NL8401883A - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van stapels van buigzame vlakke produkten, in het bijzonder drukprodukten. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van stapels van buigzame vlakke produkten, in het bijzonder drukprodukten. Download PDF

Info

Publication number
NL8401883A
NL8401883A NL8401883A NL8401883A NL8401883A NL 8401883 A NL8401883 A NL 8401883A NL 8401883 A NL8401883 A NL 8401883A NL 8401883 A NL8401883 A NL 8401883A NL 8401883 A NL8401883 A NL 8401883A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
products
stack
product
conveyor
stacking
Prior art date
Application number
NL8401883A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Ferag Ag
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from CH3799/83A external-priority patent/CH662103A5/de
Priority claimed from CH81784A external-priority patent/CH663603A5/de
Application filed by Ferag Ag filed Critical Ferag Ag
Publication of NL8401883A publication Critical patent/NL8401883A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H29/00Delivering or advancing articles from machines; Advancing articles to or into piles
    • B65H29/38Delivering or advancing articles from machines; Advancing articles to or into piles by movable piling or advancing arms, frames, plates, or like members with which the articles are maintained in face contact
    • B65H29/40Members rotated about an axis perpendicular to direction of article movement, e.g. star-wheels formed by S-shaped members
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H29/00Delivering or advancing articles from machines; Advancing articles to or into piles
    • B65H29/38Delivering or advancing articles from machines; Advancing articles to or into piles by movable piling or advancing arms, frames, plates, or like members with which the articles are maintained in face contact
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H29/00Delivering or advancing articles from machines; Advancing articles to or into piles
    • B65H29/66Advancing articles in overlapping streams
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2301/00Handling processes for sheets or webs
    • B65H2301/40Type of handling process
    • B65H2301/42Piling, depiling, handling piles
    • B65H2301/421Forming a pile
    • B65H2301/4214Forming a pile of articles on edge
    • B65H2301/42142Forming a pile of articles on edge by introducing articles from beneath

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Feeding Of Articles By Means Other Than Belts Or Rollers (AREA)
  • Pile Receivers (AREA)
  • Separation, Sorting, Adjustment, Or Bending Of Sheets To Be Conveyed (AREA)
  • Forming Counted Batches (AREA)
  • Discharge By Other Means (AREA)

