BE1004305A3 - Grijperweefmachine met lansgeleiding. - Google Patents

Grijperweefmachine met lansgeleiding. Download PDF

Info

Publication number
BE1004305A3
BE1004305A3 BE8900738A BE8900738A BE1004305A3 BE 1004305 A3 BE1004305 A3 BE 1004305A3 BE 8900738 A BE8900738 A BE 8900738A BE 8900738 A BE8900738 A BE 8900738A BE 1004305 A3 BE1004305 A3 BE 1004305A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
lances
guide
reed
weaving machine
guide elements
Prior art date
Application number
BE8900738A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE8900738A priority Critical patent/BE1004305A3/nl
Priority to EP90201347A priority patent/EP0406926A1/en
Priority to JP2178468A priority patent/JP2883692B2/ja
Priority to US07/549,083 priority patent/US5183084A/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1004305A3 publication Critical patent/BE1004305A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/27Drive or guide mechanisms for weft inserting
    • D03D47/277Guide mechanisms

Abstract

Grijperweefmachine met lansgeleiding, van het typen waarbij de lansgeleiding voor het geleiden van de lansen in de gaap bestaat uit twee reeksen geleidingselementen die bedoeld zijn om delansen (1) aan weerszijden te geleiden en die beide bij het naar achteren bewegen van de lade tot in de gaap worden gepresenteerd, daardoor gekenmerkt dat minstens de nabij de uiteinden van de gaap (49 gelegen geleidingselementen (20) van de reeks die zich het dichtst bij het riet (11) bevindt in alle standen van de lade hoofdzakelijk onder het vlak (22) gevormd door de onderzijden (23) van de lansen (1) zijn gelegen.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Grijperweefmachine met lansgeleiding. 
 EMI1.1 
 ------------------------------------- Deze uitvinding heeft betrekking op een grijperweefmachine, meer speciaal van het type dat een lansgeleiding voor het geleiden van de lansen in de gaap bezit die bestaat uit twee reeksen geleidingselementen die in de achterste stand van de lade in de gaap zijn gepresenteerd en de lansen aan weerszijden geleiden. 



  Het is bekend dat voornoemde lansgeleidingen in verschillende vormen kunnen worden uitgevoerd. Klassiek wordt hierbij gebruik gemaakt van twee reeksen geleidingselementen, bij voorkeur in de vorm van haakjes, die met de zijranden van de lansen samenwerken, bijvoorbeeld zoals beschreven in de oktrooien US   3. 299. 911,   BE   902. 913,   DE   869. 477,   FR 1. 476. 950 en de oktrooiaanvragen NL 7607608, FR 2. 217. 451 en EP   137. 376.   



  Het gebruik van dit type lansgeleidingen vertoont het nadeel dat de inslagdraden tijdens het terug naar voren 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 verplaatsen van de lade gemakkelijk in de geleidingselementen die het dichtst bij het riet zijn gesitueerd kunnen blijven vasthaken. Dit laatste komt vooral voor bij bindingen waarbij de positie van de onderste kettingdraden gedurende meerdere in te brengen inslagdraden ongewijzigd blijft. 



  Het gebruik van de uit voornoemde oktrooien bekende lansgeleidingen vertoont eveneens het nadeel, althans in het geval wanneer de lansaandrijving vast is opgesteld en niet met de lade mee beweegt, dat het in de gaap brengen van de lansen pas kan beginnen van zodra de lade en de hieraan bevestigde geleidingselementen in hun achterste stand staan, waarbij er eveneens dient te worden opgelegd dat de lansen terug uit de gaap zijn verwijderd van zodra de lade terug naar voor wordt verplaatst. Om het weefproces te versnellen, is het gewenst dat de lansen en de lade overlappende bewegingen kunnen uitvoeren. 



  In het Franse oktrooi nr.   1. 476. 950   is een inrichting beschreven die zulke overlapping gedeeltelijk toelaat. 



  Deze mogelijkheid wordt hierbij bekomen doordat de top van de lans afgerond is en bijgevolg de lans pas later kontakt maakt met de lansgeleidingselementen, zodanig dat deze lansgeleidingselementen nog een bepaalde bewegingsvrijheid 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 hebben. Deze oplossing biedt echter het nadeel dat de overlapping gering blijft. 



