(19), waarbij de tussenhefbomen (19) voorzien zijn van twee hefboomarmen(33,34) die elk in een koppelingspunt (35,36) verbonden zijn met een drijfstang(38, 39), waarbij de ene drijfstang (38) de verbinding maakt tussen detussenhefboom (19) en een eerste schommelhefboom (7), terwijl de tweededrijfstang (39) verbinding maakt tussen de tussenhefboom (19) en een tweedeschommelhefboom (3), waarbij beide schommelhefbomen (7,15) voorzien zijnvan een eerste hefboomarm (8) en een tweede hefboomarm (9) die elk met eenuiteinde (40,50) van een messenrooster (5,6) van een zijde van dejacquardinrichting verbonden zijn om deze aan te drijven, en waarbij de tweeeerste schommelhefbomen (7) coaxiaal opgesteld zijn.

25. Jacquardinrichting volgens conclusie 14 en 19, met het kenmerk dat denokkenas (26) voorzien is van twee sets van twee complementaire nokken (35),zodanig dat de eerste en de tweede nokvolgerhefbomen (2,3) naast elkaaropgesteld worden en in tegenfase bewegen, waarbij de eerste nokvolgerhefboom(2) en de respectievelijk eerste schommelhefboom (7) coaxiaal rond dedoorgaande schommelende as (24) tussen de tweede nokvolgerhefboom (3) enzijn respectievelijke eerste schommelhefboom (7) schommelen.

26. Jacquardinrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 13, met hetkenmerk dat de aandrijving een kruk-drijfstangmechanisme of een excentrischaangedreven drijfstang is.

27. Jacquardinrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk dat de aandrijvingeen aandrijfas met twee excenters omvat, waarbij elke excenter een drijfstangaandrijft waarbij de ene drijfstang een schommelbeweging oplegt aan een korteas en de andere drijfstang een schommelbeweging oplegt aan de doorgaandeschommelende as (24).