Description

: · J
1 ·* ^
Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van stapels van buigzame vlakke produkten, in het bijzonder drukprodukten.
De uitvinding heeft betrekking op een werk-wijze en een inrichting voor het vervaardigen van stapels van f} buigzame vlakke produkten, in het bijzonder drukprodukten, I volgens de kop van conclusie X respectievelijk conclusie 9, • 5 die geschikt is voor het vormen van voor tussenopslag van de produkten dienende bufferstapels voor toevoer aan verwerkings-machines, in het bijzonder opstapelmachines.
.........' Een werkwijze respectievelijk een inrichting van deze soort zijn bijvoorbeeld bekend uit het Amerikaan-10 se octrooischrift 3.700.232, waarbij de in overlappende forma tie aankomende bladen door naast elkaar aangebrachte transportbanden met horizontale toevoerrichting worden overgenomen en tegen aanslagvingers worden toegevoerd, welke vanaf de transportbaan naar boven afstaan. Het eerste produkt van de overlappen-15 de formatie loopt met de voorkant tegen de iets gekromde aan slagvingers op en wordt naar boven omgebogen. De opvolgende produkten worden dan op het telkens achterste produkt van de stapel geschoven. Op deze wijze wordt een liggende stapel gevormd, welke vanaf de vaste aanslagvingers naar de achterzijde 20 toeneemt en waarbij de bladen een opstaande stand innemen.
De gevormde stapel ligt op de voortdurend rondlopende transportbanden. Door de aanraking optredend tussen deze transportbanden en de onderzijde van de gestapelde bladen worden de bladen meegenomen, hetgeen tot gevolg heeft, dat de 25 stapel aan zijn onderzijde wordt samengeperst. Dit kan nu voeren tot het uitwaaieren van de bladen aan de bovenzijde van de stapel. Om de wrijvingskrachten tussen de transportbanden en de bladen te verminderen zijn nu in de stapelsteun over een deel van zijn lengte uitdrukkingen aangebracht, waarin de 30 transportbanden verlopen. Deze maatregel is verbonden met een zekere constructieve omvang en het gevaar van uitwaaieren van de stapel wordt niet volledig opgeheven. Door het voortdurend 84 0 1 8 8 3 * % ï - 2 - voorbijslepen van de transportband tegen de onderkant van de gestapelde bladen kunnen deze laatste buitendien worden beschadigd. Verder kan warden opgemerkt, dat een zekere wrijvings-meename van de gestapelde bladen door de .transportbanden opzich 5 gewenst is, aangezien anders bij toenemende stapel de bladen steeds meer in scheve stand komen en naderhand van de stapel zullen afglijden.
Bij de uit het DE-OS 2.421.271 bekende oplossing worden de op te stapelen drukvellen door een horizon-10 tale transportband in overlappende formatie toegevoerd aan een vaststaande stapelplaats, waar twee ombuigvingers een ombuigen van de drukvellen aan hun voorkant naar boven bewerken. Voor het steunen van de omgebogen drukvellen dient een overeenkomstig de lengtetoename van de stapel verschuifbare steuninrich-15 ting, welke een over 45° ten opzichte van de horizon hellend steunvlak heeft. Het eerste drukvel wordt op dit steunvlak geschoven, terwijl de opvolgende drukvellen op het telkens achterste drukvel van de stapel worden opgestoten.
Vanwege de duidelijk schuine stand van de 20 gestapelde drukvellen bestaat weliswaar het gevaar van het uitwaaieren van de stapel niet, maar hebben de drukvellen de neiging om achterwaarts weg te glijden. Om dit te vermijden moeten aanslagen worden aangebracht, welke echter aanleiding kunnen geven tot beschadiging van de drukvellen. Buitendien is in 25 bepaalde gevallen een schuine stand van de drukprodukten in de stapel onder 45° niet gewenst.
De onderhavige uitvinding heeft tot opgave een werkwijze respectievelijk inrichting van de hiervoor genoemde soort te verschaffen, welke zonder gevaar van een beschadi-30 ging van de produkten een vorming van compacte stapels, in het bijzonder liggende stapels veroorlooft, waarbij de produkten ongeveer loodrecht op de stapellangsas staan.
Deze opgave wordt volgens de uitvinding opgelost door het kenmerk van conclusie 1 respectievelijk 35 conclusie 9.
8 4 0 1 3 3 3"
V
# t - 3 -
Aangezien op de stapel steeds een druk wordt uitgeoefend, maar op het telkens opgeschoven produkt echter niet, wordt bereikt, dat de stapel samengehouden wordt, maar het opschuiven van de produkten drukvrij kan geschieden.
5 Daardoor wordt een beschadiging van de produkten bij het op schuiven en het gevaar van een wrijvingsmeename van de achterste produkten van de stapel door het opgeschoven produkt vermeden.
Door het bij de uitvoering volgens conclusie 10 5 respectievelijk 22 optredende opbuigen van de randen van de produkten voor het opschuiven op de stapel verkrijgen de produkten een extra verstijving, waardoor wordt vermeden dat de onder geen drukinwerking staande produkten zich gedurende het opschuiven in het gebied van hun voorzijden kunnen terugbuigen 15 of terugrollen.
Bij in overlappende formatie aankomende produkten worden uit de toegevoerde produkten voor het opschuiven bij voorkeur pakketten gevormd, waarin twee of meer produkten over elkaar liggen. Deze pakketten zijn, aangezien zij uit 20 een aantal produkten met omhoog gebogen zijranden worden ge vormd, opzich stijver als de afzonderlijke produkten en geven nog het voordeel, dat het gevaar van een omhoog stoten van produkten over de bovenzijde van de stapel uit verder wordt verminderd.
25 Andere voorkeursuitvoeringen van de uitvin ding zijn in de overige volgconclusies omschreven.
De uitvinding zal aan de hand van de tekening in het volgende nader worden toegelicht.
Figuur 1 toont schematisch in zijaanzicht 30 een opstapelmachine met een inrichting volgens de uitvinding voor het vormen van een bufferstapel vertonende vulinrichting.
Figuur 2 toont schematisch op grotere schaal dan figuur 1 en in zijaanzicht het hoofddeel van de inrichting voor het vormen van de bufferstapel.
35 Figuren 3 en 4 tonen schematisch een met ê 4 ΰ I 3 3 o <· > - 4 - figuur 2 overeenkomende voorstelling op grotere schaal van het bereik van de stapelplaats van de inrichting volgens figuur 2 in op elkaar volgende tijdstippen van de opschuifwerking.
Figuur 5 toont schematisch op grotere 5 schaal dan figuur 2 een bovenaanzicht op de stapelvormingsin- richting in de richting van de pijl A in figuur 2.
Figuren 6 en 7 tonen op een grotere schaal dan figuren 2 tot 5 een deel van een transportketting met een meeneemnok in zijaanzicht respectievelijk bovenaanzicht.
10 Figuur 8 toont schematisch in een met figuren 2 tot 4 overeenkomend zijaanzicht het hoofdgedeelte van een verdere uitvoeringsvorm van een inrichting voor het vormen van een drukproduktstapel.
Figuur 9 toont schematisch op grotere 15 schaal dan figuur 8 een bovenaanzicht van de stapelvormings- inrichting volgens de richting van de pijl A in figuur 8.
In figuur 1 is zuiver schematisch een op-stapelmachine 1 aangegeven, welke van bekende constructie is.
