NL8201055A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Description

i C. van der Lely ET.V., Weverskade 10, Maasland, "(Jrondbewerkingsmachine "

De uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkings-machine voorzien van een aantal rotors, die zijn voorzien van ten minste één bewerkingsorgaan en in een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende rij naast 5 elkaar in een zich dwars op de voort bewegingsrichting van de machine uitstrekkend gesteldeel zijn aangebracht,'waarbij zij om althans nagenoeg verticale assen tijdens het bedrijf motorisch aandrijfbaar zijn en het gesteldeel aan de voorzijde is voorzien van ten minste één in hoogterichting verstelbare rol.

10 Bij een machine van deze soort strekt de rol aan de voorzijde zich over de gehele werkbreedte van de machine uit, waardoor men er minder goed in slaagt de tussen en eventueel aan weerszijden van het trekkerspoor gelegen stroken grond, die door de machine moeten worden bewerkt aan te drukken.

15 Met de constructie volgens de uitvinding kan nu naast een effectieve diepte-instelling voor de rotors een konstruktie worden gecreëerd met behulp waarvan tenminste de strook grond tussen de trekkerwielen zodanig kan worden aangedrukt, dat de werking van de machine ook bij een relatief diep insporen van 20 de trekkerwielen niet ongunstig wordt beinvloed.

Een verder aspect van de uitvinding betreft een grond-bewerkingsmachine voorzien van een aantal rotors die zijn voorzien van ten minste één bewerkingsorgaan en in een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende rij 25 naast elkaar in een"zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkend gesteldeel zijn aangebracht, waarbij zij— om althans nagenoeg verticale assen tijdens bedrijf motorisch aandrijfbaar zijn en het gesteldeel' aan de voorzijde is voorzien van ten minste één steunorgaan, terwijl middelen aanwezig zijn 30 met behulp waarvan een deel van het gewicht van de trekker op het steunorgaan overbrengbaar is. Hierdoor kan men, vooral op harde gronden, bereiken dat de tijdens het bedrijf met een opwaartse komponent op de machine werkende reactie-krachten kunnen worden tegengegaan.

35 Aan de hand van een tweetal uitvoeringsvoorbeeldén zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.

Figuur 1 geeft een machine weer voorzien van een 820 1 0 55 " " “~ λ •u-c’bL·- * -2- eerste uitvoeringsvoorbeeld van een konstruktie volgens de uitvinding, terwijl

Figuur 2 op grotere schaal een aanzicht weergeeft volgens de lijn II-II in figuur 1.

Figuur 3 geeft een machine weer voorzien van een 5 tweede uitvoeringsvoorbeeld van een konstruktie volgens de uitvinding.

De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine voorzien van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekkend, koker-10 vormig gesteldeel 1, waarin op gelijke afstand van bijvoor-keur 25 centimeter van elkaar zich in opwaartse, bij voorkeur verticale richting, üitstrekkende assen 2 zijn gelegerd van rotors 3 die elk een onder het gesteldeel op de as aangebrachte drager 4 en twee bewerkingsorganen 5 in de vorm 15 van tanden omvatten, die nabij de einden van de drager 4 zijn bevestigd en zich naar beneden uitstrekken.

Binnen het kokervormig gesteldeel 1 zijn op de respectieve assen 2 tandwielen 6 aangebracht, een en ander 'zodanig, dat de tandwielen op naast elkaar gelegen assen met 20 elkaar in aandrijvende verbinding staan. Nabij de einden van het gesteldeel 1 zijn tenminste tijdens het bedrijf zich in opwaartse en in de voortbewegingsrichting uitstrekkende beweegbare platen 7 aangebracht, waarmee de tanden 5 van de buitenste rotors 3'ter verkruimeling van de aarde en ter 25 verdeling van de verkruimelde aarde kunnen samenwerken.

