BE1010943A3 - Grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen. - Google Patents
Grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1010943A3 BE1010943A3 BE9700165A BE9700165A BE1010943A3 BE 1010943 A3 BE1010943 A3 BE 1010943A3 BE 9700165 A BE9700165 A BE 9700165A BE 9700165 A BE9700165 A BE 9700165A BE 1010943 A3 BE1010943 A3 BE 1010943A3
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- rapier
- guide
- belt
- weaving machine
- gripper
- Prior art date
Links
- 238000009941 weaving Methods 0.000 claims abstract description 50
- 235000014676 Phragmites communis Nutrition 0.000 claims abstract description 24
- 244000089486 Phragmites australis subsp australis Species 0.000 abstract 1
- 230000037431 insertion Effects 0.000 description 5
- 238000003780 insertion Methods 0.000 description 5
- 238000004049 embossing Methods 0.000 description 1
- 239000004744 fabric Substances 0.000 description 1
Classifications
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D47/00—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
- D03D47/27—Drive or guide mechanisms for weft inserting
- D03D47/277—Guide mechanisms
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D47/00—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
- D03D47/27—Drive or guide mechanisms for weft inserting
- D03D47/271—Rapiers
- D03D47/272—Rapier bands
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Textile Engineering (AREA)
- Looms (AREA)
- Woven Fabrics (AREA)
Abstract
Grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen (28) en geleidingsmiddelen (28) voor het geleiden van een grijperband (1,2), waarbij de geleidingsmiddelen (28) twee reeksen geleidingselementen (35,36) vormen, waarbij een eerste reeks samenwerkt met een eerste zijde (37) en een tweede reeks samenwerkt met een tweede zijde (38) van de onderkant van de grjperband (1,2) en waarbij alle geleidingselementen (35,36), minstens nabij de grijperband (1,2), zodanig naar de grijperband (1,2) toe gericht zijn dat, naar het riet (13) toe, een stompe hoek (B,B',C,C') gevormd wordt tussen deze geleidingselementen (35,36) en de grijperband (1,2).
Description
<Desc/Clms Page number 1> EMI1.1 Grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen. ---------------------------------------------------- De uitvinding betreft een grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen voor het geleiden van een grijperband, waarbij een grijper door een grijperband volgens de inslagrichting in en uit een weefvak wordt bewogen, en waarbij de geleidingsmiddelen doorheen een vlak kettingdraden in en uit het weefvak beweegbaar zijn. De uitvinding betreft eveneens geleidingsmiddelen die hierbij aangewend worden. Een grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen is gekend uit US 5183081. Hierbij worden voor het geleiden van de grijperband geleidingsmiddelen aangewend om de grijperband met twee reeksen geleidingselementen te geleiden, waarbij de reeks die zieh het dichtst van het riet bevindt in alle posities van de geleidingselementen onder het vlak gevormd door de onderkant van de grijperband is gelegen. De reeks geleidingselementen die zieh het verst van het riet bevindt bestaan uit haken die samenwerken met de zijkant van de lans die weg van het riet is gelegen. Dergelijke haken hebben als nadeel dat deze aanleiding geven tot het breken en/of beschadigen van de kettingdraden, wanneer de haken doorheen het vlak kettingdraden bewegen. Het doel van de uitvinding is een grijperweefmachine die toelaat de geleidingsmiddelen voor de grijperband doorheen een vlak kettingdraden te bewegen zonder de kettingdraden te beschadigen. Tot dit doel vormen de geleidingsmiddelen twee reeksen geleidingselementen, waarbij een eerste reeks samenwerkt met een eerste zijde en een tweede reeks samenwerkt met een <Desc/Clms Page number 2> tweede zijde van de onderkant van de grijperband en waarbij alle geleidingselementen, minstens nabij de grijperband, zodanig naar de grijperband toe gericht zijn dat, naar het riet toe, een stompe hoek gevormd wordt tussen deze geleidingselementen en de grijperband. Door het aanwenden van geleidingselementen volgens de uitvinding wordt als voordeel bekomen dat de kettingdraden minder beschadigd worden wanneer de geleidingselementen doorheen een vlak kettingdraden