Aan deze opstapelmachine 1 is een vulinrichting 2 toegevoegd, 20 welke een stapelvormingsinrichting 3 heeft, die in deze figuur slechts schematisch is aangegeven en aan de hand van figuren 2 tot 7 uitvoeriger zal worden beschreven. Door middel van de stapelvormingsinrichting 3 wordt op nader toe te lichten wijze een liggende stapel 4 gevormd, waarvan de langsas 4a ten opzich-25 te van de horizon iets hellend is. Deze stapel steunt aan zijn vooreinde tegen een aanslag 5 en ligt op een ondersteuning 6.
In figuur 1 is verder de verzamelketting 7 van een verzamel-hechter of een samenvoegmachine aangegeven, welke op bekende wijze een aantal achter elkaar aangebrachte opstapelmachines 30 met elkaar verbindt. De opstapelmachine 1 heeft niet weergege ven inrichtingen voor het aftrekken van de produkten van de stapel 4 en het opleggen op de verzamelketting 7. In het volgende wordt aan de hand van figuren 2 tot 7 de opbouw van de stapelvormingsinrichting 3 nader toegelicht.
35 Deze inrichting 3 heeft een toevoerinrich- 3401853 * i - 5 - ting 8 welke de drukprodukten 9, die in het onderhavige geval gevouwen bladen zijn en in overlappende yormatie S aankomen, toevoert aan een stapelplaats 10. In de toegevoerde overlappende formatie S ligt telkens elk drukprodukt 9 op het daaraan 5 vooruit lopende drukprodukt. Dit betekent, dat in de essentieel in horizontale richting toegevoerde overlappende formatie S telkens de voorlopende rand 9a van het drukprodukt 9 vrij ligt.
De achterkanten 9b worden gevormd door de vouwkanten. De toe-voerinrichting 8 vertoont een bandtransporteur 11, waarop een 10 verdere transporteur 12 aansluit, die de drukprodukten 9 op schuift op de stapel 4 op nader te beschrijven wijze.
Deze transporteur 12 vertoont twee evenwijdig aan elkaar en op een afstand van elkaar lopende, als kettingen gevormde transportorganen 13, waarvan er in de figuur 15 slechts een transportorgaan zichtbaar is. Elk transportorgaan 13 loopt over vast opgestelde kettingwielen 14, 15 en 16, waarvan het ene kettingwiel, bijvoorbeeld het kettingwiel 14 wordt aangedreven. De transportorganen 13 hebben een transportrich-ting B, B', welke essentieel evenwijdig loopt aan de langsas 20 4a van de stapel 4 en dus eveneens ten opzichte van de hori zon iets hellend is. Aan elk transportorgaan 13 zijn op regelmatige afstanden meeneemnokken 17 aangebracht. Zoals figuren 6 en 7 tonen, is elke meeneemnok 17 zwaaibaar gelagerd op een naar de zijkant verlengde kettingbout 18. De meeneemnokken 17 25 zijn aangebracht tussen het transportorgaan 13 en een plaat vormig vasthoudelement 19, waarvan de afstand tot het transport-orgasm 13 is vastgelegd door een afstandshouder 20 (figuur 7).
Deze laatste is op een eveneens zijwaarts uitstekende kettingbout 21 geschoven. Het vasthoudelement 19 wordt door middel 30 van een veiligheidsklem 22 in zijn stand op de kettingbouten 18 en 21 vastgezet. Zowel aan de meeneemnok 17 als aan het vasthoudelement 19 is een stift 23 respectievelijk 24 bevestigd. Tussen deze beide stiften 23 en 24 is een trekveer 25 aangebracht, die de meeneemnok in zijn meeneemstand houdt, waar-35 in hij staat tegen een niet aangegeven aanslag en naar boven
Mr ^ 4 'V V
i y - 6 - uitsteekt. Wordt op de nok 17 in de richting van de pijl K (figuur 6) een voldoende grote kwacht uitgeoefend, dan kantelt de meeneemnok 17 na het overwinnen van een kantelpunt onder de werking van de trekveer 25 terug in een in figuur 6 gestip-5 peld getekende stand. Voor het terugstellen van de meeneemnok 17 is een terugstelaanslag 26 (figuur 2) aanwezig, waarmee de meeneemnokken 17 met een uitsteeksel 17a samenwerken.
In het gebied van hun transportwerkings-deel 13a worden de transportorganen 13 in een geleiding 27 10 gevoerd, welke zoals duidelijk is uit figuur 2, S-vormig is en een tegen de stapelstand 10 opstijgend gedeelte 27a heeft. Deze geleiding 27 vormt een deel van een slede 28, welke door middel van rollagers 29 en 30 langs twee geleidingsrails 31 verschuifbaar wordt gevoerd, waarvan in de figuren slechts de ene ge-15 leidingsrail zichtbaar is. De slede 28 heeft verder twee zij wanden 32 en 33, die op een afstand zijn aangebracht overeenkomend met de breedte van de drukprodukten 9. Voor aanpassing aan verschillende produktbreedten zijn de beide zijwanden 32 en 33 op niet-getekende wijze in hun onderlinge afstand instel-20 baar. Aan hun inloopzijde 32a zijn de zijwanden 32 en 33 iets naar buiten afgebogen.
Aan de ene zijwand 32 is een zicht naar boven uitstrekkende arm 34 bevestigd, welke een balk 35 draagt, welke zich in de richting tegen de tegenoverliggende zijwand 25 33 uitstrekt (figuur 5). In deze balk 35 is een as 36 gelagerd, aan een einde waarvan een draagschijf 37 is bevestigd. Aan deze draagschijf 37 zijn acht zich in radiale richting uitstrekkende armen 38 bevestigd, die op gelijke onderlinge hoekafstanden zijn geplaatst en buiten de draagschijf 37 uitsteken. Deze armen 30 38 dragen aan hun uitstekende einden vrij draaibaar gelagerd aandrukrollen 39. Aan het tegenover de draagschijf 37 liggende einde van de as 36 is daarop een kettingwiel 40 bevestigd, waarover een aandrijfketting 41 loopt, welke met een kettingwiel 42 in ingrijping is. Het laatste zit op een as 43, welke 35 een tweede kettingwiel 44 draagt. Dit is in ingrijping met 3401883 ί i - 7 - een aandrijfketting 45, welke over kettingwielen 46 en 47 wordt gevoerd en met verdere kettingwielen 48 en 49 in ingrij-ping is. De beide kettingwielen 46 en 47 zijn op dezelfde as aangebracht als de kettingwielen 14 en 16, waarover de transport-5 organen 13 lopen. De aandrijfketting 45 wordt door het ketting- wiel 46 rondlopend aangedreven. Via de kettingwielen 44 en 42, de ketting 41 en het kettingwiel 40 drijft de aandrijfketting 45 de draagschijf 37 aan in de richting van de pijl D. De aan-drukroliën 39 worden dus langs een cirkelvormige rondloopbaan 10 eveneens in de richting van de pijl D bewogen.
Aan de balk 35 is verder een aanslagblik 50 bevestigd, dat op een afstand van de stapelondersteuning 6 verloopt, welke ongeveer overeenkomt met de hoogte van de stapel.
In de figuren is verder zuiver schematisch 15 een zich in de opstapelmachine 1 uitstrekkende aandrijfketting 51 aangegeven, welke over een kettingwiel 52 wordt gevoerd, dat op dezelfde as zit als het kettingwiel 15 voor het transportorgaan 13. Via deze aandrijfketting 51 worden door de transporteur 12 onderdelen van de opstapelmachine 1 aange- 20 dreven.
Verder is in figuren 2 tot 4 nog een lucht-uitblaasmondstuk 53 getekend, dat onder de stapelsteun 6 in het gebied van de stapelstand 10 is aangebracht. De uit dit mondstuk 53 uittredende lucht komt in de tussenruimte tussen 25 het laatste produkt 9' van de stapel en het volgende opgescho- ven produkt 9". Het luchtuitblaasmondstuk 53 is aan de slede 28 bevestigd en daarmee verschuifbaar. In plaats van een enkel mondstuk 53 kunnen ook een aantal over de breedte van de stapel 4 verdeelde mondstukken worden toegepast.
30 In het volgende wordt in het bijzonder in verband met figuren 2 tot 4 de werking van de stapelvormings-inrichting nader toegelicht.
