NL8901083A - Werkwijze en inrichting voor het via een dwarstransporteur afvoeren van verpakte produkten. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het via een dwars- transporteur afvoeren van verpakte produkten

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het via een dwarstransporteur afvoeren van verpakte produkten van meerdere parallel ten opzichte van elkaar en dwars ten opzichte van genoemde dwarstransporteur opgestelde transporteurs .

Een dergelijke werkwijze is onder andere bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.356.920.

De uitvinding beoogt deze bekende werkwijze zodanig te verbeteren, dat een grotere opslagcapaciteit op eenzelfde oppervlak mogelijk is.

Hiertoe vertoont de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat de parallel opgestelde transporteurs telkens bestaan uit meerdere delen en wel tenminste één in de transportrichting gezien eerste deel, dat met constante snelheid wordt aangedreven, een tweede deel dat met een wisselende, doch lagere snelheid dan het eerste deel wordt aangedreven en welk deel samen met het eerste deel dient als buffer, en een derde deel dat öf stilstaat öf met hogere snelheid dan de beide andere delen roteert en dient voor het overzetten van een produkt op de dwarstransporteur.

Daarbij kan het derde deel worden bewogen in afhankelijkheid van de belading van de dwarstransporteur. Daarbij kan zo te werk worden gegaan, dat het tweede en het derde deel gelijktijdig roteren en/of stilstaan, waardoor wordt gewaarborgd, dat de verpakte produkten vanaf het tweede deel via het met hogere snelheid roterende derde deel snel op de dwarstransporteur wordt gebracht.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de hiervoor genoemde werkwijze en wordt daardoor gekenmerkt, dat is voorzien in een transporteur, bestaande uit een eerste deel met constante snelheid, een tweede deel (een zogenaamd bufferband) en een derde deel of opschietband, welke bufferband en opschietband gelijktijdig roteren of stilstaan, doch waarbij de opschietband met aanzienlijk hogere snelheid dan de bufferband kan roteren, terwijl de bufferband op haar beurt met lagere snelheid dan de eerste band kan roteren.

Door tenminste één fotocel voor het detecteren van voorwerpen op de dwarstransporteur vódr de in de bewegingsrichting gezien, plaats van de opschietband en een tweede fotocel voor het bedienen van de opschietband en de daarmee gekoppelde bufferband op te stellen, kan de aandrijving zodanig worden geregeld, dat de opschietband en bufferband stilstaan, wanneer via de dwarstransporteur een produkt wordt aangevoerd.

Ter vergroting van de capaciteit en voor het scheiden van verschillende bestemmingen kunnen meerdere dwarsafvoer-transporteurs boven elkaar zijn opgesteld en tenminste de opschietband draaibaar zijn opgesteld tussen enerzijds de bufferband en anderzijds de verschillende dwarsafvoerbanden.

De instelling van de opschietband kan daarbij in afhankelijkheid van de gewichtsklasse, de soort verpakking of dergelijke van de met de verpakking aangevoerde produkten worden ingesteld.

Eventueel kan boven of onder de boven elkaar opgestelde dwarsafvoerbanden nog een rollenbaan zijn opgesteld.

In verdere uitwerking van de uitvinding kan aan het eind van de dwarsafvoer, dan wel een daarop aansluitende afvoer-band, een verwerkingsstation, zoals bijvoorbeeld een folie-, etiketteer- of dergelijke machine zijn opgesteld.

Teneinde een goede werking van de opschietband te waarborgen kan deze zijn vervaardigd van een materiaal met een grote wrijvingscoëfficient.

Teneinde een goede stand van de verpakkingen op de dwarstransporteur te waarborgen, kan de dwarstransporteur zijn vervaardigd van materiaal met een lage wrijvingscoëfficient.