bewegen. Dit is vooral voordelig bij kettingdraden die proppen of onregelmatigheden bevatten, daar de voornoemde geleidingselementen toelaten de proppen of onregelmatigheden eenvoudig langsheen de geleidingselementen te geleiden en de proppen of onregelmatigheden niet gevat kunnen worden door de geleidingselementen. Voorkeurdragend bewegen alle geleidingselementen zodanig doorheen het vlak kettingdraden dat, van het riet weg, een stompe hoek gevormd wordt tussen de geleidingselementen en het voornoemde vlak kettingdraden. Hierbij zijn de geleidingselementen bij voorkeur naar het riet toe gericht. Dit is voordelig om proppen of onregelmatigheden eenvoudig langsheen de geleidingselementen te geleiden. Bij voorkeur is het bovengedeelte van alle geleidingselementen in alle posities van de geleidingselementen onder het vlak gevormd door de onderkant van de grijperband gelegen. Hierbij kan het bovengedeelte van alle geleidingselementen de onderkant van de grijperband geleiden. Volgens een mogelijkheid is, minstens ter hoogte van het einde van de grijperband waar de grijper zich bevindt, aan de onderkant van de grijperband een geleidingsstuk aangebracht <Desc/Clms Page number 3> dat geleid wordt door de geleidingselementen. Volgens nog een mogelijkheid vertoont, minstens ter hoogte van het einde van de grijperband waar de grijper zich bevindt, de onderkant van de grijperband een geleidingsrib die geleid wordt door de geleidingselementen. Volgens nog een andere mogelijkheid wordt in het verlengde van de grijperband ter hoogte van de grijper een geleidingsgedeelte aangebracht dat door de geleidingselementen wordt geleid. Dit geleidingsgedeelte kan een geleidingsrib vertonen die door de geleidingselementen wordt geleid. In het verlengde van de geleidingsrib van het geleidingsgedeelte kan een aan de grijperband bevestigd geleidingsstuk en/of een geleidingsrib van de grijperband zelf voorzien worden. Dit laat toe de grijper en/of het gedeelte van de grijperband ter hoogte van de grijper volgens de breedterichting van de grijperband te geleiden. De uitvinding betreft tevens geleidingsmiddelen voor het geleiden van een grijperband bij een voornoemde grijperweefmachine, die elk minstens twee geleidingselementen bevatten, waarbij naar eenzelfde plaats toe, minstens nabij het bovengedeelte van elk geleidingselement, tussen het bovengedeelte van elk geleidingselement en de zijgedeelten van elk geleidingselement een stompe hoek wordt gevormd. Teneinde de kenmerken van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 schematisch een grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen volgens de uitvinding, in een stand waarbij de geleidingsmiddelen samenwerken met de grijperband, weergeeft ; figuur 2 een doorsnede volgens lijn 11-11 in figuur 1 <Desc/Clms Page number 4> weergeeft ; figuur 3 vergroot een gedeelte zoals in figuur 2 ter hoogte van een opening in de grijperband weergeeft ; figuur 4 vergroot een gedeelte zoals in figuur 3 weergeeft ; figuur 5 het gedeelte van figuur 3 in een stand bij het in het weefvak treden van de geleidingsmiddelen weergeeft ; figuur 6 een zieht volgens pijl F6 in figuur 3 weergeeft ; figuur 7 het zieht zoals in figuur 6 voor een variante uitvoeringsvorm weergeeft ; figuur 8 het zieht zoals in figuur 6 voor nog een variante uitvoeringsvorm weergeeft ; figuur 9 in een zieht analoog aan figuur 3 een variante uitvoeringsvorm, waarbij geleidingsmiddelen volgens figuur 8 aangewend worden, weergeeft ; figuur 10 een zieht volgens pijl F10 in figuur 9 weergeeft ; figuren 11 en 12 een variante uitvoeringsvorm voor de uitvoeringsvorm van figuren 9 en 10, waarbij geleidings- middelen volgens figuur 6 aangewend worden, weergeven ; figuren 13 en 14 nog een variante uitvoeringsvorm voor de uitvoeringsvorm van figuren 11 en 12 weergeven ; figuren 15 en 16 variante uitvoeringsvormen van de uitvoeringsvorm van figuur 14 weergeven. De in figuren 1 tot 6 voorgestelde grijperweefmachine bevat een grijperband 1, 2 waaraan aan een einde een gevergrijper 3 of een nemergrijper 4 is voorzien en die volgens de inslagrichting A in en uit een weefvak beweegbaar zijn. De met aandrijfmiddelen 5 aangedreven grijperband 1 beweegt de gevergrijper 3 met de in te brengen inslagdraad volgens de inslagrichting A vanaf de inbrengzijde tot in het midden