Om redenen, waarop nog zal worden teruggekomen, komt steeds weer een aandrukrol 39 tegen het laatste 35 produkt 9’ van de stapel 4 tot aanliggen. De plaats, waarop deze λ Λ λ 4 Q <5 1 O -r u » « «-» v Ί * - 8 - aandrukrol 3 9 aanligt tegen dit laatste drukprodukt 9', verloopt tengevolge van de draaiing van de draagschijf 37 opwaarts. Vanwege de schuine stand van de in de richting van de pijl E verschuifbare slede 28 tracht deze laatste zich langs 5 zijn geleiding 31 neerwaarts, dat wil zeggen in de figuur naar links te bewegen. De telkens in het midden van de stapel 4 daartegen aanliggende aandrukrol 38 oefent nu op de stapel 4 een aandrukkracht uit, welke veroorzaakt dat tenminste de achterste drukprodukten 9 van de stapel 4 een geringe V-vorm krijgen, 10 hetgeen duidelijk is uit figuur 5. Deze V-vorm heeft onder andere een verstijving van da drukprodukten 9 tot gevolg. Vanwege deze verstijving bestaat bij deze drukprodukten 9 minder gevaar dat zij bij een mogelijk aanstoten tegen het aanslag-blik 50 naar achteren worden omgebogen. · 15 De door de bandtransporteur 11 ongeveer in horizontale richting toegevoerde drukprodukten 9 worden door de transporteur 12 overgenomen, welke de drukprodukten 9 naar de stapelplaats 10 voert. Bij deze stapelplaats 10 worden de drukprodukten 9 op het telkens achterste produkt 91 van de sta-20 pel 4 in de richting van de pijl C opgeschoven. Bij dit op schuiven moeten de produkten ten opzichte van hun toevoerrich-ting, dat wil zeggen de transportrichting van de bandtransporteur 11, over ongeveer 90° worden omgedraaid. Dit omdraaien geschiedt nu niet ineens, maar in twee stappen. Een eerste 25 omdraaiing geschiedt bij de overgang in het stijgende gedeelte 27a van de geleiding 27. Een tweede omdraaiing geschiedt bij het opladen op het achterste drukprodukt 9' van de stapel 4.
Op deze wijze wordt vermeden, dat op de stapelplaats 10 de gehele 90"-omdraaiing moet geschieden.
30 Het transport van de door de transporteur 12 overgenomen drukprodukten 9 geschiedt door de meeneemnokken 17, welke tijdens de transportweg tot aangrijpen aan de achterkanten 9b van de drukprodukten 9 komen. Daarbij is het niet dwingend vereist, dat de bandtransporteur 11 de drukprodukten 35 9 ten opzichte van de meeneemnokken 17 in de juiste fasestand * A Π 1 Q £ % ·* « - 9 - toevoert. Die drukprodukten 9, welke bij overname door de transporteur 12 niet door een meeneemnok 17 kunnen worden gepakt, glijden tot aan de aanslag tegen een meeneemnok terug zodra zij in een opstaande stand worden omgebogen. Aldus is 5 het zeker gesteld, dat het opschuiven van de drukprodukten 9 op de stapel 4 geschiedt in vaste, door de meeneemnokken 17 bepaalde afstanden.
Dit opschuiven van de drukprodukten 9 op gegeven afstanden, de daarop afgestemde afstanden tussen de 10 aandrukrollen 39 evenals het synchrone aandrijven van de transport- organen 13 en de draagschijf 37 met de aandrukrollen 39 geeft nu de garantie, dat gedurende het opschuiven van een drukpro-dukt 9” zich de op het achterste drukprodukt 9' van de stapel 4 drukkende rol 39' juist voor de voorkant 9a van het opgescho-15 ven drukprodukt 9” bevindt en zich met dit laatste in zijn opschuifrichting C naar boven beweegt, zoals dat duidelijk is uit figuren 2, 3 en 4, waarin de opschuifwerking op drie opeenvolgende tijdstippen is aangegeven. Gedurende het opschuiven wordt ook op het achterste drukprodukt 9' door een aandrukrol 20 39 voortdurend een druk uitgeoefend, terwijl het volgende druk produkt 9" zonder onderdrukwerking te staan, kan worden opgeschoven.
Heeft nu het opgeschoven drukprodukt 9” zijn eindstand bereikt (figuur 4), dan komt de volgende aandruk-25 rol 39" tot aanliggen tegen dit zojuist opgeschoven drukprodukt 9". Deze aandrukrol 39" loopt nu, zoals reeds is toegelicht, met het volgende opgeschoven drukprodukt 9'" naar boven.
De stapel 4, welke zoals reeds is opgemerkt, aan zijn voorste einde staat tegen een vast opgestelde aan-30 slag 5 (figuur 1), staat dus voortdurend onder persdruk. Een uitwaaieren van de opgestapelde drukprodukten 9 wordt aldus vermeden. Aangezien de drukprodukten 9 gedurende het opschuiven niet tegen de stapel worden gedrukt, worden ook dunne produkten gedurende het opschuiven niet beschadigd. Verder 35 wordt verhinderd, dat het opgeschoven drukprodukt 9" het achter- e ( M fl O ^ .1^ "i v < ** ·* *
* V
- 10 - sta drukprodukt 9' tengevolge van wrijving tussen de beide drukprodukten naar boven meeneemt. Zou dit in bepaalde gevallen toch nog optreden, dan verhindert de aanslag 50 een verdere wrijvingsmeename van dit achterste drukprodukt 9'. Door in-5 blazen van lucht door middel van het luchtuitlaatmondstuk 53 in de tussenruimte tussen het achterste drukprodukt 9* en het opgeschoven drukprodukt 9" kan in hoge mate worden verhinderd, dat de beide produkten gedurende het, opschuiven met elkaar in zodanige sterke aanraking komen, dat een wrijvings-10 meename geschiedt. Naargelang de soort van de op te stapelen drukprodukten 9 en hun oppervlaktegesteldheid kan het aanslag-blik 50 en/of het luchtuitlaatmondstuk 53 worden weggelaten.
Het is duidelijk, dat bij een toenemende stapel 4, dat wil zeggen bij elk nieuw opgeschoven drukprodukt 15 9, de stapelplaats 10 achterwaarts beweegt. Dit betekent ook, dat de slede 28 in de richting van de pijl E naar achteren moet bewegen. Deze beweging geschiedt nu automatisch, aangezien bij elk oplopen van een aandrukrol 39 op het laatst opgeschoven drukprodukt 9" de slede 28 wordt teruggedrongen.
20 Met de slede 28 beweegt ook de geleiding 27 voor de transport- organen 13 achterwaarts, zodat het oplopende gedeelte 27a van de geleiding 27 met betrekking tot het einde van de stapel 4 steeds dezelfde stand inneemt.
Zoals uit figuren 2 en 4 blijkt, werken 25 de meeneemnokken 17 zolang op de achterrand 9b van de druk produkten 9, tot deze volledig op de stapel 4 zijn opgeschoven. Aangezien de meeneemnokken 17 echter nog in een richting B’ die essentieel loodrecht staat op het vlak van het achterste drukprodukt 9" van de stapel 4, verder worden bewogen, wordt 30 door de stapel 4 op deze meeneemnokken 17 een in de richting van de pijl K (figuur 6) werkende kracht uitgeoefend, welke zoals reeds gezegd, na het overwinnen van een dode-puntstand een terugkantelen van de meeneemnokken 17 veroorzaakt. In deze teruggekantelde stand kunnen de meeneemnokken 17 gedurende hun 35 verdere beweging onder de stapel 4 niet inwerken op de onder- 4$ K Λ 4 Q q % -Q i ^ # « - II - kanten van de gestapelde drukprodukten 9. Zo wordt een aandrukken van de onderkanten 9b van de gestapelde drukprodukten 9 bij de stapel 4 verkregen, doch een beschadiging van deze onderkanten door de meeneemnokken 17 vermeden. Gedurende hun 5 terugloop worden de meeneemnokken 17 door de terugstelaanslag 26 (figuur 2) weer in hun meeneemstand omhoog gekanteld.
