NL8401507A - Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed. Download PDF

Info

Publication number
NL8401507A
NL8401507A NL8401507A NL8401507A NL8401507A NL 8401507 A NL8401507 A NL 8401507A NL 8401507 A NL8401507 A NL 8401507A NL 8401507 A NL8401507 A NL 8401507A NL 8401507 A NL8401507 A NL 8401507A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
machine according
soil cultivation
receiving member
cultivation machine
hinged
Prior art date
Application number
NL8401507A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192558B (nl
NL192558C (nl
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8401507A priority Critical patent/NL192558C/nl
Priority to GB08415187A priority patent/GB2141611B/en
Priority to DE3448328A priority patent/DE3448328C2/de
Priority to DE19843422254 priority patent/DE3422254A1/de
Priority to CH2941/84A priority patent/CH665524A5/de
Priority to AT0200084A priority patent/AT400275B/de
Priority to IT21485/84A priority patent/IT1174033B/it
Priority to FR848409658A priority patent/FR2547972B1/fr
Publication of NL8401507A publication Critical patent/NL8401507A/nl
Priority to FR898905332A priority patent/FR2628929B1/fr
Publication of NL192558B publication Critical patent/NL192558B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192558C publication Critical patent/NL192558C/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/16Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with special additional arrangements
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/02Combined machines with two or more soil-working tools of different kind
    • A01B49/022Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven
    • A01B49/025Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven about a substantially vertical axis

