NL8601681A

NL8601681A - Werkwijze en inrichting voor het vergaren van gevouwen bedrukte vellen.

Info

Publication number: NL8601681A
Application number: NL8601681A
Authority: NL
Original assignee: Ferag Ag
Priority date: 1985-07-01
Filing date: 1986-06-26
Publication date: 1987-02-02
Also published as: DK309986D0; CS459186A2; JPS6227272A; NO161846C; FR2584056A1; FI862780A; FR2584056B1; AT397370B; FI81552C; SE8602913L; DE3620945C2; SU1581213A3; SE8602913D0; CA1274555A; CS268681B2; NO862658L; DE3620945A1; GB8615989D0; DK163656C; FI862780A0

Description

-1- e *

Werkwijze en inrichting voor het vergaren van gevouwen bedrukte vellen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze als-5 ook een inrichting voor het vergaren van gevouwen bedrukte vellen waarbij de bedrukte vellen langs een rechtlijnig verlopend transport-spoor voortbewogen en daarbij schrijlings op elkaar gelegd worden.

Bij bekende inrichtingen voor het vergaren van bedrukte vellen zijn langs een vergaartransporteur een aantal opleg-10 stations aangebracht, waar de bedrukte vellen van een stapel afgehaald, geopend en schrijlings op de vergaartransporteur respectievelijk op de zich reeds op deze bevindende bedrukte vellen opgelegd worden (zie bijvoorbeeld CH-A-412795). Omdat de bedrukte vellen telkens apart van stapels afgehaald moeten worden laat de 15 werksnelheid van zulke inrichtingen zich niet naar believen verhogen. Verder moeten van de de rotatiedrukmachine in de regel in schubfcenformatie verlatende bedrukte vellen eerst stapels gevormd worden, die daarna naar de oplegstations overgebracht moeten worden. Daarmee is echter een van belang zijnde aanwending van tijd, instal- 20 laties en apparaten en/of menselijke arbeidskracht benodigd.

Deze nadelen zijn bij de uit EP-A-0095603 en het overeenkomstige US-A-4489930 bekende inrichting vergaand vermeden, ü β ; « fi o 1 V w t* 4» V W * -2- omdat de drukprodukten doorlopend, dat wil zeggen direkt in de vrijkomende formatie, naar de vergaartransporteur worden toegevoerd en bijgevolg niet meer voorafgaand tot een stapel opgestapeld behoeven 5 te worden. Toch heeft deze inrichting het nadeel van een naar verhouding grote lengte-over-alles, omdat de toevoerders op zijn minst ter plaatse van de afgifte van de bedrukte vellen dezelfde trans-portrichting hebben als de vergaartransporteurs. Verder laat de werk-snelheid zich ook niet in de gewenste omvang verhogen.

10 De uitvinding heeft tot doel een werkwijze respectieve lijk een inrichting van de in de inleiding genoemde soort te verschaffen die op zo weinig mogelijk ruimte een vergaren van bedrukte vellen met hogere snelheid als tot nu toe mogelijk maakt.

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt 15 doordat een aantal evenwijdig met een gemeenschappelijke omwente- lingsas verlopende en rondom deze aangebrachte transportsporen voorzien worden en de bedrukte vellen gedurende hun voortbeweging langs het toegevoegde transportspoor om deze omwentelingsas wentelen.

Terwijl bij de reeds bekende inrichtingen telkens 20 slechts één vergaartransporteur is voorzien, dat wil zeggen dat elke aanvoerinrichting telkens slechts ëën vergaartransporteur bedient, worden volgens de uitvinding meerdere wentelende vergaartransporteurs voorzien. Dit betekent dat gelijktijdig meerdere vergaarprocessen verlopen kunnen. Op elk aanvoerpunt kunnen kort 25 opeenvolgend bedrukte vellen 'telkens op een vergaartransporteur opgelegd worden zonder dat de voortbewegingssnelheid van de vergaartransporteurs overeenkomstig verhoogd moet worden, omdat voor het transport van de bedrukte vellen hoofdzakelijk de tijd van een omwenteling van de vergaartransporteur om de gemeenschappelijke om-30 wentelingsas ter beschikking staat. Omdat de bedrukte vellen een schroeflijn- of spiraalvormige baan doorlopen is ondanks een grotere kapaciteit een in voortbewegingsrichting geziene naar verhouding geringe lengte-over-alles mogelijk.