Terwijl de beschreven vorming van een stapel 4, welke zoals vroeger gezegd, als bufferstapel voor het voeden van de opstapelmachine 1 dient, treedt bij het vooreinde 10 van de stapel 4 een aftrekken van drukprodukten 9 op. Dit be tekent, dat telkens volgens de verhouding tussen de aftreksnel-heid en de opstapelsnelheid de stapel groter of kleiner wordt.
Door deze bufferstapel is het mogelijk de opstapelmachine 1 gedurende een zekere tijd ook dan in bedrijf te houden, wanneer 15 de toevoer van drukprodukten 9 via de bandtransporteur 11 wordt onderbroken.
Het opstoten van de drukprodukten 9 door middel van de meeneemnokken 17 en het aandrukken door de aandrukrollen 39, welke synchroon met de bewegingssnelheid van 20 de meeneemnokken 17 rondlopend worden aangedreven, veroorlooft niet alleen dan een storingsvrij opstapelen, wanneer de drukprodukten 9 binnen de overlappende formatie S ongelijke afstanden hebben, maar ook dan, wanneer in deze overlappings-stroom gaten aanwezig zijn. Om dezelfde reden is het ook moge-25 lijk niet in overlappende formatie vallende vlakke produkten, welke niet dwingend drukprodukten moeten zijn, storingsvrij op te stapelen.
De stapelvormingsinrichting 3 kan wat betreft verschillende onderdelen ook anders dan getekend worden 30 gevormd. Van de mogelijke varianten worden hierna slechts enige weinige aangegeven.
De kracht, waarmee de aandrukrollen 39 tegen de stapel 4 drukken kan daardoor worden vergroot, doordat aan de slede 28 een extra gewicht wordt bevestigd, dat bij-35 voorbeeld bij de sledebeweging omhoog of omlaag wordt bewogen.
a ( M 5 9 3 3 4 w i * * * 4 * - 12 -
Natuurlijk zijn nog andere geschikte middelen voor het verkrijgen van de gewenste aandrukkracht mogelijk.
De beschreven automatische verschuiving van de slede 28 heeft het voordeel, dat voor de sledeverschui-5 ving geen extra inrichtingen vereist zijn. Het is echter ook denkbaar stuurinrichtingen aan te brengen, waardoor de slede-beweging wordt gestuurd. Bij een mogelijke uitvoeringsvorm van deze soort wordt de dragerschijf 37 niet vast met de slede 28 verbonden, maar bevestigd aan een zwaaibaar gelagerde hef-10 boom. Bij zich veranderende grootte van de stapel 4 wordt ook de stand van de dragerschijf 37 en dus ook de zwaaistand van de hefboom veranderd. Deze zwaaistand kan daarbij worden gebruikt om de sledeverschuiving te besturen.
Met de beschreven stapelvormingsinrichting 15 3 laten zich natuurlijk niet alleen bufferstapels vormen, die dienen voor het voeden van opstapelmachines en andere verwer-kingsmachines. Met dezelfde stapelvormingsinrichting en op de beschreven wijze laten zich ook stapels vormen, die niet gelijktijdig met het opschuiven van drukprodukten aan het andere 20 einde weer worden verminderd, maar die hetzij als stapel ver der worden verwerkt of na een mogelijke tussenstand op een andere plaats voor deverdere verwerking van de afzonderlijke produkten weer worden verminderd.
Het zal duidelijk zijn, dat de stapelstand 25 10 ook vast opgesteld kan worden uitgevoerd, hetgeen dan ver eist, dat de zich aan het andere einde van de stapel bevindende steun·>in zijn stand veranderbaar moet zijn. Bij een dergelijke oplossing is het dan niet noodzakelijk te voorzien in een verschuifbare slede 28.
30 Bij de hiervoor beschreven stapelvormings inrichting kan het nu speciaal bij dunne drukprodukten voorkomen, dat deze gedurende het opschuiven in het gebied van hun voorkanten terugbuigen of terugrollen, hetgeen tot knikplaat-sen of andersoortige beschadigingen kan voeren, welke bij op-35 volgend verminderen van de stapel evenals bij de aansluitende 84 0 1 S 3 3 j* % - 13 - verdere verwerking van de drukprodukten nadelig kan zijn.
Verder is het mogelijk, dat ondanks het bij de opschuifplaats 10 van de drukprodukten 9 aanwezige, zich langs de bovenzijde van de stapel 4 uitstrekkende aanslagblik 50 bepaalde drukpro-5 dukten 9 te ver naar boven worden geschoven en dus boven de stapel 4 uitsteken. Zulke drukprodukten veroorzaken later verstoringen bij het verminderen van de stapel. Deze nadelen worden door de uitvoeringsvorm volgens figuren 8 en 9 vermeden.
De stapelvormingsinrichting volgens figuren 10 8 en 9 komt sterk overeen met die van figuren 1 tot 7. De in figuur 8 met 3 aangegeven stapelvormingsinrichting is een deel van een ladingsinrichting 2 voor een opstapelmachine 1, welke van bekende constructie is. Door middel van deze stapelvormingsinrichting 3 wordt op nog toe te lichten wijze een 15 liggende stapel 4 gevormd, waarvan de langsas 4a ten opzichte van de horizontaal iets hellend is. Deze stapel 4 steunt aan zijn voorste, in de figuren niet getekende einde en ligt verder op een steun 6.
De stapelvormingsinrichting 3 heeft een 20 toevoerinrichting 8, welke de drukprodukten 9, welke in over lappende formatie S aankomen, toevoert aan een stapelstand 10.
In de aankomende overlappende formatie S ligt telkens elk druk-produkt 9 op het voorafgaande drukprodukt, zodat telkens de voorkant 9a van de drukprodukten 9 vrij ligt. De toevoerinrich-25 ting 8 heeft een bandtransporteur 11, waaraan een verdere transporteur 12 aansluit, die de drukprodukten 9 op nog te beschrijven wijze op de stapel 4 opschuift. Deze transporteur 12 heeft twee aan elkaar evenwijdige en op een afstand van elkaar lopende als kettingen gevormde transportorganen 13, waar-30 van in figuur 8 slechts het ene transportorgaan te zien is.
Elk transportorgaan 13 loopt via vaste aangébrachte ketting-wielen 14, 15 en 16, waarvan het kettingwiel 14 op nog te beschrijven wijze wordt aangedreven. Aan elk transportorgaan 13 zijn meeneemnokken 17 aangebracht. De afstand tussen de mee-35 neemnokken 17 is groter dan de overlappingsafstand a, dat wil O / Λ 1 P Q 3 Q "f Ki i » v w - 14 - zeggen de afstand tussen telkens opeenvolgende drukprodukten 9 in de overlappende formatie S. Bij het onderhavige uitvoe-ringsvoorbeeld bedraagt de afstand tussen de meeneemnokken 17 ongeveer het drievoudige van deze overlappingsafstand a. De 5 meeneemnokken 17 komen wat betreft hun uitvoering overeen met de in figuren 2 tot 4 en 6 en 7 getekende meeneemnokken en zijn eveneens kantelbaar aan de transportorganen 13 bevestigd.
In het gebied van hun transportwerkgedeelte 13a zijn de transportorganen 13 gevoerd in een geleiding 27, 10 die een naar de stapelplaats 10 oplopend gedeelte 27a heeft (figuur 8). Dit oplopende geleidingsgedeelte 27a dient gelijktijdig als ondersteuning voor het middendeel van de drukprodukten 9. Deze geleiding 27 vormt een deel van een slede 28, welke op niet nader aangegeven wijze verschuifbaar wordt gevoerd langs 15 twee geleidingsrails 31, waarvan in figuur 8 slechts de ene geleidingsrail zichtbaar is. De slede 28 heeft verder twee zijwanden, die in figuur 9 zijn weggelaten en waarvan in figuur 8 slechts de ene zijwand 32 zichtbaar is.