van het weefvak, waar de nemergrijper 4, die analoog bewogen wordt met een door aandrijfmiddelen 6 aangedreven grijperband 2, de inslagdraad overneemt en naar de tegenoverliggende <Desc/Clms Page number 5> zijde van het weefvak transporteert. De aandrijfmiddelen 5 en 6 die elk in het bereik van een zijfreem 7 of 8 van de grijperweefmachine zijn opgesteld, bevatten elk een met aandrijfelementen aangedreven getand lanswiel 9 of 10 dat samenwerkt met de grijperband 1 of 2. De grijperbanden 1, 2 worden met geleidingsblokken 11 in contact met de lanswielen 9,10 gehouden. De grijperweefmachine bevat verder een weeflade 12 waarop een riet 13 is voorzien, die in de zijfremen 7,8 is gelagerd en met aandrijfmiddelen 14,15 aangedreven wordt. De aandrijfmiddelen 14,15 en aandrijfmiddelen 5,6 kunnen synchroon aangedreven worden. Ter hoogte van de zijfremen 7,8 worden de grijperbanden 1, 2 geleid door vast opgestelde geleidingen 16 en 17. Zoals weergegeven in figuur 2 bevat de grijperweefmachine verder schematisch weergegeven gaapvormingsmiddelen 18 die bevolen worden door niet weergegeven gaapaandrijfmiddelen die synchroon met de ladeaandrijfmiddelen 14,15 kunnen aangedreven worden. Verder zijn twee vlakken kettingdraden 19 en 20 weergegeven waartussen een weefvak 21 wordt gevormd teneinde toe te laten een inslagdraad in te brengen. Deze vlakken kettingdraden 19 en 20 worden gevormd met behulp van de gaapvormingsmiddelen 18. De weeflade 12 bezit een ladeas 22 waarop een ladeprofiel 23 met bouten 24 is bevestigd. Op het ladeprofiel 23 wordt het riet 13 met bevestigingsmiddelen 25 bevestigd. Verder is op het ladeprofiel 23 een tussenprofiel 26 met bouten 27 bevestigd waarop een aantal geleidingsmiddelen 28 volgens de uitvinding zijn bevestigd. De bevestiging van elk geleidingsmiddel 28 gebeurt met behulp van een bout 29 die doorheen een steun 30 van de geleidings- <Desc/Clms Page number 6> EMI6.1 middelen 28 passeert en die samenwerkt met in het tussenprofiel 26 voorziene schroefdraad 31. De schroefdraad 31 wordt onder een hoek ten opzichte van een loodlijn op het tussenprofiel 26, in het tussenprofiel 26 voorzien. De steun 30 bevat een schuin vlak 32 dat loodrecht staat op de schroefdraad en waartegen de bout 29 kan aanleunen. Het aantal geleidingsmiddelen 28 voor het geleiden van de grijperband 1 of 2 is met behulp van de beweging van de weeflade 12 doorheen het onderste vlak kettingdraden 20 in en uit het weefvak 21 beweegbaar. Hierbij bewegen deze geleidingsmiddelen in een vlak loodrecht op de inslagrichting A doorheen het onderste vlak kettingdraden 20. De geleidingsmiddelen 28 bevinden zieh, zoals weergegeven in streeplijn in figuur 2, in een stand waarbij een ingebrachte inslagdraad tegen de aanslaglijn 33 het weefsel 34 wordt aangeslagen. Wanneer de geleidingsmiddelen 28 doorheen het vlak kettingdraden 20 in het weefvak 21 ingebracht zijn, vormen ze een zieh volgens de inslagrichting A van het weefvak 21 door het weefvak 21 uitstrekkende geleiding voor de grijperband 1 of 2. In de weergegeven uitvoeringsvorm strekt het vlak dat het ondervlak van de door de geleidingsmiddelen 28 geleide grijperband 1, 2 bevat, zieh uit onder de aanslaglijn 33. De geleidingsmiddelen 28 volgens de uitvinding bevatten, zoals meer in detail weergegeven in figuren 3 en 4, twee geleidingselementen 35 en 36 die voorzien zijn op de steun 30. De geleidingselementen 35 en 36 van het aantal langsheen de weeflade 12 opgestelde geleidingsmiddelen 28 vormen twee reeksen geleidingselementen 35 en 36 voor het geleiden van een grijperband 1 of 2. Een eerste reeks <Desc/Clms Page number 7> vangeleidingselementen 35 geleidt de zijde 37 van de onderkant van de grijperband 1 of 2 die gelegen is naar het riet 13 toe. Een tweede reeks geleidingselementen 36 geleidt de zijde 38 van de onderkant van de grijperband 1 of 2 die gelegen is weg van het riet 13. Hierdoor bevinden de geleidingselementen 35 zich tussen de geleidingselementen 36 en het riet 13. Zoals zichtbaar in figuur 6 worden beide geleidingselementen 35 en 36 volgens de inslagrichting A op een afstand van elkaar aangebracht op eenzelfde steun 30. Volgens de uitvinding zijn alle geleidingselementen 35 en 36 naar de grijperband 1 of 2 toe gericht wanneer de geleidingselementen 35 en 36 samenwerken met de grijperband 1 