  Eveneens zijn lansgeleidingen bekend dewelke bestaan uit, enerzijds, geleidingshaakjes die samenwerken met de zijde van de lans die van het riet weg is gekeerd, en anderzijds, een steun die onder de onderste kettingdraden is gesitueerd, bijvoorbeeld zoals beschreven in het Belgische oktrooi nr.   900. 044,   de Nederlandse oktrooiaanvrage nr. 7607608 en de Europese oktrooiaanvrage nr.   204. 274.   De lansen glijden hierbij over de onderste kettingdraden. Deze opstelling heeft dan ook als nadeel dat de kettingdraden, waarmee de lansen kontakt maken, gemakkelijk worden beschadigd. Deze opstelling heeft eveneens als nadeel dat de kaderaandrijving ervoor dient Le zorgen dat de onderste kettingdraden zieh in hun onderste positie bevinden vooraleer de lansen in de gaap worden gebracht.

   Hierdoor is de overlapping van de bewegingen van de kaders en van de lansen beperkt. 



  De huidige uitvinding heeft betrekking op een grijperweefmachine die een lansgeleiding bezit die geen van voornoemde nadelen vertoont. Zij heeft dan ook als voorwerp een grijperweefmachine, van het type waarbij de lansgeleiding voor het geleiden van de lansen in de gaap, bestaat uit twee reeksen geleidingselementen dewelke de 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 lansen aan weerszijden geleiden en die bij het naar achteren bewegen van de lade beide in de gaap worden gepresenteerd, met als kenmerk dat minstens de nabij de uiteinden van de gaap gelegen geleidingselementen van de reeks die zich het dichtst bij het riet bevindt, in alle standen van de lade onder het vlak gevormd door de onderzijde van de lansen zijn gelegen.

   De geleidingselementen van de reeks die het verst van het riet af is gelegen, vertonen een vorm zodanig dat zij zijdelings aan de lansen kunnen worden gepresenteerd wanneer deze reeds gedeeltelijk in de gaap zijn ingebracht. 



  Hierdoor wordt het voordeel bekomen dat de overlapping van de bewegingen van de lade en van de lansen ook nog mogelijk is wanneer de lans aan weerszijden wordt geleid door middel van de geleidingselementen. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een grijperweefmachine weergeeft ; 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn   11-11   in figuur 1, meer speciaal van de geleidingselementen volgens de uitvinding ; figuren 3 en 4 een gelijkaardig zicht weergeven als in figuur 2, zulks voor verschillende standen van de lade ; figuur 5 een zicht weergeeft volgens pijl F5 in figuur 
 EMI5.1 
 4 figuur 6 voor een bijzondere uitvoeringsvorm een zieht weergeeft volgens pijl F6 in de figuur 1 ; figuur 7 een doorsnede weergeeft volgens lijn VII-VII in de figuur 6 ;

   figuur 8 nog een bijzondere uitvoeringsvorm van de lansgeleiding volgens de uitvinding weergeeft. 



  Figuur 1 geeft schematisch de bijzonderste onderdelen van een grijperweefmachine weer, meer speciaal de lansen 1 ; de gevergrijper   2 ;   de nemergrijper   3 ;   de lansaandrijving die bestaat uit naast beide uiteinden van de gaap 4 vast opgestelde lansgeleidingen 5, de heen en weer draaiende aandrijfwielen 6 voor de respektievelijke lansen 1 en geleidingsmiddelen 7 die de lansen 1 in kontakt houden met de respektievelijke aandrijfwielen   6 ;   de kaderaandrijving 8 voor het aandrijven van de kaders   9 ;   de lade 10 met het riet   11 ;   de kettingdraden   12 ;   het gevormde doek   13 ;   aandrijfmiddelen 14 voor het aandrijven van de lade 10, de kaderaandrijving 8 en de aandrijfwielen   6 ;

     en middelen 15 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 voor het toevoeren van inslagdraden 16 aan de gevergrijper 2, waarbij deze middelen 15 bijvoorbeeld bestaan uit een of meerdere voorraadspoelen 17, een voorafwikkelaar 18 en een draadpresentatiemechanisme 19. Voor het geleiden van de lansen 1 in de gaap 4 wordt, zoals weergegeven in figuur 2, gebruik gemaakt van twee reeksen geleidingselementen die beide bij het naar achteren, met andere woorden weg van het weefsel, bewegen van de lade 10 in de gaap 4 worden gepresenteerd, respektievelijk een reeks die gevormd is uit geleidingselementen 20 die het dichtst bij het riet 11 zijn gesitueerd en die bedoeld zijn om de lansen 1 nabij hun zijden te ondersteunen die het dichtst bij het riet 11 zijn gesitueerd,