Aan de zijwand 32 is een zich naar boven 20 uitstrekkende arm 34 bevestigd, welke een balk 35 (figuur 9) draagt. In deze balk 35 is een as 36 (figuur 8) gelagerd, aan het ene einde waarvan een draagschijf 37 is bevestigd. Aan deze draagschijf 37 zijn acht zich in radiale richting uitstrekkende armen 38 bevestigd, die op onderling gelijke hoekafstanden zijn 25 geplaatst en waarvan in figuur 8 niet alle zijn weergegeven.
Deze armen 38 dragen aan hun uitstekende einde vrij draaibaar gelagerde aandrukrollen 39. Aan het tegenover de draagschijf 37 gelegen einde van de as 36 is daarop een kettingwiel 40 bevestigd, waarover een aandrijfketting 41 loopt, welke met een 30 kettingwiel 42 aan het andere einde van de arm 34 in ingrijping is. Het kettingwiel 42 zit op een as 43, welke een tweede kettingwiel 44 draagt. Dit is in ingrijping met een aandrijfketting 45, die op niet nader aangegeven wijze wordt aangedreven. Vanaf deze aandrijfketting 45 wordt de draagschijf 37 rondlopend 35 aangedreven in de richting van de pijl D.
3401383 - 15 -
Aan de balk is verder een aanslagblik 50 bevestigd, dat op een afstand van de stapelondersteuning 6 verloopt, welke ongeveer overeenkomt met de hoogte van de stapel 4.
5 De bandtransporteur 11 evenals de aanslui tende transporteur 12 verschillen in hun constructie iets van de bandtransporteur 11, respectievelijk de transporteur 12 van de uitvoeringsvorm volgens figuren 2 tot 7. De bandtransporteur 11 heeft een transportband 60, welke is gevoerd over een 10 op niet nader aangegeven wijze aangedreven aandrijfwiel 61 evenals rond een vast aangebracht gelagerd omdraaiwiel 62. Deze transportband 60 loopt verder over omkeerwielen 63, 64, 65 en 66, welke allemaal in de slede 28 zijn gelagerd. Het omkeerwiel 65 zit daarbij op dezelfde as als de kettingwielen 14, waarover 15 de transportorganen 13 van de transporteur 12 zijn gevoerd.
Door de rondlopend aangedreven transportband 60 wordt het omkeerwiel 65 en daardoor ook de kettingwielen 14 aangedreven.
Aan beide zijden van de geleiding 27 zijn in de bewegingsbaan van de produkten 9 twee hoekprofielen 67 20 en 68 aangebracht, welke eveneens aan de slede 28 zijn beves tigd. Het ene been van deze hoekprofielen 67 en 68 dient als geleidingsorgaan 69 respectievelijk 70 voor de zijranden 9c, 9d van de drukprodukten 9 en heeft een geleidingsoppervlak 69a respectievelijk 70a. Het andere been van de hoekprofielen 67, 25 68 is als zijwaartse richtwand 71 respectievelijk 72 gevormd.
De geleidingsorganen 69 en 70 lopen eveneens omhoog tegen de stapel 4 aan. De stijging van deze geleidingsorganen 69, 70 is echter groter dan de stijging van het geleidingsdeel 27a. Zoals blijkt uit figuur 8, liggen de begingedeelten 69', 70' van 30 de geleidingsorganen 69, 70 lager dan de bovenzijde van het geleidingsdeel 27a. Ongeveer bij de met F aangegeven plaats verlopen de geleidingsorganen 69, 70 ongeveer op gelijke hoogte als de bovenzijde van het geleidingsdeel 27a om daarna boven dat deel te verlopen. In figuur 8 is met b de afstand aan-35 gegeven waarover de geleidingsorganen 69, 70 zijn geplaatst 8401883 - 16 - boven de bovenzijde van het geleidingsdeel 27a.
De werking van de in figuren 8 en 9 aangegeven inrichting, welke overeenkomt met die van figuren 2 tot 7, is als volgt.
5 De door de bandtransporteur 11 in ongeveer horizontale richting toegevoerde drukprodukten 9, welke dakpansgewijs elkaar overlappen, worden door het oplopende geleidingsdeel 27a naar boven omgebogen en in de richting van de pijl B tegen de stapelplaats 10 geschoven. Ongeveer bij de met F aan-10 gegeven plaats beginnen de geleidingsorganen 69, 70 op de zij randen 9c en 9d van de drukprodukten 9 in te werken, hetgeen betekent dat deze zijranden ten opzichte van het middendeel van de drukprodukten 9 omhoog worden gebogen. De stijgingshoek van het geleidingsdeel 27a is zodanig groot gekozen, dat de 15 afzonderlijke drukprodukten 9 weer terugglijden tot zij met hun achterkanten 9b hetzij aanstoten tegen het als aanslag dienende omkeerwiel 63 voor de transportband 60 of tegen een mee-neemorgaan 17 van de transporteur 12. Aangezien de afstand tussen de meeneemorganen 17 ongeveer driemaal zo groot is als 20 de afstand a tussen opeenvolgende drukprodukten 9 in de over lappende formatie S, wordt langs het stijgende geleidingsdeel 27a uit telkens drie drukprodukten 9 een pakket 73 respectievelijk 73' gevormd, dat dan door een meeneemorgaan 17 aan de achterzijden 9b van de drukprodukten 9 wordt gegrepen en in de 25 richting van de pijl C op de stapel 4 wordt geschoven. Bij het met 73 aangegeven pakket zijn de drie dit pakket vormende drukprodukten 9 zo ver teruggegleden, dat ze met hun achterranden 9b tegen het omkeerwiel 63 staan. Dit pakket 73 wordt daarna gegrepen door de met 17' aangegeven meeneemnok 17 en 30 langs de geleiding 27 naar boven geschoven. Tijdens deze voor waartse beweging van het pakket 73 worden de zijkanten 9c en 9d van de drukprodukten 9 van dit pakket 73 door de geleidingsorganen 69, 70 omhoog gebogen, terwijl het middendeel van de drukprodukten 9 van dit pakket 73 is gelegen op het stijgende 35 geleidingsdeel 27a. De drukprodukten 9 van elk pakket 73, 73' 3401383 i.' * s « - 17 - worden dus ongeveer U- respectievelijk V-vormig gebogen, waardoor een verstijvende werking wordt verkregen.
Doordat de drukprodukten 9 door het omhoog buigen van hun zijranden 9c, 9d een verstijving ondergaan en 5 buitendien niet alleen, maar in pakketten op de stapel 4 wor den geschoven, kan effectief worden vermeden, dat de drukprodukten 9 bij het opschuiven terugrollen of terugbuigen. Aldus kunnen ook dunne produkten met verhoudingsgewijs geringe eigen stijfheid zonder moeilijkheden en zonder beschadiging op de 10 stapel 4 worden geschoven.
Door het vormen van pakketten 73, 73' tengevolge van terugglijden van de drukprodukten 9 in het gebied van het stijgende geleidingsdeel 27a wordt bereikt, dat tussen opeenvolgende pakketten 73, 73' een tussenruimte 74 15 wordt gevormd, waarin de meeneemorganen 17 grijpen. Aldus kan worden vermeden, dat de drukprodukten 9 op de boven de bovenzijde van de geleiding 27 uitstekende meeneemorganen 17 komen te rusten. De meeneemorganen 17 kunnen dus voldoende hoog worden gevormd opdat een verzekerde meename van de drukprodukt-20 pakketten 73, 73' is gewaarborgd.
Gedurende het opschuiven van de drukprodukt-pakketten 73, 731 werkt tegen het telkens achterste drukprodukt 9' van de stapel 4 een aandrukrol 39, welke samen met het opgeschoven pakket 73' in de opschuifbeweging C daarvan naar 25 boven beweegt, zoals dat in het bovenstaande aan de hand van figuren 2 tot 7 uitvoerig is toegelicht. Bij toenemende stapel 4, dat wil zeggen bij elk nieuw opgeschoven drukproduktpakket 73, beweegt zich de stapelplaats 10 achterwaarts. De slede 28 moet nu zoals reeds is beschreven, deze beweging van de stapel-30 plaats 10 volgen, dat wil zeggen dat hij beweegt in de richting van de pijl E in figuur 1 naar rechts.
Het kan geschikt zijn om de transportband 60 te vormen uit een aantal afzonderlijke banden, welke op een onderlinge afstand naast elkaar lopend zijn aangebracht.
9401833