Description

. *Ss * t C. van der Lely N.V., Maasland "Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed"
De uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed, voorzien van een aantal bewerkingsorganen die in een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uit-5 strekkende rij in een gesteldeel zijn gelegerd en óm althans nagenoeg verticale assen motorisch aandrijfbaar zijn, terwijl achter de rij bewerkingsorganen een rol is gelegen die £ in meerdere standen ten opzichte'van het gesteldeel brengbaar en vastzetbaar is en tussen de rol en de bewerkingsorganen 10 een zich tijdens het bedrijf nabij de grond bevindend langwerpig opvangorgaan is aangebracht dat zich in de nabijheid van de banen beschreven door de bewerkingsorganen en over althans nagenoeg de gehele werkbreedte van de machine uitstrekt.
15 Bij grondbewerkingsmachines van deze soort wordt tijdens het bedrijf door de‘-bewerkingsorganen naar achteren verplaatste aarde door het opvangorgaan onder een eventuele verdere verkruimeling in zijwaartse richting verdeeld zodat een praktisch homogeen verkruimelde laag aarde met 20 een bepaalde dikte aan de rol kan worden toegevoerd.
C Gebleken is nu dat bij de toevoer van relatief veel aarde het opvangorgaan de neiging heeft zich naar onderen te verplaatsen hetgeen niet alleen de struktuur van het zaaibed ongunstig kan beïnvloeden doch bovendien het 25 benodigd vermogen op ongewenste wijze kan doen toenemen.
De uitvinding beoogt nu een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort te verschaffen waarbij met behoud van de effectieve werking van het langwerpig opvangorgaan het bovenvermelde probleem is opgelost.
30 Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat het langwerpig opvangorgaan tijdens het bedrijf verzwenkbaar is om ten minste één as die zich bevindt vóór een vlak door de draaiingsassen van de bewerkingsorganen. Met behulp van deze constructie kan indien dit noodzakelijk is het 8401507 , i * - 2 - tl langwerpig opvangorgaan naar boven uitwijken waarbij door de specifieke ligging van de as kan worden voorkomen dat de stand van het opvangorgaan zich zodanig wijzigt dat dit van nadelige invloed is op de verkruimelende en verde-5 lende werking van het orgaan.
Een verder facet van de uitvinding beoogt een tijdens het bedrijf in hoogterichting verzwenkbaar langwerpig opvangorgaan te verschaffen waarbij voor dit orgaan ten minste één gewichtontlastingsmiddel aanwezig is. Hier-10 door kan een soepel omhoog bewegen van het langwerpig opvangorgaan worden verkregen waardoor een uniforme werking van dit orgaan ook onder ongunstige omstandigheden is ge-garandeerd..
Een volgend facet van de uitvinding betreft de 15 ondersteuning van het langwerpig opvangorgaan door middel van een scharnierende veelhoek waarbij men de stand van ten minste één van de scharnierassen van de veelhoek kan wijzigen. Hierdoor kan men de veelHoek een zodanige vorm geven dat het uitwijken van het opvangorgaan gemakkelijker 20 of minder gemakkelijk mogelijk wordt.
Een ander facet van de constructie volgens de uitvinding betreft tenslotte de aanwezigheid van middelen met behulp waarvan de grootte van het werkzaam deel van het langwerpige opvangorgaan kan worden gewijzigd. Hier-y 25 door is men in staat, indien noodzakelijk, het werkzaam deel van het langwerpig opvangorgaan te vergroten resp. te verkleinen.
Aan de hand van een aantal in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden zal de uitvinding hieronder 30 nader uiteen worden gezet.
Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewer-kingsmachine in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed weer, welke machine is voorzien van een constructie volgens de uitvinding.
35 Figuur 2 geeft op vergrote schaal een aanzicht weer volgens de lijn II - II in fig. 1.
Figuur 3 geeft een aanzicht weer volgens fig. 2 met een tweede voorbeeld van een ondersteuning voor het 8401507 i Ir - 3 - langwerpig opvangorgaan en van een uitvoering van dit orgaan.
Figuur 4 geeft een aanzicht weer volgens fig.
2 met een derde voorbeeld van een ondersteuning voor het langwerpig opvangorgaan en van een uitvoering van dit orgaan.
5 Figuur 5 geeft een aanzicht weer volgens figuur 2 van een vierde uitvoeringsvoorbeeld van een ondersteuning voor het langwerpig opvangorgaan en van een uitvoering van dit orgaan.
Figuur 6 geeft een vijfde uitvoeringsvoorbeeld 10 weer van een langewerpig opvangorgaan volgens de uitvinding.
Figuur 7 geeft een zesde uitvoeringsvoorbeeld weer van een langwerpig opvangorgaan volgens de uitvinding waarbij de grootte van het werkzaam deel van dit opvangorgaan kan worden gewijzigd.
15 Figuur 8 geeft in bovenaanzicht een gedeelte v/eer van een zevende uitvoeringsvoorbeeld van een langwerpig opvangorgaan volgens de uitvinding, welke orgaan zodanig is uitgevoerd dat de grootte van het werkzaam deel van het opvangorgaan kan worden gewijzigd.
20 Figuur 9 geeft een aanzicht weer volgens de lijn IX - IX in figuur 8.
Figuur 10 geeft een gedeelte weer van een achtste uitvoeringsvoorbeeld van een langwerpig opvangorgaan volgens de uitvinding waarbij eveneens middelen voor het 25 wijzigen van de grootte van het werkzaam deel van het op-J vangorgaan aanwezig zijn.
Figuur 11 geeft een aanzicht weer volgens de pijl XI in figuur 10.
30 De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine in het bijzonder een machine voor het bereiden van een zaaibed.
De machine omvat een zich in de voortbewegings-richting A uitstrekkend kokervormig gesteldeel 1, waarin 35 op onderling gelijke afstand van bijvoorkeur 25 cm zich in opwaartse, bij voorkeur vertikale richting, uitstrekkende assen 2 zijn gelegerd, die deel uitmaken van bewerkingsorga-nen 3. Elk van de bewerkingsorganen 3 omvat een althans nagenoeg horizontale drager 4, die op een onder uit het 8401507 if * - 4 - gesteldeel 1 stekend einde van een as 2 is aangebracht en aan de einden is voorzien van zich naar beneden uitstrekkende bewerkingselementen 5 in de vorm van tanden. De zijden van het kokervormig gesteldeel 1 zijn afgesloten door 5 zich in opwaartse richting en in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende platen 6. De platen 6 reiken aan de achterzijde tot voorbij het gesteldeel 1 en strekken zich aan de bovenzijde tot boven het gesteldeel 1 uit over een afstand die ten minste de hoogte van het gesteldeel en bij 10 voorkeur twee maal deze hoogte bedraagt. Nabij de voorzijde is elk van de platen 6 op enige afstand boven het gesteldeel 1 voorzien van een tap 7. Om de tap 7 is aan de binnenzijde ~y een zich langs de plaat naar achteren uitstrekkende arm 8 verzwenkbaar aangebracht. Elk van de armen 8 is juist 15 achter het gesteldeel 1 naar beneden afgebogen en vervolgens naar achteren omgezet waarbij het zich naar achteren uitstrekkende deel is voorzien van een steunplaat 9 die zich schuin naar achteren en naar beneden uitstrekt. Tussen de respectieve.steunplaten 9 is nabij de onderzijde vrij 20 draaibaar een rol 10 aangebracht, welke rol zich dwars op de voortbewegingsrichting A van de'machine uitstrekt en een draaiingsas heeft, die zich althans nagenoeg evenwijdig uit strekt aan een verticaal vlak A-A door de draaiingsassen van de bewerkingsorganen 3. De rol 10 is aan de omtrek 25 voorzien van zich in zijn langsrichting uitstrekkende langs-J elementen 11, die zijn gevormd door pijpen. Nabij de achter zijde is elk van de armen 8 verbonden met een schroefspindel 12 die aan de achterzijde van het kokervormig gesteldeel is ondersteund en met behulp waarvan de stand van de rol 00 io instelbaar is. Op deze wijze kan de rol 10 tevens dienst doen voor het instellen van de werkdiepte van de bewerkingsorganen 3. Aan de voorzijde van het kokervormig gesteldeel 1 is ter hoogte van de dragers 4 van de bewerkingsorganen 3 een afscherming 13 aanwezig die zich over althans nage-35 noeg de gehele lengte van het gesteldeel uitstrekt. De afscherming 13 heeft de vorm van een balk.die bij dit uit-voeringsvoorbeeld een hoekijzer is. Tijdens het bedrijf is de afscherming 13 om een nabij de voorzijde van het gesteldeel 1 gelegen as tegen veerwerking in naar voren 8401507 « i \ - 5 - verzwenkbaar. Aan de einden van het gesteldeel zijn door middel van armen 14 platen 15 aangebracht, die elk om een zich althans nagenoeg in de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekkende as verzwenkbaar zijn en tijdens 5 het bedrijf met de buitenste bewerkingsorganen 3 kunnen samenwerken waarbij zij een stand innemen zoals in fig.
