NL9000787A - Fabricageinstallatie met parallel- en neventransportwegen. - Google Patents
Fabricageinstallatie met parallel- en neventransportwegen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9000787A NL9000787A NL9000787A NL9000787A NL9000787A NL 9000787 A NL9000787 A NL 9000787A NL 9000787 A NL9000787 A NL 9000787A NL 9000787 A NL9000787 A NL 9000787A NL 9000787 A NL9000787 A NL 9000787A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- resp
- transport path
- parallel
- pallet
- gripping
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B23—MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- B23P—METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; COMBINED OPERATIONS; UNIVERSAL MACHINE TOOLS
- B23P21/00—Machines for assembling a multiplicity of different parts to compose units, with or without preceding or subsequent working of such parts, e.g. with programme control
- B23P21/004—Machines for assembling a multiplicity of different parts to compose units, with or without preceding or subsequent working of such parts, e.g. with programme control the units passing two or more work-stations whilst being composed
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B23—MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- B23Q—DETAILS, COMPONENTS, OR ACCESSORIES FOR MACHINE TOOLS, e.g. ARRANGEMENTS FOR COPYING OR CONTROLLING; MACHINE TOOLS IN GENERAL CHARACTERISED BY THE CONSTRUCTION OF PARTICULAR DETAILS OR COMPONENTS; COMBINATIONS OR ASSOCIATIONS OF METAL-WORKING MACHINES, NOT DIRECTED TO A PARTICULAR RESULT
- B23Q7/00—Arrangements for handling work specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools, e.g. for conveying, loading, positioning, discharging, sorting
- B23Q7/14—Arrangements for handling work specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools, e.g. for conveying, loading, positioning, discharging, sorting co-ordinated in production lines
- B23Q7/1426—Arrangements for handling work specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools, e.g. for conveying, loading, positioning, discharging, sorting co-ordinated in production lines with work holders not rigidly fixed to the transport devices
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65G—TRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
- B65G37/00—Combinations of mechanical conveyors of the same kind, or of different kinds, of interest apart from their application in particular machines or use in particular manufacturing processes
- B65G37/02—Flow-sheets for conveyor combinations in warehouses, magazines or workshops
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65G—TRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
- B65G2201/00—Indexing codes relating to handling devices, e.g. conveyors, characterised by the type of product or load being conveyed or handled
- B65G2201/02—Articles
- B65G2201/0235—Containers
- B65G2201/0261—Puck as article support
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T29/00—Metal working
- Y10T29/51—Plural diverse manufacturing apparatus including means for metal shaping or assembling
- Y10T29/5196—Multiple station with conveyor
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T29/00—Metal working
- Y10T29/53—Means to assemble or disassemble
- Y10T29/53004—Means to assemble or disassemble with means to regulate operation by use of templet, tape, card or other replaceable information supply
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T29/00—Metal working
- Y10T29/53—Means to assemble or disassemble
- Y10T29/53087—Means to assemble or disassemble with signal, scale, illuminator, or optical viewer
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T29/00—Metal working
- Y10T29/53—Means to assemble or disassemble
- Y10T29/53313—Means to interrelatedly feed plural work parts from plural sources without manual intervention
- Y10T29/5337—Means to interrelatedly feed plural work parts from plural sources without manual intervention including assembly pallet
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T29/00—Metal working
- Y10T29/53—Means to assemble or disassemble
- Y10T29/53435—Means to assemble or disassemble including assembly pallet
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Automatic Assembly (AREA)
- Specific Conveyance Elements (AREA)
- Branching, Merging, And Special Transfer Between Conveyors (AREA)
- Multi-Process Working Machines And Systems (AREA)
Description
Fabricageinstallatie met parallel- en neventransportwegen
De uitvinding betreft een fabricageinstallatie voor de montage en resp. of bewerking van uit meerdere afzonderlijke delen bestaande bouwdelen, waarbij de afzonderlijke delen en resp. of bouwdelen op palletinzet-stukken aangebracht en resp. of gevoegd en resp. of bewerkt worden, die op wagens in het bijzonder uitwisselbaar aangebracht zijn, die langs de transportbaan van een transportinrichting gevoerd zijn, waarbij de transportbaan sectiegewijs parallel aan een hoofdtransportweg verlopende paralleltransportwegen bezit, die via dwarstransportwegen met de hoofdtransportweg verbonden zijn.
Bij dergelijke installaties wordt principieel tussen zogenaamde los verbonden en star verbonden installaties onderscheiden. Bij de los verbonden installaties worden de werkstukdragers resp. hun wagens volledig onafhankelijk van elkaar langs de installatie bewogen en bij uitval van een inrichting in een enkel werkstation is de werkzaamheid in de andere werkstations over een zekere tijd nagenoeg niet beïnvloed. Bij de star verbonden installaties zijn de werkstukdragers met elkaar in hun beweging verbonden, zodat bij storingen in het bereik van een werkstation alle werkstukdragers en alle werstations geblokkeerd zijn. Elk van de beide installatietypes heeft zijn speciaal toepassingsgebied, waarbij de star verbonden installaties daar worden toegepast waar slechts weinig werkstations met elkaar verbonden zijn, daar het totaalrendement volgt uit een vermenigvuldiging van de rendementen van de afzonderlijke werkstations. De los verbonden installaties worden meestal voor de verbinding van een groot aantal werkstations, bijvoorbeeld tot 40 werkstations en meer toegepast, daar daar het rendement een mengwaarde uit de afzonderlijke storingsgevallen is en niet wordt samengesteld uit een vermenigvuldiging van de rendementen in de afzonderlijke stations.
Er zijn reeds veel verschillende installaties met losse verbinding -bijvoorbeeld volgens DE-OS 35 02 868, DE-OS 35 02 820, DE-OS 34 11 452, DE-OS 3.3 04 091, DE-PS 27 56 422 van dezelfde aanvrager- bekend, die voor de > verbinding van een groot aantal werkstations in de praktijk zich hebben bewezen. De werkstukdragers resp. hun wagens zijn daarbij telkens onafhankelijk van elkaar op hoogte- en zijgeleidingsbanen geleid, waarbij door een overeenkomstige toepassing van aan de zijvlakken van de werkstukdragers 'aangedrukte transportrollen, een spelingvrije zij- en hoogtegeleiding van de werkstukdragers gewaarborgd wordt. Daardoor wordt over het totale verloop van een dergelijke installatie een nauwkeurige plaatsing van de werkstukdragers in samenwerking met de aandrijfinrichting bereikt.
Verder is het bekend -volgens DE-OS 34 09 843 van dezelfde aanvrager- de afzonderlijke delen op een zo vroeg mogelijk tijdstip in een voorafbepaalde orde te brengen die tot aan hun montage in een werk- resp, bewerkingsstation aangehouden moet worden. De afzonderlijke delen worden daartoe in afzonderlijke deelopneemplaatsen afgezonderd afgelegd en in een werk- resp. bewerkingsstation in een referentiepositie naar een eveneens met een wagen onafhankelijk verrijdbare montagewerkstukdrager gebracht, waarna de afzonderlijke delen van de afzonderlijke deelopneemplaats weggenomen en op de montagewerkstukdrager resp. een daar aangebrachte montageplaats gevoegd of bewerkt worden. Voor het vullen van de afzonderlijke deelopneemplaatsen met afzonderlijke delen is een van de werk- resp. bewerkingsstations, eventueel onder tussenschakeling van opslaginrichtingen gescheiden werkgebied aangebracht. Deze werkwijze en de voor het uitvoeren van de werkwijze bedoelde inrichting hebben zich in de praktijk bij volautomatisch verlopende bewerkings- resp. montagehandelingen Op zeer goede wijze bewezen, de combinatie van met de hand resp. volautomatisch verlopende voeghandelingen binnen een gemeenschappelijke installatie is echter bij deze werkwijze en deze inrichting slecht moeilijk te realiseren.
Aan de onderhavige uitvinding ligt de opgave ten grondslag een fabricageinstallatie van de hierboven genoemde soort te verschaffen waarmee een flexibele aanpassing aan ook in kleinere aantallen te monteren bouwdelen zowel wat betreft de benodigde afzonderlijke delen als wat betreft de benodigde werktuigen verschaft kan worden, die bovendien met zo gunstig mogelijke kosten en met een hoge graad van hertoepasbaarheid moet kunnen worden vervaardigd.
Deze opgave van de uitvinding wordt opgelost, doordat aan de paralleltransportweg een parallel daaraan verlopende neventransportweg in de direkte nabijheid toegevoegd is, die bij voorkeur via knooppunten met de dwarstransport- resp. paralleltransportweg en resp. of de hoofdtransportweg verbonden is. Het aanbrengen van de parallel- en een direkt daarnaast aangebrachte neventransportweg verschaft nu de mogelijkheid in het manipulatie- resp. werkgebied van een bedieningspersoon meerdere werkstukdragers resp. palletinzetstukken voor het manipuleren van delen resp. voor het uitvoeren van voegwerkzaamheden gereed te stellen maar gelijktijdig ook de mogelijkheid, de grijpreservoirs waarin afzonderlijke delen voor de montage resp. voor het manipuleren gereed gehouden worden, voor de bedieningspersoon in het betreffende manipulatiegebied te plaatsen en gelijktijdig snel uit te wisselen. Daarmee wordt op verrassend eenvoudige wijze de mogelijkheid verschaft, aan de bedieningspersoon de telkens nodige juiste afzonderlijke delen voor de afzonderlijke montagehandelingen toe te voeren en eventueel ook de aantallen stuks nauwkeurig vast te leggen, zodat foutieve montages, vooral bij bouwdelen met geringe aantallen stuks en verschillende afzonderlijke delen vermeden en ook een groot veelvoud aan types zonder fouten bewerkt resp. gemonteerd kan worden.
Volgens een verdere uitvoeringsvariant is gezorgd, dat aan de van een bedieningspersoon afgekeerde zijde van een paralleltransportweg de neventransportweg aangebracht is en aan deze neventransportweg bij voorkeur tussen deze en de hoofdtransportweg een opslagtransportweg toegevoegd is, waardoor de wagen met het palletinzetstuk waarop de manipulatie- en resp. of voeghandelingen uitgevoerd worden, zich dichter bij de bedieningspersoon bevindt dan de neven- transportweg waarop de te verwerken delen gereedgesteld resp. de grijpreservoirs geplaatst worden.
Verder is het ook mogelijk, dat tussen de paralleltransportweg en de neventransportweg een verstelbare veiligheidsinrichting aangebracht is, die bij voorkeur uit een onder een transportvlak van de neventransportweg aangebrachte beschermingsplaat gevormd is, die via een aandrijving loodrecht op het beschermingsvlak in een over het transportvlak heen uitstekende stand verstelbaar is, waardoor op eenvoudige wijze het toegrijpen van de bedieningspersoon in het gebied van de neventransportweg verhinderd kan worden en dus de beweging van de daar verrijdbare wagens resp. daarop aangebrachte werktuigen volautomatisch geschieden kan en ook transportinrichtingen, die op handwerkplaatsen voor het verrijden van de wagens en dergelijke niet toegepast kunnen worden, toepasbaar zijn.
Dit is ook daarom mogelijk, omdat elke type-wisseling toch al een werkonderbreking vereist en daarmee een toegang van de bedieningspersoon tijdens deze typewisselhandeling in het gebied van de neventransportweg niet nodig is. Daarenboven is het gunstig wanneer deze beschermingsplaat onder het transportvlak van de neventransportweg aangebracht is, daar daardoor het werk van de : bedieningspersoon niet gehinderd wordt en bovendien een beklemmende aanbrenging boven het hoofd op de wijze van een valbij1 en de daarmee verbonden psychologische belasting van de bedieningspersoon wegvalt.
Volgens een andere verdere ontwikkeling is gezorgd, dat in de neventransportweg op de wagens containers voor afzonderlijke delen aangebracht zijn, waardoor de bedieningspersoon met de hem vertrouwde apparaten, bijvoorbeeld als grijpreservoirs uitgevoèrde containers kan werken en desondanks het voordeel van de snelle uitwisselbaarheid van de containers bij de montage van verschillende delen resp. types van bouwdelen mogelijk is.