Claims (29)

1. Werkwij ze voor het vervaardigen van stapels uit buigzame vlakke produkten, in het bijzonder druk-produkten, waarbij de produkten na elkaar op de stapel worden 5 geschoven, met het kenmerk, dat op telkens het achterste pro- dukt (9') van de stapel (4) op een plaats die in de opschuif-richting (C) van het opvolgende produkt (9") respectievelijk produktenpakket (73') steeds voor de voorkant (9a) daarvan ligt, een druk wordt uitgeoefend en de uitoefeningsplaats van 10 deze druk tijdens het opschuiven van een produkt (9") respec tievelijk een produktpakket (73*) daarmee in de opschuifrichting (C) daarvan wordt meegeschoven.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de produkten (9) tot een liggende stapel 15 (4) worden opgeschoven, welke bij voorkeur ten opzichte van de horizontaal hellend is.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de te stapelen produkten (9) in essentieel horizontale richting en bij voorkeur in overlappende 20 formatie (S) worden toegevoerd an voor het opschuiven bij voorkeur naar boven worden afgebogen.
4. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de stapelplaats (10) , waar de produkten (9") op de stapel (4) worden geschoven, overeenkom- 25 stig de optredende stapelgrootte wordt verschoven.
5. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat de produkten (9) voor het opschuiven op de stapel (4) in het gebied van hun zich in de transportrichting (B) uitstrekkende randen (9c, 9d) omhoog 30 worden gebogen.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat voor het opschuiven van de produkten (9) op de stapel (4) uit de in overlappende formatie (S) toegevoerde produkten (9) pakketten (73) van tenminste twee op el-35 kaar liggende produkten (9) worden gevormd. 3401883 -19-.
7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de produkten (9) door middel van aan hun achterkanten (9b) aangrijpende meeneemorganen (17) op de stapel (4) worden geschoven.
8. Toepassing van de werkwijze volgens conclusie 1, voor het vormen van voor tussenopzameling van de produkten (9) dienende bufferstapels (4) voor toevoer naar verwerkingsmachines (1), in het bijzonder stapelmachines.
9. Inrichting voor het vervaardigen van 10 stapels van buigzame vlakke produkten, in het bijzonder druk- produkten, met een toevoerinrichting voor het toevoeren en opschuiven van de produkten op de stapel, met het kenmerk, dat een aandrukinrichting (37, 38, 39) aanwezig is, die op het telkens achterste produkt (9') van de stapel (4) op een plaats 15 die in de opschuifrichting (C) van het opvolgende produkt (9”) respectievelijk produktpakket (73') steeds voor de voorkant (9a) daarvan ligt en die gedurende het opschuiven van een produkt (9’) respectievelijk produktpakket (73') daarmee in de opschuifrichting (C) daarvan mee wordt verschoven, een druk · 20 uitoefent.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de stapel (4) liggend is uitgevoerd en bij voorkeur ten opzichte van de horizontaal hellend is.
11. Inrichting volgens conclusie 10, 25 met het kenmerk, dat de toevoerinrichting (8) de produkten (9) in de essentieel horizontale richting en bij voorkeur in een overlappende formatie (S) toevoert en de produkten (9) voor het opschuiven bij voorkeur naar boven ombuigt.
12. Inrichting volgens een van de conclusies 30. tot 11, met het kenmerk, dat de aandrukinrichting is voorzien van een aantal, bij voorkeur langs een cirkelvormige baan rondlopend aangedreven aandrukelementen (39), bij voorkeur vrij draaibaar gelagerde rollen, welke gedurende een deel van hun bij voorkeur cirkelvormige rondloopbaan tegen telkens het 35 achterste produkt (9') van de stapel (4) komt aan te liggen. ^ u ö i 3 8 3 ¢- - 20 -
13. Inrichting volgens een van de conclusies 9 tot 12, met het kenmerk, dat de toevoerinrichting (8) een de produkten (9) bij een stapelplaats (10) op de stapel (4) schuivende transporteur (12) met tenminste een synchroon met 5 de aandrukinrichting (37, 38, 39) rondlopend aangedreven transportorgaan (13) heeft, dat met daaraan op onderlinge afstanden aangebrachte meeneemorganen (17) is voorzien, die aan de achterkanten (9b) van de produkten (9) aangrijpen.
14. Inrichting volgens conclusie 13, 10 met het kenmerk, dat de transporteur (12) tenminste in het gebied van de stapelplaats (10) een dwars, bij voorkeur ongeveer rechthoekig op het vlak van het telkens achterste produkt (9') van de stapel (4) verlopende transportrichting (B’) heeft.
15. Inrichting volgens conclusie 14, 15 met het kenmerk, dat de meeneemorganen (17) kantelbaar zijn gelagerd en bij het stoten tegen de stapel (4) uit de meeneem-stand wegkantelbaar zijn en dat een terugstelinrichting (27) voor het terugstellen van de meeneemorganen (17) in de meeneem-stand aanwezig is.
16. Inrichting volgens conclusies 11 en 13, met het kenmerk, dat de door de transporteur (12) vastgelegde transportbaan van de stapelplaats (10) een ten opzichte van de stapel (4) stijgend gedeelte (27a) heeft.
17. Inrichting volgens een van de conclusies 25. tot 16, met het kenmerk, dat de aandrukinrichting (37, 38, 39. samen met de stapelplaats (10) overeenkomstig de betreffende stapelgrootte verschuifbaar is.
18. Inrichting volgens conclusies 16 en 17, met het kenmerk, dat het transportorgaan (13) vast is aange- 30 bracht en tenminste zijn transportwerkgedeelte (13a) in een bij het stijgende transportbaangedeelte (27a) vastgelegde geleidingsdeel (27) verloopt, dat synchroon met de aandrukinrichting (37, 38, 39) in de langsrichting (4a) van de stapel (4)· verschuifbaar is.
19. Inrichting volgens conclusie 18, 3401383 * - 21 - met het kenmerk, dat het geleidingsdeel (27) en de aandruk-inrichting (37, 38, 39) op een Slede (28) zijn aangebracht, welke langs een bij voorkeur hellende en tegen de stapel (4) lopende geleiding (31) wordt gevoerd, waarbij de aandrukin- 5 richting (37, 38, 39) bij voorkeur onder zwaartekrachtwerking tegen de aan het tegenoverliggende einde gesteunde stapel (4) wordt gedrukt.
20. Inrichting volgens een van de conclusies 9 tot 19, met het kenmerk, dat een aanslaginrichting (50) 10 aanwezig is voor het begrenzen van de beweging van de produk- ten (9) in de opschuifrichting (C).
21. Inrichting volgens een van de conclusies 9 tot 20, met het kenmerk, dat een inrichting (53) aanwezig is voor het inblazen van een gasvonnig medium, bij voor- 15 keur lucht, tussen het telkens achterste produkt (9') van de stapel (4) en het daarop opgeschoven volgende produkt (9").
22. Inrichting volgens een van de conclusies 9 tot 21, met het kenmerk, dat een op de zich in transport-richting (B) uitstrekkende randen (9c, 9d) der door de toevoer- 20 inrichting (8) toegevoerde produkten (9) tot inwerking te brengen inrichting (69, 70) aanwezig is voor het omhoog buigen van deze randen (9c, 9d).
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de inrichting voor het omhoog buigen 25 van de randen (9c, 9d) van de produkten (9) zijwaartse, in de bewegingsbaan van de produkten (9) aangebrachte en op de randen (9c, 9d) van de produkten (9) in te werken bepaalde gelei-dingsorganen (69, 70) heeft.
24. Inrichting volgens conclusie 23, 30 met het kenmerk, dat elk geleidingsorgaan (69, 70) een gelei- dingsoppervlak (69a, 70a) heeft, welke tenminste gedeeltelijk over een afstand (b) boven een steun (27a) voor het middendeel van de produkten (9) verloopt en waarop de produkten (9) gedurende hun beweging langs hun transportbaan met hun randen (9c, 35 9d) lopen. 8401333 ? - 22 - L·
25. Inrichting volgens conclusies 13 en 22, met het kenmerk, dat de afstand tussen de meeneemorganen (17) groter is dan de afstand (a) tussen op elkaar volgende en dakpanvormig over elkaar liggende produkten (9).
26. Inrichting volgens conclusies 16 en 23, met het kenmerk, dat de geleidingsorganen (69, 70) in het ten opzichte van de stapel (4) stijgende gedeelte (27a) van de transportbaan van de transporteur (12) zijn aangebracht.
27. Inrichting volgens conclusie 26, 10 met, het kenmerk, dat in het gebied van het stijgende transport- baangedeelte (27a) bij voorkeur bij het begin daarvan, een aanslag (63) voor de langs dit transportbaangedeelte (27a) achterwaarts wegglijdende produkten (9) aanwezig is.
28. Toepassing van de inrichting volgens 15 conclusie 9, voor het vormen van voor tussenopslag van de pro dukten (9) dienende bufferstapels (4) voor het voeden van ver-werkingsmachines (1), in het bijzonder opstapelmachines.
29. Werkwijze en inrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de 20 tekening. 84 0 1 8 8 3 • - r' \ - / /
NL8401883A 1983-07-11 1984-06-14 Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van stapels van buigzame vlakke produkten, in het bijzonder drukprodukten. NL8401883A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
CH379983 1983-07-11
CH3799/83A CH662103A5 (en) 1983-07-11 1983-07-11 Process and device for producing stacks of flexible, flat products, in particular printed products
CH81784 1984-02-20
CH81784A CH663603A5 (en) 1984-02-20 1984-02-20 Process and device for producing horizontal stacks from flexible, planar products, in particular printed products