Nabij het midden is de voorzijde van het gesteldeel-1 voorzien van een bok 8 voor aankoppeling van de machine aan de driepuntshefinrichting van een trekker. De bok 8 omvat zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende 30 strippen 9f die op de bovenzijde van het gesteldeel zijn bevestigd. De strippen 9 zijn nabij de achtereinden voorzien van tappen 10 waarom zich langs de strippen 9 naar voren uitstrekkende armen 11 verzwenkbaar zijn. De armen 11 zijn vanaf de achterzijde gerekend juist voorbij de voorzij-35 de van het gesteldeel 1 naar beneden afgebogen over een gedeelte dat enigszins schuin naar voren is gericht (fig. 2). Nabij de afbuiging van elk van de aimen 11 is verzwenkbaar een zich omhoog en enigszins schuin naar achteren uitstrek- 8201055 cf'.uü'doLC * - 3 - kende schroefspindel 12 aangebracht. Het ondereinde van de schroefspindel 12 is vastgezet aan de voorzijde van het ge-steldeel 1. Aan het ondereinde is het afgebogen gedeelte van elke arm 11 voorzien van een leger 13 voor een as 13A, die 5 vrij draaibaar is en deel uitmaakt van een tussen de armen 11 gelegen rol 14. De rol 14 omvat langselementen 15, die aan de omtrek van steunen 16 zijn aangebracht. De rol 14, die met de einden op althans nagenoeg gelijke afstand van het midden van het gesteldeel 1 is gelegen, is een zodanige breed-10 te toegedacht, dat de strook grond' tussen de trekker-achter-wielen van een trekker wordt bestreken. Met behulp van de schroefspindel 12 kan de stand van de rol, die tevens een steunorgaan vormt, ten opzichte van het gesteldeel 1 worden gewijzigd en daarmede de werkdiepte van de tanden 5 van de 15 rotors 3. Juist vóór de schroefspindel 12 is elk van de armen 11 voorzien van een steun 17, die enigszins schuin naar voren en boven en tevens schuin naar binnen is omgezet (fig. 1 en 2). Elke steun 17 is scharnierend verbonden met een einde van een hydraulische verstelcilinder 18 waarvan 20 de fuhktie later zal worden uiteengezet. De armen 11 vormen een draagconstructie voor de rol 14.

Aan elk van de einden van het gesteldeel 1 is nabij de voorzijde om een tap 19A vrij verzwenkbaar een zich naar achteren uitstrekkende arm 20 aangebracht, waartussen een 25 zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende drager 21 is bevestigd. De drager 21 is voorzien van op gelijke afstand van elkaar aangebrachte verende tanden 2IA. Nabij “ het midden van het gesteldeel 1 is de as 2 van een rotor 3 tot boven het gesteldeel verlengd en reikt hierbij in een 30 tandwielkast 22. In de tandwielkast 22 staat het verlengde van de as 2 via een aan de achterzijde aangebrachte toeren-variator 23 in aandrijvende verbinding met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as die aan de voorzijde buiten de tandwielkast 22 uitsteekt en via een tussen-35 as 24 met de af takas van een trekker koppelbaar is.

De werking van de in het voorgaande beschreven machine is als volgt:

Tijdens het bedrijf is de bok 8 van de machine met 8201055 ' - 4 - de driepun.tsh.ef inridating van een brekker gekoppeld en worden de respectieve rotors 3 vanaf de aftakas van de trekker via de in het voorgaande "beschreven overbrenging zodanig aangedreven dat naast elkaar gelegen rotors in tegengestelde 5 richting draaien en hierbij met hun tanden 5 tenminste aan elkaar grenzende stroken grond bewerken. De werkdiepte van de rotors 3 kan,zoals reeds vermeld, worden ingesteld door 'middel van de schroefspindels 12 en de aan de voorzijde aangebrachte rol 14. In het voorgaande werd er reeds op gewezen · 10 dat de breedte van de rol 14 zodanig dient te zijn, dat de afstand tussen de achterwielen van de trekker wordt bestreken. Op deze wijze kan met behulp van de rol 14 de tussen de door de trekkerwielen gemaakte sporen gelegen strook grond worden aangedrukt.

15 De in het voorgaande genoemde hydraulische verstel-, cilinder 18 is bedoeld om verzwehkbaar aan de achterzijde van de trekker te worden aangebracht (zie fig. 2) en kan hierbij met het hydraulisch circuit op de trekker worden verbonden. Met behulp van de hydraulische verstelcilinder 20 18 kan een deel van het gewicht van de trekker op de 'rol 14 worden overgebracht, zodat de aandrukkerde verking van de rol kan worden geïntensiveerd. Doordat de rol 14 de tussen de trekkersporen gelegen strook grond aandrukt', kan - vooral daar waar de wielen van de trekker de neiging hebben rela-25 tief diep in te sporen - de werking van de machine worden verbeterd.,

Met behulp van de aan de achterzijde aangebrachte drager 21 met verende tanden 21A kan een laatste bewerking van de aarde worden gegeven. Hierbij kan de drager 21 met 30 behulp van de amen 20 vrij op en neer bewegen.

Bij het in de figuur 3 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is een machine met een grotere werkbreedte afgebeeld, die voorzieningen heeft om ook buiten de trekkersporen gelegen stroken grond met behulp van een rol aan te drukken.