Gunstig is het verder, wanneer de dwars- en resp. of neven- en resp. of paralleltransportwegen met gereed-stellingstransportwegen verbonden zijn, daar in de gereed-stellingstransportwegen wagens met opbouwdelen resp.
palletinzetstukken of grijpreservoirs op eenvoudige wijze gereedgehouden resp. toegepast kunnen worden, die bijvoorbeeld slechts voor korte tijd of voor zeer speciale werkmanipulaties of voor het ombouwen van de werkplek resp. van de in het gebied van de werkplek aangebrachte hanteringsinrichtingen of bewerkingsinrichtingen nodig worden.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is gezorgd dat op de wagen een als ombouwpallet uitgevoerd palletinzetstuk met opneemplaatsen voor werktuigen resp. grijpvingers, beproevings- en resp. of instelinrichtingen en resp. of vervangingsinrichtingen alsmede eventueel ombouwdelen aangebracht zijn, waardoor de aanpassing van een hanterings-inrichting voor het manipuleren resp. voegen of bewerken van verschillende delen en de controle ervan alsmede bijvoorbeeld ook de instelling van met de hanterings- en bewerkings-inrichtingen verbonden meetinrichtingen door middel van normmaten of dergelijke belangrijk vergemakkelijkt en de anders gebruikelijke moeite voor aanvullend aangebrachte wisselinrichtingen door toepassing van gestandaardiseerde wagens met transportwegen uitgespaard kan worden. Bovendien is het door het direkt aan elkaar aanbrengen van de transportwegen eenvoudig mogelijk met kleine rijbewegingen voor het manipuleren van de afzonderlijke delen resp. bouwdelen uit te komen.
Verder is het ook mogelijk, dat de gereedstellings-transportweg via de hoofdtransportweg met de parallel-transportweg verbonden is, waardoor centrale gereedstellings-transportwegen aangebracht kunnen worden, zodat de daarin weggezette wagens met de daarop aangebrachte containers resp. palletinzetstukken, werktuigen of dergelijke aan verschillende paralleltransportwegen eenvoudig toegevoerd kunnen worden.
Gunstig is het echter ook, wanneer een centrale gereedstellingstransportweg voor meerdere transportwegen aangebracht is, daar dan de veelvuldig bij elke montage-machine benodigde wagens met verschillende werktuigen, meetinrichtingen en dergelijke centraal weggezet kunnen worden.
Volgens een andere uitvoeringsvariant is gezorgd, dat de wagen met het ombouwpallet op de neventransportweg verrijdbaar aangebracht is, waardoor het direkt toegrijpen van de bedieningspersoon resp. van de in het gebied van de werk- resp. bewerfcingsstations aangebrachte hanterings-apparaten en machines op het ombouwpallet steeds mogelijk is.
Volgens een andere verdere uitvoering is gezorgd, dat tussen de paralleltransportweg en de hoofdtransportweg een retourtransportweg aangebracht is, waardoor de afwisselend benodigde wagens met de daarop aangebrachte containers of palletinzetstukken zeer snel uitgewisseld kunnen worden en in de onmiddellijke nabijheid van het toepassingsgebied in tussenopslag opgenomen kunnen worden.
Daarbij is het ook mogelijk, dat de opslagtransportweg en resp. of de retourtransportweg tevens de gereedstellingstransportweg vormt, waardoor de opslag- resp. retourtransportweg tevens als gereedstellingstransportweg toegepast kan worden.
Gunstig is het echter ook, wanneer de paralleltransportweg en de neventransportweg onder tussenschakeling van de veiligheidsinrichting in eikaars direkte nabijheid liggen en de opslagtransportweg resp. de retourtransportweg op een afstand daarvan aangebracht is, daar daardoor de beweging van wagens met de daarop aanwezige opbouwdelen in de opslagtransportweg resp. retourtransportweg zonder gevaar voor de bedieningspersoon ook dan kan geschieden wanneer de veiligheidsinrichtingen vrijgegeven resp. verwijderd zijn en het handwerkverloop in de paralleltransportweg en de direkt daarnaast aangebrachte neventransportweg geschiedt.
Voorts is het ook mogelijk, dat aan de bedieningspersoon in de paralleltransportweg een van de overige voortschuifinrichtingen onafhankelijk belastbare voortschuif-inrichting voor de wagens toegevoegd is, waardoor het verwondingsgevaar van de bedieningspersoon tijdens het manipuleren van de wagens in zijn werkgebied aanvullend vermeden kan worden.
Volgens een andere verdere ontwikkeling is gezorgd dat een paralleltransportweg en ten minste een neventransportweg direkt in eikaars nabijheid en evenwijdig aan elkaar aangebracht zijn en dat een deze dwars op de trans-portrichting overspannende hanteringsinrichting aangebracht is, waardoor de manipulatietijden bij het omstellen van afzonderlijke delen resp. bij het uitvoeren van werk-handelingen, waarbij de op de beide transportwegen naast elkaar aangebrachte wagens resp. de daarop aangebrachte opbouwdelen betrokken zijn, zeer kort gehouden kunnen worden.
Verder is het echter ook mogelijk, dat op de paralleltransportweg wagens met palletinzetstukken en op de neventransportweg een wagen met een palletinzetstuk met montageopneemplaatsen resp. een ombouwpallet en eventueel een aandrijfpallet aangebracht is, waardoor de op de montageopneemplaatsen te verwerken delen eenvoudig van de wagens aan de neventransportweg toe toegevoerd kunnen worden.
Volgens een andere gunstige uitvoering is gezorgd dat aan de paralleltransportweg twee parallel daaraan en in de direkte nabijheid daarvan neventransportwegen toegevoegd zijn en aan de paralleltransportweg wagens met palletinzetstukken met bouwdeel- en resp. of afzonderlijke deelopneem-plaatsen en eventueel een montageopneemplaats langs de transportinrichting verrijdbaar aangebracht zijn en op een neventransportweg wagens met palletinzetstukken voor meerdere in het bijzonder gelijke afzonderlijke delen langs de transportbanen verrijdbaar aangebracht zijn en dat op de verdere neventransportweg een palletinzetstuk verrijdbaar aangebracht is en ten minste grijpwerktuigen resp. grijpvingers alsmede eventueel montageopneemplaatsen en resp. of alsmede opneemplaatsen voor fout bewerkte onderdelen bezit, waardoor de spelingstijden voor een montagecyclus zeer kort gehouden kunnen worden en tevens de moeite die voor het oprichten van dergelijke fabricageinstallaties nodig is, klein gehouden kan worden.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is gezorgd dat de containers voor de afzonderlijke delen resp. de palletinzetstukken via gelijksoortige koppelingsinrichtingen losneembaar op de wagens gehouden zijn, waardoor de verschillende container- en palletinzetstukken op dezelfde wagens aangebracht en veilig en nauwkeurig geplaatst getransporteerd kunnen worden.
Gunstig is het daarbij ook, wanneer de koppelings-inrichting centreerelementen, bijvoorbeeld centreerpennen voor de containers resp. palletinzetstukken bezit, daar daardoor onafhankelijk van de koppelingsinrichting een nauwkeurige uitrichting van de containers en palletinzetstukken en een maatnauwkeurige plaatsing en centrering op de wagens bereikt kan worden.
Verder is het echter ook mogelijk, dat de containers met bij voorkeur verstel- resp. verzwenkbare, bij voorkeur als grijpbakken uitgevoerde glijbanen voorzien zijn, waardoor de hoeveelheid van de voor de bedienings-persoon gereedgestelde afzonderlijke delen eenvoudig geregeld en met de glijbaan tevens de uitlaatopening in de container gesloten kan worden en daarmee een eenvoudig transport op wagens zonder het verlies van afzonderlijke delen mogelijk wordt.
Gunstig is het daarbij ook wanneer de containers voor de afzonderlijke delen als wasreservoirs uitgevoerd zijn, daar de voor de montage gereed te stellen afzonderlijke delen direkt voor de montage- resp. bewerkingshandeling gewassen en zonder verdere manipulatie daaraan toegevoerd kunnen worden.
Het is echter ook mogelijk, dat de glijbanen van geleidingskanalen voor afgezonderde afzonderlijke delen voorzien zijn, die in dezelfde ligging bij overeenkomstige geleidingskanalen op palletinzetstukken resp. montage-opneemplaatsen aangebracht zijn, daar daarmee vooral bij gereinigde delen deze zo weinig mogelijk aangeraakt behoeven te worden en bovendien de tijd voor het in de juiste ligging toevoeren van de afzonderlijke delen op de palletinzetstukken resp. de montageopneemplaatsen klein gehouden wordt.
Vólgens een andere verdere uitvoering is gezorgd dat aan de neventransportweg meerdere van containers voor afzonderlijke delen voorziene wagens achter elkaar aangebracht en bij voorkeur via van elkaar onafhankelijke plaatsingsinrichtingen plaatsbaar zijn, waardoor meerdere op verschillende wagens aangebrachte containers langs de neventransportweg steeds in een verschillende gereedstellings-positie gebracht kunnen worden om daarmee bijvoorbeeld aan de bedieningspersoon telkens op dezelfde plaats de nodige afzonderlijke delen ter beschikking te stellen.
Gunstig is het echter ook, wanneer de wagens en resp. of de palletinzetstukken en resp. of de containers van codeerelementen voorzien zijn waaraan langs de verschillende transportwegen aangebrachte codeerinrichtingen toegevoegd zijn, waardoor het automatisch beheer en de doelgerichte toevoer naar de afzonderlijke transportwegen belangrijk vereenvoudigd en zonder met de hand uit te voeren controle geschieden kan.
Het is echter ook mogelijk, dat in de opslag- en resp. of gereedstellings- en resp. of neventransportweg overbrengingsinrichtingen voor gegevens en resp. of energie aangebracht zijn, waaraan op de wagens en resp. of de containers en resp. of de palletinzetstukken overbreng-elementen van de overbrenginrichting toegevoegd zijn, waardoor bijvoorbeeld bewerkingsgegevens betreffende de afzonderlijke op de palletinzetstukken aangebrachte werkstukken of dergelijke direkt daarop opgeslagen kunnen worden resp. op willekeurige plaatsen in een informatienet resp. in opslageenheden, bewerkingsinrichtingen of hanteringsinrichtingen ingelezen kunnen worden. Voorts is het ook mogelijk deze gegevens op een aan de bedieningspersoon toegevoegd beeldscherm weer te geven, zodat deze i bijvoorbeeld de volgens meetresultaten verlangde afzonderlijke delen toepassen resp. voegen kan. Vooral is het bij toepassing van overbrengingsinrichtingen waarmee ook aandrijf energie contactvrij op de wagens resp. overeenkomstige opbouwdelen overgebracht kan worden mogelijk bepaalde omstelhandelingen tijdens de bewerking resp. gereedstelling of het transport uit te voeren wanneer op de wagen verder een energieaccumulator, bijvoorbeeld een batterij aangebracht is.
Bij voorkeur is het daarbij mogelijk, dat de overbrengingsinrichting een tussen de overbrengingselementen opgebouwd energieveld omvat, waardoor zonder storende contacten en de daarmee verbonden problemen voldoende energie aan de afzonderlijke wagens resp. de daarop aangebrachte opbouwdelen zoals palletinzetstukken, containers of dergelijke toegevoerd kan worden.
Verder is het ook mogelijk, dat de wagens en resp. of de grijpreservoirs en resp. of de palletinzetstukken van aanwijselementen, in het bijzonder aanwijzingen met duidelijke tekst, zijn voorzien, waardoor steeds met de hand een controle van de juistheid van de bewerkings- resp. hanteringshandelingen mogelijk is.
Gunstig is het echter ook, wanneer het pallet-inzetstuk van één of meer, eventueel verschillende montage-opneemplaatsen voorzien is. Daardoor is het mogelijk de montagehandelingen op licht uitwisselbare ombouwpalletten uit te voeren en de overige wagens met de daarop aangebrachte palletinzetstukken resp. containers voor het transport van de afzonderlijke delen resp. van de te monteren bouwdelen tussen de afzonderlijke werkstations toe te passen en kunnen daarmee de kosten voor de gedeeltelijk ten gevolge van hun hoge nauwkeurigheid zeer dure montage-opneemplaatsen in het aantal klein gehouden worden.
Gunstig is het echter ook wanneer de ombouwpalletten en resp. of een palletinzetstuk van opneemplaatsen voor foutieve bouwdelen is voorzien, daar daardoor bouwdelen waarbij foutieve montages uitgevoerd resp. foutieve afzonderlijke delen gemonteerd werden, eenvoudig afgescheiden en dan gescheiden aan een nabehandeling resp. een afzonderlijk wegleggen toegevoerd kunnen worden.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is gezorgd, dat op het ombouwpallet en resp. of een daaraan toegevoegd aan-drijfpallet een stelinrichting voor een koppelingsinrichting tussen een grijpwerktuig en resp. of grijpinzetstuk en een hanteringsinrichting aangebracht is. Het voordeel van de toepassing van een eigen aandrij fpallet, waarmee op een andere wagen aangebrachte stelinrichtingen bediend kunnen worden, ligt hierin, dat verschillende posities van een verdere wagen resp. van de daarop aangebrachate opbouwdelen met één en hetzelfde aandrijfpallet kunnen worden verzorgd met aandrij fenergie.