of 2, en dit zodanig dat minstens in de nabijheid van de grijperband 1, 2 een stompe hoek B, B'of C, C', zoals weergegeven in figuur 3, gevormd wordt tussen deze geleidingselementen 35 en 36 en de grijperband 1 of 2 naar het riet 13 toe, meer speciaal tussen de zijflanken van de geleidingselementen 35 en 36 die gelegen zijn in een vlak loodrecht op de inslagrichting A en de onderkant van de grijperband 1, 2. In het weergegeven voorbeeld zijn de hoeken B en B'en de hoeken C en C'respectievelijk nagenoeg gelijk aan elkaar. Hierbij zijn de geleidingselementen 35 en 36 naar het riet 13 toe gericht en zijn de grijperbanden 1 en 2 nagenoeg in een horizontaal vlak opgesteld. Bij deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm vertonen de delen van de voornoemde zijflanken van de geleidingsmiddelen 35 en 36 die zich in het weefvak 21 bevinden een nagenoeg rechte vorm, zodat de voornoemde stompe hoeken gevormd worden over de volledige lengte van de delen van de voornoemde zijflanken die zieh in het weefvak 21 bevinden. <Desc/Clms Page number 8> Zoals weergegeven in figuur 3 bevinden de geleidingselementen 35 en 36 zieh tussen het vlak kettingdraden 20 zodat respectievelijk een stompe hoek D, 0'en E, E', weg van het riet 13, gevormd wordt tussen de zijflanken van de geleidingselementen 35 en 36 en het voornoemde vlak kettingdraden 20. In een stand zoals weergegeven in figuur 5, waarbij de geleidingselementen 35 en 36 doorheen het vlak kettingdraden 20 bewegen, wordt respectievelijk een stompe hoek F, F'en G, G', weg van het riet 13, gevormd tussen deze geleidingselementen 35 en 36 en het voornoemde vlak kettingdraden 20. Het is duidelijk dat hierbij ook in alle standen waarbij de geleidingselementen 35 en 36 doorheen het vlak kettingdraden 20 bewegen, voornoemde stompe hoeken gevormd worden. Zoals weergegeven zijn de hoeken D en D', de hoeken E en E', de hoeken F en F'en de hoeken G en G' respectievelijk nagenoeg gelijk aan elkaar. In de stand van figuren 2,3 en 4, waarbij de geleidingsmiddelen 28 samenwerken met de grijperband 1 of 2, geleidt het bovengedeelte van elk geleidingselement 35 of 36 de onderkant van de grijperband 1 of 2. Het is ook duidelijk dat het bovengedeelte van elk geleidingselement 35 of 36 in alle posities van de geleidingselementen 35 of 36 onder het vlak gevormd door de onderkant van de grijperband 1 of 2 is gelegen. Volgens de langsrichting van de grijperband 1, 2 bevat de grijperband 1, 2, openingen 39 (figuur 10) die samenwerken met de tanden van de lanswielen 9,10 en die zoals weergegeven in figuur 3, volgens de breedte van de grijperband 1, 2 nagenoeg centraal in de grijperband 1, 2 zijn voorzien. Hierbij werken de geleidingselementen 35 en 36 niet samen met de grijperband 1, 2 ter hoogte van deze <Desc/Clms Page number 9> openingen 39. Dit biedt als voordeel dat geen sleet ontstaat ter hoogte van deze openingen 39 door wrijving met de geleidingsmiddelen 35 en 36. Het is duidelijk dat de bovenzijde van de geleidingselementen 35 en 36 van de nodige afrondingen zijn voorzien, om te voorkomen dat de geleidingselementen 35 en 36 de grijperband 1, 2 en het vlak kettingdraden 20 kunnen beschadigen. Deze afrondingen zijn zichtbaar in figuur 4. Daar het bovengedeelte 40,41 van de geleidingselementen 35 en 36 samenwerkt met de grijperband 1, 2 wordt tevens, naar eenzelfde plaats toe en in dit geval naar het riet 13 toe, een stompe hoek B, B'of C, C'gevormd tussen deze bovengedeelten 40 en 41 en de geleidingselementen 35 en 36, die gelijk is aan de stompe hoek B, B'of C, C'gevormd EMI9.1 tussen de grijperband 1, 2 en de geleidingselementen 35 en 36. Deze hoek B, B'of C, C'wordt in het bijzonder gevormd naar het riet 13 toe en dit tussen de bovengedeelten 40 en 41 en de zijflanken van de geleidingselementen 35 en 36 die gelegen zijn in een vlak dat loodrecht op de inslagrichting A is gelegen. Volgens nog een mogelijkheid worden zoals weergegeven in figuur 7 per steun 30 twee geleidingselementen 35 en n geleidingselement 36 voorzien, waarbij het geleidingselement 36 volgens de inslagrichting A tussen de twee geleidingselementen 35 is gelegen. Volgens nog een mogelijkheid worden zoals weergegeven in figuur 8 en 9 de geleidingselementen 35 en 36 in een vlak aangebracht dat loodrecht op de inslagrichting A is gelegen, zodat