1 is weergegeven. Op enige afstand van elk van de einden van het kokervormig gesteldeel 1 is althans nagenoeg ter hoogte van de draaiingsas van het van een einde van de 10 rij bewerkingsorganen af gerekend derde bewerkingsorgaan 3 op de bovenzijde van het gesteldeel 1 een trapeziumvormige plaat 16 bevestigd. De plaat 16, die zich in opwaartse ^ richting en althans nagenoeg in de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekt is op enige afstand vóór het 15 verticaal vlak A - A door de draaiingsassen van de bewerkingsorganen 3, welke afstand + een derde van de halve breedte van het gesteldeel 1 bedraagt, voorzien van twee op afstand recht boven elkaar gelegén pennen 17. De pennen 17 zijn althans nagenoeg horizontaal gelegen en strekken 20 zich dwars op de voortbewegingsrichting A van de machine uit. Om elk van de pennen 17 zijn aan weerszijden van de plaat gelegen armen 18 resp. 19 verzwenkbaar, welke armen zich langs de platen naar achteren uitstrekken en reiken tot voorbij de achterzijde van het gesteldeel 1. De achter-^ 25 einden van de armen 18 en 19 zijn door middel van pennen 20, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan de pennen 17 uitstrekken, verzwenkbaar verbonden met een naar beneden gericht althans nagenoeg verticaal deel 21 van een draagarm 22 voor een plaatvormig opvangorgaan 23, dat zich over 30 althans nagenoeg de gehele werkbreedte van de machine uitstrekt en achter de rij bewerkingsorganen 3 is gelegen. De langs-hartlijn van het opvangorgaan 23 strekt zich althans nagenoeg evenwijdig aan het verticaal vlak A - A door de draaiings-assen van de bewerkingsorganen 3 uit. De langshartlijnen 35 van de respectieve pennen 17 en 20 vormen de scharnierpunten van een scharnierende veelhoek 24 die in fig. 2 de vorm heeft van een parallellogram. De stand van de armen 18 en 19 is hierbij althans nagenoeg horizontaal. De stand 8401507 ' f > - 6 - van de armen 18 en 19 en daarmede de stand van het opvang-orgaan 23 ten opzichte van de faewerkingsorganen 3 kan hierbij worden ingesteld met behulp van een aanslag 25 die wordt gevormd door een pen. De aanslag 25 kan in een van 5 een aantal boven elkaar gelegen gaten 26 worden gebracht, welke gaten in de plaat 16 zijn aangebracht. Op de bovenzijde van elke plaat 16 is aan de achterzijde een zich naar boven uitstrekkende steun 27 bevestigd. De steun 27 is boven het midden voorzien van een zich naar boven uit-10 strekkende rij gaten 28. In een van de gaten 28 is het einde gehaakt van een schroefveer 29, die met zijn andere einde is gehaakt in één van een aantal gaten 30. De gaten 'y 30 zijn in één van de bovenste armen 18 aangebracht en bevinden zich in een rij die boven het midden van de be-15 treffende arm althans nagenoeg evenwijdig aan de langshart-lijn van de arm is gelegen. De schroefveer 29 vormt een gewichtontlastingsmiddel waarvan men de aangrijpingspunten door middel van de gaten 28 en 30 kan wijzigen en daarmede het effect van zijn werking.
20 Het opvangorgaan 23 is aangebracht aan het einde van een zich schuin naar voren en naar beneden uitstrekkend deel 31 van de arm 22. Het deel 31 gaat ter hoogte van de onderzijde van het gesteldeel 1 in het zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekkend deel 21 van 25 de arm 22 over. Het opvangorgaan 23 bestaat uit twee delen die althans nagenoeg dezelfde breedte hebben (fig. 2).
Het bovenste deel 32 is tijdens het bedrijf in hoofdzaak verticaal gelegen, terwijl het onderste deel 33 schuin naar beneden en naar achteren verloopt. Beide delen hebben 30 - zoals uit fig. 2 blijkt - een recht verloopt. De arm 22 is aan de achterzijde van het bovenste deel 32 bevestigd. De bovenste pen 20 waarmede de bovenste armen 18 van de scharnierende veelhoek 24 met het bovendeel 21 van de arm 22 zijn verbonden, kan in een aantal boven elkaar gelegen 35 gaten 34 in de arm worden gebracht en tevens in een tweede gat 35 in de armen 18. In fig. 2 is de betreffende pen 20 in het middelste van drie boven elkaar gelegen gaten 34 aangebracht en in het achterste gat 35 in de armen 18.
8401507 < % - 7 -
Indien de pen 20 in het meer naar voren gelegen gat 35 in de armen 18 wordt aangebracht, wordt een scharnierende veelhoek 24 verkregen die kortere bovenarmen 18 heeft en niet langer een parallellogram vormt. Op deze wijze kan 5 worden bereikt dat het opvangorgaan 23 tijdens het bedrijf sneller kan uitwijken, hetgeen - indien bijvoorbeeld harde voorwerpen aanwezig zijn - schade kan voorkomen. Ook wordt hierdoor bij een bepaalde hoogte van het opvangorgaan de stand van het opvangorgaan ten opzichte van de van de 10 bewerkingsorganen 3 komende aarde gewijzigd, waardoor de invloed van het opvangorgaan op de verkruimeling en verdeling van de opgevangen aarde anders wordt. Variaties van ^ een scharnierende veelhoek 24, die geen parallellogram vormt, kunnen verder worden verkregen door de pen 20 in 15 één van de andere gaten 34 in de arm 22 te brengen.
Binnen het kokervormig gesteldeel 1 is op de assen 2 van elk bewerkingsorgaan 3 een tandwiel 36 met rechte vertanding aangebracht, een ën ander zodanig, dat twee naast elkaar gelegen tandwielen 36 met elkaar in aandrij-20 vende verbinding zijn. Nabij het midden van de rij bewerkingsorganen 3 is de as van een bewerkingsorgaan naar boven verlengd, welke verlenging reikt tot in een tandwielkast 37. In de tandwielkast 37 staat de verlenging via een conische tandwieloverbrenging in aandrijvende verbinding ) 85 met een zich in de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekkende as, die via een aan de achterzijde van de tandwielkast aanwezige toerenvariator 38 in aandrijvende verbinding staat met een daar boven gelegen, zich eveneens in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 39, die 30 aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt. Het uit de tandwielkast 37 stekende einde van de as 39 kan door middel van een tussenas 40 met de aftakas van een trekker worden gekoppeld. Nabij het midden is het kokervormig gesteldeel 1 aan de voorzijde voorzien van een bok 35 41, die aankoppelpunten omvat voor aankoppeling aan de driepuntshefinrichting van een trekker.
Tijdens het bedrijf is de machine door middel van de bok 41 met de driepuntshefinrichting van de trekker verbonden en kunnen de bewerkingsorganen 3 vanaf de aftakas 8401507 ( i % - 8 - van de trekker via de in het voorgaande beschreven overbrenging worden aangedreven in richtingen die met pijlen in fig. 1 nader zijn weergegeven. Hierbij bewerken tijdens de voortbeweging van de machine, in een richting volgens 5 de pijl A, de bewerkingsorganen 3 tenminste aan elkaar grenzende stroken grond. Alvorens met het werk te beginnen kan men - zoals reeds vermeld - door middel van de rol 10 de werkdiepte van de bewerkingsorganen 3 instellen.