Het is echter ook mogelijk, dat het aandrijfpallet van een eigen energieverzorgings- en resp. of besturings-inrichting of van een overbrengingselement van een over- brengingsinrichting voor energie en gegevens ten minste in het gebied van de hanteringsinrichting verbonden is, waardoor het aandrijfpallet op verschillende plaatsen voor het belasten van verschillende stelaandrijvingen toegepast kan worden en bij toepassing van een energieaccumulatie-inrichting alleen in zijn gereedstellingsgebied weer met energie en de nodige informatie voor het uitvoeren van de volgende werkopdrachten voorzien behoeft te worden.
Volgens een andere bij voorkeur toegepaste verdere ontwikkeling is ook gezorgd dat de grijpinrichting van grijpvingers is voorzien die een langsgeleidingsbaan voor grijpinzetstukken bezitten en aan deze langsgeleidingsbanen in de grijpvingers arreteerinrichtingen toegevoegd zijn waardoor een nauwkeurige geleiding van de grijpinzetstukken in de grijpvingers mogelijk wordt, die ook een snelle en eenvoudige verwisseling zonder eigen ingewikkelde verstelmechanismen mogelijk maakt.
Verder is het ook mogelijk dat de arreteer-inrichting een arreteerstempel resp. een ontgrendelings-zuiger bezit, die in een richting loodrecht op de langsgeleidingsbaan verstelbaar aangebracht is en met een arreteerkogel en een zwenkhefboom samenwerkt, waardoor door het neerlaten van de grijpinrichting en het ondersteunen van de grijpvingers op een palletinzetstuk resp. een ombouw-pallet automatisch een ontgrendeling van de grijpinzet-stukken bereikt kan worden.
Tenslotte is het ook mogelijk dat arreteerstempels resp. ontgrendelingszuigers aan op een palletinzetstuk aangebrachte steunlijsten toegevoegd zijn, die ten minste een bij een met de breedte overeenkomende lengte van de langsgeleidingsbaan een met de breedte overeenkomende lengte bezitten en centrisch aan opneemplaatsen voor de grijpinzetstukken aangebracht zijn, waardoor het wegnemen en inzetten van de grijpinzetstukken door een relatieve beweging van de wagen met het palletinzetstuk resp. het omzetpallet ten opzichte van de grijpbeweging mogelijk is.
Voor het beter begrip van de uitvinding wordt deze hierna aan de hand van de in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden nader toegelicht: er tonen:
Fig. 1 een uit meerdere rijbaansecties in recht-hoekvorm samengestelde fabricageinstallatie met volgens de uitvinding verschillend uitgevoerde voortschuifinrichtingen in bovenaanzicht en vereenvoudigde schematische afbeelding;
Fig. 2 een deel van een fabricageinstallatie in het gebied van een handwerkplek met de in dit gebied aangebrachte wagens en de daarop aangebrachte palletinzet-stukken en grijpreservoirs in perspectivische, sterk vereenvoudigde schematische afbeelding;
Fig. 3 een deel van een fabricageinstallatie in het gebied van een montagecel in perspectivische sterk vereenvoudigde schematische afbeelding;
Fig. 4 een deel van de fabricageinstallatie in het gebied van de montagecel met de aan de afzonderlijke wagens toegevoegde aandrijvingen en plaatsingsinrichtingen alsmede de hanteringsinrichting in perspectivische sterk vereenvoudigde afbeelding;
Fig. 5 een op een wagen aangebrachte, door een grijpreservoir gevormde container in zijaanzicht, gedeeltelijk doorgesneden, in vereenvoudigde schematische afbeelding;
Fig. 6 het grijpreservoir volgens fig. 5 in bovenaanzicht;
Fig. 7 een deel van een palletinzetstuk in bovenaanzicht;
Fig. 8 het palletinzetstuk volgens fig. 7 doorgesneden volgens de lijnen VIII-VIII in fig. 7;
Fig. 9 het palletinzetstuk doorgesneden volgens de lijnen IX-IX in fig. 7;
Fig. 10 het palletinzetstuk doorgesneden volgens de lijnen X-X in fig. 7;
Fig. 11 een grijpinrichting van een hanteringsinrichting met uitwisselbare grijpinzetstukken in zijaanzicht, gedeeltelijk doorgesneden;
Fig. 12 de grijpinrichting volgens fig. 11 in een halve doorsnede bij het afzetten van een grijpinzetstuk in een palletinzetstuk resp. een ombouwpallet in zijaanzicht, gedeeltelijk doorgesneden;
Fig. 13 de grijpinrichting in bovenaanzicht doorgesneden volgens de lijnen XIII-XIII in fig. 11;
Fig. 14 een andere uitvoeringsvorm van een wissel-inrichting voor grijpinzetstukken van de grijpinrichting in zijaanzicht, doorgesneden;
Fig. 15 de grijpinrichting volgens fig. 14 in bovenaanz icht;
Fig. 16 een verdere uitvoering van een wissel-inrichting voor de grijpinzetstukken van de grijpinrichting in zijaanzicht, doorgesneden;
Fig. 17 de grijpinrichting volgens fig. 16 in bovenaanzicht.
In fig. 1 is een fabricageinstallatie 1 getoond, die voor het bewerken resp. monteren van op wagens 2 aangebrachte bouwdelen 3 toegepast wordt. Deze bouwdelen 3 worden uit een groot aantal afzonderlijke delen 4, die in containers 5 resp. palletinzetstukken 6 voor de montage gereed gesteld worden, samengebouwd. Een dergelijke fabricageinstallatie kan bijvoorbeeld een werkstation 7 en een werkstation 8 omvatten. In het werkstation 7 worden de manipulatie-, voeg- en bewerkingshandelingen door een bedieningspersoon 9 uitgevoerd, terwijl het werkstation 8 als zogenaamd CNC-moduul, dus een volautomatisch montage-resp. bewerkingsstation uitgevoerd is. Voor het voortbewegen van de wagens 2 resp. containers 5 of palletinzetstukken 6 dienen bij voorkeur gelijksoortige wagens 10, die langs, door afzonderlijke rijbaansecties 11, 12 gevormde hoogte- en zijgeleidingsbanen 13 resp. 14 door middel van voortschuif-inrichtingen 15 onafhankelijk van elkaar, dus door middel van zogenaamde losse verbinding, van een werkstation 7 naar het andere werkstation 8 bewogen kunnen worden.
De afzonderlijke rijbaansecties 11, 12 zijn op transportstations 16 resp. knooppunten 17 aangebracht. Uit het willekeurig aan elkaar voegen van transportstations 16 resp. knooppunten 17 die ook als transport- resp. knooppunt-moduul aangeduid kunnen worden daar zij op gunstige wijze gelijksoortige afmetingen bezitten resp. in willekeurige standen onderling koppelbaar zijn, kunnen de voor het samenbouwen van een dergelijke fabricageinstallatie 1 benodigde hoofdtransportwegen 18 resp. paralleltransport wegen 19 of neventransportwegen 20 gevormd worden.
Voor het verbinden van deze hoofdtransportwegen 18, paralleltransportwegen 19 en nevéntransportwegen 20 kunnen dwarstransportwegen 21 aangebracht worden. Aanvullend kunnen ook retourtransportwegen 22 en opslagtransportwegen 23 aangebracht zijn om het meermalen doorlopen van dezelfde wagens 2 doör een hoofdtransportweg 18 resp. een parallel-transportweg 19 langs een bedieningspersoon 9 mogelijk te maken.
Voor deze transportstations resp. knooppunten 16 en 17 resp. transportstations 24, 25 in het gebied van het werkstation 8 kunnen nu verschillend uitgevoerde voortschuif-inrichtingen 15 resp. 26 of 27 aangebracht zijn.
In fig. 2 is een deel van een fabricageinstallatie 1 met een hoofdtransportweg 18, een paralleltransportweg 19, een neventransportweg 20 en een retourtransportweg 22 getoond. De paralleltransportweg 19, de neventransportweg 20 en de retourtransportweg 22 zijn telkens via knooppuntstations 17, die ook bestanddelen van dwarstransportwegen 21 vormen en waartussen zoals afgebeeld ook een transport-station 16 aangebracht kan zijn, met de hoofdtransportweg 18 verbonden. De hoofdtransportweg 18 wordt met de paralleltransportweg 19 eveneens via knooppuntstations 17 verbonden. De afzonderlijke transportstations 16 resp. knooppuntstations kunnen zoals wegens het betere overzicht slechts op één plaats schematisch aangeduid via steunelementen 28 op een standvlak 29, bijvoorbeeld de vloer van een fabricagehal ondersteund zijn.
De paralleltransportweg 19 vormt een handwerk-plaats 30 waaraan zoals fig. 1 toont een bedieningspersoon 9 hanterings- resp. voegwerkzaamheden uitvoert. Voor dit doel kunnen transportstations 31 een kleinere hoogte 32 bezitten dan de transportstations 16 om de bedieningspersoon 9 een grotere beenvrijheid te geven. In de neventransportweg 20 zijn op wagens 2 die langs de hoogte- en zijgeleidingsbaan 13, 14 verrijdbaar zijn, containers 5, bijvoorbeeld grijp-reservoirs aangebracht. In deze grijpreservoirs bevinden zich afzonderlijke delen 4, die op palletinzetstukken 6 resp. 33 opgelegd resp. gevoegd worden. Elk van deze palletinzetstukken 6 resp. 33 is op een eigen wagen 2 aangebracht. Het is echter evenzo mogelijk telkens meerdere dergelijke palletinzetstukken 6 resp. 33 op een gemeenschappelijke wagen 2 aan te brengen. De wagens 2 alsmede de container 5 en ook de palletinzetstukken 6 en 33 zijn gelijksoortig uitgevoerd en worden door middel van de voortschuifinrichtingen 15 langs de zij- en hoogtegeleidings-banen 14 en 13 voorwaarts bewogen en in de gewenste posities daarlangs aangehouden resp. geplaatst.
Voor de bediening van de voortschuifinrichtingen 15 in het gebied van de paralleltransportweg 19 kunnen bijvoorbeeld eigen tasters 34 voor bediening met twee handen aangebracht zijn, zodat bij het verrijden van de afzonderlijke wagens 2 met de daarop aangebrachte palletinzetstukken 6, 33 verwondingen van de bedieningspersoon vermeden worden. De grijpreservoirs zijn -zoals later nog in detail toegelicht zal worden- van grijpbakken 35 voorzien om een ergonomisch wegnemen en grijpen van de afzonderlijke delen 4 mogelijk te maken. Zoals verder getoond is het echter ook mogelijk dat palletinzetstukken 6 resp. 33 leeg of met afzonderlijke delen 4 gevuld met een transportwagen 36 in het gebied van de paralleltransportweg 19 gebracht kunnen worden, zodat de bedieningspersoon deze palletinzetstukken 6 resp. 33 op de transportwagen 36 afzetten resp. daarvan afnemen kan. De transportwagen 36 kan ook zelf rijdend met een eigen aandrijfmotor 37 en bestuurbare wielen 38 en een vraagkop 39 voor het besturen van de bestuurbare wielen 38 resp. van de aandrijfmotor 37 door het overnemen van de signalen van een bijvoorbeeld in de rijbaan ingelaten geleider 40 voorzien zijn. Onder andere is het ook mogelijk op de transportwagen 36 lege palletinzetstukken 6 voorradig te houden om ze in het gebied van de paralleltransportweg 19 met afzonderlijke delen 4 te vullen, terwijl de palletinzetstukken 33 met gerede bouwdelen 3 op de transportwagens 36 naar de verdere verwerking resp. verpakking afgevoerd kunnen worden.