   en een reeks gevormd door geleidingselementen 21 die op een verdere afstand van het riet 11 zijn gelegen en die bedoeld zijn de lansen 1 aan hun zijden te steunen die het verst van het riet 11 zijn gesitueerd. De geleidingselementen 20 en 21 zijn hierbij zoals hierna nog beschreven aan de lade 10 bevestigd. 



  Volgens de huidige uitvinding zijn de geleidingselementen 20 van de reeks die zieh het dichtst bij het riet 11 bevindt in alle standen van de lade 10 hoofdzakelijk onder het vlak 22 dat bepaald is door de onderzijden 23 van de lansen 1 gelegen. Bovendien vertonen de geleidingselementen 21 van de tweede reeks, alsmede de 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 zijranden 24 van de lansen 1 en 2, zodanige vormen dat de geleidingselementen 21 zijdelings, door de beweging van de lade 10, aan de lansen 1 kunnen worden gepresenteerd wanneer deze lansen 1 reeds gedeeltelijk in de gaap 4 zijn ingebracht. Hiertoe zijn, althans in het geval van vlakke lansen   1,   in de zijkant van de geleidingselementen 21 U-vormige uitsparingen 25 aangebracht die de zijrand 24 kunnen omgeven. 



  Volgens de uitvinding bezitten de voornoemde geleidingselementen 20 elk een bovenvlak 26 dat met de onderzijde 23 van de betreffende lans 1 kan kontakt maken. 



  Zoals weergegeven in de verschillende standen van figuren 2 tot 4, biedt het gebruik van geleidingselementen 20 en 21 zoals voornoemd het voordeel dat een relatief grote overlapping mogelijk is van de beweging van de lade 10 en de beide lansen 1 zodat met het inbrengen van de lansen 1 niet dient te worden gewacht tot de geleidingselementen 20 en 21 hun achterste positie hebben ingenomen. 



  Dit biedt het voordeel dat, althans in het geval van lansen 1 met een vlakke onderzijde 23, deze lansen reeds kunnen ingebracht worden van zodra de positie van het riet 11 deze beweging niet meer in de weg staat. Zoals weergegeven in figuur 2 oefenen de geleidingselementen 20 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 en 21 die nabij de uiteinden van de gaap 4 zijn gelegen bij het begin van het inbrengen van de lansen nog geen geleidingsfunktie uit. 



  Bij het verder naar achteren plaatsen van de lade 10 komen de voornoemde geleidingselementen 20 met hun bovenzijde 26 in kontakt met de onderzijde 23 van de lansen   1,   zulks mede onder invloed van de doorzakking van deze lansen, een en ander zoals weergegeven in figuur 3. Het is duidelijk dat de lansen 1 vanaf dat ogenblik reeds in beperkte mate worden ondersteund. 



  Bij het. in zijn achterste stand komen van de lade 10 worden de lansen 1 aan hun zijranden 24 gevat in de U-vormige uitsparingen 25 van de voornoemde geleidingselementen 21, waardoor op dat ogenblik, zoals weergegeven in figuur 4, in een volledige geleiding wordt voorzien. Op dit ogenblik heeft elke lans bijvoorbeeld nagenoeg de helft van de afstand tot het midden van de gaap afgelegd. Bij het verder in de gaap 4 brengen van de lansen 1 blijft de lade 10 nagenoeg in zijn achterste stand staan. 



    Het   is duidelijk dat de geleidingselementen 20 en 21 die verder van de uiteinden van de gaap 4 zijn gelegen, met andere woorden die door de lansen 1 worden bereikt wanneer 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 de lade 10 zich in haar achterste stand bevindt, steeds in een volledige geleiding van de lansen 1 voorzien. 



  Het is duidelijk dat bij het gebruik van de voornoemde lansgeleiding de lansen 1 slechts kunnen in de gaap 4 gebracht worden van zodra de gaap 4 voldoende geopend is om het inbrengen van de lansen 1 niet in de weg te staan. 



  In figuren 2 tot 4 worden de opeenvolgende toestanden voor de opening van de gaap 4 weergegeven. 



  Tijdens het terug naar voren bewegen van de lade herhaalt de cyclus zoals hiervoor beschreven zieh in omgekeerde volgorde, met andere woorden doen zieh opeenvolgend de toestanden van figuren 4, 3 en 2 voor. 



  Het is duidelijk dat de inslagdraden door de vormgeving van de geleidingselementen 20 tijdens het terug naar voren bewegen van de lade niet achter deze geleidingselementen 20 kunnen vasthaken. 



  Zoals weergegeven in figuren 2 tot 5 zijn de geleidingselementen 20 en 21 bij voorkeur elk afzonderlijk aan de lade 10 bevestigd, door middel van steunen 27 en 28, voorzien van   schroefmidde1en,   hoofdzakelijk twee bouten 29 en hun respektievelijke moeren, die met groeven 30 in de rietbalk 31 kunnen samenwerken. De loodrechte 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 positionering ten opzichte van deze rietbalk 31 wordt bekomen door middel van aan de steunen 27 en 28 voorziene dwarsstukken 32 en 33 die in minstens   n van de groeven
30 ingrijpen. 



   Opdat de lansen 1 gemakkelijk langs de geleidingselementen
20 en 21 zouden passeren, staan de geleidingselementen 20 en 21 bij voorkeur over minstens een gedeelte van de lengte van de gaap afwisselend opgesteld, in het bijzonder zoals weergegeven in figuur 5. 



   De voornoemde lansen 1 zijn in de praktijk doorgaans ieder voorzien van een bevestigingsstuk 34 voor het bevestigen van de grijpers 2 en 3, waarbij deze bevestigingsstukken gedeeltelijk voorbij de voorste uiteinden van de lansen 1 uitsteken, en een geleidingsstuk 35 dat onder de lansen 1 is bevestigd, bijvoorbeeld door middel van schroeven 36 die doorheen het bevestigingsstuk 34 reiken.   Het   geleidingsstuk 35 wordt bijvoorbeeld symmetrisch aangebracht op de lans 1 en kan tevens dienen als versterkingsstuk. In figuren 6 en 7 wordt het voorgaande. verduidelijkt voor de bevestiging van de gevergrijper 3. 



   Het is duidelijk dat het geleidingsstuk 35 in zekere mate hinderlijk is voor de beweging van de geleidingselementen
20 langs de onderzijde 23 van de lansen 1. De 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 geleidingselementen 20 dienen dan ook onderdoor de lansen   l   verplaatst te zijn voordat het geleidingsstuk 35 deze geleidingselementen 20 bereikt. De overlapping van de bewegingen van de lade 10 en de lansen 1 blijft evenwel mogelijk doordat zulk geleidingsstuk 35 zieh achteruit geplaatst bevindt ten opzichte van de top van de grijper, meer speciaal op een welbepaalde afstand D van het voorste uiteinde van het betreffende bevestigingsstuk 34. De overlapping van de bewegingen van de lade 10 en de lansen 1 is dan ook geringer dan in de uitvoeringsvorm volgens figuren 2 tot 4 doch niettemin blijft het voordeel van de uitvinding in grote mate behouden. 



  Om in het geval van een uitvoeringsvorm volgens figuren 6 en 7 de overlapping van de voornoemde bewegingen te vergroten, geniet het de voorkeur dat volgens de uitvinding over welbepaalde afstanden B, respektievelijk vanaf beide uiteinden van de gaap 4, uitsluitend geleidingselementen 21 uit de reeks die zich het verst van het riet 11 bevindt, worden aangebracht.

   Bovendien is het geleidingsstuk 35 aan de zijde die naar het riet 11 is gericht volgens de uitvinding voorzien van een afschuining 37, met als voordeel dat de lade nog niet volledig in haar achterste stand dient te zijn geplaatst wanneer het voorste uiteinde van het geleidingsstuk 35 langs het eerste geleidingselement 20 passeert. 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 Zoals weergegeven in figuur 7 bezit het bevestigingsstuk 34 aan de zijde naar het riet 11 toe bij voorkeur een zieh tot onder de onderzijde 23 van de betreffende lans 1 uitstrekkend gedeelte 38, waarbij dit gedeelte 38 en de geleidingselementen 20 beiden voorzien zijn van met elkaar samenwerkende zijvlakken 39 en 40, waardoor een extra geleiding wordt gevormd.

   Gezien het gedeelte 38 gelegen is aan de zijde van de lans 1 die naar het riet 11 toe is gericht, vormt de aanwezigheid van dit gedeelte 38 bij het inbrengen van de lans 1 geen probleem daar de gaap 4 nabij het riet 11 immers het grootst is. 



  Het gedeelte 38 kan bovendien een haakvormig deel 41 bezitten dat onder de geleidingselementen 20 aangrijpt, waardoor een geleiding wordt gevormd die eerder als veiligheid geldt om te beletten dat de betreffende lans 1 omhoog kan bewegen ter hoogte van het betreffende geleidingselement 20. Tussen het deel 41 en de hiermee samenwerkende vlakken 42 van de geleidingselementen 20 is bij voorkeur een speling S aanwezig. Door deze konstruktie vormt dit gedeelte 38 geen hinder voor de beweging van de geleidingselementen 20 langs de onderzijden 23 van de lansen 1. 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 



  Het gedeelte 38 en het deel 41 kunnen uiteraard ook deel uitmaken van een ander aan de lans 1 vastgemaakt stuk. 



  Zoals nog is weergegeven in figuren 6 en 7 bezit het geleidingsstuk 35 een zijvlak 43 dat bij het verder inbrengen van de lans 1 samenwerkt met het zijvlak 44 van de geleidingselementen 20, dit terwijl zoals voornoemd ook de zijvlakken 39 en 40 met elkaar samenwerken, zodanig dat uiteindelijk een volledige geleiding in alle richtingen wordt bekomen. Het zijvlak 39 van het gedeelte 38 verloopt hierbij over een afstand C evenwijdig aan het zijvlak 43 van het geleidingsstuk 35. Opgemerkt wordt hierbij dat de afstand C minstens gelijk is aan de afstand E tussen twee geleidingselementen 20 zodanig dat steeds   een   geleidingselement 20 in een volledige geleiding voorziet. 



  In figuur 8 wordt nog een variante weergegeven waarbij minstens een deel van de geleidingselementen 20 en 21 paren vormen, bestaande uit een geleidingselement van elke reeks, waarbij beide geleidingselementen 20 en 21 zieh op dezelfde plaats volgens de weefbreedte bevinden en een gemeenschappelijke steun 45 bezitten. 



  Het is duidelijk dat de geleidingselementen 20 van de reeks die zieh het dichtst bij het riet 11 bevindt en die ver van de uiteinden van de gaap 4 zijn gesitueerd geen 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 invloed hebben op de overlapping van de bewegingen van de lade 10 en de lansen   1,   waardoor deze geleidingselementen niet noodzakelijk onder het vlak 22 gevormd door de onderzijden 23 van de lansen dienen gelegen te zijn. Zij dienen wel zodanig uitgevoerd te worden dat zij de inslagdraden niet kunnen vasthaken tijdens het naar voren bewegen van de lade 10. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke grijperweefmachine, en meer speciaal de hiervoor beschreven lansgeleiding voor het geleiden van de lansen in de gaap, kan volgens verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (16)

  1. Konklusies EMI15.1 ---------- 1. Grijperweefmachine met lansgeleiding, van het type waarbij de lansgeleiding voor het geleiden van de lansen in de gaap bestaat uit twee reeksen geleidingselementen die bedoeld zijn om de lansen (1) aan weerszijden te geleiden en die beide bij het naar achteren bewegen van de lade tot in de gaap worden gepresenteerd, daardoor gekenmerkt dat minstens de nabij de uiteinden van de gaap (4) gelegen geleidingselementen (20) van de reeks die zieh het dichtst bij het riet (11) bevindt in alle standen van de lade hoofdzakelijk onder het vlak (22) gevormd door de onderzijden (23) van de lansen (1) zijn gelegen.
  2. 2. Grijperweefmachine volgens konklusie l, daardoor gekenmerkt dat alle geleidingselementen (20) van de reeks die zieh het dichtst bij het riet (11) bevindt in alle standen van de lade hoofdzakelijk onder het vlak (22) gevormd door de onderzijden (23) van de lansen (1) zijn gelegen.
  3. 3. Grijperweefmachine volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de geleidingselementen (20) van de reeks die zieh het dichtst bij het riet (11) bevindt, bovenvlakken (26) bezitten die met de onderzijden (23) van de lansen (1) kunnen kontakt maken. <Desc/Clms Page number 16>
  4. 4. Grijperweefmachine volgens konklusie 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de geleidingselementen (21) van de reeks die zieh het verst van het riet (11) bevindt, alsmede de EMI16.1 lansen (1), een vorm vertonen zodanig dat deze geleidingselementen (21) zijdelings aan de lansen (1) kunnen worden gepresenteerd wanneer deze reeds gedeeltelijk in de gaap (4) zijn ingebracht.
  5. 5. Grijperweefmachine volgens konklusie 4, daardoor gekenmerkt dat de lansen (1) rechthoekige zijranden (24) bezitten en dat de geleidingselementen (21) van de reeks die het verst van het riet (11) af is gelegen, in hun zijkanten zijn voorzien van U-vormige uitsparingen (25).
  6. 6. Grijperweefmachine volgens één der konklusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat het uiteinde van minstens een van de lansen (1) een bevestigingsstuk (34) bezit dat een gedeelte (38) vertoont dat zieh tot beneden de onderzijde (23) van de betreffende lans (1, 2) uitstrekt en dat de geleidingselementen (20) die het dichtst bij het riet zijn gesitueerd zijvlakken (40) bezitten die met een zijvlak (39) van het voornoemde gedeelte (38) kunnen samenwerken.
  7. 7. Grijperweefmachine volgens konklusie 6, daardoor gekenmerkt dat het naar onder gerichte gedeelte (38) een haakvormig deel (41) bezit dat onder de <Desc/Clms Page number 17> geleidingselementen (20) van de reeks die het dichtst bij het riet (11) is gesitueerd, aangrijpt.
  8. 8. Grijperweefmachine volgens één der konklusies 1 tot 7, waarbij aan de onderzijde van minstens een van beide lansen (l) een geleidingsstuk (35) is aangebracht, daardoor gekenmerkt dat het geleidingsstuk (35) een zijvlak (43) bezit dat bij het inbrengen van de lans (l) samenwerkt met de geleidingselementen (20) die het dichtst bij het riet (11) zijn gelegen, meer speciaal kontakt maakt met de zijvlakken (44) die van het riet (11) weg zijn gericht.
  9. 9. Grijperweefmachine volgens een der konklusies 6 tot 8, waarbij aan de onderzijde van minstens een van beide lansen (l) een geleidingsstuk (35) is aangebracht, daardoor gekenmerkt dat het geleidingsstuk (35) een zijvlak (43) bezit dat samenwerkt met een van de zijvlakken (44) van de geleidingselementen (20) die het dichtst bij het riet (11) zijn gelegen, waarbij dit zijvlak (43) evenwijdig verloopt aan het voornoemde zijvlak (39) van het voornoemde gedeelte (38) van het bevestigingsstuk (34).
  10. 10. Grijperweefmachine volgens konklusie 9, daardoor gekenmerkt dat het geleidingsstuk (35) nabij zijn voorste <Desc/Clms Page number 18> uiteinde en aan de zijde die het dichtst bij het riet is gelegen, een afschuining (37) bezit.
  11. 11. Grijperweefmachine volgens een der konklusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat over minstens een gedeelte van de lengte van de gaap de geleidingselementen (20, 21) uit beide reeksen elkaar volgens de inbrengrichting afwisselend opvolgen.
  12. 12. Grijperweefmachine volgens een der konklusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat over een welbepaalde afstand (B), respektievelijk vanaf beide uiteinden van de gaap (4), uitsluitend geleidingselementen (21) uit de reeks die zieh het verst van het riet (11) bevindt, voorkomen.
  13. 13. Grijperweefmachine volgens een der konklusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat minstens een deel van de geleidingselementen (20, 21) van de eerste en tweede reeks paren vormen, bestaande uit een geleidingselement van elke reeks, waarbij de beide geleidingselementen (20, 21) zieh op dezelfde plaats volgens de weefbreedte bevinden en een gemeenschappelijke steun (45) bezitten.
  14. 14. Grijperweefmachine volgens een der konklusies 1 tot 13, daardoor gekenmerkt dat zij aandrijfmiddelen (14) bezit die de lade (10) en de aandrijfwielen (6) van de <Desc/Clms Page number 19> lansen (l) zodanig aandrijven dat de lansen (1) reeds in de gaap (4) worden gepresenteerd voordat de lade (10) en de hieraan bevestigde geleidingselementen (20, 21) hun achterste positie hebben ingenomen.
  15. 15. Grijperweefmachine volgens een der konklusies 1 tot 14, daardoor gekenmerkt dat de lansaandrijvingen vast naast de lade (10) staan opgesteld.
  16. 16. Grijperweefmachine volgens een der konklusies 1 tot 15, daardoor gekenmerkt dat de geleidingselementen (20, 21) EMI19.1 aan de lade (10) zijn bevestigd door middel van steunen (27, die voorzien zijn van schroefmiddelen (29) die in twee groeven (30) in de rietbalk aangrijpen, waarbij elke steun (27, 28, 45) minstens één dwarsstuk (32,33) bezit dat in een van voornoemde groeven (30) aangrijpt.
BE8900738A 1989-07-06 1989-07-06 Grijperweefmachine met lansgeleiding. BE1004305A3 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE8900738A BE1004305A3 (nl) 1989-07-06 1989-07-06 Grijperweefmachine met lansgeleiding.
EP90201347A EP0406926A1 (en) 1989-07-06 1990-05-28 Gripper weaving machine with rapier guide
JP2178468A JP2883692B2 (ja) 1989-07-06 1990-07-05 レピア案内付きグリッパ織機
US07/549,083 US5183084A (en) 1989-07-06 1990-07-06 Rapier guide with two series of guide elements

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE8900738A BE1004305A3 (nl) 1989-07-06 1989-07-06 Grijperweefmachine met lansgeleiding.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1004305A3 true BE1004305A3 (nl) 1992-10-27

Family

ID=3884238

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE8900738A BE1004305A3 (nl) 1989-07-06 1989-07-06 Grijperweefmachine met lansgeleiding.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US5183084A (nl)
EP (1) EP0406926A1 (nl)
JP (1) JP2883692B2 (nl)
BE (1) BE1004305A3 (nl)

Families Citing this family (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1006658A6 (nl) * 1992-01-20 1994-11-08 Picanol Nv Inrichting voor het geleiden van een lans bij weefmachines.
BE1007003A3 (nl) * 1993-04-15 1995-02-14 Picanol Nv Weefmachine voorzien van een lans en geleidingsmiddelen.
EP0576854B1 (de) * 1992-07-03 1999-09-08 Picanol N.V. Greiferwebmaschine
IT1272408B (it) 1993-05-05 1997-06-23 Vamatex Nuova Spa Nastro portapinza per telai di tessitura
DE9413172U1 (de) * 1994-08-16 1994-10-13 Textilma Ag Greiferwebmaschine
GB2314095B (en) * 1996-06-14 2000-05-17 Griffith Textile Mach Ltd Gripper type loom
BE1010943A3 (nl) * 1997-02-24 1999-03-02 Picanol Nv Grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen.
SE511065C2 (sv) * 1998-03-24 1999-07-26 Texo Ab Anordning för att vid vävmaskin skjuta ut och accelerera en skyttel
DE59914379D1 (de) * 1998-08-25 2007-07-26 Picanol Nv Greiferwebmaschine mit wenigstens einem greiferband und führungsmitteln
DE19838476A1 (de) * 1998-08-25 2000-03-09 Picanol Nv Greiferbandwebmaschine mit wenigstens einem Greiferband und Führungsmitteln
FR2903425B1 (fr) * 2006-07-07 2008-08-29 Schonherr Textilmaschb Gmbh Lance,son procede de fabrication,dispositif d'insertion de fils de trame comprenant une telle lance et metier a tisser comprenant un tel dispositif
DE102009036589A1 (de) 2009-08-07 2011-02-10 Lindauer Dornier Gmbh Vorrichtung zum Übergeben eines bandförmigen Schussmaterials
DE102009037127A1 (de) * 2009-08-11 2011-02-17 Lindauer Dornier Gmbh Greiferkopf einer Webmaschine
CN102912531A (zh) * 2011-08-02 2013-02-06 宜兴市宜泰碳纤维织造有限公司 碳纤维编织用碳素箭头装置
BE1024494B1 (nl) * 2016-08-11 2018-03-12 Picanol Naamloze Vennootschap Grijperband en grijpereenheid voor een grijperweefmachine

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3299911A (en) * 1964-01-17 1967-01-24 Dewas Raymond Weaving machine with uninterrupted weft supply
FR1476950A (fr) * 1966-04-06 1967-04-14 Perfectionnements aux métiers à tisser à réserve de trame fixe
EP0077866A1 (en) * 1981-09-18 1983-05-04 Mario Crippa Mechanical assembly for reciprocately driving the pliers bearing tape in a textile loom

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT1171737B (it) * 1983-10-10 1987-06-10 Vamatex Spa Gancio per la guida di nastri portapinze all'interno del passo di telai di tessitura e complesso di guida con esso realizzabile
DE3473481D1 (en) * 1984-06-19 1988-09-22 Sulzer Ag Guideway for the weft inserter of a loom, especially for a dummy shuttle loom
EP0199880A1 (de) * 1985-05-03 1986-11-05 GebràœDer Sulzer Aktiengesellschaft Schussfadeneintragsvorrichtung einer Webmaschine, insbesondere einer Greiferprojektil-Webmaschine
EP0199881B1 (de) * 1985-05-03 1988-01-20 GebràœDer Sulzer Aktiengesellschaft Schussfadeneintragsvorrichtung einer Greiferprojektil-Webmaschine

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3299911A (en) * 1964-01-17 1967-01-24 Dewas Raymond Weaving machine with uninterrupted weft supply
FR1476950A (fr) * 1966-04-06 1967-04-14 Perfectionnements aux métiers à tisser à réserve de trame fixe
EP0077866A1 (en) * 1981-09-18 1983-05-04 Mario Crippa Mechanical assembly for reciprocately driving the pliers bearing tape in a textile loom

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
TEXTIL PRAXIS. vol. 38, no. 4, april 1983, LEINFELDEN DE bladzijde 318 R. ZELLER: "Greferwebmaschinen" *

Also Published As

Publication number Publication date
US5183084A (en) 1993-02-02
JP2883692B2 (ja) 1999-04-19
JPH0345747A (ja) 1991-02-27
EP0406926A1 (en) 1991-01-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1004305A3 (nl) Grijperweefmachine met lansgeleiding.
US3499473A (en) Jacquard machine with electromagnetically controlled healds
BE1004960A3 (nl) Inrichting voor het vormen van een gaap bij weefmachines.
US20050022893A1 (en) Heald frame for weaving machine
BE1007003A3 (nl) Weefmachine voorzien van een lans en geleidingsmiddelen.
BE1017367A4 (nl) Weefmachine voor het weven van poolweefsels, en set van minstens twee afstandshouders voorzien om naast elkaar gemonteerd te worden in een weefmachine voor het weven van poolweefsels.
US6382262B1 (en) Apparatus for forming a leno weave
US5419375A (en) Independently driven selvedge forming leno weaving device
BE1005399A3 (nl) Werkwijze om te weven en inrichting voor het aandrijven van weefkaders hiertoe aangewend.
US4046173A (en) Triaxial weaving machine with heddle shedding means
BE1001310A3 (nl) Inrichting voor het vormen van een zelfkant aan een weefsel bij weefmachines.
KR880001204B1 (ko) 루우프성형 조립체
JPH06257033A (ja) グリッパ式織機
US5816294A (en) Heddle slide bar arrangement in a weaving machine shaft device
BE1000885A5 (nl) Werkwijze en inrichting voor het weven van weefsels door middel van roedenweefmachines.
EP1394302B1 (en) Improvements in weft carrying grippers for weaving looms and in weaving looms with guiding means thereof
BE1010943A3 (nl) Grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen.
BE906126A (nl) Werkwijze en inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines.
US4790358A (en) Multi-system weaving loom with permanent magnet shuttle drive
EP0658223B1 (en) Heald control system
BE1011037A3 (nl) Grijperweefmachine met geleidingsmiddelen.
CN101331253B (zh) 用于织机的绞综装置
EP0860527B1 (en) Electronically controlled warp selection system in looms
EP1022367B1 (en) Carpet loom
DE4308243A1 (de) Projektil-Breitwebmaschine

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: PICANOL N.V.

Effective date: 19940731