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8401883A true NL8401883A (nl) 1985-02-01

Family

ID=25685783

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8401883A NL8401883A (nl) 1983-07-11 1984-06-14 Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van stapels van buigzame vlakke produkten, in het bijzonder drukprodukten.

Country Status (17)

Country Link
US (1) US4657237A (nl)
AT (1) AT395576B (nl)
AU (1) AU558839B2 (nl)
CA (1) CA1225108A (nl)
CS (1) CS250241B2 (nl)
DD (1) DD222867A5 (nl)
DE (1) DE3425397A1 (nl)
FI (1) FI80433C (nl)
FR (1) FR2549025B1 (nl)
GB (1) GB2143216B (nl)
HU (1) HU189117B (nl)
IN (1) IN160727B (nl)
IT (1) IT1174037B (nl)
NL (1) NL8401883A (nl)
PL (1) PL145982B1 (nl)
SE (1) SE460722B (nl)
SU (1) SU1607686A3 (nl)

Families Citing this family (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH665410A5 (de) * 1984-11-26 1988-05-13 Ferag Ag Vorrichtung zum beschicken einer verarbeitungseinrichtung fuer biegsame, flaechige erzeugnisse, insbesondere druckprodukte.
CH667258A5 (de) * 1985-05-02 1988-09-30 Ferag Ag Verfahren und vorrichtung zum beschicken einer vereinzelungseinrichtung fuer druckprodukte, insbesondere eines anlegers.
EP0265735B1 (de) * 1986-10-22 1991-01-16 Ferag AG Verfahren und Vorrichtung zum Übernehmen von gefalzten Druckereierzeugnissen von Druckmaschinen
DE4119511A1 (de) * 1991-06-13 1992-12-17 Jagenberg Ag Vorrichtung zum abbremsen von auf einem stapel abzulegenden boegen, insbesondere papier- oder kartonboegen
CH683095A5 (de) * 1991-06-27 1994-01-14 Ferag Ag Verfahren und Vorrichtung zum Puffern von Druckprodukten in Schuppenformation.
DE59300522D1 (de) * 1992-05-07 1995-10-05 Ferag Ag Fehlermanagement-System für Fehler in Schuppenformationen von Druckprodukten.
US5290026A (en) * 1992-11-20 1994-03-01 Gbr Systems Corp. Under stacking mechanism and method
US5409207A (en) * 1993-07-16 1995-04-25 Moore Business Forms, Inc. Stacking of flexible planar articles
DE19541278C2 (de) * 1995-11-06 1999-02-18 Meto International Gmbh Stapelvorrichtung für kartenförmige Güter
DE19961179A1 (de) * 1999-12-18 2001-06-28 Baeuerle Gmbh Mathias Verfahren zum Zwischenspeichern von Dokumenten sowie Vorrichtung zur Durchführung eines solchen Verfahrens
US7011302B2 (en) * 2003-05-21 2006-03-14 Systems Technology, Inc. Vertical pocket feeder
DE102004054044B4 (de) 2004-11-05 2016-06-16 Manroland Web Systems Gmbh Verfahren und Vorrichtung zum Transport von flächigen Produkten
DE102006011389A1 (de) * 2006-03-09 2007-09-13 Beb Industrie-Elektronik Ag Vorrichtung zum Stapeln von Einzelblättern
RU2468980C1 (ru) * 2011-07-20 2012-12-10 Общество С Ограниченной Ответственностью "Конструкторское Бюро "Дорс" (Ооо "Кб "Дорс") Устройство для помещения листов в пачку и способ его работы

Family Cites Families (26)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE626263C (de) * 1936-02-22 Fischer & Krecke G M B H Vorrichtung zum Ablegen von Werkstuecken an Beutel- und Tuetenmaschinen o. dgl.
FR778895A (fr) * 1934-09-25 1935-03-26 Marinoni Sa Perfectionnement apporté aux dispositifs de réception des journaux pliés pour rotatives à grande vitesse
US2796259A (en) * 1954-11-03 1957-06-18 Beecher C Fawcett Sheet travelling and handling device
US2884243A (en) * 1956-12-12 1959-04-28 Western Printing & Lithographi Process and apparatus for collecting and stacking of flexible sheets
US2933314A (en) * 1958-01-27 1960-04-19 Anton R Stobb Method and means for collecting and stacking flexible sheets
DE1145554B (de) * 1960-08-27 1963-03-14 Telefunken Patent Speichereinrichtung fuer flaches Foerdergut
CH408064A (de) * 1964-01-24 1966-02-28 Ferag Ag Vorrichtung zum Stapelung einer Anzahl von gefalteten Zeitungen, Zeitschriften oder dergleichen
DE1240725B (de) * 1966-02-28 1967-05-18 Kartonagenmaschinenwerk Kama V Auslagevorrichtung an einer Faltschachtelklebe-vorrichtung
NL6808091A (nl) * 1968-06-07 1969-12-09
NL6903502A (nl) * 1969-03-06 1970-09-08
NL6909977A (nl) * 1969-06-30 1971-01-04
US3697064A (en) * 1969-12-02 1972-10-10 Telefunken Patent Apparatus for producing an orderly stack of flat items
US3700232A (en) * 1971-03-25 1972-10-24 Eastman Kodak Co Sheet stacking apparatus
CH548333A (de) * 1972-01-25 1974-04-30 Sig Schweiz Industrieges Kettenfoerderer mit mitnahmevorrichtung.
US3842719A (en) * 1973-05-07 1974-10-22 Harris Intertype Corp Method and apparatus for forming a dense shingled array of signatures
GB1548393A (en) * 1975-04-28 1979-07-11 Agfa Gevaert Stack forming device
US4017066A (en) * 1976-06-04 1977-04-12 Xerox Corporation Set separator
US4067568A (en) * 1976-07-19 1978-01-10 Pitney-Bowes, Inc. Document feeding and stacking apparatus
CH607979A5 (en) * 1977-02-07 1978-12-15 Sisenca Sa Device for handling stackable articles
DE2825420A1 (de) * 1978-06-09 1979-12-13 Jagenberg Werke Ag Staustation in einer faltschachtelpackmaschine
CH631410A5 (en) * 1978-08-17 1982-08-13 Ferag Ag Device for homogenising an imbricated stream formed from flat products, in particular printed products
CH637091A5 (de) * 1979-01-29 1983-07-15 Ferag Ag Vorrichtung zum zufuehren von in einem schuppenstrom anfallenden flaechigen erzeugnissen, insbesondere druckprodukten, zu einem transporteur.
US4361318A (en) * 1979-07-09 1982-11-30 Stobb, Inc. Apparatus and method for controlling sheet stacker speed
GB2108935B (en) * 1981-11-10 1985-06-12 Ncr Co Sheet handling apparatus
DE3246112A1 (de) * 1981-12-16 1983-07-21 VEB Kombinat Polygraph "Werner Lamberz" Leipzig, DDR 7050 Leipzig Stapeleinrichtung fuer bogen
US4500245A (en) * 1982-09-22 1985-02-19 Multifold-International, Inc. Machine for accumulating edgewise supported articles

Also Published As

Publication number Publication date
DE3425397C2 (nl) 1989-10-12
FI80433C (fi) 1990-06-11
IN160727B (nl) 1987-08-01
DE3425397A1 (de) 1985-01-24
FI842769A0 (fi) 1984-07-10
CS250241B2 (en) 1987-04-16
SE8403001L (sv) 1985-01-12
SE460722B (sv) 1989-11-13
FR2549025B1 (fr) 1987-07-31
SU1607686A3 (ru) 1990-11-15
HUT34928A (en) 1985-05-28
SE8403001D0 (sv) 1984-06-05
FR2549025A1 (fr) 1985-01-18
DD222867A5 (de) 1985-05-29
US4657237A (en) 1987-04-14
AU558839B2 (en) 1987-02-12
GB2143216B (en) 1987-02-11
GB8417683D0 (en) 1984-08-15
AU3030684A (en) 1985-01-17
PL145982B1 (en) 1988-12-31
FI80433B (fi) 1990-02-28
PL248671A1 (en) 1985-04-09
IT8421490A0 (it) 1984-06-19
GB2143216A (en) 1985-02-06
IT1174037B (it) 1987-06-24
ATA207884A (de) 1992-06-15
CA1225108A (en) 1987-08-04
FI842769A (fi) 1985-01-12
AT395576B (de) 1993-01-25
HU189117B (en) 1986-06-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8401883A (nl) Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van stapels van buigzame vlakke produkten, in het bijzonder drukprodukten.
US5924839A (en) Rearrangement method and apparatus
US7581637B2 (en) Feeding device for a packaging machine
US4973038A (en) Signature handling apparatus
JP2002020000A (ja) ターニング装置
US3700232A (en) Sheet stacking apparatus
NL8000714A (nl) Distribuerende transportinstallatie en regelmethode daarvoor.
US4042234A (en) Blank feeding machine
AU2007209736B2 (en) Apparatus for collating flat objects and for conveying the collated objects further
GB2027678A (en) Backup station for a carton filling machine
US9731924B2 (en) Sheet stacking apparatus having adjustable length conveyor section
US3735977A (en) Method and apparatus for turning flat structures, especially newspapers
US6692220B2 (en) Device for transporting printed products placed in a stack on a support
JP2023534019A (ja) カートンスタック供給装置
JP5149228B2 (ja) スタッカ装置
NL8603162A (nl) Stapelinrichting.
US3370694A (en) Case conveyor infeed
JP2000128411A (ja) シート状搬送物の積み重ね装置
CA2337691A1 (en) Sheet feeder
EP3620413A1 (en) Device, system and method for sorting products
JP2005206367A5 (nl)
JPH0233623B2 (nl)
JP2005206367A (ja) 袋のアンローダ及びローダ
JPS5930608B2 (ja) 丁合された本の中身の搬送速度可変装置
JP2564553B2 (ja) 紙葉類のスタッカ機構

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed