NL8801298A - Materiaal voor het verpakken van voedsel en werkwijze voor de vervaardiging daarvan. - Google Patents

Description

f 883033/Ke/sn i.

Materiaal voor het verpakken van voedsel en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op een uit kunststof folie bestaand verpakkingsmateriaal om er voedsel in te verpakken, en een werkwijze voor de vervaardiging ervan. De uitvinding heeft meer in het bijzonder betrekking op een materiaal voor 5 het verpakken van voedsel dat een warm krimpbare, meerlaags kunststof folie is die een gasbarrière vormt, met een binnenste laag van polyolefinehars die in contact kan komen met te omwikkelen voedsel, alsmede een werkwijze voor de vervaardiging ervan.

10 Tot nu toe is er een groot aantal warm krimpbare, meer laags kunststof folies die een gasbarrière vormen bekend, en die bruikbaar zijn als verpakkingsmaterialen voor het verwerken van vlees of dergelijk voedsel. Daaronder is een folie van de genoemde soort met een binnenste laag van polyolefinehars 15 voor contact met het te verpakken voedsel.

Hoewel uitgebreid gebruikt, hebben conventionele meerlaags kunststof folies met een binnenste laag van polyolefinehars bezwaren. Omdat deze harslaag zwak is wat betreft de eigenschap van het bereiken van nauw contact met het voedsel, spe-20 ciaal ham, worst of dergelijk behandeld vlees, wordt bij het warmkrimpen of na een zeker tijdsverloop een tussenruimte gevormd tussen het behandelde vlees en het verpakkingsmateriaal, gevolgd door afgifte van vleessap of water uit het behandelde vlees in de tussenruimte. In dat geval kunnen in het verzamelde 25 vocht bacteria zich gemakkelijk vermeerderen en de vermeerdering van bacteria maakt het zich in het verpakkingsmateriaal bevindende behandelde vlees minder goed houdbaar.

De onderhavige uitvinding heeft ten doel een materiaal voor het verpakken van voedsel te verschaffen dat de genoemde 30 problemen van conventionele kunststof folie van de genoemde soort, met polyolefinehars als binnenste laag, voor contact met te verpakken voedsel kan ondervangen, en dat uitstekend is wat betreft de eigenschap van het bereiken van een nauw <8801288 * * -2- contact met het voedsel, en dus uitstekend in de eigenschap \ van het bewaren van voedsel.

De uitvinding heeft verder ten doel een materiaal voor het verpakken van voedsel te verschaffen dat vrij is van blok-5 kering ondanks de verbeterde eigenschap van het bereiken van nauw contact met het te omwikkelen voedsel.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van werkwijzen voor het vervaardigen van die materialen.

Uitgaande van het verpakkingsmateriaal van de genoemde 10 soort, met polyolefinehars als binnenste laag, is het materiaal volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het oppervlak van de laag polyolefinehars behandeld is met een corona -ontlading. Verder heeft het materiaal volgens de uitvinding, dat met een corona-ontlading behandeld is, bij voorkeur een erin opgenomen 15 of een erop aangebracht poeder dat blokkering verhindert.

Uit onderzoek is gebleken dat, wanneer het oppervlak van een meerlaags folie voor het verpakken van voedsel, met polyolef inehars als binnenste laag, blootgesteld is aan een corona-ontlading, die polyolefineharslaag aanzienlijk verbeterd is 20 in termen van de eigenschap van het bereiken van nauw contact met het behandelde vlees zoals ham, worst of dergelijke, v?aar-door een langdurige en veilige bewaring van behandeld vlees kan worden gewaarborgd zonder dat er vleessappen of water worden afgegeven, niet alleen bij produktie van de folie maar 25 ook op de lange duur.

Verder is uit onderzoek gebleken dat, wanneer de met een corona-ontlading behandelde oppervlaktelaag voorzien is van een erin opgenomen of erop aangebracht middel dat blokkering verhindert, alleen blokkering effektief kan worden verhinderd 30 zonder invloed op de mogelijkheid dat de harslaag nauw contact met het behandelde vlees maakt.

Voorbeelden van polyolefineharsen die bruikbaar zijn voor de laag die in contact komt met het erin opgenomen voedsel zijn homopolymeren van olefinen, copolymeren ervan, copoly-35 meren van olefine en andere monomeren die ermee copolymeriseer-baar zijn zoals andere vinylmonomeren, gemodificeerde polymeren ervan en dergelijke. Speciale voorbeelden van zulke harsen zijn polyetheen met een lage dichtheid tot hoge dichtheid, polypropyleen, polybuteen, copolymeren ervan, ionomeer- * 8801298 -3- harsen, etheen-acrylzuurcopolymeren, etheen-vinylacetaatcopoly-meren, gemodificeerde polyolefineharsen enz. Typische voorbeelden van de gemodificeerde polyolefineharsen omvatten gemodificeerde polymeren die bereid zijn door copolymerisatie, bijvoor-5 beeld entcopolymerisatie van het homopolymeer van de olefine of copolymeer ervan met een onverzadigde carboxylzuur, bijvoorbeeld malexnezuur, fumaarzuur of dergelijke, of een derivaat daarvan zoals anhydride, ester of metaalzout of dergelijke.

Deze gemodificeerde polymeren zijn enkel bruikbaar of in 10 mengsel met elkaar of met andere harscomponenten, bijvoorbeeld andere polyolefineharsen. Bij voorkeur toegepaste voorbeelden van polyolefineharsen zijn lagedichtheidspolyetheen, lineair lagedichtheidspolyetheen, ionomeerharsen, gemodificeerde polyolefineharsen, etheen-vinylacetaatcopolymeren enz. Deze poly-15 olefineharsen zijn enkel bruikbaar, of men kan er minstens twee van gebruiken als mengsel.

De gelamineerde film volgens de onderhavige uitvinding is samengesteld uit 2 tot 5 of meer harslagen, gevormd overeenkomstig de mate van de vereiste eigenschappen zoals de sterkte 20 of de gasdichtheid. Onder de polyolefineharsen voor de vorming van een binnenste laag die met het voedsel in contact moet komen zijn die welke slechte gasdichtheidseigenschappen hebben tegen zuurstof of dergelijke. Wanneer zo een polyolefinehars wordt gebruikt voor de vorming van de binnenste laag, wordt 25 minstens een andere harslaag in de gelamineerde folie gevormd uit ander hars met een eigenschap van gasdichtheid. Voorbeelden van harsen met een eigenschap van gasdichtheid zijn nylon 6, nylon 6.6, copolymeren daarvan en dergelijke polyamideharsen (nylon), aromatische polyamideharsen, polyacrylonitrilharsen, 30 polyvinylideenchlorideharsen, etheenvinylalcoholcopolymeren enz. Voorbeelden van harsen met een slechte gasdichtheidseigen-schap zijn de bovengenoemde polyolefinen, copolymeren ervan, copolymeren ervan met vinylacetaat of aerylzuur, gemodificeerde polyolefineharsen, ionomeerharsen en dergelijke polyolefine-35 harsen enz. Polyesterharsen behoren tot die welke geëvalueerd zijn als liggend tussen de beide harstypen in termen van de eigenschap van gasdichtheid.

Een gelamineerde film volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding is opgebouwd uit een polyolefineharsfolie .8801298 t -4- als binnenste laag die met het voedsel in contact komt, en een basisfolie met een grote slagsterkte en een grote slijtage-bestendigheid als buitenste laag, al of niet met daartussenin een tussenfolie. Een bij voorkeur toegepast voorbeeld van een 5 dergelijke gelamineerde folie is een drielaags laminaat met een buitenste basislaag, een tussenliggende kleeflaag en een binnenste polyolefineharslaag. De voorkeur voor het gebruik als hars voor de basisfolie met de voorgaande eigenschappen verdienen nylon 6, nylon 6.6, copolymeren daarvan en soortge-10 lijke polyamideharsen, polyesterharsen, polyacrylonitrilharsen enz. Van deze harsen verdienen nylon 6, nylon 6.6, copolymeren daarvan en dergelijke polyamideharsen de meeste voorkeur.

Wanneer de basislaag een volledig bevredigende eigenschap van gasdichtheid heeft en de binnenste polyolefineharslaag hechting 15 heeft met de buitenste polyolefineharslaag, behoeft daartussen geen tussenlaag te worden gevormd. Wanneer anderzijds de buitenste en binnenste lagen weinig of geen hechting vertonen, moet daartussenin een tussenlaag aanwezig zijn met hechting aan deze beide lagen. Wanneer de basislaag geen eigenschap 20 van gasdichtheid heeft of een onvoldoende hoog niveau van gasdichtheid heeft, kan aan de eis voor de eigenschap van gasdichtheid worden voldaan door een tussenlaag te vormen met de gewenste eigenschap van gasdichtheid. De tussenlaag kan een éénlaags of meerlaags laminaatstructuur hebben. Er kan 25 een breed gebied van harsen worden gebruikt voor de vorming van de tussenlaag. Voorbeelden daarvan zijn gemodificeerde polyolefineharsen, ionomeerharsen, etheenethylacrylaatharsen, etheenacrylzuurharsen, etheenvinylalcoholcopolymeren, aromatische polyamideharsen, etheenmethacrylzuurcopolymeren, mengsels 30 daarvan enz. Harsen voor de tussenlaag worden gekozen uit die welke een hoge hechting hebben aan naburige lagen. Wanneer het noodzakelijk is dat de tussenlaag een eigenschap heeft van gasdichtheid en sterkte, worden bruikbare harsen gekozen uit die welke die eigenschappen in de gewenste mate hebben.

35 Wanneer bijvoorbeeld voor de buitenste laag nylon 6, nylon 6.6 of dergelijke polyamideharsen worden gebruikt, met een goede gasdichtheid en een grote sterkte, is het mogelijk als hars voor een tussenlaag gemodificeerd polyolefinehars, iono-meerhars, etheenvinylalcoholcopolymeer of dergelijke te ge- 880129 8 * -5- bruiken, met de gewenste hechting aan de binnenste polyolefine-harslaag en de buitenste polyamideharslaag. Daaronder wordt voor de tussenlaag bij voorkeur gebruik gemaakt van etheenvinyl-alcoholcopolymeerhars met eigenschap van gasdichtheid en moge-5 lijkheid van behoud van geur, of gemodificeerde polyolefinehars.

De aanwezigheid van een meerlaags laminaat als tussenlaag kan de eigenschappen van gasdichtheid van gelamineerde folie verbeteren of kan de voor een bepaalde toepassing vereiste karakteristieken geven.

10 Er zijn verschillende combinaties van harsen beschikbaar voor de vorming van de lagen waaruit de gelamineerde folie volgens de uitvinding bestaat. Bij voorkeur toegepaste voorbeelden van de combinatie worden in het onderstaande gegeven, waarin de harsen vermeld zijn in de volgorde van de buitenste 15 laag, een tussenlaag die bestaat uit een éénlaags of een meer-laags laminaat, en een binnenste laag. De tussenlaag die bestaat uit tweelaags of meerlaags laminaat wordt uitgedrukt in de volgorde van het lamineren. De harsen worden respectievelijk weergegeven door de volgende letters van het alfabet 20 en symbolen: A : polyamidehars B : gemodificeerd polyolefinehars C : polyolefinehars D : andere gasdichte harsen dan polyamideharsen 25 A/B/C, A/D/C, B/A/B, B/D/B, A/D/B, B/A/B/C, B/D/B/C, A/D/B/C, A/B/D/B, B/D/A/B, B/A/D/B, C/B/D/B/C, A/B/D/B/C, B/A/D/B/C, B/D/A/B/C, B/D^/D^/B/C, D/A/B/C, A/B/C_1/C_2.

De symbolen C_^ en C_2 in de combinaties worden gebruikt om verschillende typen polyolefineharsen uit te drukken, en 30 de symbolen D_^ en D_2 verschillende typen gasdichte harsen.

De voorkeur heeft ook een combinatie waarin B wordt vervangen door ionomeerhars, en een combinatie waarin de hars voor de buitenste laag vervangen is door vinylideenchloride-hars (D) of door de hars (D) die voorzien is van een verdere 35 bedekkingslaag. Als hars (D) is ook beschikbaar etheenvinyl-alcoholcopolymeer (met eigenschap van gasdichtheid).

De in het verpakkingsmateriaal volgens de uitvinding te omwikkelen voedselprodukten omvatten bijvoorbeeld behandeld vlees zoals ham, worst, spek en dergelijke, behandelde vis, .8801298 -6- waaronder gekookte vispastei enz. Het verpakkingsmateriaal volgens de uitvinding wordt geleverd in de vorm van bijvoorbeeld een doos, zak of dergelijke. Een meerlaags plastic folie die gevormd is als naadloze buis wordt met voordeel vervaar-5 digd tot bijvoorbeeld een doos, zak of dergelijke, na op de gewenste lengte te zijn gesneden. Aan een platte kunststof folie wordt op een gewone manier de geschikte vorm gegeven.

De met het te verpakken voedsel in contact komende poly-olefineharslaag kan, afhankelijk van de vorm van het verpak-10 kingsmateriaal, werken als laag die warmte afsluit.

De gelamineerde folie volgens de uitvinding kan geproduceerd worden in een geschikte vorm zoals plat, als buis en dergelijke, waaronder de naadloze buis de meeste voorkeur heeft. De corona-ontladingsbehandeling van vlakke folie wordt 15 op de gebruikelijke manier uitgevoerd. Hoewel de behandelingsmethode niet speciaal beperkt is, wordt een naadloze buis bij voorkeur volgens de uitvinding, opgeblazen met een gas, onderworpen aan corona-ontlading van buiten de buis naar binnen.

Deze methode kan de natte treksterkte van het binnenste poly-20 olefineharslaagoppervlak in de buis aanzienlijk verbeteren. Anderzijds kan corona-ontladingsbehandeling van niet opgeblazen foliebuis, van buitenaf, de natte treksterkte van het oppervlak van een polyolefineharslaag niet verhogen. Voor de behandeling met corona-ontlading wordt de buis opgeblazen 25 met een gas in een hoeveelheid die minstens voldoende is om het contact van de binnenoppervlakken van de buis te voorkomen. In het algemeen wordt, omdat de ruimte tussen de binnenste buisoppervlakken die door gas opgeblazen worden gehouden in hoofdzaak overeenkomt met de afstand tussen de elektroden voor 30 de corona-ontlading, een voldoende hoeveelheid gas in de buis geperst om die afstand te handhaven. Er kunnen gebruikelijke inrichtingen voor corona-ontlading worden gebruikt voor de behandeling van hetzij een vlakke folie of een buisfolie. De inrichting voor corona-ontladingsbehandeling is in het alge-35 meen voorzien van minstens een ontladingselektrode en minstens een tegenelektrode. De te behandelen folie wordt tussen de elektroden geplaatst en dan wordt de afstand tussen de elektroden op geschikte wijze ingesteld door verplaatsing van een van de elektroden, die verplaatsbaar is opgesteld, en dan wordt o 8801 298 » -7- vanuit de ontladingselektrode naar de tegenelektrode elektriciteit ontladen, waardoor een corona wordt veroorzaakt. De voorwaarden voor corona -ontlading worden bepaald bijvoorbeeld afhankelijk van de soort, de dikte en de aanvoersnelheid van 5 de te behandelen folie. De corona-ontladingsbehandeling bereikt een aanzienlijke verbetering in het vermogen van de binnenste polyolefineharslaag van behandelde folie om een nauw contact met behandeld vlees te bereiken. Zelfs wanneer een folie deze eigenschap in zo geringe mate bezit dat hij zonder 10 weerstand van het behandelde vlees afgetrokken kan worden direkt na het verpakken met warm krimpen, kan de eigenschap van de folie door de corona-ontladingsbehandeling volgens de onderhavige uitvinding minstens in een zodanige mate worden verbeterd dat de folie met een geringe weerstand van het behandelde 15 vlees wordt afgetrokken. De mate van verbetering van deze eigenschap die door de corona-ontladingsbehandeling bereikbaar is neemt toe met een stijging in de sterkte van de corona-ontladingsbehandeling. De eigenschap kan volgens de uitvinding gemakkelijk in een zodanige mate worden verbeterd dat men bij 20 het aftrekken aanzienlijke weerstand ontmoet, en zelfs in zodanige mate dat bij het aftrekken het oppervlak van het voedsel geheel of gedeeltelijk aan de film gehecht blijft. Voor praktisch gebruik wordt een folie gekozen met een geschikte mate van deze eigenschap, afhankelijk van het soort voedsel dat verpakt 25 moet worden. Bij het verpakken van behandeld vlees verdient een folie de voorkeur die een zodanige mate van de eigenschap heeft dat het aftrekken wordt uitgevoerd met minstens sterke weerstand, of dat het aftrekken tot gevolg heeft dat ten minste delen van het behandelde vlees aan de folie vast blijven zitten.

30 Er blijft nog te verklaren waarom de corona-ontladings behandeling het vermogen van polyolefinehars verbetert om nauw contact met te verpakken voedsel te bereiken. Verondersteld wordt dat dit gedeeltelijk het gevolg is van de toename van de natte treksterkte van het oppervlak van de polyolefinehars-35 laag. Hieruit vloeit voort, hoewel dit niet speciaal beperkend is, dat de omstandigheden voor de corona-ontladingsbehandeling zo worden ingesteld dat die behandeling aan het oppervlak van de polyolefineharslaag een natte treksterkte geeft van ten minste ongeveer 35 dyne per centimeter, bij voorkeur ten minste .8801298 * -8- « ongeveer 37 dyne per centimeter, bij verdere voorkeur ongeveer 40 tot ongeveer 50 dyne per centimeter.

Het aldus volgens de uitvinding door een ·corona-ontla-ding behandelde verpakkingsmateriaal is uitstekend in de eigen-5 schap van het bereiken van nauw contact met behandeld vlees.

De folie volgens de uitvinding met daarin ingesloten behandeld vlees behoudt deze eigenschap na verloop van tijd en ook bij verpakken met warm krimpen, en men kan dan ook veilig het behandelde vlees gedurende een lange periode opslaan zonder 10 dat er water vrijkomt.

Volgens een voorkeursuitvoering van het verpakkingsmateriaal volgens de uitvinding wordt de polyolefineharslaag behandeld met een middel dat blokkering verhindert minstens aan het oppervlak ervan dat behandeld is of behandeld moet worden 15 met de corona-ontlading. Deze behandeling kan effektief blokkering voorkomen in hoofdzaak zonder vermindering van de eigenschap van het nauw in contact komen met behandeld vlees.

Voor de behandeling kan het antiblokkeringsmiddel worden opgenomen in de polyolefineharslaag die met corona-ontlading be-20 handeld moet worden of kan het middel worden aangebracht op het oppervlak van de harslaag die ermee behandeld is of behandeld moet worden. Het antiblokkeringsmiddel kan bijvoorbeeld op de polyolefineharslaag worden aangebracht door het aanbrengen van een oplossing of dispersie van het middel op de oppervlakte 25 van de laag en het drogen van de van een laag voorziene oppervlakte vóór de corona-ontladingsbehandeling, of door het poeder van het anti-blokkeringsmiddel over het oppervlak van de met een corona-ontlading behandelde harslaag te spreiden om het op het oppervlak ervan afgezet te krijgen. Een geschikte 30 methode van het verspreiden van het anti-blokkeringspoeder over een naadloze buis van gelamineerde folie zal later in bijzonderheden worden beschreven aan de hand van de bijgaande tekeningen. Er zijn verschillende nuttige anti-blokkerings-stoffen en elke stof kan worden gebruikt die blokkering voor-35 komt zonder gevaar voor de gezondheid bij het voedsel met zich mee te brengen. Van deze middelen verdient zetmeel, maïszetmeel of dergelijke de voorkeur. De hoeveelheid van het anti-blokkeringsmiddel kan binnen een breed gebied variëren en is niet speciaal beperkt. Een geschikte hoeveelheid van de stof om .8801298 » -9- aanwezig te zijn in de polyolefinehars is ongeveer 0,1 tot ongeveer 4 gew.%, bij voorkeur ongeveer 1,5 tot ongeveer 3 gew.%, gebaseerd op de harslaag. Anderzijds is een geschikte hoeveelheid van de stof die als laag of door verspreiding moet worden 5 aangebracht ongeveer 0,3 tot ongeveer 3,5 gram, bij voorkeur ongeveer 0,5 tot ongeveer 2,5 gram per vierkante meter van de polyolefineharslaag, berekend als gemiddelde afzettings-hoeveelheid.

Nu zal een werkwijze worden beschreven voor het vervaar-10 digen van een verpakkingsfoliemateriaal volgens de uitvinding, aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Fig. 1 is een schematisch aanzicht dat een voorbeeld toont van de inrichting voor het in de praktijk brengen van de werkwijze volgens de uitvinding, en 15 Fig. 2 is een schematisch aanzicht waarin 4 paren corona- ontladingsmiddelen alleen zichtbaar zijn in een ander voorbeeld van de inrichting.

In fig. 1 is door 1 een warm krimpbare, gasdichte, meerlaags kunststoffolie aangeduid, geproduceerd in de vorm van een naad-20 loze buis door een opblaasmethode waarin de binnenste laag bestaat uit polyolefinehars (waarbij de gelamineerde structuur van de folie 1 niet getekend is). Een aanvoerrol 2 waarop de folie 1 gewikkeld is, wordt draaibaar ondersteund op een (niet weergegeven) onderstel. Een geleidingsrol 1 voor folie 1 is 25 aangeduid door 3. De foliebuis 1 wordt, opgeblazen met lucht of dergelijk gas, luchtdicht vastgehouden tussen paren klem-rollen 4, 4' en 5, 5' en wordt daartussen volledig opgeblazen gehouden. Er wordt een corona-ontlading uitgevoerd van buiten de opgeblazen foliebuis 1 naar het inwendige ervan. Een in-50 richting A voor corona-ontlading kan van het gebruikelijke type zijn. De weergegeven inrichting A heeft twee paren corona-ontladingsmiddelen, een bovenste en een onderste paar. De bovenste corona-ontladingsmiddelen bestaan uit een corona-ontladings-elektroderol 6 en de ertegenover liggende tegen-55 elektroderol 6’, en de onderste corona-ontladingsinrichting bestaat uit een corona-ontladingselektroderol 7 en de ertegenover liggende tegenelektroderol 7'. De rol 4, rollen 6, 6* en 7, 7* en de tussenliggende spleetrollen 8, 8' die beneden-^^:<^>ms^opgesteld, worden door een (niet weergegeven) -10- motor aangedreven via een (niet weergegeven) overbrengings-tandwielstelsel, en de niet weergegeven motor drijft ook de spleetrol 5 aan via een (niet weergegeven) reductie-overbren-ging, waardoor de op de aanvoerrol 2 gewikkelde folie er met 5 een bepaalde snelheid vanaf getrokken wordt. De corona- ontladingsstructuur in de elektroderollen 6, 7 die in de techniek bekend zijn, is niet weergegeven. De afstand tussen elk paar elektroden, dat wil zeggen elektroderollen 6, 7 respectievelijk tegenelektroderollen 6', 7', wordt geschikt geregeld 10 door één van de elektroden, die verplaatsbaar aangebracht is, te verplaatsen (de ontladings- of de tegenelektrode). Met de afstand tussen de elektroden geschikt ingesteld, dient de in de foliebuis aanwezige lucht om contact te voorkomen tussen de tegenoverelkaar liggende binnenvlakken van de buis, minstens 15 tijdens de corona-ontlading. Het contact van de binnenopper-vlakken moet bij een corona-ontladingsbehandeling voorkomen worden omdat het ontladingseffekt niet teweeg gebracht wordt over het oppervlak van de binnenste laag als de corona-ontlading wordt uitgevoerd met de binnenoppervlakken met elkaar 20 in contact. De corona-ontladingsbehandeling wordt uitgevoerd in een richting van de ontladingselektroderollen 6, 7 naar de ertegenover liggende tegenelektroderollen 6', 7’. Meer in het bijzonder wordt de corona-ontlading uitgevoerd van buiten de buisfolie 1 naar het inwendige ervan door elektriciteit 25 van buiten de buis door het inwendige te voeren naar de buitenzijde aan de andere kant. De behandeling brengt een verhoogde natte treksterkte met zich mee voor het oppervlak van de binnenste polyolefineharslaag in de buis. Wanneer er een enkele ontladingselektrode wordt gebruikt, kan de corona-ontladings-30 behandeling een onregelmatig effekt teweeg brengen als gevolg van de behandeling aan slechts één kant. Het is dan ook wenselijk dat er ten minste twee ontladingselektroden, zoals in de weergegeven inrichting, aangebracht worden tegenover de tegenelektroden, in een symmetrische opstelling, alsof behan-35 deling uitvoerbaar was vanaf de linkerkant en ook vanaf de rechterkant, hetgeen een voorkeursuitvoering van de uitvinding is.

De sterkte van de corona-ontladingsbehandeling is op geschikte wijze variabel met de soort en de aanvoersnelheid .8801298 -11- van de folie, de dikte en de middellijn van de buis en andere factoren. Er is een breed gebied van behandelingsintensiteit beschikbaar, maar in het algemeen wordt de intensiteit zo ingesteld dat aan het oppervlak van de binnenste polyolefinehars-5 laag een natte treksterkte wordt gegeven van bij voorkeur minstens 35 dyne per centimeter, bij verdere voorkeur minstens ongeveer 37 dyne per centimeter, en bij de meeste voorkeur ongeveer 40 tot ongeveer 50 dyne per centimeter.

De corona -ontladingsbehandeling volgens de uitvinding 10 is niet beperkt tot de werkwijze met de in fig. 1 getekende inrichting en kan op verschillende manieren in praktijk worden gebracht. Het is bijvoorbeeld mogelijk verder, zoals aangegeven in fig. 2, ontladingselektroderollen 14, 15 en ertegenover liggende tegenelektroderollen 14', 15' aan te brengen, lood-15 recht op de ontladingselektroderollen 6, 7 en tegenelektroderollen 6*, 7'. Met deze uitvoering kan de corona-ontladings-behandeling voortgang vinden vanaf de ontladingselektroden 6, 7, 14, 15 tot aan de tegenelektroden 6', 7', 14', 15', want hij is dan aan vier kanten denkbaar. Als alternatief is plasma-20 behandeling mogelijk met gebruikmaking van een inrichting voor plasmabehandeling in plaats van de inrichting voor corona-ontladingsbehandeling.

De aldus door corona -ontlading behandelde foliebuis 1 wordt versmald door de tussenliggende spleetrollen 8, 8', 25 waarvan er één verplaatsbaar is om de afstand tussen de rollen 8, 8' in te stellen, en dan wordt een anti-blokkeringsmiddel over het inwendige buisoppervlak uitgespreid. De weergegeven inrichting is van het type dat in staat is de stof door trilling te verspreiden. Meer in het bijzonder zijn twee tegenover 30 elkaar liggende vrijlopende rollen 9, 9' opgesteld op een onderlinge afstand die iets kleiner is dan de middellijn van de opgeblazen buis. Een inrichting 10 voor het verspreiden van het anti-blokkeringsmiddel wordt los over de rollen 9, 9 binnen de buis gelegd. De inrichting 10 heeft een afmeting 35 die iets kleiner is dan de middellijn van opgeblazen buis, maar iets groter dan de tussenruimte tussen de rollen 9, 10 om te voorkomen dat hij door de doorgang tussen de rollen 9, 9 valt. De rollen 9, 9 zijn bedekt met niet geweven doek, flanel of dergelijk zacht materiaal om te voorkomen dat de inrichting ,8801298 t -12- 10 de binnenste laag van de buis beschadigt. De inrichting 10 bevat een vierhoekige of cilindrische houder die gevuld is met het poedervormige anti-blokkeringsmiddel en die een bodem heeft met een net 11 met een zodanige maaswijdte dat 5 het anti-blokkeringsmiddel kan worden gestrooid. De rollen 9, 9 worden gedraaid met de voortgang van de toevoer van de buis terwijl ervoor wordt gezorgd dat de inrichting trillingen naar boven en naar beneden uitvoert boven de rollen 9, 9 als gevolg van wijkingen zoals het draaien van de rollen 9, 9, 10de in de richting van de aanvoer van de buis uitgeoefende kracht, het gewicht van de inrichting en dergelijke. Op deze manier vallen de deeltjes van de anti-blokkeringsstof door het net 11 van de inrichting 10 en verspreiden ze zich over het inwendige buisoppervlak. De aldus gestrooide deeltjes anti-blokkerings-15 middel worden afgezet op het hele oppervlak van de met corona-ontlading behandelde harslaag. De middelen voor het doen trillen van de inrichting 10 kunnen elke gewenste constructie hebben die de inrichting 10 kan doen trillen om de deeltjes van de stof uit te strooien. Desgewenst kan voor verdeling 20 worden gezorgd door een roerder die in de inrichting 10 is aangebracht in plaats van de vrijlopende rollen of dergelijke trillers. Voor de inrichting kan een zak of dergelijke worden gebruikt met, indien nodig, een geschikte vibrator, zodat bijvoorbeeld de deeltjes van het anti-blokkeringsmiddel verstrooid , 25 kunnen worden door de kleine gaasvormige perforaties van de zak. De fo'liebuis 1, aldus met het anti-blokkeringsmiddel erover verspreid, wordt via de klemrollen 5, 5' en een geleidings-rol 13 gevoerd en op een opneemrol 12 gewikkeld die wordt aangedreven door de (niet weergegeven) motor. Bij voorkeur toege-30 paste voorbeelden van anti-blokkeringsmiddelen voor verdeling zijn zetmeel- of maïszetmeelpoeders en dergelijke. Deze middelen zullen het voedsel niet ongunstig beïnvloeden, zijn dus gunstig vanuit hygiënisch oogpunt, en kunnen het effekt van het voorkomen van blokkering produceren zonder vermindering 35 van de eigenschap van het nauw in contact komen met het voedsel. Deeltjes van het anti-blokkeringsmiddel die bruikbaar zijn voor het strooien hebben een gemiddelde deeltjesafmeting die, hoewel niet speciaal begrensd, loopt van ongeveer 5 tot ongeveer 50 ^m, bij voorkeur van ongeveer 10 tot ongeveer 20 ^im. Het .8801298 1% -13- is geschikt om het anti-blokkeringsmiddel te strooien een gemiddelde afzettingshoeveelheid die ruim kan variëren maar bij voorkeur loopt van ongeveer 0,3 tot ongeveer 3,5 gram, bij voorkeur ongeveer 0,5 tot ongeveer 2,5 gram per vierkante meter 5 van het inwendige buisoppervlak.

In de tot nu toe beschreven uitvoeringsvormen wordt bij voorkeur lucht gebruikt voor het opblazen van de buis. Ook bruikbaar zijn andere gassen zoals stikstof, kooldioxyde, inert gas of dergelijke, waardoor het effekt van de corona -ontlading 10kan worden verhoogd. De voortgangsrichting van de aanvoer van de buis is in de tekening weergegeven van boven naar beneden, maar dat is niet beperkend. Men kan de buis bijvoorbeeld van beneden naar boven laten lopen, zodat de verdeling van het anti-blokkeringsmiddel, zoals getekend in fig. 1, op de route 15moet worden uitgevoerd. Er is een andere uitvoering mogelijk waarin de corona -ontladingsbehandeling uitgevoerd wordt in een buis die ten opzichte van de kijkrichting dwars loopt.

Er is geen beperking op de voortgangsrichting van de aanvoer van de buis en zo kan de gewenste opstelling vrij worden ont-20worpen ter vergemakkelijking van het aanbrengen van het anti-blokkeringsmiddel en het toepassen van de corona -ontladingsbehandeling.

In het onderstaande wordt een voorbeeld gegeven om de uitvinding in verdere bijzonderheden toe te lichten.

25 Voorbeeld

Een buis van drielaags folie werd geproduceerd met een opblaasmethode waarbij co-extrusie werd toegepast door een ringvormige stempel en met gebruikmaking van een copolymeer van nylon 6 en nylon 6.6 als basislaag die het buitenoppervlak 30van de folie vormde, een gemodificeerde polyolefinehars als tussenliggende hechtende laag, een hars die een gemodificeerde copolymeer bevatte, bereid door entcopolymerisatie van een lineaire lagedichtheidspolyetheen met maleïnezuuranhydride, en een lineaire lagedichtheidspolyetheen als binnenste laag.

35De aldus door de ringvormige stempel getrokken drielaags folie-buis, met de opblaasmethode, werd behandeld voor biaxiale oriëntatie, waardoor een naadloze buis werd verkregen van warm krimpbaar, gasdicht, meerlaags folie met een percentage warme krimp van ongeveer 20%, gemeten in verticale en zijdelingse .8801298 -14- y richting bij onderwerping aan een temperatuur van 80ÜC (heet water) gedurende 30 seconden. Op deze manier werden twee soorten monsters bereid (Monsters nr 1 en nr 2). Monster nr 1 bestond uit drie lagen, met een dikte van 20, 5 en 20 ^im in de 5 volgorde van buiten naar binnen, en had, platgemaakt, een breedte van 160 mm. Monster nr 2 was opgebouwd uit drie lagen van 25, 5 respectievelijk 25 jm dikte, gemeten vanaf de buitenlaag, en had in vlakke toestand een breedte van 100 mm.

De aldus verkregen foliebuis werd onderworpen aan corona-10 ontladingsbehandeling door ontlading van elektriciteit vanuit de ontladingselektroderollen 6, 7 over de folie die aangevoerd werd met een snelheid van 35 meter per minuut met gebruikmaking van de inrichting voor de corona-ontladingsbehandeling zoals getekend in fig. 1 om een corona te doen ontstaan. Er werd 15 een afstand van 1,3 mm ingesteld tussen de ontladingselektrode-rol (bedekt met rubber, en met een lengte van 420 mm) en de tegenelektroderol (bestaande uit metaal en met een lengte van 420 mm). De voorstellingen van fig. 1 en 2 zijn, ter vergemakkelijking van het visuele begrip, afgebeeld met afmetingen 20 die niet in verhouding zijn. De corona-ontladingsbehandeling werd uitgevoerd over de volledig met lucht opgeblazen buis.

Voor deze behandeling werd de opgeblazen buis versmald tot ongeveer 1,3 mm afstand om een in hoofdzaak vlakke toestand teweeg te brengen, hoewel zonder contact. Vervolgens werd maïs-25 zetmeelpoeder gestrooid over en afgezet op het inwendige buis-oppervlak uit een cilindrische houder 10 (van 97 mm middellijn voor Monster nr 1 en 59 mm middellijn voor Monster nr 2) met een geperforeerde bodem 11 en met de inrichting zoals weergegeven in fig. 1. Voor het trillen van de houder 10 werd de 30 opgeblazen buis versmald met vrijdraaiende rollen 9, 10 tot een onderlinge afstand kleiner dan de middellijn van de houder 10. De houder 10 werd boven de vrijdraaiende rollen 9, 9 in de buis geplaatst via het daartussen liggende buisgedeelte en werd verticaal ten opzichte van het inwendige van de buis 35 getrild met de voortgang van de aanvoer van de buis en met de draaiing van de rollen 9, 9, waardoor het maïszetmeelpoeder op deze gunstige manier werd verdeeld.

De aldus verkregen meerlaags foliebuizen, Monsters nrs l^en 2, werden beide tot 40 cm lengte gesneden om omhulsels i8801298

A

-15- te vormen voor bewerkt vlees. Ham en worst werden vacuüm verpakt in Monster nr 1 respectievelijk 2 en hermetisch aan beide einden afgedicht met een koperen ringklem. De verpakte pro-dukten werden gedurende 2 uur tot 80°C verhit voor sterilisatie 5 (of op 100°C gedurende 1 uur). Na afkoeling werden de verpakte produkten gecontroleerd en bleken ze in de gewenste mate nauw contact te hebben bereikt tussen het binnenoppervlak van de buis en het behandelde vlees. Het behandelde vlees werd in bevredigend verpakte toestand gehouden door warmkrimpen van 10 de buis. Bovendien konden de buizen volledig worden geopend bij het verpakken van het behandelde vlees en werd geen blokkering waargenomen.

Onderstaande tabel 1 toont de resultaten.

De resultaten die verkregen zijn door het behandelde vlees 15 te verpakken met de volgens de uitvinding gemaakte monsters in dit voorbeeld zijn weergegeven in tabel 1, samen met die welke verkregen zijn door als vergelijking een naadloze folie-buis te gebruiken die niet onderworpen was aan corona-ontladingsbehandeling en evenmin aan een behandeling met een 20 anti-blokkeringsmiddel.

Tabel 1

Uitvinding Controle nr 1 nr 2 nr 1

Natte treksterkte van inwendig 20 buisoppervlak (dyne/cm) (*1) 42 41 31

Mate van nauw contact met

behandeld vlees (*2) A A E

Afgifte van water (*3) geen geen vleessap gevonden

Mogelijkheid van openen (*4) AA A

25 Houdbaarheid (*5) goed goed slecht (*1) Volgens de methode voor het testen van polyetheen en poly-propyleenfolies voor natte treksterkte (JIS-K-6768) (*2) De mate van bereikt nauw contact met het behandelde vlees werd gecontroleerd door het omhulsel van het behandelde vlees .8801298 5 -16- af te trekken en werd geëvalueerd overeenkomstig de volgende waarderingen.

A : Het behandelde vlees bleef aan het omhulsel hechten wanneer een poging werd gemaakt het omhulsel alleen eraf 5 te pellen (de mate van bereikt nauw contact was zeer uit stekend ).

B : Het behandelde vlees bleef gedeeltelijk aan het omhulsel hechten wanneer geprobeerd werd het omhulsel alleen eraf te pellen (de mate van bereikt nauw contact was uitstekend ).

10 C : Het omhulsel alleen werd afgepeld met aanzienlijke weerstand (de mate van bereikt nauw contact was goed).

D : Het omhulsel alleen werd afgepeld met geringe weerstand (de mate van bereikt nauw contact was redelijk).

E : Het omhulsel alleen werd afgepeld zonder enige weer-15 stand (de mate van bereikt nauw contact was slecht).

(*3) De afgifte van water werd geëvalueerd door het verpakte behandelde vlees voor sterilisatie gedurende 2 uur te verwarmen op 80°C en het afgekoelde behandelde vlees te controleren met het blote oog.

20 (*4) Mogelijkheid van openen werd geëvalueerd volgens de volgende maatstaven: A : Gemakkelijk te openen met de vingers.

B : Er trad blokkering op.

(*5) De houdbaarheid werd geëvalueerd door het omhulsel als 25 goed in te delen wanneer er geen tussenruimte gevormd was tussen het omhulsel en het behandelde vlees, en het omhulsel als slecht te waarderen wanneer er een tussenruimte was ontstaan.

Het verpakkingsmateriaal volgens de uitvinding is uitstekend in de eigenschap van het bereiken van nauw contact met 30 het behandelde vlees of dergelijk voedsel en garandeert een langdurige opslag van voedsel zonder dat er afgifte van water plaatsvindt. Het verpakkingsmateriaal volgens de uitvinding waarin het oppervlak van de binnenste laag, behandeld met corona -ontlading, verder behandeld is met een anti-blokkerings-35 middel is vrij van blokkering, in hoofdzaak zonder vermindering van de eigenschap van het nauw in contact komen met het behandelde vlees.

Volgens de werkwijze van de uitvinding kan de naadloze . 880 1298 3 -17- buis van meerlaags kunststof folie voor gebruik als voedsel-verpakkingsmateriaal, in de staat waarin het verkeeert, onderworpen worden aan een corona-ontladingsbehandeling van buitenaf om het beschouwde effekt ten aanzien van de binnenste 5 laag te bereiken, en corona-ontladingsbehandeling kan met groot gemak worden uitgevoerd op de naadloze foliebuis.

.8801298

Claims (13)

0 -18-

1. Materiaal voor het verpakken van voedsel, gevormd door een warm krimpbare, gasdichte, meerlaags kunststoffolie met een binnenste laag van polyolefinehars die in contact moet komen met het te verpakken voedsel, met het kenmerk dat de 5 laag polyolefinehars een door een corona -ontlading behandeld oppervlak heeft.

2. Materiaal volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het oppervlak van de laag polyolefinehars een natte treksterkte heeft die verhoogd is tot minstens ongeveer 35 dyne per centi- 10 meter.

3. Materiaal volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de meerlaags kunststoffolie bestaat uit drie lagen, een buitenste laag als basislaag, een tussenliggende laag met hechting en een binnenste laag van polyolefinehars die in con- 15 tact moet komen met het te verpakken voedsel, en dat van de basislaag en de tussenlaag er minstens één een eigenschap van gasdichtheid heeft.

4. Materiaal volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de buitenste laag bestaat uit polyamidehars en de tussenliggende 20 laag met hechtingseigenschappen bestaat uit gemodificeerde polyolefinehars.

5. Materiaal volgens conclusie 1 of 3, met het kenmerk dat het te verpakken voedsel behandeld vlees is.

6. Materiaal volgens conclusie 1 of 3, met het kenmerk 25 dat de meerlaags kunststof folie de vorm heeft van een naadloze buis.

7. Materiaal volgens één der conclusies 1 tot 6, met het kenmerk dat in de binnenste, polyolefineharslaag een anti-blokkeringsmiddel is opgenomen of dat het middel erop is aange- 30 bracht.

8. Materiaal volgens conclusie 7, met het kenmerk dat het anti-blokkeringsmiddel aangebracht is in de vorm van poeder op het oppervlak van de harslaag.

9. Materiaal volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk 35 dat het anti-blokkeringsmiddel zetmeel of maïszetmeel is.

10. Werkwijze voor het vervaardigen van een materiaal voor - hêt^verpakken van voedsel, met het kenmerk dat een naadloze .8801298 -- f -19- buis van warm krimpbare, gasdichte, meerlaags kunststof folie met een binnenste laag van polyolefinehars, opgeblazen met een gas, onderworpen wordt aan een corona-ontlading van buiten de buis ter verhoging van de natte treksterkte van het opper-5 vlak van de binnenste harslaag.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk dat het oppervlak van de binnenste laag een natte treksterkte heeft die verhoogd wordt tot minstens ongeveer 35 dyne per centimeter door corona-ontlading.

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat een anti-blokkeringsmiddel opgenomen is in de binnenste laag.

13. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat na de corona-ontlading een anti-blokkeringspoeder verspreid 15 wordt over het door de corona-ontlading behandelde oppervlak van de binnenste polyolefineharslaag om het poeder erop aan te brengen. .8801298