BE1016486A4 - Jacquardinrichting. - Google Patents

Jacquardinrichting. Download PDF

Info

Publication number
BE1016486A4
BE1016486A4 BE2005/0185A BE200500185A BE1016486A4 BE 1016486 A4 BE1016486 A4 BE 1016486A4 BE 2005/0185 A BE2005/0185 A BE 2005/0185A BE 200500185 A BE200500185 A BE 200500185A BE 1016486 A4 BE1016486 A4 BE 1016486A4
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
knife
coupling point
lever
drive
connecting rod
Prior art date
Application number
BE2005/0185A
Other languages
English (en)
Inventor
Bram Vanderjeugt
Matthew Theobald
James Anthony Graham
Original Assignee
Wiele Michel Van De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wiele Michel Van De Nv filed Critical Wiele Michel Van De Nv
Priority to BE2005/0185A priority Critical patent/BE1016486A4/nl
Priority to DE602006004633T priority patent/DE602006004633D1/de
Priority to EP06112105A priority patent/EP1710330B1/en
Priority to AT06112105T priority patent/ATE420230T1/de
Priority to CN2006100753529A priority patent/CN1844524B/zh
Priority to US11/401,102 priority patent/US7610939B2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1016486A4 publication Critical patent/BE1016486A4/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C3/00Jacquards
    • D03C3/24Features common to jacquards of different types
    • D03C3/32Jacquard driving mechanisms
    • D03C3/36Griffe operating mechanisms

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Transmission Devices (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Sewing Machines And Sewing (AREA)
  • Air-Flow Control Members (AREA)
  • Thermotherapy And Cooling Therapy Devices (AREA)

Abstract

De uitvinding betreft een jacquardinrichting, omvattende 2 sets in tegenfase op- en neer bewegende messen, die elk aan elk van hun uiteinden opgenomen worden in aparte messenroosters (4a, 4b), die aangedreven worden door de aandrijfketting (30) en die elk aan één van hun uiteinden (20a, 20b) tot een rechte beweging geleid worden door middel van een "Watt's linkage" stangensysteem, waarbij de heffingshoogte van elk van deze uiteinden (20a, 20b) van de messenroosters (4a, 4b) instelbaar is, en waarbij de messenroosters (4a, 4b) elk aan hun eerste uiteinden (20a, 20b) door middel van een eerste drijfstang (3a, 3b) in verbinding staan met minstens een eerste aandrijfhefboom (2,2a, 2b, 10), en aan hun tweede uiteinden (21a, 21b) door middel van een tweede drijfstang (14a, 14b) in verbinding staan met minstens een tweede aandrijfhefboom (2,10), waarbij per messenrooster (4a, 4b) één of meerdere elementen (1,101,1a,1b,3a,3b) van het Watt's linkage stangensysteem deel uitmaken van de aandrijfketting (30), en de amplitude van de beweging van het genoemde uiteinde (20a, 20b) van het messenrooster (4a, 4b) instelbaar is in de aandrijfketting (30)

Description

JACOUARDINRICHTING
De uitvinding betreft een jacquardinrichting, omvattende 2 sets in tegenfase op- en neer bewegende messen, die elk aan hun uiteinde opgenomen worden in aparte messenroosters die aangedreven worden door een aandrijfketting, die elk aan één van hun uiteinden tot een rechte beweging geleid worden door middel van een “Watt’s linkage” stangensysteem, waarbij de heffingshoogte van elk van deze uiteinden van de messenroosters instelbaar is, en waarbij de messenroosters elk aan hun eerste uiteinden door middel van een eerste drijfstang in verbinding staan met minstens een eerste aandrijfhefboom, en aan hun tweede uiteinden door middel van een tweede drijfstang in verbinding staan met minstens een tweede aandrijfhefboom.
De bouw van jacquardinrichtingen komt alsmaar meer onder druk te staan om tegen goedkopere prijzen sneller werkende machines af te leveren, die voldoende robuust zijn om op een nauwkeurige en betrouwbare wijze de gewenste gaapvorming te realiseren om een weefsel af te leveren aan de gewenste kwaliteit. Daarom is het in de constructie van jacquardinrichtingen belangrijk om de messenaandrijving, die 2 sets in tegenfase op en neer bewegende messen aandrijft, voldoende robuust te bouwen tegen een minimale kost. De 2 sets in tegenfase op en neer bewegende messen worden elk aan weerszijden van de jacquardinrichting opgenomen in elk een messenrooster, zodat zowel links als rechts (gezien vanuit het standpunt van de wever die kijkt in de richting van de aangevoerde kettinggarens) in de jacquardinrichting 2 in tegenfase op en neer bewegende messenroosters aanwezig zijn. Wanneer de messen in kettingrichting zijn opgesteld dient men de termen links en rechts te interpreteren als voor en achter opnieuw gezien vanuit het standpunt van de wever die kijkt in de richting van de aangevoerde kettinggarens.
Het is belangrijk voor een robuuste werking van de inrichting dat de messenroosters nagenoeg verticaal bewegen, om vooral bij hoge werkingssnelheden weinig trillingen op te wekken, dit om zowel een goede gaapvorming te bekomen als om de slijtage van de componenten te beperken en de levensduur ervan te verhogen. Als tezelfdertijd ook nog een reductie van de inertie van het mechanisme bewerkstelligd kan worden, worden trillingen en slijtage nog meer beperkt en de levensduur verhoogd.
In de bouw van jacquardinrichtingen zijn oplossingen gekend volgens de stand van de techniek om de beweging van de messenroosters verticaal te geleiden.
Zo is het gekend uit EP 136 244 om beide messenroosters nagenoeg in hun middenpositie te geleiden op een lineaire geleiding voor het bekomen van een verticale beweging. Beide messenroosters bewegen boven elkaar en in tegenfase zodat beide op één lineaire geleiding aangebouwd kunnen worden. Dergelijk geleidingen zijn echter sterk onderhevig aan slijtage. Bovendien geven de boven elkaar gelegen messenroosters aanleiding tot een hoge inbouwhoogte.
In EP 409 139 worden de messenroosters aan één uiteinde in hun verticale beweging geleid door een wagentje dat scharnierend aan het uiteinde van een messenrooster bevestigd is, en dat voorzien is van rollen die bij de op en neergaande beweging van de messenroosters in een verticale geleidingssleuf op en neer bewegen, zodat dit uiteinde van het messenrooster een nagenoeg verticale beweging maakt. Het andere uiteinde van het messenrooster beweegt in een geleidingssleuf verticaal op en neer terwijl het uiteinde de vrijheid heeft om in de richting van voor naar achter, gezien vanuit de positie van de wever, een beweging te maken. Dit genoemde andere uiteinde van het messenrooster beweegt dus niet uitsluitend verticaal, maar heeft een bewegingsvrijheid in de kettingrichting van de onderliggende weefmachine. Deze inbouw is reeds compacter in hoogte dan in EP 136 244 het geval is, maar de geleidende onderdelen geven ook hier aanleiding tot slijtage, wat de onderhoudskosten verhoogt en geen bestendige goede werking van de jacquardinrichting garandeert.
In EP 488 915 bewegen de messenroosters in een gestel dat voorzien is van geleidingssleuven waarin de messenroosters verticaal op en neer bewegen. De geleidingssleuven zijn nadelig omdat er belangrijk materiaalcontact is, waarbij wrijving en warmteontwikkeling ontstaan en de onderdelen sterk aan slijtage onderhevig zijn. Deze effecten worden zeer nadelig versterkt bij hogere snelheden.
In EP 0 754 791 wordt een “Panhard Rod Guide” ingezet voor elk messenrooster. Hierbij wordt het messenrooster in zijn verticale beweging geleid door een stang die aan zijn ene uiteinde nagenoeg in het midden van het messenrooster scharnierend verbonden is met dat messenrooster, en aan zijn andere uiteinde omheen een vast punt op het machinegestel zwenkt. Hierdoor wordt de beweging van dit scharnierpunt tussen stang en messenrooster herleid tot een cirkelboog. Wanneer de stang quasi horizontaal staat, stemt een beweging volgens de cirkelboog overeen met een nagenoeg verticale beweging over een beperkte hoekverdraaiing. Echter, hoe groter de beweging van het messenrooster, hoe groter de afwijking ten opzichte van de verticale beweging. Hoe langer de stang daarentegen, hoe kleiner de afwijking, maar hoe duurder het stuk en hoe hoger de inertie. Voor grotere jacquardinrichtingen worden bijkomend links en rechts geleidingssleuven voorzien met de gekende nadelen op het vlak van slijtage en onderhoudskost.
In de stand van de techniek zijn verder jacquardinrichtingen gekend onder de typenaam BONAS MJ, waarbij een zogenaamde “Watt’s linkage” ingezet wordt om de beweging van de messenroosters verticaal geleiden. Een “Watt’s linkage” is een stangensysteem met drie stangen, waarbij twee uiterste stangen van gelijke lengte, i.e. een eerste en een tweede stang, aan hun ene uiteinde rond een niet-samenvallend vast punt scharnieren, en met hun andere uiteinde verbonden zijn met elk één van de uiteinden van een derde stang. Dit stangensysteem heeft als eigenschap dat het middelpunt tussen de twee koppelingspunten met respectievelijk de eerste en de tweede stang op deze derde stang een nagenoeg rechtlijnige beweging beschrijft wanneer de eerste twee stangen roteren rond hun vast scharnierpunt. Deze oplossing heeft als kenmerk dat ze veel sleetvaster en robuuster is dan de genoemde oplossingen.
In de jacquardinrichting van BONAS MJ wordt dit principe toegepast door drie stangen, die zoals hierboven omschreven een Watt’s linkage vormen, op een dusdanige manier aan het mechanisme toe te voegen dat de rechtlijnige beweging van het middelpunt van de derde stang verticaal verloopt. Het middelpunt van deze derde stang wordt met een koppelingspunt van een messenrooster gekoppeld. In een dergelijke jacquardinrichting wordt een nagenoeg verticale beweging opgelegd aan het koppelingspunt van de middelste stang met het messenrooster zonder dat er noemenswaardige wrijving en warmte ontwikkeld wordt. Hierdoor blijft de slijtage beperkt. Echter, er worden 3 extra stangen en 5 extra scharnierpunten met lagering per messenrooster toegevoegd, wat zowel de inertie als de kostprijs van de jacquardinrichting gevoelig verhoogt.
Het doel van de uitvinding is te voorzien in een jacquardinrichting volgens de kop van de eerste conclusie, waarbij er minder componenten en scharnierpunten aanwezig zijn.
Dit doel wordt opgelost door te voorzien in een jacquardinrichting, omvattende 2 sets in tegenfase op- en neer bewegende messen, die elk aan elk van hun uiteinden opgenomen worden in aparte messenroosters, die aangedreven worden door een aandrijfketting en die elk aan één van hun uiteinden tot een rechte beweging geleid worden door middel van een “Watt’s linkage” stangensysteem, waarbij de heffmgshoogte van elk van deze uiteinden van de messenroosters (= sprong) instelbaar is, en waarbij de messenroosters elk aan hun eerste uiteinden door middel van een eerste drijfstang in verbinding staan met minstens een eerste aandrijfhefboom, en aan hun tweede uiteinden door middel van een tweede drijfstang in verbinding staan met minstens een tweede aandrijfhefboom, waarbij per messenrooster, één of meerdere elementen van het Watt’s linkage stangensysteem deel uitmaken van de aandrijfketting, en de amplitude van de beweging van het genoemde uiteinde van het messenrooster instelbaar is in de aandrijfketting, vóór het koppelingspunt tussen de eerste stang en de derde stang van het Watt’s linkage stangensysteem ten opzichte van de aandrijfinotor.
Zoals reeds hierboven vermeld is een “Watt’s linkage” een stangensysteem met drie stangen, waarbij twee uiterste stangen van gelijke lengte, i.e. een eerste en een tweede stang, aan hun ene uiteinde rond een niet-samenvallend vast punt scharnieren, en met hun andere uiteinde verbonden zijn met elk één van de uiteinden van een derde stang. Dit stangensysteem heeft als eigenschap dat het middelpunt tussen de twee koppelingspunten met respectievelijk de eerste en de tweede stang op deze derde stang een nagenoeg rechtlijnige beweging beschrijft wanneer de eerste twee stangen roteren rond hun vast scharnierpunt.
Met een aandrijfketting wordt het geheel van de opeenvolgende elementen bedoeld tussen de aandrijfmotor (bijv. van de weefmachine) tot de messenroosters met inbegrip van alle koppelingen en verbindingselementen die zich er tussen bevinden (bvb kardankoppeling, aandrijfkasten, nokken, excenters, krukken nokvolger, hefbomen en verbindingsstangen. Om de messenroosters op en neer te laten bewegen kan de aandrijfmotor rechtstreeks een schommelende beweging afleveren of indien hij een doorlopende roterende beweging aflevert kan verder in de aandrijfketting op gekende wijze deze doorlopende roterende beweging omgezet worden in een schommelende beweging. Wanneer men verschillende elementen van de aandrijfketting ten opzichte van elkaar situeert worden de termen voor en achter gebruikt voor het weergeven van de volgorde van de elementen gezien ten opzichte van de aandrijfmotor (het vertrekpunt van de aandrijfketting).
Op deze manier wordt een jacquardinrichting bekomen met een gereduceerd aantal componenten en een beperkt aantal scharnierpunten.
In een voordelige uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding, maakt één van de uiterste stangen van het Watt’s linkage stangensysteem deel uit van de aandrijfketting.
De Watt’s linkage stangensystemen van de messenroosters kunnen zich ofwel aan hetzelfde uiteinde, ofwel aan een verschillend uiteinde van de messenroosters bevinden.
In een eerste meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding, zijn elk van de messenroosters aan hun beide uiteinden voorzien van drijfstangen voor het aandrijven van de messenroosters van één zijde van de jacquardinrichting voor het uitvoeren van hun op- en neergaande beweging in tegenfase, waarbij twee aandrijfhefbomen voorzien zijn voor het aandrijven van de drijfstangen, waarbij de aandrijfhefbomen met elkaar verbonden zijn, en waarbij elke aandrijfhefboom voorzien is van 2 hefboomarmen die zo uitgevoerd zijn dat de hefboomarmen van eenzelfde aandrijfhefboom een tegengestelde beweging kunnen uitvoeren, en die elk verbonden zijn door middel van een drijfstang met een uiteinde van één van de messenroosters, waarbij twee van de genoemde drijfstangen, die met één van de uiteinden van een verschillend messenrooster verbonden zijn, een eerste koppelingspunt tussen de drijfstang en de hefboomarm en een tweede koppelingspunt tussen de drijfstang en het uiteinde van het respectievelijke messenrooster verbinden, en zich verder uitstrekken in het verlengde van de lijn gevormd door de beide koppelingspunten, tot over een derde koppelingspunt, dat ten opzichte van het tweede koppelingspunt gelegen is op dezelfde afstand als de afstand tussen het tweede koppelingspunt en het eerste koppelingspunt, maar weg van het eerste koppelingspunt, en dat de drijfstang koppelt met de genoemde tweede stang van het Watt’s linkage stangensysteem, die in zijn uiterste positie voorzien is van een vaste lagering, en waarbij de afstand tussen de vaste lagering en het derde koppelingspunt nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen het eerste koppelingspunt en het scharnierpunt waarrond de aandrijfhefboom schommelt.
Door het voorzien van een dergelijke meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm, vormen de genoemde twee hefboomarmen van de aandrijfhefboom samen met de tweede stang een Watt’s linkage stangensysteem met als eigenschap dat het koppelingspunt van de drijfstang die met het uiteinde van het messenrooster verbonden is een nagenoeg rechtlijnige beweging maakt. Om deze rechtgeleiding te realiseren zijn per rechtgeleiding slechts één stang (hefboom) en twee lageringen aan de aandrijfketting toegevoegd. De twee lageringen betreffen de genoemde vaste lagering van de tweede stang en de lagering in het genoemde derde koppelingspunt. Dit is bijzonder voordelig om zowel de kostprijs beperkt te houden als om de inertie beperkt te houden. Ook de onderhoudskosten van de jacquardinrichting worden beperkt gehouden aangezien er minder slijtagepunten in de jacquardinrichting aanwezig zijn (geen glijdende rechtgeleidingen en minder scharnierpunten). Omdat het voor een rechtgeleiding met een Watt’s linkage stangensysteem essentieel is dat de hefboomarmen die elk met één van de uiteinden van een derde stang verbonden zijn dezelfde lengte hebben, kan de instelbaarheid van de sprong van de uiteinden van de messenroosters niet langer uitgevoerd worden in de hefboomarmen zoals in de stand van de techniek gebruikelijk is, omdat ze deel uitmaken van het Watt’s linkage stangensysteem. De instelbaarheid van de sprong gebeurt bij voorkeur in een hefboomarm van de aandrijfhefboom die geen deel uitmaakt van het Watt’s linkage stangensysteem. Wanneer voor de twee messenroosters aan één zijde van de jacquardinrichting de Watt’s zich aan hetzelfde uiteinde bevindt heeft deze uitvoering wel als gevolg dat de instelling van de sprong voor deze beide uiteinden van de messenroosters gelijktijdig werkt.
Aangezien in deze meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm de Watt’s linkages voor beide messenroosters gekoppeld zijn met de hefboomarmen van één aandrijfhefboom, en beide messenroosters een aan elkaar tegengestelde beweging uitvoeren, liggen beide hefboomarmen nagenoeg diametraal tegenover elkaar. Dit betekent dat de koppelingspunten met beide messenroosters een zekere afstand uit elkaar liggen en voor één van deze messenroosters het koppelingspunt verder zal liggen voor het laatste mes aan die zijde dan voor het andere messenrooster het geval is. De beide messenroosters zijn dus niet even groot gedimensioneerd en hebben een verschillende stijfheid.
In een tweede meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding, zijn elk van de messenroosters aan hun beide uiteinden voorzien zijn van drijfstangen voor het aandrijven van de messenroosters van één zijde van de jacquardinrichting voor het uitvoeren van hun op- en neergaande beweging in tegenfase, waarbij twee aandrijfhefbomen voorzien zijn voor het aandrijven van de drijfstangen, en is elke aandrijfhefboom voorzien van 2 hefboomarmen, waarbij de drijfstangen de verbinding maken tussen de uiteinden van de messenroosters en de hefboomarmen van de aandrijfhefbomen, waarbij de aandrijfhefbomen elk voorzien zijn van een derde hefboomarm die door middel van een verbindingsstang gekoppeld is met de hefboomarmen van een derde hefboom die schommelend aangedreven is en de schommelbeweging overbrengt op de aandrijfhefbomen die op hun beurt de messenroosters aandrijven, waarbij twee van de genoemde drijfstangen die met één van de uiteinden van een verschillend messenrooster verbonden zijn een eerste koppelingspunt tussen de drijfstang en de hefboomarm en een tweede koppelingspunt tussen de drijfstang en het uiteinde van het respectievelijke messenrooster verbinden, en zich verder uitstrekken in het verlengde van de lijn gevormd door de beide koppelingspunten, tot over een derde koppelingspunt, dat ten opzichte van het tweede koppelingspunt gelegen is op dezelfde afstand als de afstand tussen het tweede koppelingspunt en het eerste koppelingspunt, maar weg van het eerste koppelingspunt, en dat de drijfstang koppelt met de genoemde tweede stang van het Watt’s linkage stangensysteem, die in zijn uiterste positie voorzien is van een vaste lagering, en waarbij de afstand tussen de vaste lagering en het derde koppelingspunt nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen het eerste koppelingspunt en het scharnierpunt waarrond de aandrijfhefboom schommelt.
De genoemde derde hefboom is daarbij bij voorkeur schommelend aangedreven door een aandrijfcarter met continu roterende ingangszijde en schommelende uitgangszijde.
In een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding, is de amplitude van de beweging van het genoemde uiteinde van het messenrooster instelbaar in de genoemde derde hefboom.
In een derde meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding, zijn elk van de messenroosters aan hun eerste uiteinde voorzien van een eerste drijfstang, en aan hun tweede uiteinde voorzien van een tweede drijfstang, waarbij de drijfstangen voorzien zijn voor het aandrijven van de messenroosters van één zijde van de jacquardinrichting voor het uitvoeren van hun op- en neergaande beweging in tegenfase, en dat elke drijfstang het eerste uiteinde koppelt met een aparte eerste aandrijfhefboom in een eerste hefboomarm en voorzien is van een derde hefboomarm, waaraan een verbindingsstang gekoppeld is die verbinding maakt met een hefboomarm van een minstens een tweede aandrijfhefboom, die verder voorzien zijn van één of meerdere hefboomarmen waaraan de tweede drijfstang gekoppeld is, waarbij twee van de genoemde drijfstangen die met één van de uiteinden van een respectievelijk messenrooster verbonden zijn een eerste koppelingspunt tussen de drijfstang en de hefboomarm en een tweede koppelingspunt tussen de drijfstang en het uiteinde van het respectievelijke messenrooster verbinden, en zich verder uitstrekken in het verlengde van de lijn gevormd door de beide koppelingspunten, tot over een derde koppelingspunt, dat ten opzichte van het tweede koppelingspunt gelegen is op dezelfde afstand als de afstand tussen het tweede koppelingspunt en het eerste koppelingspunt, maar weg van het eerste koppelingspunt, en dat de drijfstang koppelt met de genoemde tweede stang van het Watt’s linkage stangensysteem, die in zijn uiterste positie voorzien is van een vaste lagering, en waarbij de afstand tussen de vaste lagering en het derde koppelingspunt nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen het eerste koppelingspunt en het scharnierpunt waarrond de aandrijfhefboom schommelt.
Bij voorkeur is de tweede aandrijfhefboom voorzien van 2 eerste hefboomarmen en 2 tweede hefboomarmen.
De scharnierpunten waarrond de eerste aandrijfhefbomen schommelen liggen daarbij bij voorkeur in één lijn op dezelfde as, zodat de scharnierpunten van de Watt’s linkages in één lijn op dezelfde as liggen. Door in de beide extra hefboomarmen van de eerste aandrijfhefbomen (die geen deel uitmaken van het Watt’s linkage) instelbaarheid te voorzien van de sprong, kan de sprong voor beide messenroosters apart ingesteld worden. Met deze meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm kan men de messenroosters even groot dimensioneren zodat de beide messensets een gelijke stijfheid bekomen.
In de eerste, tweede en derde voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding, kunnen de 2 Watt’s linkage stangensystemen gekoppeld zijn aan twee verschillende aandrijfhefbomen, aan dezelfde of aan een verschillende uiteinde van de messenroosters, wat toelaat beide messenroosters in gelijke lengte uit te voeren, en voor beide messensets een gelijkwaardige stijfheid te bekomen.
In de eerste en de derde meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding, is de amplitude van de beweging van het genoemde uiteinde van het messenrooster bij voorkeur instelbaar in een hefboomarm van de eerste of tweede aandrijfhefboom die geen deel uitmaakt van het Watt’s linkage stangensysteem.
Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden, volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van verschillende uitvoeringsvormen van een aandrijving van een jacquardinrichting volgens de uitvinding. Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming voor de werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding.
Verder worden enkele van deze uitvoeringsvormen besproken in de hierbij gevoegde figuren, waarbij door middel van referentiecijfers verwezen wordt naar deze figuren, waarbij: figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding voorstelt; figuur 2 een tweede uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding voorstelt; figuur 3 een derde uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding voorstelt; figuur 4 een deel van de uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting uit figuur 3 voorstelt.
Een jacquardinrichting volgens de uitvinding omvat 2 sets in tegenfase op- en neer bewegende messen, die elk aan elk van hun uiteinden opgenomen worden in aparte messenroosters (4a,4b), die aangedreven worden door een aandrijfketting (30) en die elk aan één van hun uiteinden (20a,20b) tot een rechte beweging geleid worden door middel van een “Watt’ s linkage” stangensysteem. Daarbij is de heffingshoogte van elk van deze uiteinden (20a,20b) van de messenroosters (4a,4b) (= sprong) instelbaar. De messenroosters (4a,4b) staan daarbij elk aan hun eerste uiteinden (20a,20b) in verbinding met minstens een eerste aandrijfhefboom (2,2a,2b, 10) door middel van een eerste drijfstang (3a,3b), en staan aan hun tweede uiteinden (21a,21b) in verbinding met minstens een tweede aandrijfhefboom (2,10) door middel van een tweede drijfstang (14a,14b). Per messenrooster (4a,4b) maken één of meerdere elementen (1,101,la,lb,3a,3b) van het Watt’s linkage stangensysteem deel uit van de aandrijfketting (30). Daarenboven is de amplitude van de beweging van het genoemde uiteinde (20a,20b) van het messenrooster (4a,4b) instelbaar in de aandrijfketting (30) vóór het koppelingspunt (9a, 9b) tussen de eerste stang (1,101,la,lb) en de derde stang (3a, 3b) van het Watt’s linkage stangensysteem ten opzichte van de aandrijfmotor.
Bij voorkeur maakt één van de uiterste stangen (1,101,la,lb) van het Watt’s linkage stangensysteem deel uit van de aandrijfketting (30).
De Watt’s linkage stangensystemen van de messenroosters (4a,4b) kunnen zich ofwel aan hetzelfde uiteinde (20a,20b;21a,21b) van de messenroosters (4a,4b) bevinden (zoals wordt voorgesteld op figuren 1 en 3), ofwel aan een verschillend uiteinde (20a,21b;21a,20b) van de messenroosters (4a,4b) bevinden (zoals wordt voorgesteld op figuur 1).
In figuur 1 wordt een eerste uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding voorgesteld, waarin elk van de messenroosters (4a,4b) aan hun beide uiteinden voorzien zijn van drijfstangen (3a,3b,14a,14b) voor het aandrijven van de messenroosters (4a,4b) van één zijde van de jacquardinrichting voor het uitvoeren van hun op- en neergaande beweging in tegenfase. Daarbij zijn twee aandrijfhefbomen (2,10) voorzien voor het aandrijven van de drijfstangen (3a,3b,14a,14b), waarbij de aandrijfhefbomen (2,10) met elkaar verbonden zijn, en waarbij elke aandrijfhefboom (2,10) voorzien is van 2 hefboomarmen (1,101 ;11,111) die zo uitgevoerd zijn dat de hefboomarmen (1,101 ;11,111) van eenzelfde aandrijfhefboom (2; 10) een tegengestelde beweging uitvoeren. Elk van deze hefboomarmen (1,101 ;11,111) zijn door middel van een drijfstang (3a,3b,14a,14b) met een uiteinde (20a,20b,2la,21b) van één van de messenroosters (4a,4b) verbonden. Twee (3a,3b) van de genoemde drijfstangen die met één van de uiteinden (20a,20b) van een verschillend messenrooster (4a,4b) verbonden zijn hebben een eerste koppelingspunt (9a,9b) tussen de drijfstang (3a,3b) en de hefboomarm (1,101) en een tweede koppelingspunt (15a,15b) tussen de drijfstang (3a,3b) en het uiteinde (20a,20b) van het respectievelijke messenrooster (4a,4b) verbinden, en strekken zich verder uit in het verlengde van de lijn gevormd door de beide koppelingspunten (9a,15a;9b,15b) tot over een derde koppelingspunt (7a,7b), dat ten opzichte van het tweede koppelingspunt (15a, 15b) gelegen is op dezelfde afstand als de afstand tussen het tweede koppelingspunt (15a, 15b) en het eerste koppelingspunt (9a,9b), maar weg van het eerste koppelingspunt (9a,9b), en dat de drijfstang (3a,3b) koppelt met de tweede stang (5) van het Watt’s linkage stangensysteem, die in zijn uiterste positie voorzien is van een vaste lagering (6a, 6b), en waarbij de afstand tussen de vaste lagering (6a, 6b) en het derde koppelingspunt (7a,7b) nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen het eerste koppelingspunt (9a,9b) en het scharnierpunt (16,116) waarrond de aandrijfhefboom (2,10) schommelt.
Op deze wijze vormen enerzijds hefboomarm (1), drijfstang (3a) en de tweede stang (5a) en anderzijds hefboomarm (11), drijfstang (3b) en de tweede stang (5b) elk een Watt’s linkage met als eigenschap dat het koppelingspunt (15a,15b) van de drijfstang (3a,3b) met het uiteinde van het respectievelijke messenrooster (4a,4b) een nagenoeg rechtlijnige beweging maakt. Om deze rechtgeleiding te realiseren zijn per rechtgeleiding slechts één stang (hefboom) (5a,5b) en twee lageringen (6a,6b;7a,7b) aan de aandrijfketting toegevoegd. De twee lageringen (6a,6b;7a,7b) betreffen de genoemde vaste lagering van de tweede stang en de lagering in het genoemde derde koppelingspunt.
Echter, aangezien in figuur 1 de Watt’s linkage Stangensystemen voor de beide messenroosters (4a,4b) gekoppeld zijn met de hefboomarmen (1,11 ;101,111) van één aandrijfhefboom (2,10) en beide messenroosters een aan elkaar tegengestelde beweging uitvoeren, liggen beide hefboomarmen nagenoeg diametraal tegenover elkaar, wat betekent dat de koppelingspunten (15a, 15b) met beide messenroosters (4a,4b) een zekere afstand uit elkaar liggen en voor één van deze messenroosters (4a,4b) het koppelingspunt verder zal liggen van het laatste mes aan die zijde dan voor het andere messenrooster (4b,4a) het geval is. De beide messenroosters (4a,4b) zijn dus niet even groot gedimensioneerd en hebben een verschillende stijfheid.
In figuren 2 en 3 wordt een oplossing voor dit probleem voorgesteld.
In figuur 2 wordt een tweede voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding voorgesteld, waarin elk van de messenroosters (4a,4b) aan hun beide uiteinden voorzien zijn van drijfstangen (3a,3b,14a,14b), voor het aandrijven van de messenroosters (4a,4b) van één zijde van de jacquardinrichting voor het uitvoeren van hun op- en neergaande beweging in tegenfase, waarbij twee aandrijfhefbomen (2,10) voorzien zijn voor het aandrijven van de drijfstangen (3a,3b,14a,14b) en elke aandrijfhefboom (2,10) voorzien is van 2 hefboomarmen (1,101,11,111), waarbij de drijfstangen (3a,3b,14a,14b) de verbinding maken tussen de uiteinden (20a,20b,2la,21b) van de messenroosters (4a,4b) en de hefboomarmen (1,101,11,111) van de aandrijfhefbomen (2,10). Daarbij zijn de aandrijfhefbomen (2 ,10) elk voorzien van een derde hefboomarm (8) die door middel van een verbindingsstang (13a, 13b) gekoppeld is met de hefboomarmen (18.1,18.2) van een derde hefboom (17) die schommelend aangedreven is en de schommelbeweging overbrengt op de aandrijfhefbomen (2,10) die op hun beurt de messenroosters (4a,4b) aandrijven. Twee (3a,3b) van de genoemde drijfstangen die met één van de uiteinden (20a,21b) van een verschillend messenrooster (4a,4b) verbonden zijn hebben een eerste koppelingspunt (9a,9b) tussen de drijfstang (3a,3b) en de hefboomarm (1,101) en een tweede koppelingspunt (15a, 15b) tussen de drijfstang (3a,3b) en het uiteinde (20a,21b) van het respectievelijke messenrooster (4a,4b) verbinden, en strekken zich verder uit in het verlengde van de lijn gevormd door de beide koppelingspunten (9a,15a;9b,15b) tot over een derde koppelingspunt (7a,7b), dat ten opzichte van het tweede koppelingspunt (15a, 15b) gelegen is op dezelfde afstand als de afstand tussen het tweede koppelingspunt (15a, 15b) en het eerste koppelingspunt (9a,9b), maar weg van het eerste koppelingspunt (9a,9b), en dat de drijfstang (3a,3b) koppelt met de tweede stang (5) van het Watt’s linkage stangensysteem, die in zijn uiterste positie voorzien is van een vaste lagering (6a, 6b), en waarbij de afstand tussen de vaste lagering (6a, 6b) en het derde koppelingspunt (7a,7b) nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen het eerste koppelingspunt (9a,9b) en het scharnierpunt (16,116) waarrond de aandrijfhefboom (2,10) schommelt.
De genoemde derde hefboom (17) is bij voorkeur schommelend aangedreven door een aandrijfkast met continu roterende ingangszijde en schommelende uitgangszijde.
Het blijft verder mogelijk (niet voorgesteld op de figuur) om de koppeling tussen de drijfstangen (14a, 14b) die geen deel uitmaken van het Watt’s linkage stangensysteem met de armen (11,111) van de respectievelijke aandrijfhefboom (2,10) met een sleuf uit te voeren, zodat deze uiteinden (20b,2la) van de messenroosters (4a,4b) los ingesteld kunnen worden van de uiteinden (20a,21b) van de messenroosters (4a,4b) die met de drijfstangen (3a,3b) gekoppeld zijn die in het Watt’s linkage stangensysteem geïntegreerd zijn in de aandrijfketting (30).
In figuur 3 wordt een derde voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een jacquardinrichting volgens de uitvinding voorgesteld, waarin elk van de messenroosters (4a,4b) aan hun eerste uiteinde (20a,20b) voorzien zijn van een eerste drijfstang (3a,3b), en aan hun tweede uiteinde (21a,21b) voorzien zijn van een tweede drijfstang (14a,14b), waarbij de drijfstangen (3a,3b,14a,14b) voorzien zijn voor het aandrijven van de messenroosters (4a,4b) van één zijde van de jacquardinrichting voor het uitvoeren van hun op- en neergaande beweging in tegenfase. Elke drijfstang (3a, 3b) koppelt het eerste uiteinde (20a,20b) van het messenrooster (4a,4b) met een aparte eerste aandrijfhefboom (2a,2b) in een eerste hefboomarm (la,lb) en is voorzien van een derde hefboomarm (8a,8b), waaraan een verbindingsstang (13a,13b) gekoppeld is die verbinding maakt met een hefboomarm (12a, 12b) van een tweede aandrijfhefboom (10), en die verder voorzien is van één of meerdere hefboomarmen (11a, 11b) waaraan de tweede drijfstang (14a, 14b) gekoppeld is. Daarbij hebben twee (3a,3b) van de genoemde drijfstangen die met één van de uiteinden (20a,20b) van een respectievelijk messenrooster (4a,4b) verbonden zijn een eerste koppelingspunt (9a,9b) tussen de drijfstang (3a,3b) en de hefboomarm (la,lb) en een tweede koppelingspunt (15a,15b) tussen de drijfstang (3a,3b) en het uiteinde (20a,20b) van het respectievelijke messenrooster (4a,4b). In het verlengde van de lijn gevormd door de beide koppelingspunten (9a,15a;9b,15b) strekt de drijfstang (3a,3b) zich verder uit tot over een derde koppelingspunt (7a,7b), dat ten opzichte van het tweede koppelingspunt (15a, 15b) gelegen is op dezelfde afstand als de afstand tussen het tweede koppelingspunt (15a,15b) en het eerste koppelingspunt (9a,9b), maar verder weg van het eerste koppelingspunt (9a,9b), en dat de drijfstang (3a,3b) koppelt met de tweede stang (5) van het Watt’s linkage stangensysteem. Deze tweede stang is in zijn uiterste positie voorzien van een vaste lagering (6a, 6b) en de afstand tussen de vaste lagering (6a, 6b) en het derde koppelingspunt (7a, 7b) is nagenoeg gelijk aan de afstand tussen het eerste koppelingspunt (9a,9b) en het scharnierpunt (16,16a, 16b) waarrond de aandrijfhefboom (2a,2b, 10) schommelt.
De tweede aandrijfhefboom (10) is bij voorkeur voorzien van 2 eerste hefboomarmen (12a,12b) en 2 tweede hefboomarmen (1 la,l lb).
De scharnierpunten (16a, 16b) waarrond de eerste aandrijfhefbomen (2a,2b) schommelen liggen bij voorkeur in één lijn op dezelfde as (27), zodat de scharnierpunten (6a,6b) van de Watt’s linkages in één lijn op dezelfde as (28) liggen. Dit laat toe om de vaste scharnierpunten (6a,6b) op een vaste gemeenschappelijke as (28) te monteren, waardoor de constructie ten opzichte van figuren 1 en 2 vereenvoudigd wordt.
In figuren 2 en 3, zijn de 2 Watt’s linkage stangensystemen gekoppeld aan twee verschillende aandrijfhefbomen (2,10;2a,2b), aan dezelfde of aan een verschillende uiteinde van de messenroosters (4a,4b), wat toelaat beide messenroosters (4a,4b) in gelijke lengte uit te voeren, en voor beide messensets een gelijkwaardige stijfheid te bekomen.
De instelbaarheid van de sprong van de uiteinden (20a,20b,21a,21b) van de messenroosters (4a,4b) wordt in de drie uitvoeringsvormen zoals voorgesteld op figuren 1 tot en met 3 niet langer in de hefboomarmen (1,11) uitgevoerd zoals in de stand van de techniek gebruikelijk was. In de stand van de techniek wordt de sprong ingesteld door het koppelingspunt tussen de hefboomarm van de tweede aandrijfhefboom voor het aandrijven van de beweging van het messenrooster en de verbindingsstang tussen deze tweede aandrijfhefboom en het messenrooster te verplaatsen op de genoemde hefboomarm van de genoemde aandrijfhefboom. Door het voorzien van een dergelijke regelbare hefboomarmlengte is het niet gegarandeerd dat de hefboomarmen van de eerste en de tweede stang van het Watt’s linkage stangensysteem dezelfde lengte hebben, wat essentieel is om een rechtlijnige beweging te bekomen van het middelpunt van de derde stang.
Door de sprong verder vooruit in de aandrijfketting (30), i.e. dichter bij de aandrijfmotor, in te stellen, kan wel een geïntegreerd Watt’s linkage stangensysteem ingezet worden. Daarom wordt in figuren 1 en 3 de amplitude van de beweging van het genoemde uiteinde (20a,20b) van het messenrooster (4a,4b) bij voorkeur instelbaar gemaakt in een hefboomarm (8,8a,8b) van de eerste of tweede aandrijfhefboom (2,2a,2b, 10) die geen deel uitmaakt van het Watt’s linkage stangensysteem. Dit heeft als gevolg dat de instelling van de sprong in deze uitvoeringsvorm volgens figuur 1 altijd voor beide uiteinden van de messenroosters (4a,4b) die via de hefboomarmen (1,11) met de hefboom (2) verbonden zijn gelijktijdig werkt. Door in de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 in beide armen (8a,8b) van de respectievelijke hefboom (2a,2b) instelbaarheid te voorzien van de heffingshoogte, kan deze voor de uiteinden van beide messenroosters (4a,4b) apart ingesteld worden. In figuur 2 is de instelbaarheid van de sprong van de verschillende messenroosters (4a,4b) naar de derde hefboom (17) verschoven en voor de uiteinden van beide messenroosters apart instelbaar.
In de figuren 2 en 3 kunnen de messenroosters (4a,4b) even groot gedimensioneerd worden zodat de beide messensets een gelijke stijfheid bekomen. In figuur 3 zijn 2 messenhouders (19a, 19b) voorgesteld (1 per messenrooster (4a,4b)) waarin een mes van de jacquardinrichting opgehangen kan worden (niet voorgesteld op de figuur).
In figuur 4 wordt een deel van de uitvoeringsvorm van figuur 3 voorgesteld, waarbij koppeling kan gemaakt worden naar verschillende varianten van de aandrijving van de andere uiteinden (21a,21b) van de messenroosters (4a,4b) en de verdere aandrijfketting (30).
De jacquardinrichting volgens de uitvinding wordt ingezet in combinatie met weefmachines die zowel enkel- als dubbelstukweefmachines kunnen zijn.

Claims (13)

1. Jacquardinrichting, omvattende 2 sets in tegenfase op- en neer bewegende messen, die elk aan elk van hun uiteinden opgenomen worden in aparte messenroosters (4a,4b), die aangedreven worden door een aandrijfketting (30) en die elk aan één van hun uiteinden (20a,20b) tot een rechte beweging geleid worden door middel van een “Watt’s linkage” stangensysteem, waarbij de heffmgshoogte van elk van deze uiteinden (20a,20b) van de messenroosters (4a,4b) instelbaar is, en waarbij de messenroosters (4a,4b) elk aan hun eerste uiteinden (20a,20b) door middel van een eerste drijfstang (3a,3b) in verbinding staan met minstens een eerste aandrijfhefboom (2,2a,2b, 10), en aan hun tweede uiteinden (21a,21b) door middel van een tweede drijfstang (14a, 14b) in verbinding staan met minstens een tweede aandrijfhefboom (2,10), met het kenmerk dat per messenrooster (4a,4b), één of meerdere elementen (1,101,la,lb,3a,3b) van het Watt’s linkage stangensysteem deel uitmaken van de aandrijfketting (30), en de amplitude van de beweging van het genoemde uiteinde (20a,20b) van het messenrooster (4a,4b) instelbaar is in de aandrijfketting (30) vóór het koppelingspunt (9a, 9b) tussen de eerste stang (1,101,1a,lb) en de derde stang (3a, 3b) van het Watt’s linkage stangensysteem ten opzichte van de aandrijfmotor.
2. Jacquardinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat één van de uiterste stangen (l,101,la,lb) van het Watt’s linkage stangensysteem deel uitmaakt van de aandrijfketting (30).
3. Jacquardinrichting volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk dat de Watt’s linkage stangensystemen van de messenroosters (4a,4b) zich aan hetzelfde uiteinde (20a,20b;21a,21b) van de messenroosters (4a,4b) bevinden.
4. Jacquardinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de Watt’s linkage stangensystemen van de messenroosters (4a,4b) zich aan een verschillend uiteinde (20a,21b;21a,20b) van de messenroosters (4a,4b) bevinden.
5. Jacquardinrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat elk van de messenroosters (4a,4b) aan hun beide uiteinden voorzien zijn van drijfstangen (3a,3b,14a,14b) voor het aandrijven van de messenroosters (4a,4b) van één zijde van de jacquardinrichting voor het uitvoeren van hun op- en neergaande beweging in tegenfase, waarbij twee aandrijfhefbomen (2,10) voorzien zijn voor het aandrijven van de drijfstangen (3a,3b,14a,14b), waarbij de aandrijfhefbomen (2,10) met elkaar verbonden zijn, en waarbij elke aandrijfhefboom (2,10) voorzien is van 2 hefboomarmen (1,101 ;11,111) die zo uitgevoerd zijn dat de hefboomarmen (1,101 ;11,111) van eenzelfde aandrijfhefboom (2; 10) een tegengestelde beweging uitvoeren, en die elk verbonden zijn door middel van een drijfstang (3a,3b,14a,14b) met een uiteinde (20a,20b,2la,21b) van één van de messenroosters (4a,4b), waarbij twee (3a,3b) van de genoemde drijfstangen die met één van de uiteinden (20a,20b) van een verschillend messenrooster (4a,4b) verbonden zijn, een eerste koppelingspunt (9a,9b) tussen de drijfstang (3a,3b) en de hefboomarm (1,101) en een tweede koppelingspunt (15a,15b) tussen de drijfstang (3a,3b) en het uiteinde (20a,20b) van het respectievelijke messenrooster (4a,4b) verbinden, en zich verder uitstrekken in het verlengde van de lijn gevormd door de beide koppelingspunten (9a,15a;9b,15b) tot over een derde koppelingspunt (7a,7b), dat ten opzichte van het tweede koppelingspunt (15a, 15b) gelegen is op dezelfde afstand als de afstand tussen het tweede koppelingspunt (15a, 15b) en het eerste koppelingspunt (9a,9b), maar weg van het eerste koppelingspunt (9a,9b), en dat de drijfstang (3a,3b) koppelt met de tweede stang (5) van het Watt’s linkage stangensysteem, die in zijn uiterste positie voorzien is van een vaste lagering (6a, 6b), en waarbij de afstand tussen de vaste lagering (6a, 6b) en het derde koppelingspunt (7a,7b) nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen het eerste koppelingspunt (9a,9b) en het scharnierpunt (16,116) waarrond de aandrijfhefboom (2,10) schommelt.
6. Jacquardinrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat elk van de messenroosters (4a,4b) aan hun beide uiteinden voorzien zijn van drijfstangen (3a,3b,14a,14b) voor het aandrijven van de messenroosters (4a,4b) van één zijde van de jacquardinrichting voor het uitvoeren van hun op- en neergaande beweging in tegenfase, waarbij twee aandrijfhefbomen (2,10) voorzien zijn voor het aandrijven van de drijfstangen (3a,3b,14a,14b) en elke aandrijfhefboom (2,10) voorzien is van 2 hefboomarmen (1,101,11,111), waarbij de drijfstangen (3a,3b,14a,14b) de verbinding maken tussen de uiteinden (20a,20b,2la,21b) van de messenroosters (4a,4b) en de hefboomarmen (1,101,11,111) van de aandrijfhefbomen (2,10), waarbij de aandrijfhefbomen (2 ,10) elk voorzien zijn van een derde hefboomarm (8) die door middel van een verbindingsstang (13a,13b) gekoppeld is met de hefboomarmen (18.1,18.2) van een derde hefboom (17) die schommelend aangedreven is en de schommelbeweging overbrengt op de aandrijfhefbomen (2,10) die op hun beurt de messenroosters (4a,4b) aandrijven, waarbij twee (3a,3b) van de genoemde drijfstangen die met één van de uiteinden (20a,21b) van een verschillend messenrooster (4a,4b) verbonden zijn, een eerste koppelingspunt (9a,9b) tussen de drijfstang (3a,3b) en de hefboomarm (1,101) en een tweede koppelingspunt (15a,15b) tussen de drijfstang (3a,3b) en het uiteinde (20a,21b) van het respectievelijke messenrooster (4a,4b) verbinden, en zich verder uitstrekken in het verlengde van de lijn gevormd door de beide koppelingspunten (9a,15a;9b,15b) tot over een derde koppelingspunt (7a,7b), dat ten opzichte van het tweede koppelingspunt (15a, 15b) gelegen is op dezelfde afstand als de afstand tussen het tweede koppelingspunt (15a, 15b) en het eerste koppelingspunt (9a,9b), maar weg van het eerste koppelingspunt (9a,9b), en dat de drijfstang (3a,3b) koppelt met de tweede stang (5) van het Watt’s linkage stangensysteem, die in zijn uiterste positie voorzien is van een vaste lagering (6a, 6b), en waarbij de afstand tussen de vaste lagering (6a, 6b) en het derde koppelingspunt (7a,7b) nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen het eerste koppelingspunt (9a,9b) en het scharnierpunt (16,116) waarrond de aandrijfhefboom (2,10) schommelt.
7. Jacquardinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de genoemde derde hefboom (17) schommelend is aangedreven door een aandrijfkast met continu roterende ingangszijde en schommelende uitgangszijde.
8. Jacquardinrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk dat de amplitude van de beweging van het genoemde uiteinde (20a,21b) van het messenrooster (4a,4b) instelbaar is in de genoemde derde hefboom (17).
9. Jacquardinrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk dat elk van de messenroosters (4a,4b) aan hun eerste uiteinde (20a,20b) voorzien zijn van een eerste drijfstang (3a,3b), en aan hun tweede uiteinde (21a,21b) voorzien zijn van een tweede drijfstang (14a,14b), waarbij de drijfstangen (3a,3b,14a,14b) voorzien zijn voor het aandrijven van de messenroosters (4a,4b) van één zijde van de jacquardinrichting voor het uitvoeren van hun op- en neergaande beweging in tegenfase, en dat elke eerste drijfstang (3a, 3b) het eerste uiteinde (20a,20b) koppelt met een aparte eerste aandrijfhefboom (2a,2b) in een eerste hefboomarm (la,lb) en voorzien is van een derde hefboomarm (8a,8b), waaraan een verbindingsstang (13a, 13b) gekoppeld is die verbinding maakt met een hefboomarm (12a, 12b) van een tweede aandrijfhefboom (10), die verder voorzien is van één of meerdere hefboomarmen ( 11 a, 11 b) waaraan de tweede drijfstang (14a,14b) gekoppeld is, waarbij twee (3a,3b) van de genoemde drijfstangen die met één van de uiteinden (20a,20b) van een respectievelijk messenrooster (4a,4b) verbonden zijn een eerste koppelingspunt (9a,9b) tussen de drijfstang (3a,3b) en de hefboomarm (la,lb) en een tweede koppelingspunt (15a,15b) tussen de drijfstang (3a,3b) en het uiteinde (20a,20b) van het respectievelijke messenrooster (4a,4b) verbinden, en zich verder uitstrekken in het verlengde van de lijn gevormd door de beide koppelingspunten (9a,15a;9b,15b) tot over een derde koppelingspunt (7a,7b), dat ten opzichte van het tweede koppelingspunt (15a, 15b) gelegen is op dezelfde afstand als de afstand tussen het tweede koppelingspunt (15a, 15b) en het eerste koppelingspunt (9a,9b), maar weg van het eerste koppelingspunt (9a,9b), en dat de drijfstang (3a,3b) koppelt met de tweede stang (5) van het Watt’s linkage stangensysteem, die in zijn uiterste positie voorzien is van een vaste lagering (6a, 6b), en waarbij de afstand tussen de vaste lagering (6a, 6b) en het derde koppelingspunt (7a,7b) nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen het eerste koppelingspunt (9a,9b) en het scharnierpunt (16,16a, 16b) waarrond de aandrijfhefboom (2a,2b, 10) schommelt.
10. Jacquardinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de tweede aandrijfhefboom (10) voorzien is van 2 eerste hefboomarmen (12a, 12b) en 2 tweede hefboomarmen (1 la,l lb).
11. Jacquardinrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk dat de scharnierpunten (16a, 16b) waarrond de eerste aandrijfhefbomen (2a,2b) schommelen in één lijn liggen op dezelfde as (27), zodat de scharnierpunten (6a,6b) van de Watt’s linkages in één lijn op dezelfde as (28) liggen.
12. Jacquardinrichting volgens één van de conclusies 4 tot en met 11, met het kenmerk dat de Watt’s linkage stangensystemen gekoppeld zijn aan twee verschillende aandrijfhefbomen (2,10;2a,2b).
13. Jacquardinrichting volgens één van de conclusies 4 tot en met 7 en 9 tot en met 12, met het kenmerk dat de amplitude van de beweging van het genoemde uiteinde (20a,20b) van het messenrooster (4a,4b) instelbaar is in een hefboomarm (8,8a,8b) van de eerste of tweede aandrijfhefboom (2,2a,2b, 10) die geen deel uitmaakt van het Watt’s linkage stangensysteem.
BE2005/0185A 2005-04-08 2005-04-08 Jacquardinrichting. BE1016486A4 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2005/0185A BE1016486A4 (nl) 2005-04-08 2005-04-08 Jacquardinrichting.
DE602006004633T DE602006004633D1 (de) 2005-04-08 2006-03-31 Jacquardmaschine
EP06112105A EP1710330B1 (en) 2005-04-08 2006-03-31 Jacquard machine
AT06112105T ATE420230T1 (de) 2005-04-08 2006-03-31 Jacquardmaschine
CN2006100753529A CN1844524B (zh) 2005-04-08 2006-04-10 提花织机
US11/401,102 US7610939B2 (en) 2005-04-08 2006-04-10 Jacquard machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2005/0185A BE1016486A4 (nl) 2005-04-08 2005-04-08 Jacquardinrichting.
BE200500185 2005-04-08

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1016486A4 true BE1016486A4 (nl) 2006-12-05

Family

ID=35447671

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2005/0185A BE1016486A4 (nl) 2005-04-08 2005-04-08 Jacquardinrichting.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US7610939B2 (nl)
EP (1) EP1710330B1 (nl)
CN (1) CN1844524B (nl)
AT (1) ATE420230T1 (nl)
BE (1) BE1016486A4 (nl)
DE (1) DE602006004633D1 (nl)

Families Citing this family (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1016559A4 (nl) * 2005-03-21 2007-01-09 Wiele Michel Van De Nv Jacquardinrichting.
FR2945825B1 (fr) * 2009-05-19 2011-06-24 Staubli Lyon Dispositif de formation de la foule et metier a tisser de type jacquard equipe d'un tel dispositif.
CN102220668B (zh) * 2011-05-31 2013-03-13 浙江奇汇电子提花机有限公司 一种电子提花机提刀传动机构
CN102505244A (zh) * 2011-10-28 2012-06-20 吴江市金迪喷织厂 纺织机刀杆连接装置
BE1021506B1 (nl) * 2012-11-19 2015-12-03 Nv Michel Van De Wiele Module geschikt voor inbouw in een jaquardmachine
US8939829B2 (en) * 2012-12-14 2015-01-27 Cnh Industrial America Llc Combine linear side-shake cleaning control system
US8951105B2 (en) * 2012-12-21 2015-02-10 Cnh Industrial America Llc Combine side-shake control system slider joint
BR102016017211B1 (pt) * 2015-07-23 2021-08-24 Cnh Industrial America Llc Peneira para uma colheitadeira agrícola e colheitadeira agrícola
EP3120687B1 (en) * 2015-07-23 2018-10-17 CNH Industrial Belgium nv Side shaker link for agricultural harvester sieve assembly
CN105316834A (zh) * 2015-12-04 2016-02-10 浙江奇汇电子提花机有限公司 电子提花机传动机构
BE1024029B1 (nl) * 2016-04-08 2017-11-06 Nv Michel Van De Wiele Gaapvormingsmodule voor een weefinrichting
CN113136647A (zh) * 2020-01-17 2021-07-20 广东溢达纺织有限公司 提花机换型装置及提花机换型方法
CN114592261B (zh) * 2022-03-15 2023-10-27 嵊州市和丰电子科技有限公司 矮机身低重量高稳定性提花机

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0522216A1 (en) * 1991-06-28 1993-01-13 Bonas Machine Company Limited Jacquard mechanism
EP0742299A2 (en) * 1995-05-08 1996-11-13 Kayaba Kogyo Kabushiki Kaisha Thread selecting device

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2083291A (en) * 1935-01-30 1937-06-08 Camps Juan Picanol Mechanism for the working and regulation of the healds course
GB577980A (en) * 1943-03-24 1946-06-11 Kapella Ltd Improvements in or relating to apparatus for measuring or indicating the roughnessesor undulations of a surface
US3204476A (en) * 1960-04-05 1965-09-07 William S Rouverol Variable speed transmission
US3323284A (en) * 1962-11-05 1967-06-06 Tape Engineering Ltd Apparatus for handling a web of material
US3210994A (en) * 1963-10-31 1965-10-12 Erwin J Saxl Tension gage and control for filamentary materials
US4047272A (en) * 1975-12-29 1977-09-13 Hanes Corporation Machine for continuous bias cutting of tubular fabric
BR9007711A (pt) * 1989-10-04 1992-07-21 Archimedes Associates Inc Maquina de pistao rotativo de construcao trocoidal
US5458359A (en) * 1994-08-08 1995-10-17 Brandt; Larry A. Missing link swivel for four-link rigid axle suspensions

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0522216A1 (en) * 1991-06-28 1993-01-13 Bonas Machine Company Limited Jacquard mechanism
EP0742299A2 (en) * 1995-05-08 1996-11-13 Kayaba Kogyo Kabushiki Kaisha Thread selecting device

Also Published As

Publication number Publication date
CN1844524B (zh) 2010-11-03
DE602006004633D1 (de) 2009-02-26
US20060249219A1 (en) 2006-11-09
EP1710330B1 (en) 2009-01-07
ATE420230T1 (de) 2009-01-15
US7610939B2 (en) 2009-11-03
CN1844524A (zh) 2006-10-11
EP1710330A1 (en) 2006-10-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1016486A4 (nl) Jacquardinrichting.
BE1016493A3 (nl) Inrichting voor het moduleren van een eerste roterende beweging van een inkomende as naar een tweede, verschillend van de eerste, roterende beweging van een uitgaande as bij textielmachines.
BE1016559A4 (nl) Jacquardinrichting.
US3974892A (en) Motorcycle rear wheel suspension
BE1004308A3 (nl) Aandrijfsysteem voor de messenroosters van een dubbel-hef-opengaap jacquardmachine, en dergelijke jacquardmachines van een dergelijk aandrijfsysteem voorzien.
EP2253749B1 (fr) Dispositif de formation de la foule et métier à tisser de type Jacquard équipé d'un tel dispositif
JP3586466B2 (ja) 織機の開口装置
JP2945394B2 (ja) フォールプレートバーを有する経編機
BE1013564A3 (nl) Inrichting voor de rechtgeleiding van de messendraagbalken in een jacquardmachine.
US5538046A (en) Mechanism for controlling the reciprocating movement of griffe frames
EP0566506B1 (fr) Mécanisme pour la commande alternative des couteaux dans les ratières lourdes du type à pas fermé
FR2917754A1 (fr) Dispositif de tirage pour la commande des cadres de lisses d'un metier a tisser, ensemble de formation de la foule comprenant un tel dispositif et metier a tisser equipe d'un tel ensemble
JPH02109736A (ja) 自動車の変速装置のプレセレクト及び切換のための装置
BE1017667A3 (nl) Jacquardinrichting.
JP3272097B2 (ja) 織機の開口形成装置の把持フレームの往復運動の制御機構
EP0459922A1 (fr) Unité électro-magnétique pour la commande des ratières et autres mécaniques de tissage
CN109023753B (zh) 梭刺绣机
US1047003A (en) Mechanical movement.
BE1024029B1 (nl) Gaapvormingsmodule voor een weefinrichting
BE1015419A6 (nl) Inrichting voor het vormen van een zelfkant aan een weefsel.
US4005736A (en) Eccentric mechanism for driving a plurality of heddle carrying frames
JPH03834A (ja) 消極ドビー機
JP3866529B2 (ja) クランクプレスの駆動装置
EP0961846A1 (en) Jacquard mechanism
BE1017213A3 (nl) Dobby-inrichting voor het aansturen van de bewegingen van minstens een weefraam van een weefmachine, en weefmachine voorzien van een dergelijke dobby-inrichting.