Terwijl nu de voor de afzonderlijke te monteren bouwdelen 3 nodige palletinzetstukken 6 door toepassing bijvoorbeeld van de transportwagen 36 op eenvoudige wijze aan verschillende bouwdelen 3 aangepast kunnen worden, is het door de aanbrenging van de neventransportweg 20 evenzo mogelijk de containers 5 resp. de grijpreservoirs met de grijpbakken 35 bij een typewisseling door verrijden door middel van hun wagens 2 uit te wisselen. Daartoe is het mogelijk in een retourtransportweg 22, die bijvoorbeeld ook als opslagtransportweg kan dienen, verdere containers 5 op Wagens 2 voorradig te houden, die bij een typewisseling tegen de in de neventransportweg 20 aanwezige containers 5 uitgewisseld kunnen worden. Natuurlijk is het ook mogelijk dat in plaats van de in de neventransportweg 20 getoonde twee containers 5 bij een typewisseling ook meerdere containers 5 of slechts een enkele container 5 weggezet kan worden. Voorts is het ook mogelijk bij een typewisseling de containers 5 met de telkens benodigde afzonderlijke delen 4 van een centraal afgeefstation aan te vragen of op een eigen transportwagen 36 de containers 5 met de nieuw te verwerken afzonderlijke delen 4 toe te voeren, terwijl de niet meer benodigde containers 5 met de transportwagen 36 weggetransporteerd kunnen worden. Om een omvattende informatie van de bedieningspersoon over de uit te voeren werkhandelingen alsmede eventueel over zijn werkprestatie mogelijk te maken en aan de bedieningspersoon de mogelijkheid te geven met zijn superieuren zonder de werkplek te moeten verlaten, te kunnen communiceren, is in het gebied van de parallel resp. neventransportweg 19, 20 een aanwijs-resp. bedieningseenheid 41 aangebracht, die uit een aanwijsveld 42 en uit een bedieningsveld 43 samengesteld kan zijn. Op het aanwijsveld 42 kunnen meerdere aanwijsorganen met vloeibare kristallen of ook een beeldscherm aangebracht zijn waarop in duidelijke tekst de door de bedieningspersoon uit te voeren werkhandelingen resp. via een hulptoets aanvullende bedieningsinstructies opgeroepen kunnen worden of de resterende aantallen stuks of de nog te fabriceren aantallen stuks aangewezen worden. Op het bedieningsveld 43 kunnen de voor de typewisseling vereiste werkhandelingen gestart resp. aanvullende informaties aan de superieur resp. de bovengeplaatste centrale computer gevraagd worden. Het is voorts nodig, dat de bedieningspersoon voor de manipulatie-en voeghandelingen met overeenkomstige hulpwerktuigen moet worden uitgevoerd resp. de werkplekinrichting bij verschillende te monteren bouwdelen moet worden veranderd, en dan is het verder mogelijk een bereidstellingstransportweg 44 aan te brengen, via welke verdere wagens 2, die bijvoorbeeld met de nodige ombouwdelen resp. werktuigen gevuld kunnen zijn, in de paralleltransportweg 19 toegevoerd kunnen worden, waarbij deze gereedstellingstransportweg 44 ook benut kan worden om afzonderlijke wagens 2 uit te wisselen resp. wagens 2 met vaste opbouwdelen tegen zodanige met eveneens vaste maar verschillende opbouwdelen uit te wisselen.
Om in verband met de aanwijs- en bedieningseenheid 41 resp. een bovengeplaatste besturingsinrichting 45 die via leidingen met de afzonderlijke aanwijs- en bedieningseenheden 41 verbonden kan zijn ook een beheer van de afzonderlijke wagens 2 mogelijk te maken, kunnen de wagens en resp. of de containers 5 resp. de palletinzetstukken 6 resp. 33 van codeerelementen 46, 47 en 48 voorzien zijn, die in het gebied langs de afzonderlijke rijbaansecties 11 resp. 12 van de afzonderlijke transportstations 16 resp. knooppuntstations 17 door middel van codeerinrichtingen 49 waarvan slechts één schematisch afgebeeld werd, ondervraagd kunnen worden. Voor deze codeerinrichting 49 resp. de codeerelementen 46 tot 48 kunnen de uit de stand van de techniek bekende inrichtingen onder toepassing van magneetkaarten, streepjescodes of elke willekeurige andere soort informatiedrager toegepast worden.
Evenzo is de uitvoering van de hoogte- en zijgeleidingsbanen 13, 14 en de voortschuifinrichting 15 en de uitvoering van de wagens 2 vrij kiesbaar. Bij voorkeur kunnen echter de voortschuifinrichtingen 15 worden toegepast zoals ze onder andere in het DE-OS 27 56 422, het DE-OS 33 04 091 en het DE-OS 34 11 452 beschreven zijn.
Tevens is het echter ook mogelijk de hierna beschreven voortschuifinrichting 15 zowel in de knooppuntstations 17 als de transportstations 16 toe te passen.
Voorts is het ook mogelijk dat zoals hierna nog in detail beschreven zal worden, de containers 5 resp. de deze vormende grijpreservoirs uitwisselbaar op de wagens 2 gezet zijn. Daardoor is het mogelijk, dat in een eigen doorloop deze in de neventransportwegen 20 aanwezige containers 5 in het bereik van de paralleltransportweg 19 gebracht worden, zodat ze door de bedieningspersoon tegen reservoirs met andere afzonderlijke delen 4 uitgewisseld kunnen worden.
In fig. 3 is een inrichting van verschillende rijbaansecties bestaande uit transportstations 16 en knooppuntstations 17 getoond, die bijvoorbeeld een zogenaamd CNC moduul, dus een Computer-Nummerical-Controled-Modul resp. een CAA, een Computer-Added-Assembling-Modul vormen kunnen. Afzonderlijke transportstations 16 vormen met twee knooppuntstations 17 een hoofdtransportweg 18. Daarmee zijn via dwarstransportwegen 21 een paralleltransportweg 19 en een neventransportweg 20 alsmede een gereedstellings-transportweg 44 verbonden. Elk van deze transportwegen 19, 20 en 44 is via knooppuntstations 27 van de dwarstransportwegen 21 met de hoofdtransportweg 18 verbonden. De paralleltransportweg 19, de neventransportweg 20 en de bereidstellingstransportweg 44 worden door een hanterings-inrichting 50 overbrugd, die bijvoorbeeld een slede 51 kan bezitten. Op de slede 51 zijn in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld twee grijpinrichtingen 52 met grijpvingers 53, 54 aahgebracht. Het is echter ook mogelijk dat telkens slechts één grijpinrichting 52 op deze slede 51 aangebracht is.
Verder is het mogelijk, dat de slede 51 ten opzichte van een horizontale geleidingsbaan 55 verticaal volgens een dubbele pijl 56 verstelbaar is. Het is echter ook mogelijk dat de horizontale geleidingsbaan 55 in totaal ten opzichte van de paralleltransportweg 19 resp. de neventransportweg 20 en de gereedstellingstransportweg 44 volgens de dubbele pijl 56 verplaatsbaar is. Terwijl nu een plaatsing van de wagens 2 in de paralleltransportweg 19 en in de neventransportweg 20 en in de gereedstellingstransportweg 44 door middel van de voortschuifinrichtingen 15 geschiedt, wordt het omzetten van afzonderlijke delen 4 resp. bouwdelen 3 in de richting van de dubbele pijl 56 resp. een dubbele pijl 57 door middel van de hanterings-inrichting 50 uitgevoerd. Daarmee kan, terwijl met de hanteringsinrichting 50 bijvoorbeeld een afzonderlijk deel 4 van een palletinzetstuk 6 afgenomen werd en in het gebied van een palletinzetstuk 58 met montage opneemplaatsen 59 gebracht wordt, het volgende weg te nemen afzonderlijk deel in de transportrichting -pijl 60- door het verrijden van de wagen 2 verplaatst worden.
Natuurlijk is het ook mogelijk een beweging van de wagens 2 tegen de door de pijl 60 aangegeven rijrichting uit te voeren om een flexibele plaatsing ten opzichte van de hanteringsinrichting 50 mogelijk te maken. Het palletinzetstuk 58 kan verder ook van opneemplaatsen 61 voor foutief gemonteerde bouwdelen 62 voorzien zijn. Tenslotte kan op de zich in de gereedstellingstransportweg 44 bevindende wagen 2 een palletinzetstuk 63 aangebracht zijn, dat opneemplaatsen 64 voor wisselwerktuigen 65 bezit. Verder kunnen in het verlengde van de dwarstransportwegen 21 opslagtransportwegen 23 aangebracht zijn, waarop de palletinzetstukken 63 met de wisselwerktuigen 65 voor verschillend te monteren bouwdelen 3 voorradig worden gehouden zodat een snelle typewisseling voor het monteren in het gebied van de door een zogenaamde montagecel gevormde fabricageinstallatie 1 mogelijk is. De beweging van de wisselwerktuigen 65 resp. het uitwisselen van de grijpvingers 53, 54 waarvan eveneens uitwissel-werktuigen 66 in de opneemplaatsen 64 voorradig kunnen worden gehouden geschiedt door middel van de hanteringsinrichting 50. De voorwaartse beweging en plaatsing van de afzonderlijke wisselwerktuigen resp. uitwisselwerktuigen 65, 66 geschiedt eveneens met de voortschuifinrichtingen 15 zoals deze in het gebied van alle transportstations 16 aangebracht zijn.
Het uitwisselen van lege palletinzetstukken 6 ten opzichte van met afzonderlijke delen 4 gevulde palletinzetstukken 6 kan bijvoorbeeld in het gebied van de hoofd-transportweg 18 door een bedieningspersoon 9 geschieden. Het is echter ook mogelijk dat de lege palletinzetstukken 6 door de bedieningspersoon 9 met afzonderlijke delen 4 gevuld worden. De uitwisseling van de palletinzetstukken 6 kan natuurlijk echter ook automatisch geschieden resp. kan ook de vulling met afzonderlijke delen door een hanteringsinrichting 50 in verband met een automatische toevoer- en afzonderingsinrichting voor de afzonderlijke delen 4 uitgevoerd worden.
In fig. 4 is een deel van de paralleltransportweg 19 en de neventransportweg 20 in het gebied van de hanteringsinrichting 50 getoond. De afzonderlijke i transportstations bestaan uit huizen en op de bovenzijde ervan zijn de door geleidingslijsten, bijvoorbeeld geharde staallijsten gevormde hoogtegeleidingsbanen 13 aangebracht. Tussen de hoogtegeleidingsbanen 13 zijn zijgeleidingsbanen vormende zijgeleidingsrollen 67 en tandriemen 68 van de i Voortschuifinrichting 15 aangebracht. De zijflanken van de tandriemen 68 resp. zijgeleidingsrollen 67 werken daarbij met zijgeleidingslijsten 69/ die op de onderzijde van de wagens 2 aangebracht zijn samen. Voor de hoogtegeleiding van de wagens 2 dienen geleidingsrollen 70 die op de hoogtegeleidingsbanen 13 verrijdbaar zijn. Op de wagens 2 zijn, zoals reeds eerder beschreven, palletinzetstukken 63 resp. 6 aangebracht. Het palletinzetstuk 63 is van uitwissel-werktuigen 66 voor de grijpvingers 53 resp. 54 van de hanteringsinrichting 50 voorzien. Voor het bedienen van de grijpvingers 53, 54 is een stelaandrijving 61 aangebracht.
De grijpvingers zijn verder langs een verticale geleidings-baan 72 met een geïntegreerde verstelaandrijving 73 verstelbaar. Evenzo zijn zij langs een horizontale geleidingsbaan 74 met een daarin geïntegreerde verstelaandrijving 75 verrijdbaar. De wagens met de palletinzetstukken 6 resp. 58, waarop montageopneemplaatsen 59 aangebracht zijn worden om een nauwkeurige plaatsing voor de afzonderlijke arbeidsgangen mogelijk te maken, in plaats van de een tandriem 68 bezittende voortschuifinrichting 15, waarbij de voorwaartse beweging en plaatsing van de wagens 2 bijvoorbeeld via een stapschakelmotor geschiedt, over wrijvingsrollen 76 aangedreven, die in radiale richting elastisch zijn en aan de zijflanken van de wagens 2 steunen. Deze drukken de wagens 2 tegen de op de tegenoverliggende zijde van de hoogtegeleidingsbaan 13 in de nabijheid aangebrachte geleidingsrollen 77, die bijvoorbeeld door kogellegers gevormd zijn en dus een nauwkeurige referentie-positie voor de wagens 2 met de daarop aangebrachte palletinzetstukken 6 resp. 58 vormen. Voor het plaatsen van de wagens 2 in de langsrichting van de zijgeleidingsbanen 14 resp. van de door de geleidingsrollen 77 resp. de wrijvingsrollen 76 gevormde zijgeleidingsbanen 14 dient een plaatsingsinrichting 78 die met aan de onderzijde van de wagens 2 aangebrachte aanslagen 79 samenwerkt. Deze plaatsingsinrichting 78 kan bij voorkeur volgens de uitvoeringen in het DE-OS- 34 47 219 uitgevoerd zijn. Met deze plaatsingsinrichting 78 is het plaatsen met grote reproduceernauwkeurigheid en met grote nauwkeurigheid over langere toepassingstijden mogelijk. Daardoor kunnen nauwkeurige voeg- en montagehandelingen uitgevoerd worden. Natuurlijk is het bij overeenkomstig lastige delen of delen die evenzo een nauwkeurige plaatsing om ze te grijpen vereisen, mogelijk een door wrijvingsrollen 76 en geleidingsrollen 77 gevormde voortschuifinrichting ook in het gebied van de neventransportweg waarin de weg te nemen afzonderlijke delen 4 geplaatst worden, aan te brengen. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor de gereedstellings-transportweg 44, als de uit te wisselen wisselwerktuigen 65 resp. uitwisselwerktuigen 66 een zodanig nauwkeurige plaatsing voor het uitwisselen vereisen.