Hierna kan men de gewenste hoogte van het opvangorgaan 10 23 instellen met behulp van de aanslag 25. In plaats van de getekende verstelmogelijkheid voor de aanslag 25, kan ook een traploze verstelling aanwezig zijn, hetgeen een * grotere nauwkeurigheid mogelijk maakt. Het opvangorgaan 23 wordt zodanig ingesteld, dat de onderzijde zich boven 15 de onderzijde van de rol 10 bevindt. De door de respectieve bewerkingsorganen 3 tijdens het bedrijf aangegrepen aarde wordt in afhankelijkheid van de rotatierichting van de bewerkingsorganen om en om tussen twee bewerkingsorganen naar voren resp. naar achteren verplaatst. Het oorspronke-20 lijk verband van de aarde wordt bij het naar voren bewegen van de bewerkingselementen van de bewerkingsorganen verbroken, waarna vervolgens door de bewerkingselementen tijdens de naar achteren gaande beweging de aarde verder wordt verkruimeld, waarbij zij waaiervormig naar achteren wordt ver-^ 25 plaatst. Hierbij worden de grove delen verder weg geworpen dan de kleinere, zodat de grovere delen in hoofdzaak met het althans nagenoeg verticale deel 32 van het nabij de bewerkingsorganen gelegen opvangorgaan in aanraking komen (fig. 2) waarbij zij verder verkruimelen en de verkruimelde 30 aarde langs het opvangorgaan wordt verdeeld, een en ander zodanig dat een homogeen verkruimelde laag aarde wordt gevormd die geleidelijk via de onderzijde van het schuin naar achteren en naar beneden verlopende deel 33 van het opvangorgaan aan de rol 10 wordt toegevoerd. Met behulp .35 van de langselementen 11 van de rol 10 kan eventueel een nog verdere verkruimeling en tevens een plaatselijke verdichting van de laag aarde worden verkregen, waardoor deze meer erosie-resistent wordt.
8401507 - 9 - *?· *
Door middel van de rol 10 wordt tevens bereikt dat de stand van het opvangorgaan 23 zoveel mogelijk wordt gehandhaafd, waardoor de dikte van de aan de rol toegevoerde laag praktisch constant blijft. Zoals reeds vermeld kan 5 tijdens het bedrijf het opvangorgaan 23 door het aanwezig zijn van het gewichtsontlastingsmiddel in de vorm van de schroefveer 29 en de aanwezigheid van de scharnierende veelhoek 24 uitwijken, waarbij de wijze waarop dit uitwijken plaats vindt kan worden beïnvloed met behulp van de gaten 10 34 en 35. Zo kan men - zoals reeds vermeld - een sneller uitwijken van het opvangorgaan initiëren door het voorste gat 35 in de armen 18 te gebruiken, waarbij men dan met 'y behulp van de gaten 34 een verdere variatie kan verkrijgen.
De door middel van de scharnierende veelhoek 24 en het 15 gewichtsontlastingsmiddel verkregen uitwijkmogelijkheid van het opvangorgaan draagt aanzienlijk bij tot een gelijkmatige afvoer van de door het opvangorgaan opgevangen en verder bewerkte, van de bewerkingsorganen komende aarde, zodat een maximaal effect van dit opvangorgaan kan worden 20 verkregen.
Alhoewel niet weergegeven, kan het opvangorgaan 23 ook zijn opgebouwd uit op afstand van elkaar gelegen of aan elkaar grenzende platen.
In figuur 3 is een uitvoeringsvoorbeeld weergege-•v 25 ven van een constructie volgens de uitvinding, waarbij met het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld overeenstemmende onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangegeven.
Bij dit uitvoeringsvoorbeeld zijn de trapeziumvormige platen 15 vervangen door platen 42, die zich aan de voorzijde 30 hoger uitstrekken dan aan de achterzijde; dit in verband met het feit dat de bovenste armen 18 van de scharnierende veelhoek zijn vervangen door een enkele arm 43, die wordt gevormd door een stang 44, die tegen veerwerking in beweegbaar is in een cylinder 45. Het vrije einde van de stang 35 44 en de cylinder 45 zijn voorzien van een vork 46 resp.
47 die door middel van de pen 20 resp. 17 op dezelfde wijze als bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld met de arm 22, respectievelijk de plaat 42 verzwenkbaar zijn verbonden.
8401507 1 tf > - 10 -
In de in fig. 3 weergegeven stand vormt de scharnierende veelhoek 48 een parallellogram waarbij de armen 19 en 43 althans nagenoeg horizontaal zijn gelegen. De bovenzijde van de cylinder 45 is voorzien van twee op afstand van 5 elkaar gelegen lippen 49 waartussen een einde is aangebracht van een gasveer 50 die met het andere einde aan de bovenzijde van de plaat 42 tussen twee lippen 51 scharnierend is aangebracht en een gewichtontlastingsmiddel vormt. Alhoewel niet weergegeven kan evenals voor de schroefveer 10 29 een analoge verstelmogelijkheid voor de gasveer 50 aan wezig zijn.
Het opvangorgaan 52 heeft bij dit uitvoeringsvoor-^ beeld eveneens een zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekkend bovendeel 32 dat met de armen 22 is verbonden.
15 Het onderste deel 53 is bij dit uitvoeringsvoorbeeld aan de onderzijde boogvormig over 180° afgebogen, waardoor het vrije einde zich tijdens het bedrijf op enige afstand boven de grond bevindt. Aan de zijden is het onderste deel 53 voorzien van zich in de voortbew'egingsrichting A uitstrek-20 kende platen 54. Elk van de platen 54 heeft een voorzijde die van boven naar beneden schuin naar voren verloopt en een achterzijde die van boven naar beneden schuin naar achteren verloopt. Hierbij is het schuin naar beneden gerichte verloop aan de achterzijde groter dan aan de voorzijde.
\ 25 De overgang van de opstaande zijden in de onderzijde van de platen 54 is, zoals uit fig. 3 blijkt, afgerond. Bij toepassing van de constructie volgens fig. 3 kan het opvangorgaan 52 op dezelfde wijze als bij het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld de grovere, door 30 de bewerkingsorganen naar achteren verplaatste aarddelen opvangen en verder verwerken. Hierbij heeft het naar boven omgezette ondereinde van het opvangorgaan een groter aan-rakingsvlak met de af te voeren aarde, waardoor de dichtheid van de naar de rol te voeren laag aarde geringer kan 35 zijn. De aanwezigheid van de aan de einden van het opvangorgaan 52 aangebrachte platen 54 voorkomt dat bij het verwerken van grote hoeveelheden aarde de aarde niet buiten de einden van het opvangorgaan komt, hetgeen onregelmatig- 84 0 1 5 0 7 *' % - 11 - heden in het gewenste zaaibed kan veroorzaken. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld kan, indien de druk op het opvangorgaan 52 een bepaalde waarde overschrijdt, de stang 44 die deel uitmaakt van de bovenste arm 43 tegen veerwerking in in 5 de cylinder 45 worden gedrukt, waardoor de scharnierende veelhoek 48 zich wijzigt en het opvangorgaan afhankelijk van de mate van indrukking sneller kan uitwijken. Dit uitwijken kan tevens nog worden beïnvloed door middel van het tweede gat 35, waarin op de wijze zoals beschreven 10 in het voorgaande, de pen 20 kan worden gebracht teneinde de veelhoek een van een parallelogram afwijkende uitgangs-stand te geven. Door toepassing van de gasveer 50 wordt een ^ effectief weinig onderhoud vragend gewichtontlastingsmiddel voor het opvangorgaan verkregen.
15 Bij het in fig. 4 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn eveneens met het eerste uitvoeringsvoorbeeld overeenkomende onderdelen met dezelfde, verwijzingscijfers aangegeven. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld z'ijn de armen 18 en 19 van de scharnierende veelhoek 24 zodanig gelegen dat zij 20 tijdens het bedrijf steeds schuin naar beneden en naar achteren zijn gericht. Op deze wijze kan men een parallello-gramstand verkrijgen waarbij het opvangorgaan sneller kan uitwijken dan bij een parallellogramstand waarbij de armen zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekken.
25 Bovendien kan men doordat de gaten 34 en 35 in resp. de drager en de armen 18 aanwezig zijn, een van de parallellogramstand afwijkende veelhoek creëren waardoor men de in het voorgaande beschreven effecten kan bereiken. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld omvat het opvangorgaan 55 een drager 30 56, die zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt en althans nagenoeg evenwijdig is gelegen aan het verticale vlak A - A door de draaiingsassen van de bewerkingsorganen 3. Aan de drager 56 is door middel van steunen 57 een zich schuin naar'beneden en naar achteren uitstrekkende plaat 35 58 bevestigd. De onderzijde van de plaat 58 is voorzien van een uit flexibel, bij voorkeur elastisch materiaal vervaardigcfe flap 59, die aan de onderzijde enigszins is verdikt. Het aldus uitgevoerde opvangorgaan 55 is bij 8401507 * V -1* - 12 - uitstek geschikt om te worden gebruikt op velden waar veel stenen en andere harde voorwerpen in de grond voorkomen.
Door middel van de stand van de plaat 58 en de aanwezigheid van de rubber flap 59 kan worden voorkomen dat beschadi-5 gingen van de bewerkingsorganen resp. het opvangorgaan optreden. Tevens is dit opvangorgaan minder gevoelig voor het aanhechten van aarde.
Bij het in fig. 5 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn op de bovenzijde van het kokervormig gesteldeel 1 10 relatief lage trapeziumvormige platen 60 aangebracht.
Aan weerszijden van de platen 60 zijn door middel van een pen 61, die zich op dezelfde plaats bevindt ten opzichte ~y van het vlak A - A als de pennen 17 in de voorgaande uitvoe ringsvoorbeelden, zich langs de platen naar achteren uit-15 strekkende armen 62 vrij verzwenkbaar aangebracht. De armen 62 reiken tot voorbij de achterzijde van het gesteldeel 1 over een afstand die althans nagenoeg gelijk is aan de afstand waarover de armen bij de vóórgaande uitvoeringsvoor-beelden zich uitstrekken. Aan de armen 62 zijn de armen 20 22 bevestigd voor een opvangorgaan 63. Voor de armen 62 is een gewichtontlastingsmiddel aanwezig, dat wordt gevormd door een schroefveer 29, die op dezelfde wijze is uitgevoerd en aangebracht als de schroefveer bij de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden. Voor de armen 62 is tevens een 25 aanslag aanwezig, die wordt gevormd door de pen 25, die op dezelfde wijze kan worden versteld als bij de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden. Het opvangorgaan 63 bij dit uitvoeringsvoorbeeld komt praktisch overeen met het opvangorgaan bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld, echter is het onderste 30 deel 33 aan de voorzijde voorzien van elastisch materiaal 64, bijvoorbeeld rubber. Door middel van het elastisch materiaal 64 kunnen beschadigingen door harde voorwerpen zoals stenen, worden voorkomen, terwijl bovendien een eventueel aanhangen van aarde aan het onderste deel van het opvangorgaan op 35 effectieve wijze kan worden bestreden.
In fig. 6 is een opvangorgaan 65 weergegeven dat bij de in het voorgaande beschreven constructies kan worden toegepast. Het opvangorgaan omvat een balk 66, die 8401507 r* « - 13 - * zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekt en wordt gevormd door een pijp. Onder de balk 56 is door middel van kettingschalmen 67 een tweede balk 56 aangebracht. Onder de tweede balk 66 is door middel 5 van kettingschalmen 67 een door een hoekijzer gevormde balk 68 gelegen. Het geheel vormt een flexibel opvangorgaan dat door zijn grote beweeglijkheid onder bepaalde omstandigheden een effectieve verkruimeling en verdeling van de opgevangen aarde teweeg kan brengen. De opgevangen en ver-10 werkte aarde wordt bij dit opvangorgaan in hoofdzaak over de bovenzijde van de onderste balk 68 aan de rol 10 toegevoerd.
^ Het in fig. 7 weergegeven opvangorgaan 69 kan eveneens bij elk van de aan de hand van de fig. 1-5 beschreven ondersteuningen voor esn opvangorgaan toepassing 15 vinden. Bij het opvangorgaan 69 is een balk 70 aanwezig, die zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt en althans nagenoeg horizontaal is^gelegen. De balk 70 in de vorm van een pijp is aan de respectieve dragers 22 bevestigd en is voorzien van op althans nagenoeg gelijke 20 afstand van elkaar aangebrachte, zich naar beneden uitstrekkende tanden 71. De tanden 71 zijn uit star materiaal vervaardigd; echter kunnen de tanden ook uit elastisch materiaal zijn vervaardigd of elastisch zijn aangebracht. Om en om kunnen bij dit uitvoeringsvoorbeeld tanden naar boven worden } 25 verplaatst en door middel van een klembout 71A worden vast gezet, waardoor aan het opvangorgaan naar wens een groter of kleiner werkzaam deel kan worden gegeven en aldus een intensievere of minder intensieve verkruimeling en verdeling van de opgevangen aarde kan worden bereikt.
30 Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig.
8 en 9 heeft men het werkzaam deel en daarmede het verkruimelend en verdelend vermogen van het weergegeven opvangorgaan 72 regelbaar gemaakt door middel van een constructie waarbij twee balken 73 en 74, die elk eveneens door een 35 pijp worden gevormd„op enige afstand achter elkaar zijn aangebracht. Elk van de balken 73 en 74'is voorzien van naar beneden gerichte, starre tanden 75. Ook hier kunnen in plaats van starre tanden, uit verend materiaal vervaar- 8401507 t w 'v - 14 - ƒ· digde tanden of elastisch opgestelde starre tanden worden toegepast. De voorste balk 73 is met de respectieve dragers 22 verbonden. De balken 73 en 74 zijn door middel van verzwenk-bare strippen 76, die aan de onderzijde en bovenzijde zijn 5 aangebracht, verplaatsbaar ten opzichte van elkaar aangebracht (fig. 8). De bovenste strip 76 is door middel van een pen 77, die door een gat in de strip en een aantal gaten 78 in een strip 79 aan de achterzijde van de voorste balk 73 kan worden gestoken in meerdere standen 10 ten opzichte van de voorste balk 73 vastzetbaar. Met de verstelling van de strippen 76 wijzigt zich ook de stand van de balk 74 ten opzichte van de balk 73 en kunnen de ~y tanden 75 van de achterste balk 74 uit een bepaalde positie bijvoorbeeld midden tussen de tanden van de voorste balk 15 in een andere positie worden gebracht, waarbij zij bijvoorbeeld uit het midden zijn opgesteld, een en ander zodanig dat hierdoor het werkzaam deel en daarmede de verkruimelende en verdelende werking van het opvangorgaan 72 worden gewijzigd. Het werkzaam deel van een opvangorgaan kan ook worden 20 gewijzigd als in de figuren 10 en 11 is weergegeven voor het opvangorgaan 78. Hierbij zijn twee elk door een pijp gevormde balken 79 en 80 boven elkaar aangebracht en zijn de tanden 75 van de bovenste balk gevoerd door openingen die zich midden tussen de tanden 75 van de onderste balk 25 80 bevinden. De onderste balk 80 is met de resp. armen 22 verbonden, terwijl de bovenste balk 79 aan elk van de einden is voorzien van een tap 81, die is gevoerd door een sleuf 82 in een opwaartse strip 83 aan de respectieve einden van de balk 80. Elk van de tappen 81 is voorzien 30 van schroefdraad waarop een vleugelmoer 84 is gedraaid.
Door middel van een verstelling van de tappen 81 in de sleuven 82 kan de bovenste balk 79 meer of minder naar boven worden verplaatst waardoor de openingen tussen de tanden 75 van de onderste balk 80 groter of kleiner worden en 35 aldus het werkzaam deel en daarmee samenhangend de verkruimelende en verdelende werking van het opvangorgaan kunnen worden bepaald. Ook hier kan men tanden uit verend materiaal toepassen of verend aangebrachte tanden en kunnen de tanden 84 0 1 5 0 7 - 15 - evenals bij de uitvoeringsvoorbeelden volgens de fig. 7-9, zich in plaats van recht naar beneden, schuin naar beneden en naar achteren uitstrekken.
Bij de in de figuren 2 en 4 weergegeven constructie 5 kan de onderste pen 17 in een sleuf in de plaat 16 zijn gelegen en kan een trekveer zijn aangebracht ter hoogte van de arm 19 tussen de draagarm 22 en een verzwenkbare drager voor de afscherming 13. Op deze wijze kan de effectiviteit van het opvangorgaan 23 resp. 55 worden vergroot. Teneinde een 10 verstelling van de scharnierende veelhoek 24 te vergemakkelijken, kan de arm 19 over een deel naar achteren zijn verlengd, zodat een handvat is gevormd.
De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet ^ beschreven.
Conclusies 8401507

Claims (27)

1. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed, voorzien van een aantal bewerkingsorganen, die in een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende 5 rij in een gesteldeel zijn gelegerd en om althans nagenoeg verticale assen motorisch aandrijfbaar zijn, terwijl achter de rij bewerkingsorganen een rol is gelegen, die in meerdere standen ten opzichte van het gesteldeel brengbaar en vast--y zetbaar is en tussen de rol en de bewerkingsorganen een 10 zich tijdens het bedrijf nabij de grond bevindend langwerpig opvangorgaan is aangebracht, dat zich in de nabijheid van de banen beschreven door de bewerkingsorganen en over althans nagenoeg de gehele werkbreedte van de machine uitstrekt, met het kenmerk, dat het langwerpig opvangorgaan 15 tijdens het bedrijf verzwenkbaar is om ten minste één as die zich bevindt vóór een vlak door de draaiingsassen van de bewerkingsorganen.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclu sie 1, met het kenmerk, dat voor het langwerpig opvangorgaan 20 ten minste één gewichtontlastingsmiddel aanwezig is. 3
3. Grondbewerkingsmachine volgens con clusie 2, met het kenmerk, dat het ontlastingsmiddel wordt gevormd door een veer, die tussen een draagarm voor het langwerpig opvangorgaan en het gesteldeel is aangebracht.
4. Grondbewerkingsmachine volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het langwerpig opvangorgaan in twee op afstand van elkaar gelegen punten door middel van - een scharnierende veelhoek - 8401507 «· -**· * * * ' - 17 - een scharnierende veelhoek, waarvan de scharnierassen zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekken, met het gesteldeel is verbonden.
5. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 5 conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het langwerpig opvangorgaan door middel van twee op afstand van elkaar gelegen armen, die tot over althans een deel van het gesteldeel reiken scharnierend met het gesteldeel is verbonden.
6. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de stand van ten minste één van.de scharnierassen van de scharnierende veelhoek wijzigbaar is.
7. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie.6, met het kenmerk, dat de scharnierende veelhoek vier scharnierassen 15 omvat en de stand van ten minste één van de bovenste scharnierassen kan worden gewijzigd.
8. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de scharnierende veelhoek twee boven elkaar gelegen armen omvat, die zich in de voortbewegingsrich-20 ting van de machine uitstrekken en scharnierend met het gesteldeel resp. een draagarm voor het langwerpig opvangorgaan zijn verbonden en middelen aanwezig zijn met behulp waarvan de werkzame lengte van de bovenste arm kan worden gewijzigd.
9. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de scharnierende verbinding tussen de bovenste arm en het gesteldeel resp. de draagarm in de langs-richting van de arm verplaatsbaar is.
10. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 9, met het 30 kenmerk, dat de scharnierende verbinding tegen veerwerking verplaatsbaar is.
11. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 8-10, met het kenmerk, dat de scharnierende verbinding tussen de bovenste arm van de scharnierende veelhoek en de 35 draagarm voor het langwerpig opvangorgaan in de langs-richting van de draagarm verplaatsbaar is.
12. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 8-11, met het kenmerk, dat de armen van de scharnierende veelhoek zich vanaf de scharnierende bevestiging van het 8401507 * - 18 - I 'J V f gesteldeel schuin naar achteren en beneden uitstrekt.
13. grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 4 - 12, met het kenmerk, dat een in hoogterichting verstelbare aanslag aanwezig is die een neerwaartse beweging 5 van het langwerpig opvangorgaan begrenst.
14 Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het langwerpig opvangorgaan plaatvormig is waarbij dit orgaan een althans nagenoeg vertikaal en schuin naar beneden en naar achteren 10 gericht deel omvat.
15. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 14, met het -v kenmerk, dat de resp. delen van het langwerpig opvangorgaan * nabij het midden van het orgaan op elkaar aansluiten.
16. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 15 conclusies, met het kenmerk, dat het langwerpig opvangorgaan althans voor een deel flexibel is uitgevoerd.
17. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de flexibele uitvoering zich aan de onderzijde van het langwerpig opvangorgaan bevindt.
18. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat het flexibele deel wordt gevormd door elastisch materiaal.
19. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 1-13, met het kenmerk, dat het langwerpig ^ 25 opvangorgaan een aantal boven elkaar aangebrachte balken omvat die flexibel met elkaar zijn verbonden.
20. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de flexibele verbinding wordt gevormd door kettingschalmen.
21. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn met behulp waarvan de grootte van het werkzaam deel van het langwerpig opvangorgaan kan worden gewijzigd.
22. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 35 conclusies 1-13, met het kenmerk, dat het langwerpig opvangorgaan ten minste één van tanden voorziene drager omvat waarbij de tanden om en om in een onwerkzame stand breng-baar zijn. 8401507 t * % - 19 -
23. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 1 -13, met het kenmerk, dat het langwerpig opvangorgaan twee ten opzichte van de voortbewegingsrichting van de machine achter elkaar aangebrachte van tanden voorziene 5 dragers omvat, een en ander zodanig, dat de tanden aan de respectieve dragers versprongen ten opzichte van elkaar zijn gelegen.
24. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de dragers in de langsrichting ten opzichte 10 van elkaar verplaatsbaar zijn.
25. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de dragers in hoogterichting ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn.
26. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 15 22 - 25, met het kenmerk, dat de tanden uit elastisch materiaal zijn vervaardigd.
27. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren. * · “ » * 8401507
NL8401507A 1983-06-20 1984-05-10 Grondbewerkingsmachine. NL192558C (nl)

Priority Applications (9)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8401507A NL192558C (nl) 1983-06-20 1984-05-10 Grondbewerkingsmachine.
GB08415187A GB2141611B (en) 1983-06-20 1984-06-14 Soil cultivating implements
DE19843422254 DE3422254A1 (de) 1983-06-20 1984-06-15 Bodenbearbeitungsmaschine, insbesondere kreiselegge zur saatbettbereitung
DE3448328A DE3448328C2 (de) 1983-06-20 1984-06-15 Bodenbearbeitungsmaschine
CH2941/84A CH665524A5 (de) 1983-06-20 1984-06-18 Kreiselegge zur saatbettbereitung.
AT0200084A AT400275B (de) 1983-06-20 1984-06-19 Bodenbearbeitungsmaschine, insbesondere kreiselegge zur saatbettbereitung
IT21485/84A IT1174033B (it) 1983-06-20 1984-06-19 Attrezzi per la coltivazione del terreno dotati di organo di intercettazione della terra snodato e regolabile
FR848409658A FR2547972B1 (fr) 1983-06-20 1984-06-20 Machine pour travailler le sol, notamment pour la preparation d'un semis
FR898905332A FR2628929B1 (fr) 1983-06-20 1989-04-21 Machine pour travailler le sol, notamment pour la preparation d'un semis

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8302187 1983-06-20
NL8302187 1983-06-20
NL8401507 1984-05-10
NL8401507A NL192558C (nl) 1983-06-20 1984-05-10 Grondbewerkingsmachine.

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8401507A true NL8401507A (nl) 1985-01-16
NL192558B NL192558B (nl) 1997-06-02
NL192558C NL192558C (nl) 1997-10-03

Family

ID=26645869

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8401507A NL192558C (nl) 1983-06-20 1984-05-10 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (7)

Country Link
AT (1) AT400275B (nl)
CH (1) CH665524A5 (nl)
DE (1) DE3422254A1 (nl)
FR (2) FR2547972B1 (nl)
GB (1) GB2141611B (nl)
IT (1) IT1174033B (nl)
NL (1) NL192558C (nl)

Families Citing this family (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8403369A (nl) * 1984-11-06 1986-06-02 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
DE3504684A1 (de) * 1985-02-12 1986-08-14 Fritz 7315 Weilheim Güttler Planiereinrichtung zur einebnung bearbeiteten landwirtschaftlichen bodens
DE3704963A1 (de) * 1987-02-17 1988-08-25 Amazonen Werke Dreyer H Kreiselegge
NL8701010A (nl) * 1987-04-29 1988-11-16 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
EP0305600B2 (en) * 1987-09-03 1996-07-03 C. van der Lely N.V. A soil cultivating machine
DE3778701D1 (de) * 1987-09-03 1992-06-04 Lely Nv C Van Der Geraet zur bodenbearbeitung.
DE8714440U1 (nl) * 1987-10-30 1988-01-07 Rabewerk Heinrich Clausing, 4515 Bad Essen, De
CZ293973B6 (cs) * 1997-05-17 2004-09-15 Lemken Gmbh & Co. Kg Zemědělské nářadí na obdělávání půdy
ES2238194B1 (es) * 2004-12-23 2006-11-16 Howard Iberica S.A. Maquina agricola.
DE202009009721U1 (de) * 2009-07-16 2010-11-25 Alois Pöttinger Maschinenfabrik Gmbh Bodenbearbeitungsgerät
FR2987221B1 (fr) * 2012-02-27 2014-12-12 Kuhn Sa Machine de travail du sol avec une planche niveleuse dont le reglage est centralise
IT201800006958A1 (it) * 2018-07-05 2020-01-05 Sistema e metodo di controllo e comando per macchine agricole
DE102021107451A1 (de) 2021-03-25 2022-09-29 Pöttinger Landtechnik Gmbh Landwirtschaftliches Bodenbearbeitungsgerät
DE202021104659U1 (de) * 2021-08-30 2021-10-08 Pöttinger Landtechnik Gmbh Landwirtschaftliche Arbeitsmaschine

Family Cites Families (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE7925367U1 (de) * 1979-09-07 1980-01-03 Rabewerk Heinrich Clausing, 4515 Bad Essen Egge mit antreibbaren Zinken
US1343159A (en) * 1919-07-12 1920-06-08 Sandstrom Barney Land-scraper or leveling-machine
GB992049A (en) * 1962-11-02 1965-05-12 Wilder Ltd John A scraper suitable for use with an agricultural tractor
NL6704508A (nl) * 1967-03-30 1968-10-01
US3556228A (en) * 1968-07-29 1971-01-19 Orlan H Mork Apparatus for leveling soil and the like
NL7409032A (nl) * 1974-07-04 1976-01-06 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
NL175251C (nl) * 1975-09-19 1990-01-16 Lely Nv C Van Der Rotorkopeg.
NL7513961A (nl) * 1975-12-01 1977-06-03 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
NL7609603A (nl) 1976-08-30 1978-03-02 Lely Nv C Van Der Combinatie van een grondbewerkingsmachine met een inrichting voor het in de grond brengen van materiaal.
US4088083A (en) * 1976-11-05 1978-05-09 C. Van Der Lely N.V. Rotary harrow and attachments
FR2416634A1 (fr) 1978-02-13 1979-09-07 Crete Guerin Dispositif de garde laterale pour appareil preparateur de sol
DK197079A (da) * 1978-05-18 1979-11-19 Patent Concern Nv Jordbearbejdsningsmaskine
DE3020397A1 (de) * 1980-05-29 1981-12-03 Maschinenfabrik Rau Gmbh, 7315 Weilheim Bodenbearbeitungsgeraet
US4368783A (en) * 1980-08-26 1983-01-18 Kent Manufacturing Co., Inc. Universal auxiliary implement mount
NL188975C (nl) * 1980-12-15 1992-12-01 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
NL8201055A (nl) * 1982-03-15 1983-10-03 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
NL192287C (nl) * 1982-12-01 1997-05-07 Lely Nv C Van Der Rotorkopeg.

Also Published As

Publication number Publication date
GB8415187D0 (en) 1984-07-18
FR2628929A1 (fr) 1989-09-29
DE3422254A1 (de) 1984-12-20
AT400275B (de) 1995-11-27
CH665524A5 (de) 1988-05-31
ATA200084A (de) 1991-08-15
FR2547972A1 (fr) 1985-01-04
IT8421485A0 (it) 1984-06-19
NL192558B (nl) 1997-06-02
IT1174033B (it) 1987-06-24
NL192558C (nl) 1997-10-03
FR2547972B1 (fr) 1989-11-17
GB2141611A (en) 1985-01-03
FR2628929B1 (fr) 1992-01-10
GB2141611B (en) 1986-11-12
DE3422254C2 (nl) 1990-02-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8401507A (nl) Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed.
DE2823625A1 (de) Bodenbearbeitungsmaschine
NL192287C (nl) Rotorkopeg.
NL8903162A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8800800A (nl) Combinatie van een trekker met ten minste een grondbewerking-zaaieenheid.
NL8403460A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0850553B1 (en) A soil supporting member
NL8701344A (nl) Grondbewerkingsinrichting voorzien van een rol.
NL8403369A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8801489A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9200243A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0305601B1 (en) A soil cultivating machine
EP0189957B1 (en) Soil cultivating machine
NL8201055A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8006603A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8006776A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602005A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602211A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0305600A1 (en) A soil cultivating machine
NL8402020A (nl) Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder geschikt voor de bereiding van een zaaibed.
NL192557C (nl) Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed.
NL8701010A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602210A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8700952A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0201135A2 (en) A soil cultivating machine

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20031201