de geleidingselementen 35 en 36 tussen dezelfde <Desc/Clms Page number 10> kettingdraden van het vlak kettingdraden 19 in het weefvak 21 kunnen gebracht worden. Hierbij bevindt de steun 30 en de positie waar de beide geleidingselementen 35 en 36 samenkomen zieh onder het vlak kettingdraden 20, zodat een kettingdraad die gevat wordt tussen beide geleidingselementen 35 en 36 steeds het vlak kettingdraden 20 kan bereiken. Dit betekent dat dergelijke kettingdraden niet blijven hangen ter hoogte van het weefvak 21 tussen de geleidingselementen 35 en 36. Zoals weergegeven in figuren 9 en 10, wordt ter hoogte van het einde van de grijperband 1, 2 waar de grijper 3,4 zieh bevindt, aan de onderkant van de grijperband 1, 2 een geleidingsrib 42 aangebracht die geleid wordt door de geleidingselementen 35,36. Dit verhindert dat de grijperband 1, 2 volgens de breedterichting M kan bewegen en zodoende niet naar het riet 13 toe of van het riet 13 weg kan bewegen. De geleidingsrib 42 vertoont bij deze uitvoeringsvorm een driehoekige doorsnede. In figuren 11 en 12 is ter hoogte van het einde van de grijperband 1, 2 waar de grijper 3,4 zieh bevindt, aan de onderkant van de grijperband 1, 2 een geleidingsrib 43 voorzien die geleid wordt door de geleidingselementen 35 en 36. Hierbij maakt de geleidingsrib 43 deel uit van de grijperband 1, 2 zelf. Deze geleidingsrib 43 strekt zieh bijvoorbeeld uit tot iets voorbij de grijper 3,4. De geleidingsrib 43 vertoont bij deze uitvoeringsvorm een trapezo dale doorsnede. De voornoemde geleidingsrib 43 die zieh onder het vlak van de grijperband 1, 2 en dus ook onder het vlak gevormd door de bovengedeelten 40,41 van de geleidingselementen 35 en 36 uitstrekt, strekt zieh bij deze uitvoeringsvorm met zijn <Desc/Clms Page number 11> voorste gedeelte 43A uit tot voorbij de top van de grijperband 1, 2. Dit laat toe kettingdraden die op een van de bovengedeelten 40,41 van de geleidingselementen 35 of 36 blijven liggen, met de geleidingsrib 43 van deze bovengedeelten 40,41 te duwen vooraleer de bovengedeelten 40,41 van de geleidingselementen 35 en 36 kunnen samenwerken met het ondervlak van de grijperband 1, 2. Hierbij is het duidelijk dat de geleidingsrib 43 zelf niet kan samenwerken met de bovengedeelten 40,41 van de geleidingselementen 35 en 36. In figuren 13 en 14 wordt een uitvoeringsvorm weergegeven waarbij in het verlengde van de grijperband 1, 2 ter hoogte van de grijper 3,4 een geleidingsgedeelte 44 is aangebracht dat door de geleidingselementen 35 en 36 wordt geleid. Dit geleidingsgedeelte 44 bevat hierbij een geleidingsrib 45 die door de geleidingselementen 35 en 36 wordt geleid. De geleidingsrib 45 maakt deel uit van de geleidingsrib 44. Bij deze uitvoeringvorm bevindt de geleidingsrib 45 zieh op een zekere afstand van het voorste uiteinde van het geleidingsgedeelte 44, hetgeen mogelijk maakt de grijper 3,4 net zoals beschreven in US 5183081, reeds in het weefvak 21 te brengen vooraleer de geleidingsmiddelen 28 zieh in hun achterste positie, zoals weergegeven in figuur 13, bevinden. De geleidingsrib 45 vertoont een rechthoekige doorsnede. Bij de uitvoeringsvorm van figuur 15 wordt een geleiding- gedeelte 44 met een geleidingsrib 46 voorzien en wordt in het verlengde van deze geleidingsrib 46 een geleidingsrib 47 voorzien die deel uitmaakt van de grijperband 1, 2. Tussen de geleidingsrib 46 en de geleidingsrib 47 is een zekere afstand volgens de lengterichting van de grijperband 1, 2 voorzien. Volgens de variante zoals weergegeven in figuur 16, wordt in <Desc/Clms Page number 12> een geleidingsgedeelte 44 met een geleidingsrib 48 voorzien en wordt in het verlengde van de geleidingsrib 48 een geleidingsrib 49 bevestigd aan de grijperband 1, 2. De geleidingsrib 49 sluit hierbij aan op de geleidingsrib 48, terwijl de geleidingsrib 48 zieh aan de kant van de grijperband 1, 2 voorbij het geleidingsgedeelte 44 uitstrekt. De geleidingsrib 48 strekt zieh ook met zijn voorste gedeelte 48A uit tot voorbij de top van het geleidingsgedeelte 44, en dit op een wijze zoals de geleidingsrib 43 zieh met zijn voorste gedeelte 43A tot voorbij de grijperband 1, 2 uitstrekt. Hierbij worden dezelfde voordelen bekomen. De geleidingsribben 46 tot 49 kunnen hierbij een analoge vorm vertonen als de in figuren 9,11 en 13 weergegeven geleidingsribben 42,43 en 45. De geleidingsribben 42,43, 45 tot 49 vertonen een vorm die toelaat deze te geleiden door middel van de geleidingselementen 35 en 36. Dit verhindert dat de grijperband 1, 2 volgens de breedterichting van de grijperband 1, 2 kan bewegen en zodoende niet naar het riet 13 toe of van het riet 13 weg kan bewegen. De vorm vertoont bijvoorbeeld een driehoekige, rechthoekige of trapezoidale doorsnede of vertoont een of andere gekromde vorm. Deze vormen laten allen toe de geleidingsribben tussen de geleidingselementen 35 en 36 te geleiden. Het is duidelijk dat combinaties van de uitvoeringsvormen van figuren 9 tot 16 kunnen voorzien worden. De geleidingribben 42,45 en 46 kunnen volgens een niet weergegeven variante zieh eveneens met hun top tot voorbij de grijperband 1, 2 of het geleidingsgedeelte 44 uitstrekken. De in de figuren weergegeven grijper 3,4 kan bestaan uit eender welke gekende grijper, bijvoorbeeld van het type zoals beschreven in US 4708174 of US 4860800. <Desc/Clms Page number 13> De grijperweefmachine en de geleidingselementen volgens de uitvinding beperken zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen en kunnen binnen het kader van de uitvinding in verschillende andere vormen en afmetingen worden verwezenlijkt.
Claims (16)
1. Grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen (28) voor het geleiden van een grijperband (1, 2), waarbij een grijper (3, 4) door een grijperband (1, 2) volgens de inslagrichting (A) in en uit een weefvak (21) wordt bewogen, en waarbij de geleidingsmiddelen (28) doorheen een vlak kettingdraden (20) in en uit het weefvak (21) beweegbaar zijn, daardoor gekenmerkt dat de geleidingsmiddelen (28) twee reeksen geleidingselementen (35, 36) vormen, waarbij een eerste reeks samenwerkt met een eerste zijde (37) en een tweede reeks samenwerkt met een tweede zijde (38) van de onderkant van de grijperband (1, 2) en waarbij alle geleidingselementen (35, 36), minstens nabij de grijperband (1, 2), zodanig naar de grijperband (1, 2) toe gericht zijn dat, naar het riet (13) toe, een stompe hoek (B, B', C, C ) gevormd wordt tussen deze geleidingselementen (35, 36)
en de grijperband (1, 2).
2. Grijperweefmachine volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat alle geleidingselementen (35, 36) zodanig doorheen het vlak kettingdraden (20) bewegen dat, van het riet (13) weg, een stompe hoek (D, D', E, E' ; F, F', G, G') gevormd wordt tussen deze geleidingselementen (35, 36) en het voornoemde vlak kettingdraden (20).
3. Grijperweefmachine volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de geleidingselementen (35, 36) naar het riet (13) toe gericht zijn.
4. Grijperweefmachine volgens een van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat het bovengedeelte (40, 41) van alle geleidingselementen (35, 36) in alle posities van de
<Desc/Clms Page number 15>
5 10 15 20 25 30 geleidingselementen (35, 36) onder het vlak gevormd door de onderkant van de grijperband (1, 2) is gelegen.
5. Grijperweefmachine volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat het bovengedeelte (40, 41) van alle geleidingselementen (35, 36) de onderkant van de grijperband geleidt.
6. Grijperweefmachine volgens een van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de grijperbanden (1, 2) nagenoeg in een horizontaal vlak zijn opgesteld.
7. Grijperweefmachine volgens een van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de grijperband (1, 2) volgens de breedte nagenoeg centraal voorzien is van openingen (39), en dat de geleidingselementen (35, 36) niet samenwerken met de grijperband (1, 2) ter hoogte van die openingen (39).
8. Grijperweefmachine volgens een van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat, minstens ter hoogte van het einde van de grijperband (1, 2) waar de grijper (3, 4) zieh bevindt, aan de onderkant van de grijperband (1, 2) een geleidingsrib (42, 49) is bevestigd die geleid wordt door de geleiding- elementen (35, 36).
9. Grijperweefmachine volgens een van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat, minstens ter hoogte van het einde van de grijperband (1, 2) waar de grijper (3, 4) zieh bevindt, de onderkant van de grijperband (1, 2) een geleidingsrib (43, 47) vertoont die geleid wordt door de geleidingselementen (35, 36).
10. Grijperweefmachine volgens een van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat in het verlengde van de grijperband
<Desc/Clms Page number 16>
(1, 2) ter hoogte van de grijper (3, 4) een geleidingsgedeelte (44) is aangebracht dat geleid wordt door de geleidingselementen (35, 36).
11. Grijperweefmachine volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat het geleidingsgedeelte (44) een geleidingsrib (45, 46, 48) vertoont die door de geleidingselementen (35, 36) wordt geleid.
12. Grijperweefmachine volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat in het verlengde van de geleidingsrib (45, 46, 48) van het geleidingsgedeelte (44), een aan de grijperband (1, 2) bevestigde geleidingsrib (42, 49) en/of een geleidingsrib (43, 47) van de grijperband (1, 2) zelf is voorzien.
13. Grijperweefmachine volgens een van de conclusies 8 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de geleidingsrib (45,46, 48) van het geleidingsgedeelte (44), de geleidingsrib (43, 47) van de grijperband (1, 2) en/of de geleidingsrib (42, 49) bevestigd aan de grijperband (1, 2) een driehoekige, rechthoekige of trapezoidale doorsnede vertonen.
14. Grijperweefmachine volgens een van de conclusies 8 tot 13, daardoor gekenmerkt dat de geleidingsrib (43, 48) zieh met zijn voorste gedeelte (43A, 48A) tot voorbij de top van de grijperband (1, 2) of tot voorbij de top van het geleidingsgedeelte (44) uitstrekt.
15. Grijperweefmachine volgens een van de conclusies 1 tot 14, daardoor gekenmerkt dat het vlak dat het ondervlak van de door de geleidingsmiddelen (28) geleide grijperband (1, 2) bevat, zieh onder de aanslaglijn (33) uitstrekt.
<Desc/Clms Page number 17>
16. Geleidingsmiddelen voor het geleiden van een grijperband (1, 2) bij een grijperweefmachine, daardoor gekenmerkt dat de geleidingsmiddelen (28) elk minstens twee geleidingselementen (35, 36) bevatten, waarbij naar eenzelfde plaats toe, minstens nabij het bovengedeelte (40, 41) van elk geleidingselement (35, 36), tussen het bovengedeelte (40, 41) van elk geleidingselement (35, 36) en de zijgedeelten van elk geleidingselement (35, 36) een stompe hoek (B, B', C, C') wordt gevormd.
Priority Applications (6)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE9700165A BE1010943A3 (nl) | 1997-02-24 | 1997-02-24 | Grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen. |
PCT/EP1998/000988 WO1998038366A1 (de) | 1997-02-24 | 1998-02-20 | Greiferwebmaschine |
US09/355,976 US6276403B1 (en) | 1997-02-24 | 1998-02-20 | Gripper weaving machine with guide elements |
ES98910712T ES2186138T3 (es) | 1997-02-24 | 1998-02-20 | Telar con lanzadera de arrastre. |
EP98910712A EP0963469B1 (de) | 1997-02-24 | 1998-02-20 | Greiferwebmaschine |
DE59806626T DE59806626D1 (de) | 1997-02-24 | 1998-02-20 | Greiferwebmaschine |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE9700165A BE1010943A3 (nl) | 1997-02-24 | 1997-02-24 | Grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1010943A3 true BE1010943A3 (nl) | 1999-03-02 |
Family
ID=3890364
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE9700165A BE1010943A3 (nl) | 1997-02-24 | 1997-02-24 | Grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen. |
Country Status (6)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US6276403B1 (nl) |
EP (1) | EP0963469B1 (nl) |
BE (1) | BE1010943A3 (nl) |
DE (1) | DE59806626D1 (nl) |
ES (1) | ES2186138T3 (nl) |
WO (1) | WO1998038366A1 (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1014950A3 (nl) * | 2001-08-29 | 2004-07-06 | Wiele Michel Van De Nv | Inrichting voor het aandrijven en geleiden van een grijper van een weefmachine. |
CN102995241B (zh) * | 2012-12-10 | 2013-11-20 | 浙江万利纺织机械有限公司 | 一种剑杆织机防止纬线纱端缠绕经线的装置 |
BE1028436B1 (nl) * | 2020-06-25 | 2022-01-31 | Vandewiele Nv | Geleidingsinrichting in een grijperweefmachine, grijperweefmachine en werkwijze voor het omvormen van een grijperweefmachine |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL128152C (nl) * | 1900-01-01 | |||
BE902913A (nl) * | 1985-07-17 | 1986-01-17 | Picanol Nv | Lansgeleiding voor grijperweefmachines |
EP0468916A1 (de) * | 1990-07-24 | 1992-01-29 | Sulzer RàTi Ag | Greiferwebmaschine mit Führungszähnen für die Greifer |
US5183084A (en) * | 1989-07-06 | 1993-02-02 | Picanol N.V., Naamloze Vennootschap | Rapier guide with two series of guide elements |
EP0715009A1 (en) * | 1994-11-30 | 1996-06-05 | NUOVA VAMATEX S.p.A. | Means to guide the motion of a pair of weft grippers along the shed of looms |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE658330A (nl) * | 1964-01-17 | 1900-01-01 | ||
BE902141A (nl) * | 1985-04-09 | 1985-10-09 | Picanol Nv | Verbeterde grijpers voor weefmachines. |
ES2012386B3 (es) * | 1986-06-03 | 1990-03-16 | Picanol Nv | Pinza de alimentacion para telares. |
IT1227335B (it) * | 1988-09-08 | 1991-04-08 | Vamatex Spa | Mezzi per guidare il moto di pinze di alimentazione della trama all'interno del passo di telai di tessitura senza navette |
-
1997
- 1997-02-24 BE BE9700165A patent/BE1010943A3/nl not_active IP Right Cessation
-
1998
- 1998-02-20 US US09/355,976 patent/US6276403B1/en not_active Expired - Fee Related
- 1998-02-20 WO PCT/EP1998/000988 patent/WO1998038366A1/de active IP Right Grant
- 1998-02-20 EP EP98910712A patent/EP0963469B1/de not_active Expired - Lifetime
- 1998-02-20 ES ES98910712T patent/ES2186138T3/es not_active Expired - Lifetime
- 1998-02-20 DE DE59806626T patent/DE59806626D1/de not_active Expired - Lifetime
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL128152C (nl) * | 1900-01-01 | |||
BE902913A (nl) * | 1985-07-17 | 1986-01-17 | Picanol Nv | Lansgeleiding voor grijperweefmachines |
US5183084A (en) * | 1989-07-06 | 1993-02-02 | Picanol N.V., Naamloze Vennootschap | Rapier guide with two series of guide elements |
EP0468916A1 (de) * | 1990-07-24 | 1992-01-29 | Sulzer RàTi Ag | Greiferwebmaschine mit Führungszähnen für die Greifer |
EP0715009A1 (en) * | 1994-11-30 | 1996-06-05 | NUOVA VAMATEX S.p.A. | Means to guide the motion of a pair of weft grippers along the shed of looms |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP0963469B1 (de) | 2002-12-11 |
DE59806626D1 (de) | 2003-01-23 |
US6276403B1 (en) | 2001-08-21 |
EP0963469A1 (de) | 1999-12-15 |
ES2186138T3 (es) | 2003-05-01 |
WO1998038366A1 (de) | 1998-09-03 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1004305A3 (nl) | Grijperweefmachine met lansgeleiding. | |
BE1010943A3 (nl) | Grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen. | |
BE1007003A3 (nl) | Weefmachine voorzien van een lans en geleidingsmiddelen. | |
JPH0247344A (ja) | エアジェットルーム | |
BE1009098A3 (nl) | Grijperweefmachine met geleidingsmiddelen. | |
NL8902083A (nl) | Verbeteringen in een inslaggareninbrengrapier voor schietspoelvrije weefgetouwen. | |
RU1813131C (ru) | Бесчелночный ткацкий станок | |
BE1011037A3 (nl) | Grijperweefmachine met geleidingsmiddelen. | |
JP2731038B2 (ja) | 重織物用グリッパ式織機 | |
BE1010779A3 (nl) | Inslagwachter voor een weefmachine. | |
BE1024755B1 (nl) | Afvaleinde-strekinrichting voor een weefmachine | |
US3593752A (en) | Loom | |
BE1012233A3 (nl) | Grijperweefmachine met geleidingmiddelen voor een grijperband. | |
BE1006072A3 (nl) | Inrichting voor het geleiden van een grijper en een grijperband. | |
BE1013285A3 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine. | |
EP0715009A1 (en) | Means to guide the motion of a pair of weft grippers along the shed of looms | |
USRE35400E (en) | Rapier loom having picking tapes and spacers | |
US5816294A (en) | Heddle slide bar arrangement in a weaving machine shaft device | |
BE1009240A6 (nl) | Luchtweefmachine met een afscherming. | |
BE1010333A3 (nl) | Riet voor een luchtweefmachine. | |
US6973942B2 (en) | Weft carrying grippers for weaving looms and in guiding means thereof | |
BE1012030A3 (nl) | Inrichting voor een weefmachine. | |
BE1010657A3 (nl) | Weefmachine met minstens een schakeleenheid. | |
BE1007849A3 (nl) | Grijperweefmachine met lansgeleiding. | |
BE1015971A6 (nl) | Grijperband voor een grijperweefmachine en grijperweefmachine. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
RE | Patent lapsed |
Effective date: 20110228 |