In de fig. 5 en 6 is een door een grijpreservoir 80 gevormde container 5 afgeheeld. De container 5 resp. het grijpreservoir is van openingen 81 voorzien, zodat deze tevens als wasreservoir voor de daarin bewaarde afzonderlijke delen 4, bijvoorbeeld rubberringen, toegepast kan worden. Het grijpreservoir 80 is tevens van een glijbaan 82 voorzien die onder een as 83 in het gebied van zijn bodem 84 uit een aan een zijwand 85 aanliggende, een uitlaatopening 86 afsluitende stand in een afgeefstand verstelbaar is waarin een kopeind 87 van de glijbaan 82 met geleidings-kanalen 88 op een palletinzetstuk 58 met montageopneem-plaatsen 59 die op een wagen 2 aangebracht is in lijn liggen.
Zoals beter uit fig. 4 zichtbaar, zijn in het uitlaatgebied van de glijbaan 82 geleidingskanalen 89 aangebracht, die met geleidingskanalen 88 op het palletinzetstuk 58 in lijn liggen. De afzonderlijke delen 4 behoeven door de bedieningspersoon dus alleen in de juiste richting in het geleidingskanaal 89 geschoven te worden en kunnen dan naadloos in de montageopneemplaatsen 59 geplaatst worden. Daardoor kan de tijd voor het inleggen van de afzonderlijke delen 4 op de palletinzetstukken 58 op gunstige wijze verminderd worden. Door het omhoogzwenken van de glijbaan 82 om de as 83 kan verder het grijpreservoir 80 resp. de uitlaatopening 86 ervan gesloten worden. Voor het bedienen resp. verzwenken van de glijbaan 82 kan deze van een tandkrans 90 worden voorzien waarin een aandrijfrondsel, dat voor draaiing is verbonden met een aandrijfmotor 92, ingrijpt.
Verder is het ook mogelijk dat het grijpreservoir 80 om een zwenkas 93 uit de in volle lijnen getoonde afgeefstand in de met streeppuntlijnen getekende verdere standen verzwehkbaar is. Daartoe kan ook het grijpreservoir 80 van een tandkrans 90 voorzien zijn, die met een aandrijfrondsel 91 van een aandrijfmotor 94 voor draaiing verbonden is. De aandrijfmotoren 92 en 94 kunnen daarbij direkt aan de wagen 2 aangebracht zijn of het is ook mogelijk dat het grijpreservoir 80 met zijn zwenkas 93 op een palletinzetstuk 95 gelegerd is, waarop ook de aandrijfmotoren 92 en 94 gelegerd zijn. Het palletinzetstuk 95 kan daarbij via koppelingsinrichtingen 96 aan de wagen 2 geplaatst zijn, die bijvoorbeeld door centreerpennen 97 gevormd zijn, die in kegelvormige uitsparingen 98 in de wagen 2 ingezet zijn.
Voor de aandrijfmotoren 92 en 94 is een gemeenschappelijke besturingsinrichting 99 en een energieaccumu-lator 100 voor de energieverzorging van de besturings-inrichtihg 99 en de aandrijfmotoren 92 en 94 aangebracht.
Het is echter ook mogelijk, dat de energieverzorging in plaats van de energieaccumulator 100 in het toepassingsgebied van de grijpreservoirs 80 waarin een verzwenking van het grijpreservoir 80 resp. de glijbaan 82 nodig is, via een schematisch aangegeven overbrengingsinrichting 101 geschiedt. Deze bezit een op het palletinzetstuk 95 aangebracht overbrengingselement 102, waarop een vast, bijvoorbeeld langs de zij- resp. hoogtegeleidingsbanen 14, 13 op bepaalde afstanden of op opslagplaatsen of in het gebied van de neventransportweg 20 een overbrengingselement 103 aange bracht is. De overbrenging van de energie en resp. of de gegevens kan daarbij via een schematisch door krachtlijnen aangegeven energieveld 104, bijvoorbeeld door een elektrisch wisselveld door warmte of geluidsenergie resp. een magneetveld geschieden.
Natuurlijk is het ook mogelijk in plaats van de contactloze overbrengingsinrichtingen 101 ook overbrengings-inrichtingen toe te passen die door middel van sleepcontacten of dergelijke een direkte leidingsverbinding tussen de energieaccumulator 100 en/of de besturingsinrichting 99 tot stand brengen.
Door het verzwenken van het grijpreservoir 80, dat evenals het verzwenken van de glijbaan 82 natuurlijk ook met de hand kan geschieden is het mogelijk het aantal van de op de glijbaan 82 vallende afzonderlijke delen 4 fijngevoelig te regelen resp. het reservoir voor het afnemen van afzonderlijke delen 4 te activeren resp. dit afnemen te verhinderen en het grijpreservoir 80 te sluiten.
Natuurlijk kan de uitvoering van een dergelijk grijpreservoir 80 in het bijzonder in verband met de geleidingskanalen 88 en 89 voor het gemakkelijker invoeren van de te plaatsen afzonderlijke delen 4 ook een zelfstandige oplossing volgens de uitvinding vormen.
In de fig. 7 tot 10 is een palletinzetstuk 6 getoond, waarop verschillende afzonderlijke delen 4 geplaatst kunnen worden. Op dit palletinzetstuk 6, dat via een koppelingsinrichtng 96 op de wagen 2 gezet kan worden, zijn in een voorafbepaald raster boringen 105 en 106 aangebracht. Tussen telkens een uit vier boringen 105 en een boring 106 bestaande rij van groepen 107 zijn de door de centreerpennen 97 gevormde koppelingselementen van de koppelingsinrichting 96 aangebracht. De boringen 105 vormen daarbij telkens bijvoorbeeld de hoekpunten van een vierkant, terwijl de boring 106 het snijpunt van de de boringen 105 verbindende diagonalen vormt. Worden nu in het palletinzetstuk 6 afzonderlijke delen 4 ingezet, zoals dit bijvoorbeeld in fig. 8 getoond is, waarvan de buitendiameter slechts in geringe mate groter is dan de diameter van de boringen 105 en 106, dan kan in elk van de boringen 105 en 106 telkens een afzonderlijk deel 4 ingezet worden.
Bezitten daarentegen de afzonderlijke delen 4, zoals bijvoorbeeld in fig. 9 getoond, een aanzienlijk grotere diameter 108 dan een diameter 109 van de boringen 105 en 106, dan kunnen deze afzonderlijke delen 4 in de boringen 106 geplaatst worden, waarbij dan in de boringen 105 geen afzonderlijke delen 4 ingezet worden.
Zoals verder uit fig. 10 te zien is, bezitten de centreerpennen 97 aan hun naar een bovenzijde 110 van het palletinzetstuk 6 toegekeerde zijde kegelvormige uitsparingen 98, die met de overeenkomstige uitsparingen 98 in de wagen 2 overeenkomen. Zo is het mogelijk, dat met dezelfde, de koppelingselementen vormende centreerpennen 97 meerdere dergelijke pal1etinzetstukken 6 slipveilig over elkaar gestapeld kunnen worden. Wordt bovendien een lengte 111 van de centreerpennen 97 zo bemeten, dat deze in geringe mate korter is dan bijvoorbeeld een lengte 112 van de afzonderlijke delen 4 in fig. 9, dan kunnen de afzonderlijke delen 4 in de beide eindgebieden gevoerd zijn, daar de afzonderlijke delen 4 van het daaronderliggende palletinzetstuk 6 in de boringen 106 van het palletinzetstuk van onderen af ingrijpen zoals dit in fig. 9 schematisch aangeduid is. Daardoor kunnen schuine standen resp. kantelingen en daardoor bepaalde oppervlaktebeschadigingen van de afzonderlijke delen 4 in de palletinzetstukken 6 met voordeel verhinderd worden.
In de fig. 11 tot 13 is de grijpinrichting 52 op grotere schaal weergegeven.
Deze grijpinrichting 52 bezit twee parallel aan elkaar verstelbare grijpvingers 113, 114, die bijvoorbeeld via de stelaandrijving 71 en een overbrengingsmechanisme 115 parallel aan elkaar verstelbaar gelegerd zijn, zoals dit door een verdere gestreepte stand van een deel van de grijpvingers 112, 114 schematisch aangegeven is. De verstelling van elk van de beide grijpvingers 113, 114 kan daarbij volgens dubbele pijlen 116 geschieden. Daarmee kunnen de grijpvingers 53 en 54, die uitwisselbaar via een arreteerinrichting 117 in de grijpvingers 113, 114 gehouden worden, uit elkaar of samen bewogen worden. Onder de grijpinrichting 52 is een deel van een palletinzetstuk 63, bijvoorbeeld een ombouwpallet, aangebracht, waarin opneem-plaatsen 118, 119 voor de grijpvingers 53 en 54 aangebracht zijn. Zoals beter uit fig. 13 te zien is, kunnen dergelijke ' opneemplaatsen 118, 119 op een afstand 120 achter elkaar op het palletinzetstuk 63 aangebracht zijn. Deze afstand 120 is op zichzelf vrij kiesbaar maar moet in geringe mate groter zijn dan de helft van de breedte 121 van de grijpvingers 113 resp. 114, bij voorkeur echter de gehele breedte 121 of meer, zodat de opneemplaatsen 118, 119 zo ver van elkaar verwijderd zijn, dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn.
Om nu tijdens de werking van een hanterings-inrichting 50 snel de grijpvingers 53 en 54 van de grijpinrichting 52 te kunnen wisselen is de arreteer-inrichting zo uitgevoerd, dat deze na het afzetten van de grijpvingers 53, 54 in de opneemplaatsen 118, 119 automatisch ontgrendeld wordt. Daartoe zijn aan beide zijden van de opneemplaatsen 118, 119 steunlijsten 122 aangebracht, waarop arreteerstempels 123 steunen. Deze arreteerstempels 123 worden via een veerinrichting 124, bijvoorbeeld een schroef-veer in hun in fig. 11 afgebeelde onderste eindstand gedrukt waarin een arreteerkogel 125 door een glijbaan 126 in de arreteerstempel 122 door een opening 127 in een arreteer-uitsparing 128 in de grijpvingers 53 en 54 grijpt. De glijbaan 126 bezit in de in fig. 11 getoonde stand een in de richting van de steunlijsten 122 groter wordende diepte, waarbij een maximale diepte 129 groter is dan een indring-diepte 130 van de arreteerkogel 125 in de arreteeruitsparing 128 van de grijpvingers 53 en 54. Daardoor wordt bereikt, dat na het neerlaten van de grijpinrichting 52 -zoals in het bijzonder in de linker helft van fig. 12 getoond- de arreteerkogel 125 geheel in de glijbaan 127 terugtreedt en daarmee een langsbeweging voor de grijpvingers 53 en 54 parallel aan de langsrichting van de steunlijsten 122 vrijgeeft. Door het verrijden van de wagen 2 met het palletinzetstuk 63 -zoals in fig. 4 getoond- met de voortschuifinrichting 15 in de langsrichting van de hoogtegeleidingsbaan 13 worden de grijpinzetstukken 53 en 54 uit een langsgeleidingsbaan 131 in de grijpvingers 113 en 114 uitgehaald en blijven zij in de opneemplaatsen 118, 119. Daarna kunnen de grijpvingers 113, 114 via grijpinzetstukken 132 bijvoorbeeld in naburige opneemplaatsen 118, 119 gecentreerd worden. Daarna worden door een tegengestelde i gelijk aflopende verschuivingsbeweging de grijpinzetstukken 132 in de langsgeleidingsbanen 131 geschoven en na het afnemen van de grijpinrichting 52 en het afnemen van de arreteerstempels 123 door middel van de arreteerkogel 125 in hun gewenste werkstand in de grijpvingers 113, 114 gearreteerd.
In de fig. 14 en 15 is een andere uitvoeringsvorm van een arreteerinrichting 117 voor grijpvingers 53 en 54 getoond, waarbij de ontgrendeling in plaats van de arreteerstempels 123 door middel van ontgrendelingszuigers 133 geschiedt. Op de ontgrendelingszuigers 133 kan van boven af een drukmiddel opgebracht worden, zodat deze tegen de werking van een veer, in het bijzonder een schroefveer 134, uit de in streepjeslijnen getekende in de in volle lijnen getekende stand neergelaten worden, waarna een door een elastisch verend vervormbaar materiaal 135 in zijn arreteer-stand gehouden zwenkhefboom 136, zoals in de rechterhelft van fig. 14 getoond, naar buiten weggezwenkt wordt, zodat een arreteervoortzetting 137 uit de arreteeruitsparing 128 van de grijpvingers 53 en 54 naar buiten treedt.
Daardoor wordt de 1angsbeweging van de grijpvingers 53 en 54, zoals reeds aan de hand van fig. ll tot 13 toegelicht, vrijgegeven en deze kunnen door een relatieve beweging tussen het palletinzetstuk 63 resp. de opneemplaatsen 118, 119 ervan en de hanteringsinrichting 50 uit de grijpvingers 113, 114 geschoven worden. Zoals verder in fig. 15 aangeduid, is het ook mogelijk, dat de ontgrendelings-zuiger 133 zijwaarts ten opzichte van de grijpvingers 53, 54 resp. de zwenkhefbomen 136 verplaatst kan zijn.
In fig. 16 en 17 is een met die in fig. 14 en 15 vergelijkbare uitvoeringsvariant van een arreteerinrichting 117 tussen de grijpvingers 113, 114 en de grijpvingers 53 en 54 getoond. In plaats van de ontgrendelingszuiger 133 zijn hierbij echter de grijpvingers 113, 114 ten opzichte van een huis 138 van de grijpinrichting 52 relatief verstelbaar gelegerd. De grijpvingers 113 en 114 en het huis 138 worden via een schroefveer 139, zoals in de linkerhelft van fig. 16 getoond, op een afstand van elkaar gefixeerd, waarbij in deze stand de grijpvingers 53, 54 met de zwenkhefbomen 136 in de grijpvingers 113 en 114 gearreteerd zijn. In plaats van de schroefveer 139 kan echter ook elk willekeurig ander in de verstelrichting -pijl 140- elastisch vervormbaar materiaal 141, bijvoorbeeld een rubberveer of dergelijke toegepast worden. Wordt nu de grijpinrichting 52 langs de geleidingsbaan 72 door middel van de verstelaandrijving 73 van de hanteringsinrichting 50 neergelaten, zodat de grijpvingers 113, 114 komen te liggen op steunlijsten 122 van het palletinzetstuk 63, dan worden door de relatieve beweging tussen de grijpvingers 113 en 114 en het huis 138 de ontgrendelingszuigers 133 -zoals in de rechterhelft van fig. 16 getoond- op de zwenkhefbomen 136 gedrukt en de arreteervoortzettingen 137 ervan treden uit de arreteer-uitsparingen 128 van de grijpvingers 53 en 54 naar buiten. Daarmee is de langsbeweging van de grijpvingers 53, 54 in de langsgeleidingsbaan 131 vrijgegeven en door verplaatsen van de grijpvingers 113, 114 kunnen de grijpvingers 53, 54 uit deze geleidingsbanen geschoven worden. Natuurlijk is het volgens de uitvinding naar keuze mogelijk de wagens 2 met de palletinzetstukken 63 resp. het omkeerpallet ten opzichte van de grijpinrichting 52 te verplaatsen of de grijp-inrichting 52 door aanbrenging van een aanvullende bewegingsas op de hanteringsinrichting 50 te verplaatsen.
Voor de goede orde wordt er alleen op gewezen, dat de uitvoering van de grijpinrichting 52 resp. arreteer-inrichting 117 ook een zelfstandige, van de overige uitvindingskenmerken van deze aanvrage onafhankelijke oplossing volgens de uitvinding kan vormen, die een snelle grijperwisseling met een geringe mechanische besteding bij hanteringsinrichtingen met lineair beweegbare assen en in het bijzonder ten opzichte daarvan geplaatst verrijdbare wagens 2 met ombouwpalletten mogelijk maakt.
Natuurlijk is het in het kader van de uitvinding mogelijk de fabricageinstallaties zoals uit fig. 2 zichtbaar, van veiligheidsinrichtingen 142, bijvoorbeeld beschermingsroosters voor het beschermen van bedieningspersoneel te voorzien, die bijvoorbeeld tussen de transport-wegen neerlaatbaar aangebracht kunnen zijn. Daarbij kunnen ook aandrijvingen 143 voor het in- en uitschuiven van deze > veiligheidsinrichtingen aangebracht zijn. Verder kunnen deze veiligheidsinrichtingen tevens ook functies voor de geluids-demping overnemen.
Claims (33)
1. Fabricageinstallatie voor de montage en resp. of bewerking van uit meerdere afzonderlijke delen bestaande bouwdelen, waarbij de afzonderlijke delen en resp. of bouwdelen op palletinzetstukken aangebracht en resp. of gevoegd en resp. of bewerkt worden, die op wagens in het bijzonder uitwisselbaar aangebracht zijn, die langs de transportbaan van een transportinrichting gevoerd zijn, waarbij de transportbaan sectiegewijs parallel aan een hoofdtransportweg verlopende paralleltransportwegen bezit, die via dwarstransportwegen met de hoofdtransportweg verbonden zijn, met het kenmerk, dat aan de paralleltransportweg (19) een parallel daaraan verlopende neventransportweg (20) in de direkte nabijheid toegevoegd is, die bij voorkeur via knooppuntstations (17) met de dwarstransport- resp. paralleltransportweg (21,19) en resp. of de hoofdtransportweg (18) verbonden is.
2. Fabricageinstallatie volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat aan de van een bedieningspersoon (9) afgekeerde zijde van een paralleltransportweg (19) de neventransportweg (20) aangebracht is en aan deze neventransportweg bij voorkeur tussen deze en de hoofdtransportweg (18) een opslagtransportweg (23) toegevoegd is.
3. Fabricageinstallatie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat tussen de paralleltransportweg (19) en de neventransportweg (20) een verstelbare veiligheidsinrichting (142) aangebracht is, die bij voorkeur uit een onder een transportvlak van de neventransportweg (20) aangebrachte beschermingsplaat gevormd is, die via een aandrijving (143) loodrecht op het transportvlak in een boven het transportvlak uitstekende stand verstelbaar is.
4. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 3,met het kenmerk, dat in de neventransportweg (20) op de wagens (2) containers (5) voor afzonderlijke delen (4) aangebracht zijn.
5. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 4, m et h et k e n m e r k, dat de dwars- en resp. of neven- en resp. of paralleltransportwegen (21,20,19) met gereedstel1ingstransportwegen (44) verbonden zijn.
6. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 5, irt e t h e t k e n m e r k, dat op de wagen (2) een als ombouwpallet uitgevoerd palletinzetstuk (63) met opneemplaatsen (118,119) voor werktuigen resp. grijpvingers (53,54), beproevings- en resp. of instelinrichtingen en resp. of vervangingsinrichtingen alsmede eventueel ombouw-delen aangebracht zijn.
7. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies l tot 6, m e t he t k e n m e r k, dat de gereedstellings-transportweg (44) via de hoofdtransportweg (18) met de paralleltransportweg (19) verbonden is.
8. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 7, ju et het kenmerk, dat een centrale gereedstellingstransportweg voor meerdere transportwagen aangebracht is.
9. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 8, me t h et k e n m e r k, dat de wagen (2) met het ombouwpallet op de neventransportweg (20) verrijdbaar aangebracht is.
10. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 9, m e t het kenmerk, dat tussen de paralleltransportweg (19) en de hoofdtransportweg (18) een retourtransportweg (22) aangebracht is.
11. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 10, met hetkenmer k, dat de opslag-transportweg (23) en resp. of de retourtransportweg (22) tevens de gereedstellingstransportweg vormt.
12. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 11, m e t het kenmerk, dat de paralleltransportweg (19) en de neventransportweg (20) onder tussenschakeling van de veiligheidsinrichting (142) in eikaars direkte nabijheid aangebracht zijn en de opslagtransportweg (23) resp. de retourtransportweg (22) daarvan verwijderd aangebracht is.
13. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 12,met het kenmerk, dat aan de bedienings-persoon (9) in de paralleltransportweg (19) een van de overige voortschuifinrichtingen (15) onafhankelijk belastbare voortschuifinrichting (15) voor de wagens (2) toegevoegd is.
14. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 13,met het kenmerk, dat een paralleltransportweg (19) en ten minste een neventransportweg (20) in eikaars direkte nabijheid en parallel aan elkaar aangebracht zijn en dat een deze dwars op de transport-richting overbruggende hanteringsinrichting (50) aangebracht is.
15. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 14,met het kenmerk, dat op de paralleltransportweg (19) wagens (2) met palletinzetstukken (6) en op de neventransportweg (20) een wagen (2) met een pallet-inzetstuk (63) met montageopneemplaatsen (59) resp. een ombouwpallet en eventueel een aandrijfpallet aangebracht is.
16. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 15,met het kenmerk, dat aan de paralleltransportweg (19) twee parallel daaraan en in de direkte nabijheid daarvan liggende neventransportwegen (20) toegevoegd zijn en aan de paralleltransportweg (19) wagens (2) met palletinzetstukken (6) met bouwdeel- en resp. of afzonderlijke deelopneemplaatsen en eventueel een montage-opneemplaats (59) langs de transportinrichting verrijdbaar aangebracht zijn en op een neventransportweg (20) wagens (2) met palletinzetstukken (6) voor meerdere in het bijzonder gelijke afzonderlijke delen (4) langs de geleidingsbanen verrijdbaar aangebracht zijn en op de verdere neventransportweg (20) een palletinzetstuk (63) verrijdbaar aangebracht is en ten minste grijpwerktuigen resp. grijpvingers (53,54) en eventueel montageopneemplaatsen (59) en resp. of opneemplaatsen (61) voor foutief bewerkte bouwdelen (3) bezit.
17. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 16,met het kenmerk, dat de containers (5) voor de afzonderlijke delen (4) resp. de palletinzetstukken (6) via gelijksoortige koppelingsinrichtingen (96) losneem- baar op de wagens (2) gehouden worden.
18. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 17, met het kenmerk, dat de koppelings-inrichting (96) centreerelementen, bijvoorbeeld centreer- ' i pennen (97) voor de containers (5) resp. palletinzetstukken (6) bezit.
19. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 18, met h et k en me r k, dat de containers (5) van bij voorkeur verstelbare resp. verzwenkbare, bij voorkeur als grijpbakken uitgevoerde glijbanen (82) voorzien zijn.
20. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 19, met het k e n m e r k, dat de containers (5) voor de afzonderlijke delen (4) als wasreservoir uitgevoerd zijn.
21. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 20, m et het kenmerk, dat de glijbanen (82) van geleidingskanalen (89) voor afgezonderde afzonderlijke delen (4) voorzien zijn, die in dezelfde stand bij overeenkomstige geleidingskanalen (89) op palletinzetstukken (6) resp. bij montageopneemplaatsen aangebracht zijn.
22. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 21, m e t het kenmerk, dat aan de neven-transportweg (20) meerdere van containers (5) voor afzonderlijke delen (4) aangebrachte wagens (2) achter elkaar aangebracht en bij voorkeur via van elkaar onafhankelijke plaatsingsinrichtingen (78) plaatsbaar zijn.
23. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 22, m et he t ken me r k, dat de wagens (2) en resp. of de palletinzetstukken (6) en resp. of de containers (5) van codeerelementen (46-48) voorzien zijn, waaraan langs de verschillende transportwegen aangebrachte codeerinrich-tingen (49) toegevoerd zijn.
24. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 23, met he t k en me r k, dat in de opslag- en resp. of gereedstellings- en resp. of neventransportweg (23,44,20) overbrengingsinrichtihgen (101) voor gegevens en resp. of energie aangebracht zijn, waaraan op de wagens (2) en resp. of de containers (5) en resp. of de palletinzetstukken (6) overbrengingselementen (102) van de over- brengingsinrichting (101) toegevoegd zijn.
25. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 24,met het kenmerk, dat de overbrengings-inrichting (101) een tussen de overbrengingselementen (102) opgebouwd energieveld (104) omvat.
26. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 25,met het kenmerk, dat de wagens (2) en resp. of de grijpreservoirs en resp. of de palletinzetstukken (6) van aanwijselementen, in het bijzonder aanwijzingen met duidelijke tekst, voorzien zijn.
27. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 26,met het kenmerk, dat het palletinzet-stuk (63) van één of meer, eventueel verschillende montage-opneemplaatsen (59) voorzien is.
28. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 27,met het kenmerk, dat het ombouwpallet en resp. of een palletinzetstuk (6,63) van opneemplaatsen (61) voor foutieve bouwdelen voorzien is.
29. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 28, daardoor gekenmerkt, dat op het ombouwpallet en resp. of een daaraan toegevoegd aandrijf-pallet een stelinrichting voor een koppelingsinrichting tussen een grijpwerktuig en resp. of grijpinzetstuk en een hanteringsinrichting aangebracht is.
30. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 29, met het kenmerk, dat het aandrijf-pallet met een eigen energieverzorgings- en resp. of besturingsinrichting of met een overbrengingselement van een overbrengingsinrichting voor energie en gegevens ten minste in het gebied van de hanteringsinrichting verbonden is.
31. Fabricageinstallatie volgens één der conclusies 1 tot 30,met het kenmerk, dat de grijpinrichting (52) van grijpvingers (113,114) voorzien is, die een langs-geleidingsbaan (131) voor grijpinzetstukken (132) bezitten en aan deze langsgeleidingsbanen (131) in de grijpvingers (113,114) arreteerinrichtingen (117) toegevoegd zijn.
32. Fabricageinstallatie volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat de arreteerinrichting een arreteerstempel (123) resp. een ontgrendelingszuiger (133) bezit, die in een op de langsgeleidingsbaan.(131) loodrechte richting verstelbaar aangebracht is en met een arreteerkogel (125) of een zwenkhefboom (136) samenwerkt.
33. Fabricageinstallatie volgens conclusie 31 of 32, m e t h et k e n m e r k, dat arreteerstempels (23) resp. ontgrendelingszuigers (133) aan op een palletinzetstuk (63) aangebrachte steunlijsten (122) toegevoegd zijn, die ten minste een bij een met de breedte (121) overeenkomende lengte van de langsgeleidingsbaan (131) een met de breedte (121) overeenkomende lengte bezitten en centrisch ten opzichte van opneemplaatsen (118,119) voor de grijpinzet-stukken (132) aangebracht zijn.
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
AT0079189A AT398923B (de) | 1989-04-04 | 1989-04-04 | Fertigungsanlage mit parallel- und nebenförderwegen |
AT79189 | 1989-04-04 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9000787A true NL9000787A (nl) | 1990-11-01 |
Family
ID=3499840
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9000787A NL9000787A (nl) | 1989-04-04 | 1990-04-04 | Fabricageinstallatie met parallel- en neventransportwegen. |
Country Status (16)
Country | Link |
---|---|
US (2) | US5205026A (nl) |
JP (1) | JPH0366534A (nl) |
AT (1) | AT398923B (nl) |
CA (1) | CA2013840C (nl) |
CH (1) | CH681001A5 (nl) |
CZ (1) | CZ279438B6 (nl) |
DD (1) | DD293296A5 (nl) |
DE (1) | DE4010024B4 (nl) |
ES (1) | ES2028507A6 (nl) |
FI (1) | FI901665A0 (nl) |
FR (1) | FR2649346B1 (nl) |
GB (1) | GB2231015B (nl) |
HU (1) | HU207813B (nl) |
IT (1) | IT1239520B (nl) |
NL (1) | NL9000787A (nl) |
SE (1) | SE9001211L (nl) |
Families Citing this family (68)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5316125A (en) * | 1990-11-06 | 1994-05-31 | Fujitsu Limited | Assembly line structure |
DE4041239A1 (de) * | 1990-12-19 | 1992-07-02 | Siemens Ag | Fertigungseinrichtung fuer aus teilkomponenten zusammenfuegbare funktionseinheiten |
JPH06155197A (ja) * | 1992-11-16 | 1994-06-03 | Pfu Ltd | 混流生産システムにおける部材供給システム |
US5507085A (en) * | 1993-05-13 | 1996-04-16 | Cybex Technologies Corp. | Method and apparatus for automatically placing lids on component packages |
DE4434714C2 (de) * | 1994-09-28 | 1996-10-17 | Froreich Andre Von | Fördersystem |
CA2138591C (en) * | 1994-12-20 | 1999-06-15 | Herman Ophardt | Modular shuttle conveyor |
US5577593A (en) * | 1995-01-27 | 1996-11-26 | Fki Industries, Inc. | Carrier conveyor system |
DE19504457A1 (de) * | 1995-02-10 | 1996-08-14 | Bosch Gmbh Robert | Modulare Fließfertigungsanlage |
JPH08236989A (ja) * | 1995-02-28 | 1996-09-13 | Nippondenso Co Ltd | 部品供給装置 |
GB9523130D0 (en) * | 1995-11-11 | 1996-01-10 | Delta Regis Limited | Conveying apparatus |
CH693089A5 (de) * | 1997-06-10 | 2003-02-28 | K R Pfiffner Ag | Einrichtung mit zumindest einer Handhabungsvorrichtung. |
US6086308A (en) * | 1997-08-13 | 2000-07-11 | Quipp Systems, Inc. | Cart handling system |
KR100290152B1 (ko) * | 1997-11-14 | 2001-10-24 | 윤종용 | 제품생산시스템 |
US6192563B1 (en) * | 1998-03-02 | 2001-02-27 | Pmj Cencorp Llc | Apparatus having improved cycle time for removing a PC board from a panel |
FI108715B (fi) * | 1998-03-09 | 2002-03-15 | Pmj Automec Oyj | Kokoonpanolinja |
US6083337A (en) * | 1998-06-16 | 2000-07-04 | Lear Corporation | Method and apparatus for bonding a trim cover to a foam pad along a conveyor assembly line |
DE19828239A1 (de) * | 1998-06-25 | 2000-01-13 | Hegenscheidt Mfd Gmbh | Vorrichtung zum spanabhebenden Bearbeiten von Werkstücken |
US6986417B2 (en) * | 1998-11-04 | 2006-01-17 | Honda Giken Kogyo Kabushiki Kaisha | Transfer system |
US6626282B1 (en) * | 1998-11-04 | 2003-09-30 | Honda Giken Kogyo Kabushiki Kaisha | Transfer system |
US6279224B1 (en) * | 1999-04-23 | 2001-08-28 | Leko U.S.A., Inc. | Battery assembly dual workstation |
US6308409B1 (en) | 1999-05-05 | 2001-10-30 | Solar Turbines Incorporated | Recuperator cell assembly system |
DE19957382A1 (de) * | 1999-11-29 | 2001-06-07 | Teamtechnik Maschinen Und Anla | Modul zur automatischen Bearbeitung von Werkstücken und Bearbeitungsanlage |
US6643917B1 (en) * | 2000-01-19 | 2003-11-11 | Delaware Capital Formation | Redundant system for assembly of electronic components to substrates |
DE10039201A1 (de) * | 2000-08-10 | 2002-02-28 | Siemens Ag | Verfahren zum Betreiben einer Bestückanlage, Bestückanlage zur Durchführung des Verfahrens und Übergabeeinrichtung für die Bestückanlage |
JP3879967B2 (ja) * | 2000-09-14 | 2007-02-14 | 本田技研工業株式会社 | パレット搬送組立ライン |
US20020062553A1 (en) * | 2000-11-24 | 2002-05-30 | Mirae Corporation | Surface mounting device and method thereof |
AT413505B (de) * | 2001-03-09 | 2006-03-15 | Sticht Fertigungstech Stiwa | Fertigungsanlage für die montage und/oder bearbeitung von auf werkstückträgern transportierten bauteilen |
SE519706C2 (sv) * | 2001-08-03 | 2003-04-01 | Flexlink Components Ab | Arbetsmodul för anslutning till en huvudtransportör i ett konveyersystem innefattande en ändlös kedja, samt en transportenhet |
DE10209761A1 (de) * | 2002-03-05 | 2003-10-02 | Koch Packaging Machines L P | Werkstücktransportsystem für mindestens eine Werkstückbearbeitungsmaschine und entsprechende Werkstückbearbeitungsvorrichtung |
AT411886B (de) * | 2002-05-10 | 2004-07-26 | Electrovac | Fertigungssystem |
ITAR20020028A1 (it) * | 2002-08-01 | 2004-02-02 | Nicoletta Niccolai | Pista componibile di sostenimento e trascinamento carichi e pannello per la sua realizzazione. |
US7313898B1 (en) * | 2003-08-29 | 2008-01-01 | Express Scripts, Inc. | Container carrying system and method for use in an automated filling process |
WO2005109134A1 (ja) * | 2004-05-12 | 2005-11-17 | Hino Motors, Ltd. | 物品の組立て台、組立て方法および工程表示装置 |
JP4546965B2 (ja) * | 2004-08-06 | 2010-09-22 | 平田機工株式会社 | 生産システム |
SI21840A (sl) * | 2004-08-31 | 2006-02-28 | Jozef Bonifarti | Montazna linija - karusel |
DE102005014040A1 (de) * | 2005-03-23 | 2006-09-28 | Maschinenfabrik Wifag | Rollen-Transportsystem mit Wiegenzentrierung |
DE102006023917B4 (de) * | 2006-05-19 | 2008-11-13 | Mühlbauer Ag | Verfahren und Vorrichtung zum Personalisieren einer Vielzahl von Sicherheitsdokumenten |
US7757834B2 (en) * | 2007-11-19 | 2010-07-20 | Seagate Technology Llc | Workpiece presentment to a processing device |
DE102007059611B4 (de) * | 2007-12-11 | 2010-09-02 | Gerhard Schubert Gmbh | Verfahren und Vorrichtung zum Transportieren von Objekten |
DE102008059793A1 (de) | 2008-12-01 | 2010-06-10 | Grenzebach Maschinenbau Gmbh | Verfahren und Vorrichtung zum vollautomatischen Selektieren und Verpacken von photovoltaischen Modulen |
US9038265B2 (en) * | 2009-08-25 | 2015-05-26 | Triumph Aerostructures, Llc | Manufacturing system |
JP5120357B2 (ja) * | 2009-10-14 | 2013-01-16 | パナソニック株式会社 | 電子部品実装装置および電子部品実装方法 |
DE102009058125B4 (de) * | 2009-12-12 | 2013-05-16 | Bernhard Stock | Transporteinrichtung zur Verteilung von verschiedenen Stückgütern und Verfahren zum Betrieb einer Transporteinrichtung |
CN102092575B (zh) * | 2010-11-23 | 2013-08-21 | 深圳市宇顺电子股份有限公司 | 一种多功能流线化生产线的工作方法 |
DE102012203575A1 (de) * | 2012-03-07 | 2013-09-12 | Krones Ag | Fahrerloses Transportsystem einer Fertigungs- und/oder Verpackungsanlage und Verfahren zu deren Steuerung |
US9114645B2 (en) | 2012-06-18 | 2015-08-25 | Cimpress Schweiz Gmbh | System and method for printing on multiple different articles of manufacture by the same printing system in a conveyor system |
US9156293B2 (en) | 2012-06-18 | 2015-10-13 | Cimpress Schweiz Gmbh | Manufacturing tray with customized inlays for processing different types of articles of manufacture |
US9656481B2 (en) | 2012-06-18 | 2017-05-23 | Cimpress Schweiz Gmbh | Integrated imprinting system and trays for selectively processing items on tray |
US20130334010A1 (en) * | 2012-06-18 | 2013-12-19 | Vistaprint Technologies Limited | Ergonomic manufacturing tray and processing method |
TWI496656B (zh) * | 2012-10-05 | 2015-08-21 | Tctm Hong Kong Ltd | 自動化插盤機 |
NL2011460C2 (en) * | 2013-09-18 | 2015-03-19 | Copal Dev B V | A method for processing a stream of items into sub-streams; an assembly; and a module. |