In het onderstaande wordt aan de hand van de tekeningen 35 een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding nader verduidelijkt.

3 5 0 1 6 3 1' £ £ -3-

Zuiver schematisch worden, getoond in: figuur 1 een vergaarinrichting in perspectivisch aanzicht, 5 figuur 2 de vergaartrommel van de vergaarinrichting in bovenaanzicht, figuur 3 de vergaartrommel in vooraanzicht op ten opzichte van figuur 1 vergrote schaal, figuur 4 de aandrijvingszijde van de vergaartrommel 10 op ten opzichte van figuur 1 vergrote schaal en gedeeltelijk in doorsnede, figuur 5 de aandrijvingszijde van een vergaartrans-porteur in bovenaanzicht en op een ten opzichte van de figuren 1 tot 4 vergrote schaal, 15 figuur 6 een doorsnede langs de lijn VI-VT in figuur 5, en figuur 7 de vergaartrommel en een toevoerder op ten opzichte van figuur 1 vergrote schaal en in vooraanzicht.

De in figuur 1 volledig weergegeven vergaarinrichting 20 1 bezit een frame 2 met lagerbokken . 3, waarin de as 4 van een ver gaartrommel 5 opgenomen is. Op deze as zijn op een afstand van elkaar twee schijfvormige opneemelementen 6 en 7 bevestigd waartussen een aantal van nog nader te beschrijven vergaartransporteurs 8 aangebracht zijn, die in de opneemelementen 6 en 7 draaibaar opgenomen 25 zijn, zoals dat aan de hand van figuur 3 en 4 verduidelijkt zal worden. Deze vergaartransporteurs 8 verlopen evenwijdig met elkaar en met de as 4 van de vergaartrommel 5 en zijn rondom deze as 4 aangebracht.

Op de as 4 zit een kettingwiel 9 (figuur 1 en 4) waar-30 over een ketting 10 geleid is die over een ander kettingwiel 11 dat op de aandrijfas van een aandrijving 12 zit verloopt. Door middel van deze aandrijving 12 wordt de vergaartrommel 5 met de vergaartransporteurs 8 in de richting van de pijl A wentelend aangedreven.

De omwentelingsas is met 4A aangeduid.

35 In de langsrichting van de as 4, dat wil zeggen ook S 6 ö 1 6 8 1 r * -4- in transportrichting B van de vergaartransporteurs 8 gezien, zijn achter elkaar drie toevoerders 13,14,15 voor gevouwen bedrukte vellen 16, 17 respectievelijk 18 aangebracht. De toevoerders 13, 14, 15 5 waarvan de opbouw aan de hand van figuur 7 nog nader verduidelijkt zal worden, eindigen in de buurt van de omtrek van de vergaartrommel 5 en leggen met deze een overgavegebied 13a,14a respectievelijk 15a voor de bedrukte vellen 16,17 respectievelijk 18 vast. In transportrichting B van de vergaartransporteurs. 8 gezien is achter de 10 laatste tcevoerder een wegvoerder 19 aangebracht die zuiver schematisch weergegeven is en op een omlopend aangedreven trekorgaan 19a op onderlinge afstand aangebrachte grijpers 20 bezit. Deze grijpers grijpen de uit meerdere over elkander liggende bedrukte vellen bestaande eindprodukten 21 vast, nemen deze van de vergaartransporteurs 15 8 af en brengen deze naar een volgend verwerkingsstation.

In het navolgende wordt aan de hand van de figuren 3-6 nader op de constructie van de vergaartrommel 5 ingegaan.

Iedere vergaartransporteur 8 bezit een eindloze, omlopend aangedreven ketting 22 die van zadeldakvormig uitgevoerde 20 oplegorganen 23 voor de bedrukte vellen 16, 17, 18 voorzien is (figuur 6). Op deze ketting 22 zijn verder op regelmatige afstanden meenemers 24 bevestigd die bestemd zijn om in transportrichting B van de vergaartransporteurs 8 gezien aan te grijpen aan de nalopende kanten van de bedrukte vellen 16, 17, 18 en er toe dienen om de 25 randen van op elkaar liggende bedrukte vellen ten opzichte van elkaar in de juiste stand te brengen. De ketting 22 is over twee kettingwielen geleid, waarvan in de figuren 4-6 slechts het ene, aangedreven kettingwiel 25 getoond is. Dit kettingwiel 25 zit op een as 26 die draaibaar opgenomen is in lagers 27, 28. Deze lagers 30 27,28 zijn in de naar boven naar elkaar toelopende zijwanden 29 en 30 van een draagkast 31 opgenomen, zoals figuur 5 en figuur 6 tonen.

Deze draagkast 31 bezit verder een zich in transportrichting B uitstrekkende draagbuis 32 (figuur 6), die met de zijwanden 29, 30 verbonden is. In deze draagbuis 32 loopt het teruglopende part 22a van 35 de ketting 22.

860163 1 « * -5-

De draagkasten 31 zijn aan beide zijden via asstompen 33, die een draaias 33a vastleggen, draaibaar in de opneemelementen 6 en 7 opgenomen. Op één zijde van de draagkast 31 zitten op deze 5 asstompen 33 twee kettingwielen 34 en 35 (figuur 3-5). Over de kettingwielen 34 van de beide in figuur 3 met 8' en 8" aangeduide vergaartransporteurs loopt een aandrijfketting 36 die verder over een kettingwiel 37 geleid is dat coaxiaal met de as 4 van de ver-gaartrommel 5 aangebracht en aan lagerstoel 3 bevestigd is (figuur 10 3 en 4). Over de kettingwielen 35 van de beide vergaartransporteurs 8’ en 8" is telkens een ketting 38 geleid die over de kettingwielen 35 van nabijgelegen vergaartransporteurs 8 loopt, zoals dat in het bijzonder uit figuur 3 volgt. Zoals figuur 3 verder toont zijn de overige vergaartransporteurs 8 telkens paarsgewijs via verdere 15 kettingen 38 verbonden die over kettingwielen 35 respectievelijk 35 van nabijgelegen vergaartransporteurs 8 lopen. De vergaartransporteurs 8 zijn dus voor gemeenschappelijke draaiing om hun draaiassen 33a via de kettingen 38 met elkaar en via de ketting 36 met het plaatsvaste kettingwiel 37 gekoppeld. Deze koppeling heeft 20 nu tot gevolg dat bij een draaiing van de vergaartrommel 5 in de richting van de pijl A de vergaartransporteurs 8r, 8" als gevolg van het rollen van hun kettingwielen 34 langs de aandrijfsketting 36 in tegenovergestelde zin, dat wil zeggen in de richting van pijl C (figuur 3) om de as 33a van hun draagkast 31 draaien. Deze 25 draaiing wordt via de kettingen 38 op de overige vergaartransporteurs 8 overgedragen, die dus in gelijke zin meedraaien. Dit betekent dat gedurende het wentelen van de vergaartrommel 5 en daarmee van de vergaartransporteurs 8 om de as 4a de vergaartransporteurs 8 hun vertikale stand in de ruimte hoofdzakelijk behouden. Bijgevolg 30 bevindt zich het boven gelegen transporterende part 22b van de ketting 22 steeds aan de bovenkant van de vergaartransporteurs 8,

Deze laatsten nemen steeds ten opzichte van elkaar evenwijdige standen in.

In dit verband zij nog vermeld dat dit meedraaien 35 van de vergaartransporteurs 8 gedurende hun wentelen om de as 4a .s $ n * 1 UV - W w * ί % -6- ook op andere als de beschreven wijzen bereikt kan worden, bijvoorbeeld zoals in DE-A-1224329 en 1264454 beschreven is.

De aandrijving van het kettingwiel 25 voor de ketting 5 22 van de vergaartransporteur 8 wordt van de hiervoor beschreven draaibeweging van de vergaartransporteur 8 afgeleid, zoals te zien is in figuur 4-6. Met dit doel is voor elke vergaartransporteur 8 aan het opneemelement 6 een kegelwiel 39 bevestigd dat ingrijpt met een tweede kegelwiel 40 dat op een in draagkast 31 opgenomen as 41 zit.

10 Deze as 41 staat loodrecht op de draaias 33a van de vergaartransporteur 8. Op deze as 41 is verder een kettingwiel 42 aangebracht dat via een ketting 43 verbonden is met een ander kettingwiel 44 dat op dezelfde as 26 als het kettingwiel 25 voor de ketting 22 zit.