35 Bij het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in figuur 3 is de as 13A van de rol 14 aan weerszijden verlengd met. een deel 25 dat tot de einden van het gesteldeel 1A reikt en dat aan het vrije einde is ondersteund door middel van 8201055 y - 5 - een arm die zich. in de voort bewegingsrichting A uitstrekt, dezelfde uitvoering heeft als de armen 11 en nabij de achterzijde door middel van een zelfde bevestiging in hoogte-richting verzwenkbaar zijn aangebracht. Eik van de betreffen-5 de armen is door middel van een schroefspindel 12 op dezelfde wijze, als voor de armen 11 bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld is beschreven en afgebeeld, in hoogterichting verzwenkbaar. De armen 11 voor de rol 14 zijn bij dit uitvoerings-voorbeeld niet voorzien van een schroefspindel-verstelling.

10 De respectieve amen vormen ook hier een draagconstructie.

Op elk van de asdelen 25 is over een breedte, die overeenkomt met de breedte van de stroken grond buiten het trekkerspoor, die nog door de machine moeten worden bewerkt, een steunorgaan 26 in de vorm van een rol aangebracht, welke 15 rol qua lengte korter is dan de rol 14, doch verder dezelfde -uitvoering heeft. Met behulp van de schroef spindels 12 kunnen de buitenste amen 11 en daamee de rol 14 en de buitenste rollen 26 in hoogterichting worden versteld voor de regeling van de werkdiepte van de tanden van de respectieve rotors -3. 20 Evenals bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld kan tijdens het bedrijf door middel van de hydraulische verstelcilinders 18 een deel van het gewicht van de trekker op de respectieve rollen worden overgebracht, waardoor het aandrukken van de betreffende grondstroken kan worden geïntensiveerd. De wer-25 king van de machine volgens figuur 3 is geheel overeenkomstig de werking van de machine volgens het eerste uitvoeringsvoorbeeld.

Opgemerkt wordt, dat in de weergegeven uitvoerings-voorbeelden de trekker achter is voorzien van "dubbel lucht". 30 De konstruktie kan echter vanzelfsprekend ook bij "enkel lucht" worden gebruikt. De breedte van de buitenste rollen bij het tweede uitvoeringsvoorbeeld kan dan zijn aangepast.

De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande, doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet 35 beschreven.

-Conclusies- 8 2 0 1 0 55 ~

Claims (14)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal rotors, die zijn voorzien van ten minste één bewerkingsor-gaan en in een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende rij naast elkaar in een zich dwars 5 op de voortbewegingsrichting van de machine uit strekkende gesteldeel zijn aangebracht, waarbij zij om althans nagenoeg verticale assen tijdens het bedrijf motorisch aandrijfbaar zijn en het gesteldeel aan de voorzijde is voorzien van ten minste één in hoogterichting verstelbare rol, met het 10 kenmerk, dat de rol zich uitstrekt over een breedte die gelijk is aan de tussen de trekkersporen gelegen strook grond.

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de einden van de rol zich op althans nage-r 15 noeg gelijke afstand van het midden van het gesteldeel bevinden.

3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat tevens twee rollen aanwezig zijn, die een nog door de machine te bewerken strook grond aan weers- 20 zijden van het trekkerspoor aandrukken.

4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rol resp. de rollen op een gemeenschappelijke, in hoogterichting verstelbare, draagconstructie zijn aangebracht. 25

5· Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat voor de verstelling van de draagconstructie ten minste één schroefspindel aanwezig is, die zich schuin naar boven en naar achteren uitstrekt.

6. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn met behulp waarvan een deel van het gewicht van de trekker op de rol resp. de rollen kan worden overgebracht.

7. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal rotors die zijn voorzien van ten minste één bewerkingsorgaan 35 en in een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende rij naast elkaar in een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkend gestel- 8201055 - 7 - deel zijn aangebracht, waarbij zij om althans nagenoeg verticale assen tijdens het bedrijf motorisch aandrijfbaar zijn en het gesteldeel aan de voorzijde is voorzien van ten minste één steunorgaan, met het kenmerk, dat middelen aanwezig 5 zijn met behulp waarvan een deel van het gewicht van de trekker op het steunorgaan overbrengbaar is.

8. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 7» met het kenmerk, dat het steunorgaan ten minste één rol omvat.

9. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 10 6-8, met het kenmerk, dat de middelen een tussen de trekker en een draagconstructie voor de rol gelegen verstelcilinder omvatten. .

10. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 9» met het kenmerk, dat de verstelcilinder deel uitmaakt van de draag- 15 constructie voor de rol resp. de rollen.

11. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 4-10, met het kenmerk, dat de 'draagconstructie voor de rol resp. de rollen twee op afstand van elkaar gelegen amen omvat en ten minste één van de amen met de verstelcilinder 20 is verbonden.

12. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 9-11, met het kenmerk, dat de verstelcilinder verbindbaar is met. het hydraulisch circuit van de trekker.

13. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat achter de rotors een zich ' tijdens het bedrijf in hoogterichting vrij beweegbare van verende tanden voorziene drager bevindt.

14. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren. -o-o-o-o-o- 7 8204 0 55 “ .......