Volledigheidshalve wordt nog gewezen op de Europese octrooiaanvrage 0 237 299, waaruit een inrichting voor het toevoeren van werkstukken vanaf een toevoertransporteur naar een bandtransporteur van een bewerkingsmachine bekend is, waarbij gebruik wordt gemaakt van een overzetband, die met variabele snelheid kan worden aangedreven en wel zodanig, dat het toegevoerde produkt met dezelfde snelheid als de toevoertransporteur wordt opgenomen en afgeleverd aan de bandtransporteur met dezelfde snelheid als die van de bandtransporteur. De snelheidswijzigingen zijn zodanig, dat het voorwerp in een voorafbepaalde stand op de bandtransporteur wordt afgezet.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting voor het via een dwarstransporteur afvoeren van verpakte produkten worden beschreven.

In de tekening toont:

Fig. 1 een schematisch bovenaanzicht van een inrichting voor het via een dwarstransporteur afvoeren van verpakte produkten; en

Fig. 2 een schematisch zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 1.

Volgens de tekening is een inrichting voor het via een dwarstransporteur 1 afvoeren van verpakte produkten 2 voorzien van meerdere parallel ten opzichte van elkaar en dwars ten opzichte van genoemde dwarstransporteur opgestelde, in zijn algemeenheid met 3 aangeduide transporteurs.

Elke transporteur 3 bestaat in wezen uit een eerste deel 4, een tweede deel 5 en een derde deel 6. Stroomopwaarts van het eerste deel 4 bevindt zich een toevoertransporteur 7 via welke verpakkingen 2 op bekende wijze worden toegevoerd aan genoemd eerste deel 4, dat met constante snelheid wordt aangedreven. Het tweede deel 5 wordt telkens met een wisselende, doch lagere snelheid dan het eerste deel aangedreven en dient op deze wijze tezamen met het eerste deel 4 als buffer. Het derde deel 6 staat óf stil óf wordt met hogere snelheid aangedreven dan de beide andere delen en dient voor het overzetten, en ook van elkaar lostrekken, van de produkten bijvoorbeeld ten behoeve van detecteren of tellen vanaf het bufferdeel 5 op de dwarstransporteur 1. Door het derde deel 6 met hoge snelheid te laten roteren, wordt dit deel ook wel opschietband genoemd. Teneinde daarbij te waarborgen, dat de aangevoerde verpakking in de juiste stand op de dwarstransporteur 1 terecht komt, is het derde deel i.c. de opschietband vervaardigd van materiaal met een zeer grote wrijvingscoëfficient, bijvoorbeeld kanvas, terwijl de dwarstransporteur is vervaardigd van materiaal met een zeer lage wrijvingscoëfficient.

De aandrijving van de opschietband 6 wordt geregeld door middel van een tweetal fotoelectrische cellen, namelijk één fotoelectrische cel 8 opgesteld ter plaatse van het stroomafwaartse einde van de opschietband en een fotoelectrische cel 9 opgesteld boven de dwarstransporteur en wel juist vóór de aansluiting van de genoemde opschietband 6. Met de fotoelectrische cel 9 wordt geconstateerd of de dwarstransporteur 1 vrij is, terwijl met behulp van fotoelectrische cel 8 het stoppen van de opschietband 6 wordt geregeld.

De aandrijvingen van de diverse banden en hun onderlinge koppeling tezamen met de fotoelectrische cellen is verder niet weergegeven, daar deze op zich wel bekend zijn.

Zoals meer in het bijzonder uit fig. 2 blijkt, kan de dwarstransporteur 1 op zich weer bestaan uit meerdere boven elkaar gelegen dwarstransporteurs 10, 11 respectievelijk 12. Deze kunnen zijn opgesteld in een freem 13, ter plaatse van de bovenzijde waarvan een zich buitenwaarts ten opzichte van het freem 13 uitstrekkende rollenbaan 14 is opgesteld.

Zoals schematisch in fig. 2 is weergegeven, kan de transporteur 3, die op zich bestaat uit de delen 4, 5 en 6, naar keuze zodanig worden opgesteld, dat de opschietband 6 aansluit op één der dwarsafvoerbanden 10, 11 of 12 dan wel op de rollenbaan 14. De rollenbaan 14 is aan het van de transporteur 3 afgekeerde einde voorzien van een tegenhouder 15. Op deze rollenbaan 14 kunnen bijvoorbeeld de niet tot de via de banden 10, 11 en 12 afgevoerde klassen behorende klassen worden gebufferd en vervolgens bijvoorbeeld met de hand afgevoerd.

Het in de diverse standen bewegen van de transporteur 3 kan op verschillende wijzen plaatsvinden: zo kan gebruik worden gemaakt van een niet weergegeven gasveer, doch ook andere oplossingen zijn denkbaar. Bovendien is het mogelijk om niet de gehele transporteur 3, dus het eerste, tweede en derde deel 4, 5 en 6 als één geheel te verplaatsen, zoals in fig. 2 is weergegeven, doch bijvoorbeeld uitsluitend de delen 5 en 6.

Op soortgelijke wijze zijn binnen het raam van de uit-vindingsgedachte tal van wijzigingen respectievelijk aanvullingen mogelijk. Zo kan bijvoorbeeld op het einde van de dwarsafvoer een verwerkingsstation in de vorm van bijvoorbeeld een folie-, etiketter- of dergelijke machine zijn opgesteld.

Claims (11)

1. Werkwijze voor het via een dwarstransporteur afvoeren van verpakte produkten van meerdere parallel ten opzichte van elkaar en dwars ten opzichte van genoemde transporteur opgestelde transporteurs, met het kenmerk, dat de parallel opgestelde transporteurs telkens bestaan uit meerdere delen en wel in de transportrichting gezien eerste deel, dat met constante snelheid wordt aangedreven, een tweede deel dat met een wisselende, doch lagere snelheid dan het eerste deel wordt aangedreven en welk deel dient als buffer, en een derde deel dat óf stilstaat óf met hogere snelheid dan de beide andere delen roteert en dient voor het overzetten van een produkt op de dwarstransporteur.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het derde deel wordt bewogen in afhankelijkheid van de belading van de dwarstransporteur.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het tweede en derde deel gelijktijdig roteren en/of stilstaan.

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat is voorzien in een transporteur, bestaande uit een eerste deel met constante snelheid, een tweede deel, een zogenaamd bufferdeel en een derde deel of opschietband welke bufferband en opschietband gelijktijdig roteren of stilstaan, doch waarbij de opschiet-‘ band met aanzienlijk grotere snelheid dan de bufferband kan roteren, terwijl de bufferband op haar beurt met lagere snelheid dan de eerste band kan roteren.

5. Inrichting volgens conclusie 4, gekenmerkt door ten minste één fotocel voor het detecteren van voorwerpen op de dwarsafvoer voor de plaats van de opschietband en een tweede fotocel voor het bedienen van de opschietband en de daarmee gekoppelde bufferband, een en ander zodanig, dat de opschietband en bufferband stilstaan, wanneer via de dwarstransporteur produkten passeren.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat meerdere dwarsafvoertransporteurs boven elkaar zijn opgesteld en de opschietband draaibaar is opgesteld tussen enerzijds de bufferband en anderzijds de verschillende dwarsafvoerhanden.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de instelling van de opschietband in afhankelijkheid van de gewichtsklasse en/of de bestemming van de met de verpakking aangevoerde produkten wordt ingesteld.

8. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat boven of onder de boven elkaar opgestelde dwarsafvoer nog een rollenbaan is opgesteld.

9. Inrichting volgens één van de concusies 4 t/m 8, met het kenmerk, dat aan het eind van de dwarsafvoer, dan wel een daarop aansluitende afvoerband, een bewerkingsstation met bijvoorbeeld een folie- of etiketteermachine is opgesteld.

10. Inrichting volgens een der conclusies 4-9, met het kenmerk, dat de opschietband is vervaardigd van materiaal met een grote wrijvingscoëfficient.

11. Inrichting volgens een der conclusies 4-10, met het kenmerk, dat de dwarstransporteur is vervaardigd van materiaal met een lage wrijvingscoëfficient.