Bij de hiervoor beschreven draaiing van de vergaar-15 transporteur 8 om de draaias 33a rolt het kegelwiel 40 over het vaststaande kegelwiel 39 wat een draaiing van het kettingwiel 42 en daarmee ook van het kettingwiel 44 tot gevolg heeft. Op deze manier wordt het kettingwiel 25 en dus ook de ketting 22 aangedreven. Bij het wentelen van de vergaartrommel 5 geschiedt bijgevolg een ge-20 dwongen omlopen van de ketting 22 van de vergaartransporteur 8 in de richting van de pijl B.

Het spreekt dat de aandrijving van de ketting 22 ook op een andere geschikte manier als hier voorgaand beschreven kan geschieden.

25 In het volgende wordt aan de hand van de in figuur 7 en in samenhang met de daarin weergegeven toevoerder 13 de op bouw van de toevoerders 33, 14, 15 en het opleggen van de door deze laatsten toegevoerde bedrukte vellen 16, 17, 18 op de vergaartranspor-teurs 8 beschreven.

30 Elke toevoerder 13, 14, 15 bezit een in een kanaal 45 geleid, omlopend aangedreven trekorgaan 46 dat slechts schematisch weergegeven is. Aan dit trekorgaan 46 zijn op onderlinge afstand bestuurbare grijpers 47 bevestigd. Deze grijpers 47 houden de toegevoerde bedrukte vellen 16 (respectievelijk 17 en 18) aan hun vouw-35 kanten 48. Beneden elke toevoerder 13 is een openingsin- $60 1 68 1

m K

-7-- richting 49 aangebracht. Deze bezit een in de richting van de pijl E omlopend aangedreven trekorgaan 50 waaraan slechts schematisch weergegeven bestuurbare vasthoudorganen 51 zijn bevestigd. Deze 5 vasthoudorganen 51 zijn in omlooprichting E gezien naar achter open en dienen om het onderliggende deel 16b van de bedrukte vellen 16 vast te houden. Zoals uit figuur 7 blijkt worden de bedrukte vellen 16 (en ook de bedrukte vellen 17 en 18) door de toevoerder 13 (respectievelijk de toevoerders 14 en 15) zo toegevoerd dat de tegenover 10 de vouwkanten 48 liggende open zijkanten 52 van de bedrukte vellen 16 in transportrichting D van de toevoerder 13 gezien vooruit lopen.

Voor het overige zijn de bedrukte vellen 16 niet in het midden gevouwen, zodat het onderliggende deel 16b van de bedrukte vellen 16 langer is dan het andere deel 16a en over deze laatste aan deze open 15 zijkant 52 uitsteekt. Dit uitstekende gedeelte van het ondergelegen deel 16b van de bedrukte vellen, de zogenoemde voorvouw, is met 53 aangeduid.

Zodra de toegevoerde, met hun voorlopende zijkanten 52 op een oplegging 54 liggende bedrukte vellen 16 met deze voor-20 lopende zijkanten 52 bij de openings inrichting 49 en in het werkbereik van de vasthoudorganen 51 geraken worden deze laatsten gesloten en wordt zo het onderliggende deel 16b van de bedrukte vellen 16 vastgehouden aan het uitstekende gedeelte 53, zoals dat zonder meer te zien is in figuur 7. Het door een vasthoudorgaan 51 vastgehouden 25 eind 53 van het deel 16b van het bedrukte vel wordt samen met het bijbehorende vasthoudorgaan 51 om het voorste omkeerwiel 55 voor het trekorgaan 50 heen gevoerd zoals dat aan de hand van het bedrukte vel .16’ weergegeven is. Dit heeft nu tot gevolg dat het deel 16b van het bedrukte vel op zijn minst ter plaatse van het uitstekende ge-30 deelte 53 van het andere deel 16a van het bedrukte vel wordt afgenomen. Tussen deze beide delen van het bedrukte vel vormt zich dus een opening 56. In deze opening 56 grijpt nu een vergaartransporteur 8 in die, zoals vermeld, in de richting van pijl A om de as 4a wentelend aangedreven wordt. Bevindt zich het nog altijd door de toe-35 voerders 13 in de richting van pijl D gevoerde bedrukte vel 16 on- 8601681 ψ w -8- geyeer boven de reeds tussen de beide delen 16a en 16b van het bedrukte vel binnengebrachte vergaartransporteur 8 dan wordt de toegevoegde grijper 47 geopend en het bedrukte vel vrij gegeven, zoals 5 dat aan de hand van het bedrukte vel 16" weergegeven is. Deze laatste legt zich nu schrijlings over de vergaartransporteur 8 en komt op de oplegorganen 23 van de vergaartransporteur 8 te liggen.

In het volgende wordt nu de werkingswijze van de vergaar inrichting 1 beschreven voor zover deze nog niet in de voorgaande 10 uiteenzettingen behandeld is.

De door de toevoerders 13 toegevoerde bedrukte vellen 16 worden zoals hiervoor beschreven in het overname gebied 13a op de vergaartransporteurs 8 opgelegd. Daarbij komen deze bedrukte vellen 16 ter plaatse van hun vouwkant 48 op de oplegorganen 23 te liggen 15 en liggen zijdelings tegen de zijwanden 29, 30 van de draag-kast 31 van de vergaartransporteur 8. Door de zoals reeds verduidelijkt aangedreven ketting 22 van de vergaartransporteur 8 worden de bedrukte vellen 16 in voortbewegingsrichting van de vergaartransporteur 8 voortbewogen. Tegelijkertijd wentelt het drukprodukt 16 met 20 de tóégevoegde vergaartransporteur 8 om de omwentelingsas 4a. Het drukprodukt 16 wordt bijgevolg langs een schroeflijn- of spiraalvormige baan bewogen, zoals dat uit figuur 2 blijkt.

Na een omwenteling van de vergaartrommel 5 bevindt het bedrukte vel 16 zich in het overgave gebied 14a van de volgende 25 toevoerder 14 die de bedrukte vellen 17 naar dit overgavegebied I4a brengt. Deze bedrukte vellen 17 worden, zoals aan de hand van figuur 7 verduidelijkt, geopend en op de zich reeds op de vergaartransporteur 8 bevindende bedrukte vellen 16 opgelegd. De beide op elkander liggende bedrukte vellen 16 en 17 worden nu gezamenlijk in transport- 30 richting B voortbewogen en wentelen om de omwentelingsas 4a. In het overgavegebied 15a wordt nu op de beide op elkander liggende bedrukte vellen 16 en 17 een volgend bedrukt vel 18 gelegd die door de toevoerder 15 toegevoerd is en gelijk zoals aan de hand van figuur 7 verduidelijkt geopend is. De uit de drie over elkander liggende 35 bedrukte vellen 16, 17 en 18 bestaande eindprodukten 21 wentelen om 8601681 -9- de omwentelingsas 4a en worden daarbij tegelijkertijd in transport-richting B voortbewogen, De aan de ketting 22 van de vergaartrans-porteur 5 bevestigde meenemers 24 zorgen ervoor dat de drie bedrukte 5 vellen 16, 17, 18 ten opzichte van elkaar de juiste stand hebben.

Op een met 56 aangeduidt onttrekkingspunt worden de eindprodukten 21 door de grijpers 20 van de wegvoerder 19 vastgegrepen, van de vergaartransporteur 8 afgenomen en in de richting van de pijl F (figuur 1) weggevoerd. De eindprodukten 21 kunnen aan-10 sluitend op verscheidene manieren verder verwerkt worden. Zo is het onder andere mogelijk deze eindprodukten 21 naar een snijd-en/of brocheereenheid toe te voeren of op bekende wijze tot een wikkel op te rollen.

De drie over elkander liggende drukprodukten 16, 17, 15 18 kunnen echter ook slechts het eerste deel van een eindprodukt vormen en door de wegvoerder 19 naar het eerste invoerpunt van de vergaartrommel van een tweede vergaarinrichting van het beschreven soort toegevoerd worden. In deze tweede vergaarinrichting worden dan op de reeds over elkander liggende bedrukte vellen 16, 17, 18 20 op de hierboven verduidelijkte wijze andere bedrukte vellen opgelegd.

Het is duidelijk dat de beschreven vergaarinrichting ook anders dan getoond uitgevoerd kan worden. Van de verscheidene mogelijke varianten wordt in het volgende slechts naar enkele 25 verwezen.

In plaats van enkele vellen kunnen reeds twee of meer in elkander liggende bedrukte vellen toegevoerd en op de vergaartransporteur 8 opgelegd worden. De overgave- of aanvoerpunten 13a, 14a, 15a kunnen ook in omtreksrichting van de vergaartrommel 30 5 ten opzichte van elkaar verplaatst zijn. In plaats van de beschreven continue transporteurs 13, 14, 15 kunnen aanvoerinrichtingen van een ander soort toepassing vinden zoals bijvoorbeeld de traditionele inlegger, waarbij zoals in de inleiding vermeld de bedrukte Vellen vanaf een stapel afgenomen worden. De inzet van zo'n in-35 legger brengt echter het nadeel met zich mee dat uit. de gewoonlijk 3 6 0 1 5 3 1 ¥ ^ -10- in schubbenformatie vrijkomende bedrukte vellen eerst ' stapels gevormd moeten worden, zoals dat in de inleiding reeds beschreven is.

De beschreven en weergegeven uitvoering van de aan-5 drijving van de ketting 22 van de vergaartransporteur 8 maakt een continu voortbewegen van de bedrukte vellen 16, 17, 18 mogelijk. Het is nu denkbaar in dit aandrijfmechanisme schakels, bijvoorbeeld koppelingen en dergelijke , in te bouwen, welke tijdelijke onderbreking van de voortbeweging mogelijk maken. Een onderbreking van 10 de voortbeweging maakt het mogelijk bewerkingen uit te voeren, bijvoorbeeld kleefetiketten op te brengen of te brocheren.

8601681

Claims

1. Werkwijze voor het vergaren van gevouwen bedrukte vellen waarbij de bedrukte vellen langs een rechtlijnig verlopend 5 transportspoor voortbewogen en daarbij schrijlings op elkander gelegd worden, met het kenmerk, dat een aantal evenwijdig met een gemeenschappelijke omwentelingsas (4a) verlopende en rondom deze aangebrachte transportsporen (8) voorzien worden en de bedrukte vellen (16, 17, 18) gedurende hun voortbeweging langs het toegevoegde transit) portspoor (8) om deze omwentelingsas (4a) wentelen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk transportspoor bepaald wordt door een vergaartransporteur (8) en de bedrukte vellen (16, 17, 18) op tenminste twee in hun tran-sportrichting (B) gezien achter elkaar aangebrachte aanvoerpunten 15 (I3a, 14a, 15a) schrijlings en met hun vouwkanten (48) in transport- rich ting (B) verlopend op de vergaartransporteur (8) respectievelijk op de daar zich reedsop bevindende bedruk te véllen (16, 17) worden opgelegd.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bedrukte vellen (16, 17, 18) met de tegenover hun vouwkanten 20 (48) liggende open zijkanten.(52) naar voren toe naar de aanvoer punten (I3a, 14a, 15a) worden toegevoerd en door het vasthouden en het afnemen van een der delen, bij voorkeur het onderliggende (16b), van het bedrukte vel van het andere deel (16a) van het bedrukte vel voor het opleggen op een vergaartransporteur (8) geopend worden.

4. Inrichting voor het vergaren van gevouwen bedrukte vellen, waarbij de bedrukte vellen door middel van een vergaartransporteur langs een rechtlijnig transportspoor voortbewogen en daarbij schrijlings op elkander gelegd worden, gekenmerkt door een aantal, een evenwijdig met een gemeenschappelijke omwentelingsas (4a) ver- 30 lopende transportrichting (B) bezittende vergaartransporteurs (8), die rondom deze omwentelingsas (4a) aangebracht zijn en gedurende het transport van de bedrukte vellen (16, 17, 18) wentelend om de 960 1 68 1 . -42- omwentelingsas (4a) aan te drijven zijn.

5. Inrichting volgens conclusie 4, gekenmerkt door tenminste twee in transportrichting (B) van de bedrukte vellen (16, 5 17, 18) gezien achter elkaar aangebrachte aanvoerinrichtingen (13, 14, 15) voor het met hun vouwkanten (48) in transportrichting (B) verlopend op de vergaartransporteurs (8) of op de zich reeds daarop bevindende bedrukte vellen (16, 17) opleggen van de bedrukte vellen (16, 17, 18).

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het ken merk, dat elke vergaartransporteur (8) een omlopend aandrijfbaar transportelement (22), bij voorkeur een ketting, bezit dat van opleg-organen (23) voor de bedrukte vellen (16, 17, 18) voorzien is.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, 15 dat de transportelementen (22) van aan de nalopende kanten van de bedrukte vellen (16, 17, 18) aan te grijpen meenemers (24) voorzien zijn.

8. Inrichting volgens ëên der conclusies 4-7, met het kenmerk, dat -de vergaartransporteurs (8) in een gemeenschappelijke 20 houder (4, 6, 7) opgenomen zijn die een de omwentelingsas (4a) bepalende, met een aandrijving (12) verbonden as (4) bezit.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de houder twee op afstand van elkaar aangebrachte en de vergaartransporteurs (8) tussen zich opnemende opneemelementen (6, 7) bezit.

10. Inrichting volgens ëën der conclusies 4-9, met het kenmerk, dat de vergaartransporteurs (8) draaibaar om een met de omwentelingsas (4a) evenwijdige draaias (33a) opgenomen zijn en gedurende de wenteling om de omwentelingsas (4a) met behulp van een aandrijfinrichting (34-38) zodanig om hun draaias (33a) gedraaid 30 worden dat de opleggingen (23) voor de bedrukte vellen (16, 17, 18) gedurende het wentelen aan de bovenkant van de vergaartransporteurs (8) blijven.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de vergaartransporteurs (8) een draaitap (33) hebben waarop 35 minstens ëên leidorgaan (34, 35) voor een aandrijfelement (38) dat 8601 S3 1 -fade leidorganen (34, 35) van nabijgelegen vergaartransporteurs (8) met elkaar verbindt bevestigd is en dat op de draaitap (33) van minstens ëën vergaartransporteur. (8', 8") een volgend leidorgaan (34) 5 zit waarover een aandrijfelement (36) geleid is dat over een coaxiaal met de omwentelingsas (4a) aangebracht, bij voorkeur plaatsvast leidorgaan (37) loopt,· waarbij de aandrijf elementen (38, 36) bij voorkeur kettingen zijn.

12. Inrichting volgens conclusies 6 of 10, met het 10 kenmerk, dat het transportelement (22) van elke vergaartransporteur (8) door de draaibeveging van de bijgevoegde vergaartransporteur (8) aan te drijven is.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het transportelement (22) over een aandrijfwiel (25) geleid is 15 dat door een de draaibeweging van de toegevoegde vergaartransporteur (8) overbrengend overbrengingsmechanisme (39-44) aan te drijven is.

14. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de aanvoerinrichtingen toevoerders (13, 14, 15) met op een omlopend aandrijfbaar trekorgaan (46) op afstand van elkaar aange- 20 brachte grijpers (47) voor het vastgrijpen van de bedrukte vellen (16, 17, 18) aan hun vouwkanten (48) zijn.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat in het afgiftegebied (13a, I4a, 15a) van de toevoerders (13, 14, 15) een openingsopstelling (49) voor de bedrukte vellen (16, 17, 18) 25 aangebracht is.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat elke openingsopstelling een onder de toevoerders (13, 14, 15) aangebrachte openingsinrichting (49) heeft die van omlopend aan-drijfbare vasthoudorganen (51) voor het vastgrijpen van een deel 30 (16b) van de bedrukte vellen (16, 17, 18) en het afnemen van dit deel (I6b) van het andere deel (16a) van de bedrukte vellen (16, 17, 18. voorzien is, waarbij een gedeelte van de bewegingsbaan van de vasthoudorganen (51) hoofdzakelijk in transportrichting (D) van de toevoerders (13, 14, 15) en ongeveer onder een rechte hoek met de 35 transportrichting (B) van de vergaartransporteurs (8) verloopt. 880 1 88 1 44- ψ

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de vasthoudorganen (51) het ene, onderliggende deel (16b) van de bedrukte vellen (16)^ die met hun tegenover de vouwkant (48) liggende 5 open zijkanten (52) vooruit door de toevoerders (13, 14, 15) toegevoerd worden, aan deze zgkanten, waar bij voorkeur het vastgegrepen deel (16b) van de bedrukte vellen (16, 17, 18) uitsteekt over het andere deel (16a), vastgrijpen. -o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o- 860 1 68 1