JP5853060B2 (ja) * | 2014-06-27 | 2016-02-09 | 日立アロカメディカル株式会社 | ラック搬送装置 |
JP6573407B2 (ja) | 2014-10-27 | 2019-09-11 | 深▲せん▼市鯨倉科技有限公司Shenzhen Whalehouse Technology Company Limited | 自動倉庫制御システム及び方法 |
WO2016065523A1 (zh) * | 2014-10-27 | 2016-05-06 | 深圳市派友世纪电子商务有限公司 | 自动密集仓库装置 |
US9611107B2 (en) | 2014-12-08 | 2017-04-04 | Rockwell Automation Technologies, Inc. | Linear drive transport system and method |
CN107428472B (zh) | 2015-03-27 | 2020-06-02 | 艺端机电设备私人有限公司 | 模块化加工台输送设备和操作方法 |
DE102016110039A1 (de) * | 2016-05-25 | 2017-12-14 | Weber Maschinenbau Gmbh Breidenbach | Vorrichtung zum Transport von Objekten |
CN106697726A (zh) * | 2016-12-09 | 2017-05-24 | 苏州佳世达电通有限公司 | 输送系统以及产线系统 |
CN106966131A (zh) * | 2017-05-19 | 2017-07-21 | 中民筑友科技投资有限公司 | 一种构件生产线 |
CN112584969B (zh) * | 2018-03-29 | 2022-11-29 | 平田机工株式会社 | 作业系统以及作业方法 |
CN113303039B (zh) * | 2019-02-01 | 2022-07-22 | 雅马哈发动机株式会社 | 托板运送装置、部件安装机、托板运送方法 |
CN111941059A (zh) * | 2019-05-14 | 2020-11-17 | 珠海天映科技有限公司 | 一种感光鼓生产流水线 |
US11497860B2 (en) * | 2019-06-27 | 2022-11-15 | Sharps Technology, Inc. | Ultra-low waste disposable safety syringe for low dose injections |
EP3901069A1 (en) * | 2020-04-24 | 2021-10-27 | HIDRIA d.o.o. | Devices and methods for loading/unloading parts on and from containers such as trays |
JP7175296B2 (ja) | 2020-07-15 | 2022-11-18 | ローランドディー.ジー.株式会社 | 印刷用治具および印刷装置 |
CN112499129A (zh) * | 2020-11-29 | 2021-03-16 | 湖南省品源机械制造有限公司 | 一种双输送座穿梭供料装置 |
DE202021102610U1 (de) | 2021-05-12 | 2021-05-20 | Neuhäuser GmbH | Transporteinrichtung |
CN113371431A (zh) * | 2021-06-25 | 2021-09-10 | 珠海格力智能装备有限公司 | 定位移动装置及具有其的空调生产线 |
Family Cites Families (34)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2896314A (en) * | 1955-03-21 | 1959-07-28 | Gen Electric | Component assembly system |
DE1262327B (de) * | 1961-10-18 | 1968-03-07 | Ludwig Krempel U Co G M B H | Selbsttaetig wirkende Umsetzvorrichtung fuer Foerderwagen, insbesondere Rollplatten in Giessereien |
DE2536433A1 (de) * | 1975-08-16 | 1977-02-17 | Hesser Ag Maschf | Maschinenanlage zur bearbeitung von auf paletten gespannten werkstuecken |
CH602454A5 (nl) * | 1977-01-17 | 1978-07-31 | Oerlikon Buehrle Ag | |
JPS5443381A (en) * | 1977-09-12 | 1979-04-05 | Hitachi Ltd | Assembly line of parts for electronic equipment |
AT350470B (de) * | 1977-12-15 | 1979-06-11 | Sticht Walter | Fertigungsanlage fuer in zwei oder mehreren schritten herzustellende bauteile |
DE2756422C2 (de) * | 1977-12-17 | 1984-12-13 | Walter Attnang-Puchheim Sticht | Fertigungsanlage für in mehreren Schritten herzustellende Bauteile |
JPS54149088A (en) * | 1978-05-13 | 1979-11-21 | Yamaha Motor Co Ltd | Production system at factory of production of varieties in small amount |
AT379340B (de) * | 1979-10-31 | 1985-12-27 | Sticht Walter | Einrichtung zur herstellung bzw. handhabung von werkstuecken |
JPS578047A (en) * | 1980-06-18 | 1982-01-16 | Hitachi Ltd | Working or assembling equipment |
DE3170353D1 (en) * | 1981-01-08 | 1985-06-13 | Krause Johann A Maschf | Plant for transferring workpieces subject to operating stations |
US4397384A (en) * | 1981-03-06 | 1983-08-09 | Nohren Jr John E | Manufacturing system and transport assembly |
JPS57211430A (en) * | 1981-06-16 | 1982-12-25 | Sony Corp | Method for supplying parts to automatic assembly machine and carrier for it |
DE3134195A1 (de) * | 1981-08-29 | 1983-03-10 | E.G.O. Elektro-Geräte AG, 6301 Zug | Montagestrecke mit mehreren einzel-arbeitsplaetzen |
AT390044B (de) * | 1982-03-05 | 1990-03-12 | Sticht Fertigungstech Stiwa | Foerdereinrichtung fuer werkstuecke bzw. werkstuecktraeger |
AT393819B (de) * | 1983-03-29 | 1991-12-27 | Sticht Fertigungstech Stiwa | Foerdereinrichtung fuer werkstuecke bzw. werkstuecktraeger, insbesondere fuer eine montagemaschine |
DE3411452C2 (de) * | 1983-03-29 | 1997-05-22 | Sticht Fertigungstech Stiwa | Fördereinrichtung für Werkstückträger, insbesondere für eine Montagemaschine |
AT390423B (de) * | 1983-04-21 | 1990-05-10 | Sticht Walter | Verfahren und einrichtung zum herstellen von werkstuecken |
AT390597B (de) * | 1984-02-06 | 1990-05-25 | Sticht Walter | Vorrichtung zum positionieren bzw. arretieren von werkstuecken |
AT390598B (de) * | 1984-02-06 | 1990-05-25 | Sticht Walter | Maschinentisch in modulbauweise fuer fertigungseinrichtungen |
AT392050B (de) * | 1984-02-06 | 1991-01-10 | Sticht Walter | Fertigungsanlage mit mehreren einzelstationen |
JPS61142047A (ja) * | 1984-12-14 | 1986-06-28 | Fujitsu Ltd | 搬送物の取出し位置決め機構 |
JPS61142033A (ja) * | 1984-12-14 | 1986-06-28 | Fujitsu Ltd | 自動組立ロボツト |
DE3532508A1 (de) * | 1985-04-24 | 1987-03-19 | Moeller Automation Gmbh | Montagevorrichtung |
DE3540316A1 (de) * | 1985-11-13 | 1987-05-14 | Siemens Ag | Fertigungsanlage zur automatischen montage und pruefung elektronischer flachbaugruppen |
US4703558A (en) * | 1986-02-18 | 1987-11-03 | Maekinen Matti | Assembly system |
US4747193A (en) * | 1986-05-20 | 1988-05-31 | Makino Milling Machine Co., Ltd. | Pallet supply apparatus for machine tool |
DE3617346A1 (de) * | 1986-05-23 | 1987-11-26 | Holger Dipl Ing Scheler | Transportrahmen und vorrichtung zur verstellung der kufenelemente |
GB2202816B (en) * | 1987-03-17 | 1991-01-09 | Molins Plc | Conveyor system for rod-like articles |
GB2212468B (en) * | 1987-11-20 | 1992-06-10 | Sony Corp | Automatic assembly apparatus |
US4977667A (en) * | 1988-07-29 | 1990-12-18 | Mazda Motor Corporation | Vehicle suspension assembly system |
AT398922B (de) * | 1989-03-08 | 1995-02-27 | Sticht Walter | Gehäuseteil für eine arbeits- bzw. bearbeitungsstation einer fertigungsanlage |
AT397779B (de) * | 1989-03-08 | 1994-06-27 | Sticht Fertigungstech Stiwa | Fertigungsanlage zum bearbeiten und montieren von bauteilen |
JPH03245927A (ja) * | 1990-02-21 | 1991-11-01 | Canon Inc | 物品供給装置 |
-
1989
- 1989-04-04 AT AT0079189A patent/AT398923B/de not_active IP Right Cessation
-
1990
- 1990-03-29 DE DE4010024A patent/DE4010024B4/de not_active Expired - Fee Related
- 1990-04-02 FI FI901665A patent/FI901665A0/fi not_active IP Right Cessation
- 1990-04-03 GB GB9007458A patent/GB2231015B/en not_active Expired - Fee Related
- 1990-04-03 IT IT19929A patent/IT1239520B/it active IP Right Grant
- 1990-04-03 SE SE9001211A patent/SE9001211L/xx not_active Application Discontinuation
- 1990-04-03 HU HU902061A patent/HU207813B/hu not_active IP Right Cessation
- 1990-04-03 CH CH1120/90A patent/CH681001A5/de not_active IP Right Cessation
- 1990-04-03 DD DD90339393A patent/DD293296A5/de not_active IP Right Cessation
- 1990-04-04 NL NL9000787A patent/NL9000787A/nl not_active Application Discontinuation
- 1990-04-04 JP JP2088404A patent/JPH0366534A/ja active Pending
- 1990-04-04 US US07/504,976 patent/US5205026A/en not_active Expired - Lifetime
- 1990-04-04 ES ES9000973A patent/ES2028507A6/es not_active Expired - Lifetime
- 1990-04-04 CZ CS901684A patent/CZ279438B6/cs not_active IP Right Cessation
- 1990-04-04 CA CA002013840A patent/CA2013840C/en not_active Expired - Fee Related
- 1990-04-27 FR FR9005455A patent/FR2649346B1/fr not_active Expired - Fee Related
-
1992
- 1992-12-23 US US07/996,009 patent/US5271490A/en not_active Expired - Lifetime
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE4010024A1 (de) | 1990-10-11 |
SE9001211D0 (sv) | 1990-04-03 |
AT398923B (de) | 1995-02-27 |
GB2231015B (en) | 1993-12-15 |
IT1239520B (it) | 1993-11-05 |
IT9019929A1 (it) | 1990-10-05 |
JPH0366534A (ja) | 1991-03-22 |
GB9007458D0 (en) | 1990-05-30 |
ATA79189A (de) | 1994-07-15 |
SE9001211L (sv) | 1990-10-05 |
CA2013840A1 (en) | 1990-10-04 |
US5271490A (en) | 1993-12-21 |
HU902061D0 (en) | 1990-07-28 |
FI901665A0 (fi) | 1990-04-02 |
HUT54552A (en) | 1991-03-28 |
CS9001684A2 (en) | 1991-09-15 |
FR2649346A1 (fr) | 1991-01-11 |
DE4010024B4 (de) | 2005-04-07 |
HU207813B (en) | 1993-06-28 |
IT9019929A0 (it) | 1990-04-03 |
FR2649346B1 (fr) | 1996-01-19 |
US5205026A (en) | 1993-04-27 |
CH681001A5 (nl) | 1992-12-31 |
ES2028507A6 (es) | 1992-07-01 |
CA2013840C (en) | 2002-06-25 |
CZ279438B6 (cs) | 1995-04-12 |
DD293296A5 (de) | 1991-08-29 |
GB2231015A (en) | 1990-11-07 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL9000787A (nl) | Fabricageinstallatie met parallel- en neventransportwegen. | |
US5271139A (en) | Production installation | |
US4035904A (en) | Automatic article working system | |
US4302144A (en) | Work changing mechanism for machine tools | |
US5103964A (en) | Housing part for a work station of an assembly line | |
JPH0549422B2 (nl) | ||
US4737095A (en) | Component changing apparatus serving a group of injection molding machines | |
EP0364858B1 (en) | Pallet changer | |
US20020085900A1 (en) | Transport system | |
GB1584079A (en) | Method and apparatus for automatically changing tool heads | |
EP0138600B1 (en) | Tool handling system for a machine tool | |
US5213195A (en) | Assembly line | |
US4893399A (en) | Apparatus for changing tools of a numerically controlled machining center | |
US6648126B2 (en) | Transport system | |
GB2197229A (en) | Multi-spindle head replacing machine tool | |
EP0121438A1 (en) | Flexible manufacturing system and method | |
JPH046531B2 (nl) | ||
EP1479476B1 (de) | Ladeeinrichtung für Werkstücke | |
EP0231827B1 (de) | Vorrichtung zum Beschicken einer Gussputzschleifmaschine | |
GB2077150A (en) | An arrangement for changing tools | |
GB1586737A (en) | Closed loop machining system | |
US6664667B2 (en) | Transport system | |
NL1012407C1 (nl) | Universeel CNC-bewerkingscentrum. | |
HU208285B (en) | Production equipment for processing and mounting building units | |
AT402619B (de) | Fertigungsanlage mit parallel- und fertigungsanlage mit parallel- und nebenförderwegen nebenförderwegen |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BV | The patent application has lapsed |